stadsbestuur toestemming hadden gekregen om op Den Haag te varen. Vanaf 1624 was de nieuw gegraven Veerkade de ligplaats voor de beurtschepen van en naar Amsterdam. Later werd deze gracht de Amsterdamse Veerkade genoemd, hoewel ook schepen naar andere steden zoals Delft en Rotterdam er hun ligplaats hadden. door de ’jager’. Een eenvoudige ’tent’ van zeildoek moest de passagiers beschermen tegen regen en wind. Maar al spoedig werden er grotere schuiten gebruikt, die voorzien waren van een geheel houten opbouw met ramen. Zo’n 24 tot 30 passagiers konden in deze schuiten een plaats vinden. In de achttiende eeuw bood de roef, een afgescheiden gedeelte van het ruim, plaats aan een achttal reizigers, die daar extra voor moesten betalen, maar ook ruimer konden zitten. Alle rangen en standen maakten gebruik van de trekschuit, die betrekkelijk goedkoop was. Hoe geliefd deze vorm van vervoer was, blijkt wel uit een gedichtje uit die tijd: Wie kan de vinding van de trekschuit ooit waarderen? Men reisd'als zat men t’huis: geen schokken draaijen, keeren Ontrust het lighaam, ’t zy men vaart bij dag of nagt Men vind al slapende zig op de plaats gebracht. Bij dag of nagt Naarmate zich meer reizigers aandienden, groeide de behoefte aan geregelde diensten met vaste aankomst- en vertrektijden. Zeilschepen waren daarvoor te afhankelijk van de wind en boden bovendien te weinig comfort. In de eerste helft van de zeventiende eeuw bracht de trekschuit uitkomst. Deze aanvankelijk betrekkelijk kleine scheepjes van zo’n 12 meter lengte, werden vanaf een jaagpad langs het water aan een lijn voortgetrokken door een paard, dat bereden werd ft 35 Hierboven: De trekschuit was eeuwenlang het ideale vervoermiddel om grotere afstanden af te leggen. Wie het kon betalen, huurde een plaats in de roef de overigen vonden een plaatsje in het ruim of op het dak. zoals op deze 19de-eeuwse tekening vanA. Vrolijk (GA). Daaronder: B.J. van Hove schilderde in 1820 hel Spui, gezien in de richting van het Zieken. Rechts is nog een gedeelte van het hek van de Nieuwe Kerk te zien. Links ligt de Hout- en Turfmarkt. Deze gracht is in 1903 gedempt, evenals het Spui tussen de Nieuwe Kerk en de Bierkade. Van deze plaats vertrokken de beurtschepen. De bel bovenop het huisje werd geluid om het vertrek aan te geven (HGM). Daarnaast: Zo zag de Hoornbrug er in het begin van de 19de eeuw uit. We kijken in de richting van Den Haag. Achter de brug ligt de uitspanning 'Het Molentje', vanwaar de bezoekers een mooi uitzicht hadden op de Vliet en de voorbij varende schepen. Achter de bomen staat de uit 1588 daterende korenmolen, de enige die er in Rijswijk was (GA).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Ach Lieve Tijd 750 jaar Den Haag en de Hagenaars | 1984 | | pagina 7