215 Buitenom, waar ze als Haagsche Plateelbakkerij Rozenburg vazen, serviesgoed en tegels produceerde. Rozenburg was voor die tijd geen slechte werkgever. In andere aardewerkfabrieken kwam het voor dat het personeel de nog gloeiende ovens werd ingestuurd om het baksel eruit te halen. Rozenburg liet de ovens echter eerst afkoelen. Aangezien er slechts enkele machines werden gebruikt, bleef de geluidshinder binnen de perken. Bij wangedrag werd men echter zonder pardon de laan uitgestuurd. Dat overkwam de schilder B.J. Bakker in 1896, toen hij een vechtpartij in de schilderzaal had veroorzaakt. Het aardewerk kreeg vooral bekendheid door zijn fraaie decoratie en zijn moderne vormgeving. De jongste schilders in het bedrijf waren twaalf jaar oud. Zij waren verplicht na het werk lessen aan de Tekenacademie te volgen. In de loop derjaren kon hun uurloon langzaam stijgen van twee cent in het begin tot dertig cent als zij het vak beheersten. Een gulden een aandeel kochten en daarmee recht kregen op een jaarlijkse winstuitkering. De kleine elite van meesterschilders maakte de ontwerpen. Deze gelukkigen werden soms vorstelijk beloond. De best betaalde verdiende 1250 gulden per jaar. Rozenburg nam ook vrouwelijke schilders in dienst, maar het verloop onder de vrouwen was erg groot. Artistiek bereikte het bedrijf een zeer hoog niveau, maar zakelijk bleef het onder de maat. De geldnood was soms zo groot, dat het personeel bij wijze van loon een kostbaar stuk uit de magazijnen ontving. In de periode 1896-1900 maakte Rozenburg aardige winsten, maar daarna stapelden de verliezen zich opnieuw op. De kostbare deelname aan wereldtentoonstellingen in Parijs en St. Louis maakte de situatie alleen maar slechter. De produkten werden door de liefhebbers bijzonder op prijs gesteld en zelfs het koninklijk huis was klant bij Rozenburg, maar door een slechte bedrijfsvoering moest de fabriek in 1914 haar poorten sluiten. van mijn gezellen en honger zal hen wel doen terugkomen’. Stempels zou de actievoerders ■F 213 Daaronder: Hendrik Pander kocht in 1887 een oud fabriekspand aan het Buitenom en ging daar meubels fabriceren. Hij verkocht zijn produkten in zijn eigen winkel aan de Wagenstraat hoek Vlamingstraat. Op deze foto uit 1927 zien we een gedeelte van de fabriek aan het Buitenom bij de Brouwersgracht. Er werkten in die tijd zo 'n 400 mensen (Foto H. Nieuwenhuis/GA). Rechtsboven: De gebroeders Matthieu en Willem Horrix hadden het meubelmakersvak van hun vader geleerd. In 1842 begonnen zij een eigen bedrijf in de Spuistraat. De zaken gingen goed en al spoedig lieten zij een moderne meubelfabriek bouwen op de hoek van de Hoefkade en de Stationsweg. De fabriek kreeg de naam Anna Paulowna, naar de weduwe van koning Willem II. Het in 1853 voltooide complex, waar zon 200 arbeiders werkten, brandde in 1862 vooreen groot deel af maar een halfjaar later draaide de fabriek weer volop. In 1889 besloten de erfgenamen van de inmiddels overleden broers de fabriek te sluiten en alle bezittingen te verkopen (GA). Hierboven een kijkje in een meubelwerkplaats, waarvan er vele in Den Haag waren Internationaal I nstituut voor Sociale Geschiedenis. Amsterdam). X ’S GR AVEN H AGE, - DinioittairJ

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Ach Lieve Tijd 750 jaar Den Haag en de Hagenaars | 1985 | | pagina 17