750 jaar Den Haag, de Hagenaars en het hofleven i't waarbij de graaf en zijn voornaamste gasten gezeten waren op een verhoging bij de schouw. Aan een grote, lager gelegen tafel zat het gevolg en aan weer een andere tafel de muzikanten. De feestdis getuigde van overdaad en was buitengewoon afwisselend samengesteld. In de bossen bij Haarlem had men tevoren herten, reeën en wilde zwijnen geschoten. Uit het vleeshuis werd varkens-, schape- en rundvlees gehaald. En voorts verschenen op tafel vele soorten rivier- en zeevis. Vooral karper was bijzonder geliefd. Op het menu stonden ook gerechten die we tegenwoordig niet meer zo gauw opgediend krijgen, zoals berevlees en gebraden reiger of bruinvis en zwaan. Hét statussymbool voor rijke mensen was echter het gebruik van specerijen. In de huishoudrekening over 1326/27 van Johanna van Valois, de vrouw van graaf Willem III van Holland, worden genoemd: gember, kaneel, peper, kruidnagel, nootmuskaat, cardamon en foelie en ook Onder redactie van Maarten van Doom, Charles Dumas, Dick van der Maarel, Michiel van der Mast, Coos Versteeg en Peter Wander; met medewerking van Robert van Lit en Marieke Tiethoff. Het hofleven in Den Haag speelde zich voornamelijk af op het Binnenhof. Een verblijf van de graaf bracht er altijd een grote drukte: zijn gevolg bestond vaak uit meer dan honderd mensen, merendeels edelen. De Meester Camerlinck zorgde ervoor dat iedereen onderdak kreeg en regelde allerlei huishoudelijke zaken, de Meester Ridder fungeerde als opper-ceremoniemeester en de Meester Cnaep stond aan het hoofd van de jonge edelen die tijdens de maaltijden aan tafel bedienden. De eerste graven kwamen echter nauwelijks toe aan een uitbundig hofleven. Ze waren voortdurend verwikkeld in oorlogen en waren daardoor vaak afwezig. Pas in de tweede helft van de veertiende eeuw, onder graaf Albrecht, werden de tijden rustiger en kon de Ridderzaal menigmaal het decor vormen van luisterrijke festijnen. In de middeleeuwen begonnen dergelijke hoffeesten doorgaans met een uitgebreid maal, w’W 1 Op het omslag een ruiterstoet, een zogenaamde cavalcade, op het Buitenhof. Op de achtergrond van dit schilderij, dat wordt toegeschreven aan H.A. Pacx, zijn de Hofvijver en het Stadhouderlijk Kwartier zichtbaar. Het is een denkbeeldige ruiterstoet, waarin onder andere de prinsen Willem de Zwijger, Maurits en Frederik Hendrik te herkennen zijn. De afgeheelde personen hadden nooit in werkelijheid zo geportretteerd kunnen worden, want Willem de Zwijger was al dood toen Frederik Hendrik pas een half jaar oud was (Mauritshuis). Op de linker pagina: Na het overlijden van Frederik Hendriks echtgenote Amalia van Solms in 1675. erfde haar dochter Albertina Agnes het Huis ten Bosch. In 1686 schonk zij het echter aan haar neef stadhouder Willem III. Ter gelegenheid van deze schenking gaven de prins en zijn echtgenote, prinses Mary, een groots bal in de Oranjezaal, waarvan Daniël Marot deze fraaie ets maakte (GA). Rechts: Dit fragment van een plattegrond van Den Haag uit 1597 door J. de Gheyn laat de indeling van het Binnenhof en omgeving goed zien. Rechts op het Binnenhof staat de door de graven Willem II en Floris V gebouwde Ridderzaal, in de middeleeuwen het symbool van de grafelijke macht. Het uilgeslrekte tuinencomplex rechts van het Binnenhof ter plaatse van het latere Plein, behoorde eveneens tot het grafelijke domein. Op het Buitenhof links, stonden oorspronkelijk de dienstgebouwen en de paardestallen (GA). TL 151

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Ach Lieve Tijd 750 jaar Den Haag en de Hagenaars | 1985 | | pagina 3