I'M witte bef, moesten de betreffende buren de baar tot aan het graf dragen. Na afloop van de plechtigheid leverden zij op het kerkhof de penning weer in en incasseerden het draagloon. Wanneer de buurten zijn ontstaan is niet bekend, maar in 1571 waren er in ieder geval al veertien. Veelal zullen ze historisch zijn gegroeid. Elke buurt had zijn eigen naam. Soms was die ontleend aan de belangrijkste straat in de omgeving, zoals de Noordeindebuurt en de Wagenstraatbuurt. Ook droegen ze wel een van ouds gebruikte aanduiding. Zo heette de buurtvereniging van de Vijverberg en omgeving Illustre Parelbuurt. De buurten hadden een eigen bestuur, dat werd gekozen uit de bewoners die lid waren. In principe kon iedereen toetreden, maar hij moest dan wel contributie betalen en daartoe was niet iedereen in staat. In de praktijk waren het dan ook voornamelijk bemiddelde Hagenaars die tot die verenigingen behoorden. In de zeventiende en achttiende eeuw ging het oorspronkelijke karakter van de buurten steeds meer verloren. De magistraat ging zich bemoeien met de samenstelling van het bestuur. Daarnaast gingen de regenten ertoe over zaken als het ophalen van vuilnis en het ontsteken van de straatlantaarns zelf te regelen. De kosten werden gedekt door het heffen van as- en vuilnisgeld en straat- en lantaamgeld. Schepenen in de Vierschaar Voor het bestraffen van misdrijven en overtredingen van keuren en wetten en het beslechten van conflicten tussen burgers onderling bestond een rechtsprekend college: zeven schepenen onder voorzitterschap van de schout. Een van de schepenen kwam altijd uit Scheveningen. De schout trad op als aanklager, hij sprak aan het eind van de zitting het vonnis uit en zag er vervolgens op toe dat het ook werd uitgevoerd. Het ’oordeel vinden’ en het bepalen van de strafmaat gebeurde in de Vierschaar, een kamer die zich nog altijd in het oude stadhuis aan de Groenmarkt bevindt. Was er een misdrijf gepleegd, dan was het de taak van de baljuw de dader te vinden. Hij werd daarbij geassisteerd door twee substituut-schouten, een schout in Scheveningen en een aantal dienders of rakkers. Daarnaast maakte de baljuw gebruik van ’stille wakers’ en verklikkers. Na arrestatie werd een verdachte gevangen gezet in een van de kerkers van het stadhuis en verhoord. Dat verhoor verliep niet altijd geweldloos. Soms was een rondleiding door de folterkamer al voldoende om een bekentenis los te krijgen. Zo niet, dan kwam de pijnbank eraan te pas. Verdachten kregen letterlijk de duimschroeven aangedraaid om ze tot een bekentenis te dwingen. Een bekentenis was in die tijd immers nodig om tot een vonnis te kunnen komen. Maar een bekentenis op de pijnbank was niet voldoende, de verdachte moest zijn schuldbekentenis ook nog eens herhalen 'buyten pijn ende banden van ijzer’. De beul van Haarlem Eenvoudige lijfstraffen zoals brandmerken voerden de dienders uit. Zij kregen er extra salaris voor. Voor de uitvoering van doodstraffen huurde men de beul van Haarlem. Deze beul had heel Holland en Zeeland als werkterrein en was officieel in grafelijke dienst. Hij genoot een vast jaarsalaris, maar verdiende er het een en ander bij door 87 Rec his: In de I6de, 17de en 18de eeuw kende Den Haag een aantal buurten, een soort verenigingen, opgericht door bewoners van bij elkaar liggende stralen. De kater op de hier afgebeelde penning uit 1673 geeft aan dal hel een buurtpenning van de Kalersiraatbuurt is. Deze 18de-eeuwse buurtbus behoorde toe aan de St.Anlhonius- of Geestbuuri. Het bestuur van elke buurt bezat een dergelijke bus, waarin de inkomsten werden gedeponeerd, zoals contributies of boetes die moesten worden betaald als men zonder af te zeggen wegbleef van een vergadering. Hel geld werd gebruikt om de mensen die een buurtgenoot ten grave hadden gedragen, uil te betalen. Ook werden er buurtfeesten mee gefinancierd. Op de afgebeelde buurtbus staal op een der zijden dan ook de tekst: 'Hier word Gelyd om te verteere in Vroolykhyd' (HGM). Daarnaast: Buurtleden die de begrafenis van een buurtgenoot moesten begeleiden, kregen vaak een penning uitgereikt mei de afbeelding van een lijkbaar met dragers, zoals deze penning van de Jonkmansbuurl van het Noordeinde uil 1778 (HGM).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Ach Lieve Tijd 750 jaar Den Haag en de Hagenaars | 1985 | | pagina 11