ondertusschen elkander bij ’t haar, zien door
glazen, wijzen naar het een of andere voorwerp,
fluisteren, lachen. Dan de meester zegt: ’Amen, ja
Amen! Hoedjes op!’
Openbaar en neutraal
Langzamerhand won de gedachte terrein dat de
school er niet alleen was ten dienste van de kerk,
maar dat de kinderen ook voorbereid moesten
worden op de maatschappij en dat de school
’burgerdeugden’ moest aanleren. Een kind dat goed
onderwijs had genoten, zou nooit armoede hoeven
te lijden en een nuttig lid van de samenleving
worden. Er werd nu ook geklaagd over de wijze
waarop kinderen bijvoorbeeld leesles kregen. Die
les begon immers meestal met het lezen uit de
bijbel, ook als de kinderen alleen nog maar het
alfabet kenden en niet of nauwelijks begrepen wat
ze lazen.
Akte van bekwaamheid
Ook de lesmethoden en het lesmateriaal
veranderden. Er kwamen nieuwe leesboekjes,
aangepast aan het niveau van de kinderen. Bij het
schrijfonderwijs lag voortaan de nadruk meer op
het vlot en duidelijk schrijven dan op het
schoonschrijven waarbij het voornamelijk om
ingewikkelde en mooie krullen ging. Het vak
aardrijkskunde bestond niet langer uit het spellen
van de plaatsnamen, de kinderen leerden nu ook
waarde plaatsen lagen. Er werden zelfs
landkaarten bij gebruikt. Nog ingrijpender voor de
onderwijzers was, dat zij bij het nieuwe klassikale
onderwijs gebruik moesten gaan maken van een
schoolbord.
Onderwijzers kwamen niet meer aan de slag
zonder akte van bekwaamheid en het examen dat
zij daarvoor moesten afleggen, vroeg wel wat meer
van de schoolmeester dan voorheen van hem was
verlangd. De leerkrachten werden nu ook
onderscheiden in verschillende rangen. Een docent
van de vierde rang was redelijk bedreven in lezen,
schrijven en rekenen. De derde rang kreeg hij als
hij met breuken kon rekenen en enige kennis bezat
van de beginselen van de Nederlandse taal. Wie
bovendien nog wat afwist van aardrijkskunde en
geschiedenis kon de tweede rang bereiken en
Nadat in 1795 de Bataafse Republiek was
uitgeroepen en de calvinistische kerk geen
staatskerk meer was, kregen de nieuwe opvattingen
over onderwijs pas een kans. Er kwamen door het
stadsbestuur gestichte scholen die niet aan een kerk
verbonden waren, de zogenaamde openbare
neutrale scholen. De leerlingen werden op deze
scholen opgeleid in ’alle maatschappelijke en
Christelijke deugden’.
In de schoolwet van 1806 werd vastgelegd dat op
deze openbare scholen het geven van leerstellig
onderwijs, dus uitgaande van een bepaalde
geloofsovertuiging, verboden was. Deze wet
bepaalde tevens dat het onderwijs klassikaal moest
worden gegeven. Elke lagere school moest in drie
klassen, met elk een apart leerprogramma, worden
verdeeld. Het was niet zo dat iedere klas meteen
ook een eigen lokaal kreeg, want veel scholen
beschikten niet over zoveel ruimte en in dat geval
gaf één schoolmeester in één lokaal gewoon les aan
drie verschillende klassen.
305
Daarnaast: In 1873 werd aan
de Nieuwe Haven de
A mhachtsschool gesticht. De
leerlingen konden hier leren
timmeren, smeden,
meubelmaken en
huisschilderen. Deze foto uit
1938 geeft een beeld van de
instrumentmakerij (GA).
Hierboven: Dit gebouw aan
de Nieuwe Haven werd in
1908 door de
Ambachtsschool in gebruik
genomen. De school
beschikte onder meer over
vier timmerwerkplaatsen,
een smederij, een
chauffeurswerkplaats, een
drukkerij, twee
instrumentmakerijen en een
schilderswerkplaats (GA).
Rechts een kijkje in een
lokaal van de
Schoenmakersvakschool.
Deze school werd in 1921
gevestigd in de Groen van
Prinstererstraal, die in
datzelfde jaar op verzoek van
het schoolbestuur werd
omgedoopt in Crispijnstraat.
St. Crispijn was namelijk de
beschermheilige van hel
schoenmakersgilde GA).