r
j
3
r Sw
i i
te stellen tot het geven van Onderwijs in de Zang
en toon-kunst’. Het gemeentebestuur had na
overleg met de minister van Binnenlandse Zaken al
aangeboden ’om ten behoeve der opterigten School
te verschaffen een lokaal gelijk ook eene
jaarlijksche somme van Duizend twee Honderd
Guldens’.
De school werd ondergebracht in vier kamers van
het ’gewezen huis van Nederburgh’ aan het
Westeinde. Ooit had hier de dichter Hieronymus
van Alphen, de auteur van ’Jantje zag eens
pruimen hangen’, gewoond. In 1827 ging de
Muziek- en Zangschool, het latere Koninklijk
Conservatorium, van start. Al na een jaar was het
aantal leerlingen van vijftig tot honderd gegroeid
en moest de school uitbreiden. Gelukkig was het
pand zo groot dat nu maar liefst twaalf vertrekken
in gebruik konden worden genomen.
Het kunstenaarsgilde Confrérie Pictura had al in
1682 een tekenschool opgericht. Talentvolle
jongeren kregen les in het Korenhuis aan de
Prinsegracht. Dit was de aanzet tot de
’s-Gravenhaagsche Teekenacademie, waarin later
ook de School voor Burgerlijke Bouwkunde werd
opgenomen.
In 1840 verrees een nieuwe Teeken- en
Bouwacademie aan de Prinsessegracht. Het
stadsbestuur besloot de Muziek- en Zangschool
hier ook maar meteen onder te brengen.
Het nieuwe gebouw, met het uiterlijk van een
Griekse tempel, heette voortaan nogal deftig
Académie des Beaux-Arts, ofwel de Academie van
Schone Kunsten. De samenvoeging bleek echter
niet zo’n succes. De schone kunsten bleken veel
hinder van elkaar te ondervinden en de
muziekschool greep veertig jaar later dan ook met
graagte de kans om uit het academiegebouw te
vertrekken naar een eigen onderkomen aan de
Korte Beestenmarkt.
Il II
-{Mil
310
Hierboven: In 1826 slichtte
koning Willem I de
Koninklijke Muziek- en
Zangschool. Het
stadsbestuur droeg zorg voor
de huisvesting van het
nieuwe instituut. Sinds 1882
huisde de school, die in 1900
tot Koninklijk
Conservatorium werd
verheven, in een pand aan de
Korte Beestenmarkt. In dat
jaar werd het naastgelegen
huis aan de school
toegevoegd, zodat nu 20
grote en kleine kamers en
een concertzaal annex
orgelzaal ter beschikking
stonden (GA).
Daaronder: Omstreeks de
eeuwwisseling nam het
aantal leerlingen solozang
op het Koninklijk
Conservatorium gestadig toe.
Aanvankelijk was er slechts
één klas met leerlingen die
'het schoonste
muziekinstrument', zoals de
menselijke slem wel
genoemd werd, wilden leren
bespelen. Maar vanwege de
toegenomen belangstelling
werden dat er twee. Een van
deze klassen werd geleid
door Marie Bol. die we hier
zien met haar leerlingen
(GA).
Linksboven: De Nederlandse
toonkunstenaar Johann
Heinrich Lübeck werd in
1827 benoemd tol directeur
van de Koninklijke Muziek-
en Zangschool aan het
Westeinde. Lübeck leidde
sedert 1829 levens de
hofkapel en was dirigent van
de concerten van het
genootschap Diligentia. Het
portret is geschilderd door
J.F. Welsch (HGM).
i 1 I
I