i binnenschepen die met vis voeren, uit zo’n 125 schepen. Lakenhandel Lakense stof was een tijd lang een belangrijk exportartikel van Den Haag. Haagse drapeniers dreven handel met Lübeck en andere Hanzesteden aan de Oostzee. Maar toen aan het begin van de zestiende eeuw de import van Engelse wol steeds moeilijker werd, ging het met de lakenindustrie en daarmee ook de lakenhandel snel bergafwaarts. Wel bleef de klein verkoop van laken voor plaatselijk gebruik bestaan. De handelaren, ’wantsnyders’ genoemd, verkochten hun waar in het ’wanthuis’ of’wollenwanthuis’, benamingen voor de lakenhal die in één van de gebouwen van het Sint Nicolaasgasthuis was gevestigd. Internationale handel was na de ondergang van de lakenindustrie voor Den Haag nauwelijks meer Lantluyden met kaes Behalve de al genoemde markten werd in Den Haag drie maal per week een grote vrije markt aan de voet van de Grote Kerk gehouden. De belangstelling was enorm, zowel van publiek als van kooplieden. Er waren dan ook allerlei reglementen om de markthandel ordelijk te laten verlopen. Zo werd door het stadsbestuur nauwkeurig vastgelegd waar op de markt de verschillende kooplui hun vaste standplaats hadden. Op de marktplaats die nu Dagelijkse Groenmarkt heet, stonden onder anderen de aardewerkverkoopsters, de koek-, beschuit- en broodverkopers en de handelaren in oude kleding en zeildoek. Het territorium van de fruitverkoopsters was afgeperkt door een rij blauwe stenen. In de Hoogstraat vond men de handelaren in bezems en borstels, tin, lederwaren en zijde, evenals de ’lantluyden met boter, kaes, eyeren, hoenderen, duyven en diergelyke waaren’. Handelaren die buiten de voorgeschreven plaats gingen staan, konden rekenen op een fikse geldboete. De markten veroorzaakten een enorme drukte en in 1614 stelde het stadsbestuur dan ook een aantal verkeersregels op schrift, die aan de pui van het stadhuis werden aangeplakt. Zo moesten marktgangers die uit de richting van Wassenaar de stad binnenkwamen, hun wagens voortaan stallen op de Poten, de Kneuterdijk en het Voorhout. En in enkele smalle straten, zoals de Hoogstraat, de Venestraat en de Papestraat was het tijdens marktdagen niet toegestaan met paard en wagen te keren. weggelegd. In buitenlandse havensteden waren het voornamelijk de kooplieden uit Amsterdam en Rotterdam die de toon aangaven. Den Haag sprak wel een woordje mee over de aard van de te importeren produkten, want dank zij de aanwezigheid van het hof telde de stad veel rijke inwoners die een belangrijke clientele vormden voor artikelen uit verre oorden. Winkels in de Hoogstraat De Hoogstraat was al in de veertiende eeuw een belangrijke winkelstraat. Anders dan tegenwoordig waren de winkeliers meestal ook de producent van Ill - 273 De riviervismarkt bij de Grote Kerk omstreeks 1730 in vol bedrijf. Links op de voorgrond staan grote bakken met levende vis. Het publiek staat er keurend bij te kijken en onderhandelt met de visverkopers. Meer naar achteren liggen op een omheind terreintje vissen op kopers te wachten. De gravure werd gemaakt door G. van Giessen (GA). Rechts: In 1766 maakte J. Besoet deze ets van de zeevismarkt met de visbanken in de Schoolstraat. Rechts op de afbeelding staat een van de twee stenen pompen die de markt rijk was. Twee ooievaars stappen er rond op zoek naar visafval (GA).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Ach Lieve Tijd 750 jaar Den Haag en de Hagenaars | 1985 | | pagina 5