1 I' iffSj», - stadsrand of ze hadden er hun eindpunt, de stoomtram uit het Westland aan de Lijnbaan en de dienst Leiden - Voorschoten - Den Haag op de Schenkweg. Het kon natuurlijk niet uitblijven: het Hollandse Spoor wilde niet onderdoen voor de concurrentie en liet nu ook een stoomtram naar Scheveningen rijden. De nieuwe dienst had de route die lijn 11 nog steeds volgt. Vanaf Hollandse spoor een eind langs de spoorbaan naar Rotterdam, dan afbuigend door de Zusterpolder en langs het Verversingskanaal door de Westduinen tot achter het dorp Scheveningen, waar het eindpunt lag bij Zeerust, direct aan het strand. Een zijtak van de nieuwe stoomlijn naar de Anna Paulownastraat boog af bij de Laan van Meerdervoort en reed langs de nieuwe Haagse buurten als het Zeeheldenkwartier en Duinoord. Deze zijtak betekende een ernstige concurrentie voor de stadstram. De elektrische koetsier Voor het Belgische paardetrambedrijf, dat in 1887 zijn hoofdkantoor naar Den Haag had verplaatst en nu opereerde onder de naam Haagsche Tramweg Maatschappij, werd het nu de hoogste tijd om ook te gaan moderniseren. Onder zijn nieuwe naam kwam het bedrijf al meteen met twee spectaculaire veranderingen. De paardetram naar Delft werd vervangen door een stoomtram. En op de lijn naar Scheveningen werd het allernieuwste snufje ingezet: de elektrische tram. In 1890 zagen de Hagenaars voor het eerst dit rijtuig zonder paard of locomotief langs het Kanaal rijden en weldra ook over de fraai aangelegde Nieuwe Parklaan. De tram reed op accu’s, die bij de remise in Scheveningen werden uitgewisseld en opgeladen. Met zo’n 4000 kilo aan accu’s kon de tram 70 kilometer rijden met een maximum snelheid van 30 km per uur. In de stad was echter maar 15 km per uur toegestaan. De bestuurder van de tram, de ’elektrische koetsier’ zoals de Hagenaars hem noemden, stond nog op het open voorbalkon, alsof hij het paard moest mennen. Na de aanleg van de bovenleiding in 1904 kwam hij voorgoed achter glas te zitten. De paardetram kon de snelle groei van de stad niet meer volgen. De afstanden werden steeds groter en de tram moest nu ook het hoofd bieden aan de concurrentie van fietsen en auto’s. Toen de gemeenteraad besloot het tramnet te elektrificeren, werden de zaken grondig aangepakt. Er kwamen nu ook lijnen naar de nieuwe wijken bij de Weimarstraat/Regentesselaan, de Schildersbuurt, het Bezuidenhout en het Statenkwartier. De eerste beugeltram reed op 4 augustus 1904, hoe kan het ook anders, naar Scheveningen. In de hele stad hingen de vlaggen uit en duizenden Hagenaars waren ’s avonds op de been om dit helverlichte sprookje op wielen met eigen ogen te kunnen zien. Monsieur Adolphe De voorganger van de fiets, de velocipède, was niet meer dan het sportieve speelgoed van de gegoede burgerij. De Haagse baron Otto Groeninx van Zoelen bracht in 1867 als eerste een exemplaar mee van de wereldtentoonstelling in Parijs. Maar toen het rijwiel aan het einde van de vorige eeuw het model kreeg, dat het sindsdien heeft gehouden, W lif' I II i! h ilS J 47 Daarnaast: Hotel Neuf, dal later Hotel Terminus heette, lag tegenover het station Hollandse Spoor. Nu slaat op deze plaats het Rijksbelastingkantoor (GA). Hierboven: Hel in 1844 geopende Logement De Nederlanden aan het Huygensplein kreeg in 1874 de wal deftiger naam Hotel des Pays-Bas (GA). Linksboven: In de Hofstraat was het hotel Lion d' Or gevestigd. Op deze litho uit omstreeks 1840 zien we op de achtergrond de Hofpoort, die toegang gaf tot hei Binnenhof (GA). 51111 ■M

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Ach Lieve Tijd 750 jaar Den Haag en de Hagenaars | 1984 | | pagina 19