I
IJ
Ml is
if
to-i
204
brouwen was namelijk voorbehouden aan steden.
Delft beriep zich op een wet uit de tijd van
Karel V, waarin was bepaald dat ambachtelijke
bedrijven als weverijen en leerlooierijen
uitsluitend binnen de stadsmuren van steden
gevestigd mochten zijn. Uitzonderingen werden
daarbij echter gemaakt voor Den Haag en
Alkmaar. De bierbrouwerijen werden in een ander
artikel van deze ’order op de buitennering’
genoemd. Volgens Delft mocht Den Haag, dat
geen stadsrechten had, daarom geen bier brouwen,
maar volgens Den Haag juist wel. De kapitein van
de Delftse schutterij dreigde zelfs dat hij de
brouwerij op het Spui zou komen afbreken, iets
dat hij al eens eerder in Wateringen had gedaan.
Vermoedelijk omdat Den Haag al een vrij grote
plaats met invloedrijke beschermheren was, kwam
het daar niet van, maar werd de zaak voor de
rechter uitgevochten.
Den Haag werd door de Hoge Raad in het gelijk
gesteld en daarmee leek het pleit beslecht. De
Staten van Holland vonden echter dat zij in deze
zaak recht hadden moeten spreken en niet de Hoge
Raad. En de Staten, waarin Delft wel en Den Haag
niet vertegenwoordigd was, vonden dat Delft het
recht aan zijn zijde had. Uiteindelijk kwamen
Delft en Den Haag overeen dat de Haagse
brouwerij mocht blijven bestaan. Toen Den Haag
in 1643 de brouwerij ’De Roode Leeuw’ aan de
Brouwersgracht erbij kreeg, barstte het oude
conflict opnieuw los. Zelfs nog eens in 1686 toen
’De Drie Kruisen’ aan de Prinsegracht bier ging
brouwen. Maar beide keren liep het met een sisser
af.
In de loop van de achttiende eeuw werd er steeds
minder bier verkocht. De drinkgewoonten van de
mensen veranderden. De bierbrouwers zochten
naar andere inkomsten en gingen gist produceren
voor de bakkers. Een poging van de brouwers om
het stadsbestuur een hoge belasting op
i -
irr
L
Daarnaast: In de 18de eeuw
lag achter het Buitenom 'De
Brouwersmolen'. die in
gebruik was bij de brouwerij
De Roode Leeuw. Later
stond de molen bekend als
korenmolen De Ooievaar'.
Windmolens werden builen
de bebouwing van de stad
gebouwd om een vrije
windvang te hebben. Bij het
uitbreiden van de stad werd
een molen soms ingesloten
door de bebouwing en buiten
gebruik gesteld. Ook de
Ooievaar trof dit lot. De
molen werd ontmanteld en
gebruikt als
lompenopslagplaats, tot er in
het midden van de 19de eeuw
een zeepziederij introk. Pas
toen in 1930 de omringende
huizen werden afgebroken
voor de bouw van het
belastingkantoor, werd het
kasteelachtige overblijfsel
van deze molen weer
zichtbaar (GA).
Daaronder de Haasmolen op
een foto uit omstreeks 1907.
Deze molen stond op de hoek
van de De Constant
Rebecquestraat en de
Koningin Emmakade. In
1910 werd de molen
afgebroken (GA).
Linksboven: Tol het begin
van onze eeuw lag de
Helmersstraat aan de rand
van de stad. Daarbuiten, ter
hoogte van de huidige
Crispijnstraat. lag de
houtzagerij 'De Nijverheid’.
Bij de zagerij stond een
houtzaagmolen. De Prins
van Oranje. Rechts op de
achtergrond zien we de kerk
aan de Elandstraat en de
huizen van de Helmersstraat
(GA).
iFItBJKBBIM
2
'SF - .rHI?