gj
miï
f 1
H SI
2^
gebied en daarom moest ook het nog
onafhankelijke Gelre worden onderworpen.
Hertog Karei van Gelre bood echter felle
tegenstand en aanvankelijk met succes. Overal in
Holland bedreigden de Gelderse troepen de rust en
in 1527 slaagden zij erin Utrecht te veroveren en
de bevolking op hun hand te krijgen.
Voor veel Hagenaars was het een volkomen
verrassing toen een tweeduizend man sterk leger
van Utrechters en Geldersen, onder aanvoering
van Maarten van Rossum, in maart 1528 Den
Haag innam. De luidkeels ’Gelre, Gelre’ roepende
horden trokken van alle kanten de stad binnen en
vorderden wat er maar aan kostbaarheden te halen
was. Alleen de leden van het Hof van Holland en
de Rekenkamer, die bijtijds geïnformeerd waren,
hadden kans gezien naar Delft te vluchten. De
meeste burgers zaten juist aan het middagmaal
toen de plunderaars hun huizen binnendrongen.
En al werd er niet gemoord en gebrand, Den Haag
moest het wel ontgelden. De gehele administratie
van het Binnenhof werd op straat en in de grachten
gesmeten. Na twee dagen trokken de troepen weer
weg, maar pas nadat zij van het stadsbestuur een
afkoopsom van 28.000 goudguldens hadden
bedongen.
De opstand
Nog in datzelfde jaar kwam er een eind aan het
Gelderse verzet. In oktober onderwierp Karei van
Gelre zich aan de keizer. Omdat de uitgestrektheid
van zijn rijk het keizer Karei onmogelijk maakte
zelf het vereiste toezicht op de zeventien
Nederlandse gewesten te houden, benoemde hij in
1531 zijn zuster Maria van Hongarije als
landvoogdes. Maria werd in elk gewest bijgestaan
door een stadhouder. Verder beschikte zij over drie
adviescolleges: de Raad van State, waarin de hoge
adel zitting had, de Raad van Financiën en de
Ki
227
Hierboven: De
dichter-staatsman Jacob
Cats kocht in 1643 ten
noorden van Den Haag een
uitgestrekt duingebied om er
de hofstede 'Sorgh-vliet'aan
te leggen. In 1652 liet hij hier
het huis bouwen, dat
tegenwoordig het Catshuis
heet en in gebruik is als
residentie van de
minister-president. Op deze
gravure van I. van den
Avelen uit het einde van de
17de eeuw is de voorgevel
van dit huis afgebeeld(GA).
Daarnaast: Op 5 september
1625 legde prins Frederik
Hendrik voor de Staten van
Holland de eed van trouw af
als stadhouder van Holland.
Westfriesland en Zeeland.
Na deze plechtigheid woonde
hij in de Rolzaal een zitting
bij van het Hof van Holland,
zoals te zien is op deze
anonieme gravure (GA).
Rechts: Twee maanden na de
dood van stadhouder Willem
II. op 18 januari 1651. begon
onder leiding van de
raadpensionaris Jacob Cats
de Grote Vergadering van de
Staten-Generaal. Bij die
gelegenheid waren 'alle
Bouckverkopers ende
Cramerswinckels', die hier
gewoonlijk hun handel
dreven, verwijderd. Zoals
deze aquarel van J.J. Mesker
laat zien, was de zaal
versierd met vendels, deels
buitgemaakt in de veldslagen
van de 80-jarige oorlog. Aan
de vergadering, die tot 21
augustus duurde, namen
maar liefst 300
afgevaardigden van de Zeven
Provinciën deel. Besloten
werd het voortaan zonder
stadhouder te doen, waarmee
het Eerste Stadhouderloze
Tijdperk aanbrak (GA).
f.7’
51