13
heerlycke en schoone huysen waren deuren,
vensteren, solderen en alt houtwerck verb rant, in
de beste en cierlyxste cameren hadden de paerden
ende beesten haere legers gehadt; het yserwerck,
anckers ende anders was uytte huysen gerooft’.
Karrevrachten vuil
Het naburige Delft zag in de ontluistering van de
hofstad een mogelijkheid om zelf regeringscentrum
te worden. De uit Den Haag gevluchte
regeringscolleges hadden immers al bescherming
gezocht binnen de veilige Delftse muren. De
Delftenaren gingen in hun overmoed zelfs zo ver,
dat zij voorstelden Den Haag maar meteen met de
grond gelijk te maken. Want een stad waarvan de
vijand zich zo gemakkelijk meester kon maken,
betekende een directe bedreiging voor de hele
omgeving. Prins Willem van Oranje wilde niets
weten van de Delftse plannen en liet, zodra het
oorlogsgevaar was geweken, de regeringscolleges
terugkeren naar het Binnenhof.
Er moest heel wat werk worden verzet voor de
oorlogsschade in het geteisterde Den Haag hersteld
was. Om te beginnen moesten karrevrachten vuil,
mest en puin worden weggehaald. Daarna konden
metselaars, timmerlieden, glazenzetters en
leidekkers aan de slag om de huizen op te knappen.
Ruim tien jaar na het vertrek van de Spanjaarden
keerden als laatsten de Staten-Generaal, die een
aantal jaren op steeds wisselende plaatsen hadden
vergaderd, voorgoed naar Den Haag terug. Ook
prins Maurits, die in 1585 zijn vader Willem van
Oranje als stadhouder opvolgde, koos Den Haag
als zijn residentie. Hij betrok het Stadhouderlijk
Kwartier op het Binnenhof dat tot aan de Franse
tijd de ambtswoning van de stadhouders zou
blijven.
Prins Maurits, een militair in hart en nieren, wilde
de stad versterken met vestingmuren en grachten.
Er dreigde geen direct oorlogsgevaar meer, maar de
kans op een plotselinge overval bleef altijd bestaan.
Een ontwerp voor verdedigingswerken met muren
en bolwerken is wel gemaakt, maar nooit
uitgevoerd. Of het nu zuinigheid is geweest of iets
anders, het enige dat Den Haag kreeg was een
grachtengordel, die tussen 1613 en 1619 is
gegraven en gelukkig nooit dienst heeft hoeven te
doen voor de verdediging van de stad.
Nieuwe grachten
Omstreeks 1600 was Den Haag een stad met zo’n
12.000 inwoners. In 1627 was dat aantal al
gegroeid tot 18.000. Om iedereen een dak boven
het hoofd te geven, moesten er veel nieuwe huizen
en huisjes gebouwd worden.
Aan weerszijden van het Spui ontstond een
levendig handelskwartier. Daar meerden de
schepen af, die bouwmaterialen, grondstoffen en
handelswaren aan voerden. Vandaar vertrokken
ook de veerschuiten op Delft en Leiden. Op den
duur konden het Spui en het Zieken de vele
schepen die gelost of geladen moesten worden, niet
meer verwerken. Er werden nieuwe grachten
gegraven: de Hout- en Turfmarkt, de
Schedeldoekshaven, de Nieuwe Haven, de
Ammunitiehaven en de Amsterdamse Veerkade.
De huizen die langs deze grachten werden
gebouwd, boden onderdak aan een groeiend leger
van kleine handelaars, schippersknechts,
De Brouwersgracht aan het
eind van de vorige eeuw. Ook
deze gracht werd enkele
jaren later gedempt. We
kijken hier vanaf de
Prinsegracht naar de
Zuidwal (GA).
De Amsterdamse Veerkade
vlak voor de demping in
1901. Hier was
oorspronkelijk de
aanlegplaats van de
veerschuiten op Amsterdam.
Later waren het vooral
vrachtschepen die hier
kwamen laden en lossen.
Omdat de Haagse grachten
eigenlijk open riolen waren,
die steeds verder vervuilden,
werden veel grachten
gedempt, waaronder de
Amsterdamse Veerkade.
Voor de scheepvaart werd de
Laakhaven gegraven (GA).
Links een portret van prins
Maurits. de zoon van Willem
van Oranje en Anna van
Saksen. Maurits volgde in
1585 zijn vader op als
stadhouder van Holland en
Zeeland. In datzelfde jaar
nam hij als eerste Oranje
permanent zijn intrek op het
Binnenhof waar hij later de
zogenaamde Mauritstoren
liet bouwen (GA).