I S HMS at - 51 Laken voor het hof Wol aan het vel vrije tijd werkte hij intussen aan zijn proefstukken voor de meesterproef. De ruwe wol, vaak nog aan het vel, werd eerst gewassen in de vellewassersput en daarna De gilden waren met handen en voeten gebonden aan het stadsbestuur. Vanaf de zestiende eeuw werden de bestuursleden door het stadsbestuur aangewezen uit een groep van acht door het gilde voorgedragen kandidaten. Het stadsbestuur controleerde bovendien nauwkeurig de kwaliteit van de afgeleverde produkten. Vooral bij de voor Den Haag zo belangrijke lakennijverheid hield de stedelijke overheid scherp toezicht. Laken, een viltige wollen stof, werd gebruikt om kleding van te maken. Lakennijverheid kwam in de middeleeuwen alleen voor in de grote steden; dat het kleine Den Haag hierin een rol van betekenis kon spelen, was voor een belangrijk deel te danken aan de grote vraag naar kleding van de zijde van het hof. Zo had graaf Albrecht van Beieren in 1386, bij het overlijden van zijn vrouw Margaretha van Briech, niet minder dan 398 el zwart laken nodig om rouwkleding voor zichzelf en zijn hofhouding te laten maken. In de loop van de veertiende eeuw vestigden steeds meer lakenhandelaren, ook wel drapeniers genoemd, zich in Den Haag. Het waren kapitaalkrachtige ondernemers die grote partijen ruwe wol kochten en die vervolgens lieten bewerken. Vaak waren deze lakenhandelaren zelf eerst verver geweest, want aangezien de waarde van het laken goeddeels werd bepaald door de kwaliteit en de houdbaarheid van de kleur, werden de ververs erg goed betaald. Menige verver die fortuin had gemaakt, vestigde zich vervolgens als lakenhandelaar. Lakenhandelaren moesten ook wel over kapitaal beschikken, want zij investeerden veel geld in de wol en de bewerking, voordat ze het eindprodukt, de lakense stof, konden verkopen. Het Haagse laken werd gemaakt van Engelse wol die in de veertiende eeuw werd beschouwd als de beste wol. Aangezien deze wol alleen in de havenstad Calais werd verkocht, moesten de Haagse drapeniers telkens lange en gevaarlijke reizen ondernemen. 201 Hierboven: In de eerste jaren van de Tachtigjarige Oorlog hadden legeren vloot van de opstandige provincies grote behoefte aan kanonnen. De Kloosterkerk aan het Lange Voorhout was een ideale ruimte voor het gieten van de kanonslopen. Deze voormalige katholieke kerk stond toch leeg, want sinds de Hervorming was de katholieke eredienst verboden (GA). Rechts op deze pagina: Dit eikehouten. ongeveer 50 cm hoge miniatuurkastje is een proef- of meesterstuk, waarmee een timmerman zijn bekwaamheid moest tonen om lid van het timmermansgilde te kunnen worden (HGM). Daaronder een zilveren gildeplaat die Hans Coenraet Breghtel in 1667 vervaardigde voor het Sint Jozefs- of timmermansgilde. Rondom het Haagse wapen zijn enkele gereedschappen en proefstukken afgebeeld (HGM). Daarnaast: De Kloosterkerk deed tot 1665 dienst als geschutgieterij. Als gevolg van de een jaar eerder uitgebroken oorlog met de Engelsen. werd de capaciteit te klein om te kunnen voldoen aan de grote vraag naar kanonnen voor de vloot. In minder dan een jaar tijd werd een nieuwe gieterij gebouwd, 's Lands Geschuthuis, zoals het nieuwe gebouw heette, stond aan de Kanonstraat. Op 3 maart 1945 werd het gebouw bij vergissing verwoest door Engelse bommenwerpers. J.C. Philips maakte omstreeks 1730 deze gravure (GA). rear» tt - ‘HI J sr f, i

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Ach Lieve Tijd 750 jaar Den Haag en de Hagenaars | 1985 | | pagina 5