1
ft- -S
105
Hoek van Holland werd genoemd, lagen geen
natuurlijke havens en de kielschepen konden hier
dus niet terecht. De Scheveningers visten met
’pinken’, schuiten van zo’n tien meter lang en met
een platte bodem, die op het strand konden worden
getrokken. De Scheveninger bleef met zijn pink
vlak onder de kust en viste daar op tong, wijting,
kabeljauw, schelvis, schol en zalm. Alleen in de
maanden oktober en november, wanneer de
trekkende haringscholen bij Great Yarmouth in
Engeland arriveerden, waagden enkele
Scheveningers zich met hun pinken op
haringjacht.
Dit veranderde toen halverwege de achttiende
eeuw de scheepstimmerwerven achter de duinen
een groter scheepstype gingen bouwen: de
bomschuit, een platbodem van vijftien meter lang
en half zo breed. De bomschuit kon meer
proviand, meer netten en tonnen meenemen dan
de kleine pink. Nu werd het ook mogelijk langere
reizen te maken. Scheveningen en andere
kustdorpen gingen deelnemen aan de
haringtochten en werden geduchte concurrenten
van de Maassteden.
Het kaakmonopolie
De Maassteden vonden echter al snel een middel
om hun heerschappij te handhaven. Al in de
veertiende eeuw was namelijk ontdekt dat de
haring langer houdbaar bleef, als de
scheepsbemanning de vis onmiddellijk na de
vangst met een ’kaakmesje’ kaakte en de haring
vervolgens met zout in tonnen legde. Met geen
andere bedoeling dan de Maassteden economisch
te bevoordelen, verbood het ’Collegie voor de
Zeevissche rijen’ de bom vissers de door hun
gevangen haring te kaken. De Scheveningers
mochten wel haring vangen, maar op het bereiden
van pekelharing stonden zware straffen. Het hoge
college was van mening dat de platbodems hun
geluk maar moesten beproeven op de ondiepe
haringgronden, waar een mindere kwaliteit haring
voorkwam, die alleen geschikt was om gerookt te
worden. Pas in 1857, na talloze verzoekschriften
en protesten, werd het kaakmonopolie eindelijk
afgeschaft. De gekaakte haring van de
bommenvloot bleef echter nog lange tijd de naam
houden van inferieure kwaliteit te zijn. Op de
5'
Y.
J.
Rechtsboven: Eind mei
maakte de vloot zich klaar
voor de haringvangst. De
kuipers werkten in die dagen
op volle toeren om de vele
tonnen die nodig waren voor
de vis, maar ook voor mee te
nemen drinkwater, zout en
steenkool, op lijd af te
leveren. Op de voorgrond van
deze foto, gemaakt op 25 mei
1935, ligt een stapel houten
hoepels die om de duigen
heen worden geslagen (GA).
Daaronder: Eeuwenlang was
het in Scheveningen de
gewoonte met de
vissersschepen op het strand
te landen. Daarom hadden
de bomschuiten, die we hier
op een foto uit het eind van
de vorige eeuw zien, een
platte bodem. De karren
dienden voor het vervoer van
de netten en de tonnen (GA).
■u
t
Hierboven: Achter de Oude
Kerk lag het Schuitengat, een
brede naar het strand zacht
glooiend aflopende duinpan.
Daar werden
reparatiewerkzaamheden
aan de schepen verricht. Op
deze tekening, in 1774
gemaakt door P.C. la
Fargue, wordt een bomschuit
door paarden vanuit het
Schuitengal naar zee
getrokken (GA).
..AA1