u p 11' Hofleveranciers 280 Snuif en pruiken In de zeventiende en achttiende eeuw verschenen er in Den Haag steeds meer winkels, waar niet langer de ambachtsman zijn eigen produkten verkocht, maar waar een winkelier artikelen aan de man bracht, die hij elders had ingekocht. Nieuw waren bijvoorbeeld de winkeltjes in ’toeback’ en pijpen. In de achttiende eeuw nam in de betere kringen het gebruik van snuif een hoge vlucht, waar winkeliers op inspeelden met de verkoop van sierlijke snuifdoosjes. Ook kwamen er modezaken om te voorzien in de behoefte aan hoeden en pruiken. Het aantal modezaken en winkels in bijouterieën en galanterieën, de zogenaamde ’Neurenberger waren’, nam toe. Vermaard was vooral de zaak van Happel in de Spuistraat. Toen prinses Wilhelmina, de echtgenote van Willem V, in 1813 als prinses-douairière in de residentie terugkeerde, z I /v.... was één van haar eerste vragen: ’Is de winkel van Happel er nog?’ Die vraag was overigens niet overbodig,want in de Franse tijd waren tal van Haagse winkels failliet gegaan. De vlucht van de stadhouderlijke familie en een groot deel van de hofhouding, in 1795, betekende voor Den Haag het verlies van een kapitaalkrachtige cliëntèle. Ooievaars op de vismarkt Halverwege de vorige eeuw werden op de van oudsher gebruikte plaats bij het stadhuis en de Grote Kerk twee dagelijkse markten gehouden: de groenmarkt en de vismarkt. ”s-Gravenhage moet als hulde aan de zee eene vischmarkt doen verrijzen met pracht en met een fraai hek omgeven’, meende het raadslid Gebel in 1852. Er werd overwogen de in verval geraakte vismarkt op de hoek van de Schoolstraat te verplaatsen, maar uiteindelijk kreeg stadsbouwmeester Zeger Reyers - F Bi R •w. 7 KSSiUSEL» - r'»c Bij verscheidene Haagse winkels hangt het koninklijk wapenschild aan de gevel en prijkt binnen aan de wand de oorkonde die bewijst dat de zaak het predikaat hofleverancier heeft gekregen. Koning Willem I verleende deze eretitel voor het eerst in 1815. Aanvankelijk mochten alleen ondernemers die daadwerkelijk zaken deden met het hof. zich hofleverancier noemen. Vandaar ook de grote concentratie hofleveranciers in de omgeving van het paleis Noordeinde. Later werd iedereen in de gelegenheid gesteld de titel aan te vragen. Toekenning vindt meestal plaats bij jubilea. Voorwaarde is wel dat de winkelier van onbesproken gedrag is en een goede naam heeft op het gebied van kwaliteit, vakmanschap en service. Officieel is de toekenning persoonsgebonden. Als de zaak dooreen zoon wordt over genomen of wordt verkocht, vervalt de titel, maar in de praktijk wordt hiermee nogal eens de hand gelicht. De titel is niet beschermd. Sommige ondernemingen zijn Hierboven: Aan de Spuistraat stond de wijd en zijd vermaarde winkel van de gebroeders Happel. Zij verkochten in hun 'Magazyn goud- en zilverwerk, galanterieën, parfumerieën, porselein, kristal en andere luxe artikelen. Leden van de stadhouderlijke familie kwamen vaak in deze winkel, die hier op een litho van E. Spanier uit omstreeks 1840 is afgebeeld(GA). Hieronder een 18de-eeuwse tabakspot met het wapen van Den Haag. Deze pot met een geelkoperen deksel is vervaardigd in de pottenbakkerij De drie klokken in Delft (HGM). Links de meubelwinkel van Pander en Zonen aan de Wagenstraat op een foto uit omstreeks 1895. Men kon hier bijna alles vinden op het gebied van woninginrichting. De meubelen maakte Pander in zijn eigen fabriek. De winkel stond bekend als degelijk, maar duur. Vandaar dat de klantenkring voornamelijk uit gegoede burgers bestond (GA). i ‘2—

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Ach Lieve Tijd 750 jaar Den Haag en de Hagenaars | 1985 | | pagina 12