I Voor alles een keur Tot de taken van het stadsbestuur behoorde het uitvaardigen van ’keuren’, verordeningen waarmee alle mogelijke aspecten van het dagelijkse leven werden geregeld. We zijn vaak geneigd te denken dat alleen in onze tijd alles aan voorschriften gebonden is, maar ook in de middeleeuwen werd de kwaliteit van levensmiddelen al met keuren bewaakt. Vanaf 1651 bijvoorbeeld was het niet langer toegestaan boter te vermengen met ’oriolanus-oranjewater’. Deze stof gaf de boter een fraaie rode kleur, waardoor die voor een hogere prijs kon worden verkocht. De magistraat achtte de toevoeging echter schadelijk voor de gezondheid. In een keur was ook bepaald wat het gewicht van brood moest zijn. Niet alle keuren sorteerden overigens evenveel effect. Zo was bepaald dat iedere bewoner van Die Haghe de zorg had voor het onderhoud van het stukje straat voor zijn huis. In de praktijk wierpen de Hagenaars hooguit af en toe wat mest in een kuil om het straatvlak een beetje egaal te maken. De meeste straten waren trouwens niet veel meer dan modderpaden. Dat gold overigens niet voor de weg van de Papestraat naar het Binnenhof. Speciaal voor zijn geliefde A lei da van Poelgeest had graaf Albrecht deze route vanaf haar woning laten plaveien. Er waren nog talloze andere verordeningen op het schoonhouden van de straten, putten en de grachten. De vervuiling was een aanhoudende zorg van de magistraat, want in het middeleeuwse Die Haghe gooiden de inwoners hun huisvuil, vlees- en visafval op straat of daar waar het ze uitkwam. Pas in 1540 werd de bevolking verplicht het vuil daadwerkelijk te deponeren in op straat geplaatste ’crebben’. Op overtreding stond een boete van vijftien stuivers. De baljuw moest er op toezien dat alle keuren en wetten werden nageleefd. Zoals hij ook lette op de naleving van belastingregels en in de gaten hield dat de straatlantaarns werden aangestoken. Gaandeweg beperkte de overheid zich echter niet langer tot het uitvaardigen van regels en het toezicht daarop, maar ging zij zelf zaken ter hand nemen. In 1615 werden mensen aangesteld om de riolen en goten schoon te maken. Volkswoede op de Veerkade Regels maken en veranderen was een zaak waar de bevolking niet aan te pas kwam. Maar net als in het Kan, een hoog in aanzien staand lid van de Raad van Brabant, moest op die manier duur betalen voor zijn amoureuze avontuur. Dergelijke praktijken bezorgden Van Banchem veel vijanden. De baljuw achtte zich echter onaantastbaar. Zijn familie had al vele generaties bestuursfuncties bekleed en bovendien wist hij zich beschermd door stadhouder Willem III, op wiens aandrang Van Banchem ook zijn functie had gekregen. Toch moet de baljuw vermoed hebben dat zijn positie wankelde. Hij probeerde althans de schutterij over te halen om hem in geval van arrestatie door het Hof van Holland - de rechtbank van de provincie - te beschermen. En dat ging wel erg ver. De baljuw werd door het Hof ter dood veroordeeld. Voordat het vonnis in 1680 kon worden voltrokken, stierf hij echter in de gevangenis. 83 Rechtsboven hel stadhuis zoals het omstreeks I860 werd geaquarelleerd door A. Vrolijk. Links van het torentje ligt de in 1733 gebouwde vleugel. In de tweede helft van de 19de eeuw werd door de toename van het aantal ambtenaren het ruimtegebrek steeds groter. In 1882 werd daarom besloten nogeens enkele panden aan de rechterkant van het stadhuis te slopen en er een nieuwe vleugel voor in de plaats te zetten. Sinds 1975 staat op die plaats het gebouw waarin zich de Raadszaal en het Gemeentelijk Informatiecentrum bevinden (GA). In de middeleeuwen droegen bodes een bus aan hun gordel, waarin de geschreven stukken, die zij van de ene plaats naar de andere moesten brengen, waren op geborgen. Vanaf de 15de eeuw werd aan de bodebus een schildje toegevoegd met het wapen van de instantie, die de bode vertegen woordigde: hel stadsbestuur, een ambachtsgilde of de Staten-Generaal. De taken van de bode kregen echter steeds meer een representatief karakter. De bodebus verloor zijn oorspronkelijke functie en werd een meestal fraai uitgevoerd ambtsteken, zoals deze Haagse bodebus uit 1804. rechts op deze pagina. (HGM). De bodebus werd dan ook niet meer aan de gordel, maar op de borst gedragen, zoals te zien is op de afbeelding hierboven. Deze bodes - een detail van een gravure door P.C. la Fargue - maken deel uit van de begrafenisstoet van prinses Anna, die in 1759 overleed (GA).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Ach Lieve Tijd 750 jaar Den Haag en de Hagenaars | 1985 | | pagina 7