r
I
J
o
o
M-
1
4?
Van de trap gevallen
Is’t een wonder
Kannenkijkers
Die controle was niet overbodig. De
rederijkerskamers hadden er namelijk steeds meer
een handje van om kluchten op te voeren, waarin
dubbelzinnigheden over het Spaanse bewind
werden geuit. Wegens hun kritiek op de
geestelijkheid en de vaak heftige uitvallen naar
kerkelijke en burgerlijke overheden, werden zij
door de geduchte Spaanse hertog van Alva als
broeinesten van opstand en ketterij beschouwd.
De rederijkers voerden hun spelen meestal op voor
het stadhuis en op de kermissen. In de loop van de
zeventiende eeuw kreeg het volk echter genoeg van
hun schijn-geleerdheid, hun gezwollen taalgebruik
en hun gekunstelde zinsconstructies. De
onderlinge ruzies en het toenemende
drankmisbruik - er werd zelfs spottend gesproken
van Rederijkers Kannenkijkers - leidden in 1699
tot de opheffing van de rederijkerskamer.
Den Haag kende in de zeventiende eeuw drie
dichters van betekenis: Constantijn Huygens,
Jacob Cats en Jacob Westerbaen. De heren
hoefden niet van hun dichtwerken te leven:
Corenbloem’ met de zinspreuk ’Mit Geneughten’
en de andere ’De Groene Laurierspruit’ met het
devies ’Laet varen Droefheydt’. In 1562 werden de
beide genootschappen op aandringen van het
stadsbestuur samen gevoegd en moest ook de
Scheveningse kamer ’De Madelieven’ met de
zinspreuk ’Wy visschen geneught’ zich daarbij
aansluiten. De nieuwe rederijkerskamer kreeg alle
steun van het stadsbestuur onder voorwaarde dat
de heren geen stukken zouden spelen zonder die
’als voren hebben laten visiteren den
hoofdofficieren van den Haghe’.
r
vd .'-'ti.t.jr:
321
Rechts: Na de dood van
F reder ik Hendrik besloot
zijn weduwe Amalia van
Solms de decoratie van de
Oranjezaal in hel Huis ten
Bosch te wijden aan de
nagedachtenis van haar
man. De Vlaming Jacob
Jordaens schilderde hel grote
doek met de triomf van
F reder ik Hendrik (Foto Bart
Hofmeester/R VD).
Daarboven: De koepel van de
Oranjezaal is beschilderd
met engeltjes die het
monogram HA VO
(Hendrik/Amalia Van
Oranje) vasthouden. In het
midden is Amalia als
weduwe afgebeeld (Foto Bart
Hofmeester/R VD).
Hieronder: Deze verguld
zilveren gildebeker van de
Confrérie Pictura werd in
1670 vervaardigd door de
Haagse edelsmid Jonas
Gutsche (Museum Boymans
van Beuningen. Rotterdam).
Bij het decoreren van de Oranjezaal ging de opdracht voor het schilderen van hel
grote doek met de triomftocht van Frederik Hendrik naar de Vlaamse schilder Jacob
Jordaens. een leerling van Rubens. Dat dit niet van een leien dakje ging, staal te
lezen in een brief die Jordaens op 8 november 1651 aan Constantijn Huygens
schreef: 'lek en hebbe aen ditto stuck (de triomftocht) sedert myn laetsten aen U.Ed.
niet veel connen avanceren overmids een ongeluck my is bejegent geweest alsoo ick
daer af gevallen hebbe door eenen trap die omsloech ende myn schene soo gequetst
hadde dat ick daer de geheele maent van Octobre mede gemarscht hebbe met
overgroote pyne soo dat men bevreest was, dat het vier daerinne soude gecomen
hebben alsoo dat ick opt been niet steppen en conde, maer is door Gods genaede nu
weder genesen. soo dat ick nu niet naelaten en sal met Gods genaede het werek te
advanceren Den winter en corte vuyle daegen sullen ons wadt hinders toebrengen
daermede onse intentie welsoo ick vreesesal verachten werden maer sullen aen geen
devoiren manequeeren
i
f