Voor wie meer wil
de grootste werkgever. Wat er nog aan industrie is,
werd op een paar plaatsen buiten het centrum
geconcentreerd. Den Haag ontwikkelde zich in
deze eeuw vooral tot een dienstencentrum. Banken
en verzekeringsmaatschappijen bouwden hier
grote kantoren. Na de Tweede Wereldoorlog
breidde het takenpakket van de overheid en
daarmee de werkgelegenheid in de ambtelijke
sector zich sterk uit. De concentratie van
management van oliemaatschappijen leidde tot de
vestiging van researchcentra en ingenieursbureaus
op het gebied van olie- en gaswinning,
petrochemie en off-shore industrie.
Den Haag werd meer en meer een
’witte-boorden-stad’. En al hebben diverse
ministeries en rijksdiensten inmiddels hun heil
buiten de hofstad gezocht en probeert Den Haag
met het oog op de werkgelegenheid naarstig
’schone’ industrieën aan te trekken, die reputatie
van ambtenarenstad zal wel altijd blijven.
1985 Uitgeverij Waandersb.v., Zwolle
Druk: Waanders b.v., Zwolle
Over de Hagenaars en hun nijverheid is meer te
lezen in de volgende publikaties.
■il 45^
J V - -W WK?.
■"••FT"!
218
Betekenis van de gebruikte afkortingen:
GA: Gemeentearchief van 's-Gravenhage
HGM: Haags Gemeentemuseum
Op de rechter pagina: Aan
het eind van de vorige eeuw
was aan de Groenmarkt de
meubelfabriek van D.H. van
Munster gevestigd. Het
bedrijf was gespecialiseerd in
rietwerk. Aan de
Benoordenhoutseweg had de
fabriek in de open lucht
enkele staaltjes van haar
vakmanschap uitgestald
(GA).
Links: De rijtuigenfabriek
Pennock Co aan het
Bleijenburg verhuisde in
1903 naar een nieuw pand
aan de Binckhorstlaan. waar
voornamelijk carrosserieën
van automobielen werden
gefabriceerd. Deze foto werd
in 1912 gemaakt in de
schilderswerkplaats. In dat
jaar werkten er 160 man in
de fabriek. Per week werden
vier complete carrosserieën
afgeleverd GA).
Op de achterzijde: Op dit
schilderij uit omstreeks 1675
is een schoenlapper bezig in
zijn werkplaats (Museum
Bredius).
Daarnaast:
‘Beauty-parloursvoor
huisdieren zijn geen
verschijnsel van de laatste
tijd. Deze foto werd al in
1933 genomen in een
'hondenwaschsalonaan de
Wassenaarseweg GA).
M.H.P. Nooren. ’25 Jaar Haagse gemechaniseerde nijverheid
(1889-1914)’, Jaarboek Die Haghe 1978), pp. 205-277.
H.E. van Gelder, 'Draperye van Den Haag’. Jaarboek Die
Haghe(\90T). pp. 229-350.
Den Haag werkt, tentoonstellingscatalogus Haags
Gemeentemuseum, Den Haag 1984.
J.H. Jacobs, ’Handel en Nijverheid in Den Haag gedurende de
XlXe eeuw’. Jaarboek Die Haghe (\904), pp. 242-308.
W.M.M Heijnen jr.’Broodnijd tussen korenmolenaars,
broodbakkers en de fiscus 1765-1790’, Jaarboek Die Haghe
(1981). pp. 138-206.
Linksboven: Toen de meeste
mensen nog niet overeen
geiser of boiler beschikten,
waren er op verschillende
plaatsen in de stad water- en
vuurwinkeltjes waar je voor
één cent een emmer heet
water kon krijgen of
gloeiende kooltjes om de
kachel mee aan te maken
'GA).
'H-