F
I
I
k
Wilde bussen
De Boedapester
Ook het openbaar vervoer moest zich aanpassen
aan de nieuwe ontwikkelingen. In 1927 reed de
laatste stoomtram naar Scheveningen. De andere
stoomtram, van het station Staatsspoor naar
Scheveningen, kwam niet in handen van de HTM,
maar werd overgenomen door de Noord-Zuid
Hollandsche Tramweg Maatschappij, in de
wandeling de NZH genoemd, evenals de
stoomtram van de Schenkweg naar Leiden. Op het
gecombineerde traject reed een elektrische tram
van Scheveningen langs het Malieveld en de
Schenkweg via Voorburg, Voorschoten en Leiden
tot aan Katwijk en Noord wijk. De dienst werd
onderhouden met fraaie, gerieflijke tramstellen,
met als mooiste de legendarische ’Boedapester’.
De Hagenaars spraken al spoedig van de ’blauwe
tram’, ter onderscheiding van de gele
HTM-wagens. De HTM had namelijk in diezelfde
tijd een eigen lijn naar Leiden aangelegd langs de
Benoordenhoutseweg door Wassenaar en de
Haagse Schouw. Zowel de blauwe als de gele tram
waren bijzonder geliefd bij de Hagenaars. De
blauwe tram had het mooiste materieel, de gele
tram reed de mooiste route. Toch zijn beide lijnen
op den duur verdwenen.
Na de Eerste Wereldoorlog veroverde de autobus
zich een plaats in het openbaar vervoer. De
trambedrijven, die zich aan de strenge
voorwaarden van hun vergunning moesten
houden, kregen het zwaar te verduren. Allerlei
onderneminkjes van ’vrije jongens’ stortten zich op
het openbaar vervoer. De autobus was snel en vrij
in zijn bewegingen en was niet gebonden aan
allerlei beperkende voorschriften, want in de wet
was deze ontwikkeling niet voorzien. Een simpele
aanmelding bij de politie en een advertentie in de
krant waren voldoende om mee te doen. De ’wilde
bussen’ reden kris-kras door Den Haag en zelfs ook
buiten de stad. Deze vrije ondernemers reden bij
voorkeur de drukste routes op de drukste uren.
Minder aantrekkelijke lijnen en stille uren lieten
zij graag over aan de HTM, die verplicht was om te
rijden, passagiers of niet. Toch waren er onder de
wilde bussen ook serieuze ondernemers, die zich
keurig hielden aan te voren aangekondigde
dienstregelingen en die ook reden als de bus niet
vol was. Zo’n goed functionerend bedrijf met goed
onderhouden bussen was de ’Quickbus’ die in de
zomer van 1924 zelfs een nachtdienst van
Scheveningen naar de Rijswijkseweg liet rijden. En
dat heeft zelfs de HTM nooit gepresteerd.
De meeste wilde bussen werden echter gereden
door avonturiers die de bestaande tramlijnen
afstroopten. Vooral op het traject Den Haag - Delft
had de HTM daar veel last van.
’Autobusonderneming ABC’ liet bijvoorbeeld vlak
voor het vertrek van de tram een bus langs alle
haltes rijden om de daar wachtende passagiers op
te pikken. De trambedrijven moesten op sommige
lijnen zelf met autobussen gaan rijden om niet
volledig weggeconcurreerd te worden. Om die
reden werd de Westlandse stoomtram vervangen
door een busdienst. In 1924 zette de HTM in Den
Haag de eerste autobus in. Zogenaamd als
’versterking’ op de dienst naar Delft. De bus reed
echter langs de hele tramlijn en deed eigenlijk
wHnmnmimni»n
49
Hierboven: 'Wilde bussen',
vaak T-Fords. reden in de
jaren twintig zowel in als
buiten de stad. Tot 1927 kon
iedereen een autobusdiensl
beginnen. Nadien was daar
een vergunning voor nodig.
De 'vrije jongens'op deze
foto reden van het
Valkenboschkwartier naar
Loosduinen. Wateringen en
Naaldwijk (Particuliere
collectie).
Rechts op deze pagina: Deze
ATAM-huurauto van het
merk Voisin nam op 1 juni
1928 de bocht van de Nieuwe
Uitleg naar de Maliestraai
iets te ruim, maar werd dooi
de brugleuning behoed voor
een duik in de gracht. Over
belangstelling had de
onfortuinlijke chauffeur niet
te klagen (GA).
Onderaan deze pagina 's:
Omstreeks 1913 werd deze
taxi van het beroemde
Nederlandse automerk
Spijker op het Buitenhof
gefotografeerd. Achter het
stuur zit chauffeur A. van
Min (GA).