ED
18 ÏO
3
Haag telde er maar liefst 25, maar geen van deze
scholen kon ’in doelmatigheid van onderwijs met
de stadsarmenscholen wedijveren’, aldus de
inspecteur.
Kostscholen
Opvallend was, dat Den Haag alleen twee
kostscholen voor meisjes had, aan de Lutherse
Burgwal, waar juffrouw De Riemer omstreeks
1835 de leiding had en aan de Oranje-Buitensingel,
waar juffrouw Cavin de scepter zwaaide. Ouders
die hun zoon in de omgeving van de stad naar een
kostschool wilden sturen, konden terecht in
Voorburg en in het plaatsje Veur bij
Leidschendam. Op de jongenskostschool van
meester Schreuders in Voorburg kregen de
leerlingen onderwijs in drie vreemde talen,
geschiedenis, aardrijkskunde en wiskunde.
Schreuders stond bekend als een kundig
onderwijzer, zo merkte de onderwijsmspecteur op.
Hij vermeldde bovendien dat ’zijne niet minder
bekwame huisvrouw voor orde en zindelijkheid
zorg draagt’. De school had ongeveer dertig
leerlingen, waarvan er twintig intern waren en tien
dagonderwijs volgden.
Veel voomamer was de kostschool in Veur, het
instituut Noorthey. Deze school werd beschouwd
als ’de top van alles wat op het gebied van
kostscholen voorkwam’. Hier kregen ’geene
kweekelingen dan uit de eerste standen der
maatschappij’ les. Dat kon ook moeilijk anders,
want de ouders moesten aan schoolgeld het
buitensporig hoge bedrag van 1200 gulden per jaar
voor hun zoon betalen. Op Noorthey heerste een
ijzeren tucht. Tegenspraak werd niet geduld en de
leerlingen moesten onafgebroken geestelijk en
lichamelijk bezig zijn. Alles was er tot op de
minuut geregeld. Als bijzonderheid van het
instituut gold, dat elk vak door een afzonderlijke
leraar werd gegeven. Bovendien kregen de
leerlingen gymnastiekles en hadden ze ieder de
beschikking over een schooltuintje. De leerlingen
moesten zich kleden voor het diner en aan tafel
werd slechts geconverseerd in Frans, Engels of
Duits. De oudste zoon van koning Willem III
bracht enige jaren op Noorthey door en dat gaf het
instituut nog meer aanzien.
Middelbaar onderwijs
Voor de meeste kinderen waren in de eerste helft
van de negentiende eeuw de mogelijkheden om
verder te leren uiterst beperkt. Particulier
onderwijs was voor velen te duur, de Latijnse
school was dikwijls te moeilijk. Om in de behoefte
aan vervolgonderwijs te voorzien, richtte het
Haagse stadsbestuur in 1827 een ’lagere school van
de hoogste klasse op’, een soort uitgebreid lager
onderwijs voor leerlingen die een carrière in het
leger, de zeemacht of de handel voor ogen stond.
De school, die officieel de ’Stedelijke school van
middelbaar onderwijs voor wetenschappen en
letteren’, maar in de volksmond ’School voor
beschaving’ werd genoemd, leverde niet het
resultaat op dat ervan verwacht was. In 1838 werd
de school daarom samengevoegd met de Latijnse
school tot een gymnasium, het huidige gymnasium
Haganum aan de Laan van Meerdervoort. De
leerlingen konden kiezen tussen een opleiding met
of zonder klassieke talen. De samenvoeging bleek
307
Hierboven: Vanaf de straat
onzichtbaar, krijgen
leerlingen van de 2de HBS
voor meisjes aan de
Beeklaan gymnastiekles in
de open lucht. De foto is uit
1918 (GA).
Rechtsboven de HBS aan de
Waldeck Pyrmontkade,
gebouwd in 1907. Rechts van
de school staat het later
gebouwde gymnastieklokaal,
een voorziening die in de
school ontbrak, omdat
gymnastiek in die tijd nog
niet verplicht was (GA).