21
het merendeel arbeiders. Van de totale
beroepsbevolking werkte 40% in de nijverheid, die
in die dagen de grootste werkgever in Den Haag
was. Vooral de bouwnijverheid en de
kledingindustrie boden werk aan veel mensen.
Verder had Den Haag twee grote metaalfabrieken,
de Prins van Oranje en de firma Enthoven. De
meubelfabriek van Pander Zonen maakte de
betere meubelen, de Rozenburg-fabriek het
kostbare Rozenburg-porselein en de fabriek van
Rademaker de beroemde Haagse Hopjes.
De arbeidsomstandigheden waren doorgaans bar
slecht. De meeste arbeiders werkten zes dagen in
de week en langer dan elf uur per dag. Ze kregen
een weekloon mee naar huis, dat de tien gulden
meestal niet te boven ging. Daar moest eerst één a
twee gulden huur vanaf, waarna er te weinig
overbleef voor het levensonderhoud. Kleding werd
meestal bij een uitdrager gekocht, als er al geld
voor was. Veel vrouwen en zelfs kinderen moesten
Taartjes van Krul
Aan het begin van deze eeuw was Den Haag al een
behoorlijk grote stad. Vooral de bewoners van de
nieuw gebouwde wijken waren vrij veel tijd kwijt
om in het centrum te komen. Voor de dames die
uitgebreid in de stad wilden winkelen, was de in
1903 aan het Noordeinde geopende
’Ververschingssalon’ van J.A. Krul dan ook een
ware uitkomst. Daar konden ze lunchen of even op
verhaal komen onder het genot van de zoete en
hartige heerlijkheden die Krul te bieden had. Al
spoedig was ’taartjes eten bij Krul’ een begrip voor
een baantje zoeken of zien dat ze er met thuiswerk
wat bij verdienden. Wie werkloos werd, was
aangewezen op de werkverschaffing of de bedeling.
Het Burgerlijk Armbestuur zorgde dan voor een
kleine financiële bijdrage en wat voedsel, brandstof
en kleding om de ergste pijn te verzachten.
Een van de grootste
werkgevers van Den Haag
was in de vorige eeuw de
firma Enthoven aan de
Pletterijkade. De pletterij, die
in haar bloeitijd zo 'n 450
arbeiders in dienst had.
verhuisde in het begin van
deze eeuw naar Delft (GA).
Daarnaast: Haagse hopjes
werden bij diverse fabrieken
gemaakt. Op deze foto uit
1933 zien we hoe de hopjes
worden ingepakt bij de
Koninklijke Bonbonfabriek
J.A: Krul (Particuliere
collectie).
Daaronder: In 1925 bestond
de Stoomwasscherij en
Strijkinrichting v/h H.A. van
Starrenburg aan de
Fahrenheitstraal een halve
eeuw. De was kon voor een
'populair tarief van 15 cent
per kilo worden gedaan,
maar voor hei dubbele
bedrag kreeg men 'het
huishoudgoed beter
gevouwen en het lijfgoed
keurig bijgestreken '(GA).
Hieronder de zilveren
gildebeker van het
bakkersgilde. Op het deksel
staal Sint Oberius. de
beschermheilige van het gilde
(GA).