.J;7 tel ft v Buizen en bommen h'. kregen de Scheveningers toestemming van de graaf een eigen priester aan te stellen en in 1466 werd Scheveningen een zelfstandige parochie. Belangrijke kerkelijke gebeurtenissen zoals dopen, trouwen en begraven, konden voortaan in het eigen dorp plaatsvinden. Groot was het dorp niet. Van de middeleeuwen tot omstreeks 1800 schommelde het aantal huizen tussen de 200 en 300. De bevolking groeide in diezelfde periode overigens wel van 1000 naar 3500. De Scheveningers huisden dus met steeds meer mensen in de piepkleine woninkjes. Rijk was het dorp evenmin. De meeste bewoners haalden een karig bestaan uit de visvangst. Toch zochten de Scheveningers niet naar andere inkomstenbronnen. Juist de visvangst heeft eeuwenlang het leven in Scheveningen grotendeels bepaald. In de jaren ’50 namen de Scheveningers meer dan de helft van de Nederlandse haringaanvoer voor hun rekening. Maar dat is niet altijd zo geweest. Tot ver in de middeleeuwen werd alleen op haring gevist waar deze vissoort vlak onder de kust voorkwam, en dat was toen onder de Schotse kust en bij Noorwegen en Zweden. Kooplieden brachten de aan wal gezouten haring naar de steden in Holland, Zeeland en Vlaanderen. Aan de Scandinavische kusten duurde het haringseizoen overigens maar enkele weken, omdat de haring al jong naar het zuiden trekt. Het waren Hollanders die aan het begin van de vijftiende eeuw op het idee kwamen de haring op zijn jaarlijkse trek te volgen. Met zogenaamde ’haringbuizen’, scheepjes van zo’n twintig meter lengte met twee of drie masten en een kiel, zeilden de Hollandse vissers de Noordzee op. De schepen hadden hun havens in de Maassteden Brielle, Vlaardingen, Maassluis en Rotterdam, en in West-Friesland. De haringvisserij ontwikkelde zich weldra tot een belangrijk middel van bestaan en de lijfarts van keizer Karel V overdreef niet toen hij schreef: ’Meer goud en zilver dan andere volken met zware arbeid uit de grond delven, vissen de Hollanders uit zee’. Aan Scheveningen gingen deze gouden vangsten, voorbij. Langs ’de Zijde’, zoals de duinenrij boven Jjïcll jAMr 1 pA- 104 Uiterst links: Deze zilveren beker uit 1767behoorde toe aan het Scheveningse Sint Adriaansgilde, dat in de 15de eeuw moet zijn opgericht. In het gilde waren neringdoenden als tappers en bakkers verenigd (HGM). Daarnaast twee bladzijden uit het 'Visboock'. dat de strandvonder van de Graaflijkheid Holland. Adriaan Coenenzoon van Schilperoort. in 1577en volgende jaren samenstelde. Het rijk geïllustreerde boek telt 410 bladzijden en is hoofdzakelijk gevuld met beschrijvingen van vissen en de visserij (Koninklijke Bibliotheek). Op dit vroeg 17de-eeuwse schilderij zien we hoe vissers hun schuiten op hel strand laten lopen. Links op de voorgrond ligt vis die ter plekke zal worden verkocht, daarachter is een feestje aan de gang. Er wordt gedanst en in de boot wordt bier uit een vat gelapt (HGM). Onderaan op de rechterpagina: Van hel Sint Pieters gilde uit Scheveningen is een zilveren gildeplaat uit 1692 bewaard gebleven. Dal de visserij een belangrijke rol in het gilde moet hebben gespeeld, bewijst de figuur in het midden van de gildeplaat. Het is Sint Pieter (Petrus), de beschermheilige van de vissers (HGM). W.: -- .~CZL

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Ach Lieve Tijd 750 jaar Den Haag en de Hagenaars | 1985 | | pagina 4