Plannen voor een haven
Vlaardingse afslag gold een apart tarief voor
’bommenharing’, dat - ongeacht de werkelijke
kwaliteit - een gulden lager lag dan dat voor
’bui zen haring’.
De opheffing van het kaakmonopolie kwam net op
tijd. Na 1850 begon de bevolking van Nederland
en de buurlanden snel in omvang toe te nemen en
daarmee groeide ook de markt voor haring. De
bomschuiten kregen grotere afmetingen zodat ze
meer konden vervoeren, maar het nadeel daarvan
was dat de grote schepen ook trage zeilers waren.
De in Rotterdam geboren Scheveningse reder
A.E. Maas bracht om die reden in 1866 een ander
scheepstype in de vaart: de Franse ’lougre’, hier
logger genoemd.
Adriaan Maas was een vooruitstrevend reder. De
logger was namelijk niet de eerste vernieuwing
waarmee hij de behoudende Scheveningse vissers
schokte. Maas was ook de eerste geweest, die
katoenen fabrieksnetten gebruikte in plaats van de
door de Scheveningse vrouwen van hennep
gebreide netten. Hij maakte zich met de uit
Schotland afkomstige fabrieksnetten bepaald niet
geliefd bij de bevolking, want andere reders
volgden zijn voorbeeld en veel Scheveningse
vrouwen raakten daardoor een belangrijke bron
van inkomsten kwijt.
Niemand kan echter ontkennen dat Maas veel voor
de visserij in Scheveningen heeft gedaan. Onder
het pseudoniem K. Fuhri schreef hij in 1851 een
brochure met de titel ’Wat is Scheveningen en wat
zou Scheveningen kunnen zijn?’ Daarin ging hij,
geheel in de geest van zijn pseudoniem, furieus te
keer tegen de overvloed aan overheidsreglementen
voor de visserij. Later ijverde hij voor de aanleg
van een haven in Scheveningen. Het was voor
Maas namelijk duidelijk dat de logger de
106
Linksboven: Hei repareren
van de visnetten, hel
zogenaamde 'boeten', werd
meestal onder leiding van
een hoofdvrouw gedaan door
vissersvrouwen. Aangezien
de netten tijdens de visvangst
veel schade opliepen en er op
één boot 100 d 150 netten van
16 bij 31 meter meegingen,
was het boeten een enorm
karwei, 's Zomers zaten de
vrouwen in het open veld of
langs de haven waar nu hel
gebouw van de visafslag
staal. In het vroege voorjaar
en het najaar gebeurde het
boeten binnenshuis, zoals
deze foto uit 1938 laat zien.
Een groep van ongeveer
twintig vrouwen zat rondom
een hoop netten, steeds met
z ‘n tweeën werkend aan één
net, onderwijl psalmen en
liedjes zingend (GA).
Onderaan op de
rechterpagina: Zo ging een
Scheveningse visvrouw in de
18de eeuw gekleed.
Opmerkelijk is de hoed
waarop een mand met vis
balanceert. De hoed is van
een brede rand voorzien om
het gezicht te beschermen
tegen het afdruipende
visvocht (GA).
Daarnaast: Om de netten
voor verrotting te behoeden,
werden ze 'getaand’. Dit
gebeurde aanvankelijk door
ze te koken in water met
eikeschors en later door ze te
laten weken in water
waaraan looistof was
toegevoegd. Op de foto zien
we hoe bij de
Harstenhoekweg de netten
op palen te drogen hangen,
terwijl een hoog opgeladen
netten wagen er tussendoor
rijdt (Foto
Schimmelpenningh/GA).
Daaronder: F. Breuhaus de
Groot maakte in 1838 dit
schilderij dat laat zien hoe
een bomschuit door paarden
naar zee wordt getrokken
(HGM).