SU
■r We. c
J*
moesten tropisch verfhout raspen. Daarom heette
zo’n tuchthuis meestal rasp- en spinhuis.
Het Haagse tuchthuis stond aan de Prinsegracht op
de hoek van de Lombardstraat. Hagenaars gingen
er graag tegen betaling kijken naar het gezwoeg van
de gevangenen. En wat betreft de daar verblijvende
prostitueés bleef het vaak niet bij kijken alleen.
Baljuw Frederik Hendrik van Wassenaar
verzuchtte althans in 1752 dat het Haagse
tuchthuis eerder een huis van ontucht was!
De schepenen of het Hof van Holland
Evenals de schepenbank, die de plaatselijke
rechtspraak regelde, was ook het Hof van Holland
in Den Haag gevestigd. Bij dit laatste college
konden de bewoners van het graafschap Holland in
beroep gaan tegen een vonnis van hun plaatselijke
rechtbank. Van oudsher mocht het Hof bovendien
rechtspreken over edelen, geestelijken, grafelijke
ambtenaren zoals de baljuw en de schout, alsmede
over de zogenaamde personae miserabiles,
waarmee men weduwen, wezen en onder curatele
gestelde personen bedoelde. Overal deze personen
had de Haagse magistraat dus geen zeggenschap.
Aangezien veel inwoners van Die Haghe in dienst
waren van grafelijke instellingen, waren er tussen
de schepenen en het Hof van Holland regelmatig
conflicten wie over deze ’Suppoosten van den
Hove’ recht mocht spreken. Hoe ingewikkeld het
soms kon worden, toont de zaak van Jan
Swartshof, een ruiter in het leger. Swartshof had op
16 juni 1721 in een gevecht aan de
Zuid-Buitensingel luitenant Christiaan Hoffeling
om het leven gebracht. Niet alleen het Hof van
Holland en de magistraat eisten de zaak op, maar
ook de Krijgsraad meende het recht te hebben de
dader te beoordelen. Uiteindelijk beslisten de
Staten van Holland dat de magistraat de zaak
i.TWi 1
90
Linksboven: Tol 1902 bleef
hei tuchthuis op de
Prinsegracht in gebruik. Nog
in 1828 was het gebouw met
enkele huurpanden
uitgebreid. Na die
verbouwing ging het Huis
van Burgerlijke en Militaire
Verzekering heten. In 1910
werd het gebouw afgebroken
om plaats te maken voor het
kantongerecht (GA).
Daarnaast: De Vierschaar of
Schepenzaal in het stadhuis
aan de Groenmarkt ontleent
zijn naam aan de
rechtsprekende taak van het
vroegere stadsbestuur. De
Vierschaar was in de
oorspronkelijke betekenis de
met vier banken afgezette
plaats waarbinnen recht
gesproken werd. Tegen een
van de wanden staat de
Schepenbank, waarop de
schepenen plaats namen om
het vonnis voor te lezen. In
1671 lieten zij een nieuwe
schepenbank vervaardigen,
met op de achterwand drie
schilderstukken van Willem
Doedijns, die het Oordeel
van Salomo uitbeelden. De
aquarel van J.G. Smits geeft
de situatie weer, zoals die in
1869 was (GA).
Daaronder: J. Merken
schilderde in 1753 hel
gedeelte van de Prinsegracht,
waar de Lange
Lombardstraat op uit komt.
Op de rechter hoek staat het
in 1662 voltooide Tucht- of
Spinhuis, waar landlopers,
bedelaars en prostituees te
werk werden gesteld. De
cipiers bekommerden zich
nauwelijks om de slechte
omstandigheden, waarin de
gevangenen moesten leven.
Zij hadden meer
belangstelling voor het
tappen van bier of wijn voor
bezoekers die de
ingeslotenen als een soort
kermisattractie kwamen
bekijken (HGM).
--
I