discussies. Het was duidelijk dat een haven van levensbelang was voor de Scheveningse visserij. Toch zou het nog tot 1900 duren voor in opdracht van de gemeente de eerste spade de grond inging. De schipper van de Sch. 138 van rederij De Niet wilde op maandagochtend 21 november 1904 maar wat graag als eerste de nieuwe haven binnenvaren om daarmee een premie van duizend gulden te verdienen. Het was echter laag water, het schip liep vast en was verloren. Enkele dagen later probeerden twee andere bommen het, maar ook zij liepen vast. De haven bleek te ondiep, te klein en bovendien zette de deining van de zee zich tot in de haven voort, zodat het bij slecht weer geen veilige ligplaats was. Al vier jaar na de openstelling begon het college van Burgemeester en Wethouders te pleiten voor een tweede haven, maar de gemeenteraad voelde op dat moment weinig voor nog zo’n kostbaar project. Pas in 1931 werd de Tweede Vissershaven in gebruik genomen. Het leven aan boord Op zee was het keihard aanpakken. Eenmaal op de visgronden aangekomen, werden de netten zo snel mogelijk uitgezet. Aaneengeschakeld tot een vleet, hingen de netten dan aan drijvende tonnetjes als een kilometers lang gordijn recht in het water. Om twee uur ’s nachts was het tijd om de vleet te halen en de haringen uit het net te schudden. Was de vangst goed, dan ging de vleet meteen weer het water in. Onderwijl werden de vissen gekaakt en met zout in tonnen gelegd. Pas rond het middaguur was er gelegenheid om weer wat te slapen, tenzij de vleet alweer voldoende haring bevatte. Dan gingen de vissers gewoon door. Het was zeker geen uitzondering als er een etmaal achter elkaar werd doorgewerkt zonder een uur slaap. De bemanning had daar zelf ook belang bij, want in 1928 bestond het loon van de gezamenlijke bemanning nog uit 24 procent van de opbrengst van de vangst. Niet 109 Hierboven: Veel Sc he ven i n gse vrouwen hadden wel een echtgenoot, zoon of broer aan boord van een schip. Bij het afscheid wenste men elkaar 'zegen en bewaring'. Daarna liepen de vrouwen en kinderen naar een van de havenhoofden om, zoals op deze foto uit 1930. de schepen zolang moge lijk uit te zwaaien (GA). Daarnaast: In de krebben, rechts op deze uit 1959 daterende foto, werd de vangst verzameld. Met een 'bollenet schepte een visser er een lading haring uit en bracht die naar de haringkakers. Pas als alle tonnen vol waren, werd de thuisreis aanvaard (Scheven!ngs Museum). Rechts: Op de achtergrond zitten matrozen haringen te kaken. De gekaakte haring werd gestort in de 'warrebak waar de 'warremanmet zijn 'warleutel'de vis met zout vermengde en dan weer in een mand schepte Sc he veni ngs M use um).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Ach Lieve Tijd 750 jaar Den Haag en de Hagenaars | 1985 | | pagina 9