■few™
ten aanzien van ventilatie worden gedaan door in
nieuwe wijken, vooral waar deze voor de aanbouw
van geringere woningen zijn bestemd, pleinen aan
te leggen’. De vereniging bracht naar voren dat de
aanleg van deze pleinen niet veel hoefde te kosten,
’een grasveld met enkele bomen is voldoende’, en
dat jonge kinderen daar een gezondere lucht
konden inademen dan binnenshuis mogelijk was.
Angst voor epidemieën was een van de redenen dat
het gemeentebestuur zich na 1890 daadwerkelijk
met de gang van zaken ging bemoeien.
Ir. I.A. Lindo werd directeur van de nieuwe dienst
Gemeentewerken en nam geleidelijk de
stadsaanleg in handen. De macht om iets af te
dwingen had Lindo niet. Hij moest terdege
rekening houden met de wensen van de
bouwondernemers, maar zag toch kans een soort
stadsplanning in te voeren. Lindo had vooral oog
voor de verkeersproblemen van de snel groeiende
stad en wilde brede verkeerswegen aanleggen, die
de nieuwe wijken rechtstreeks met elkaar zouden
verbinden. Aan de roep om meer groen in de stad
kwam hij gedeeltelijk tegemoet door die brede
lanen van een met bomen beplant middenpad te
voorzien.
Open riolen
In dat beeld paste ook de demping van de meeste
stadsgrachten. Voor de Haagse grachten bestond
rond de eeuwwisseling nog maar weinig
waardering. RijksbouwmeesterC.H. Peters
noteerde in 1901: ’Zij worden uitgemaakt voor
stinksloten, voor modderpoelen of voor open
riolen’. Nu was die laatste opmerking niet bezijden
de waarheid. Van de ouderwetse beerput en
beerton was men in toenemende mate overgestapt
op het moderne riool. Maar dat loosde het
afvalwater regelrecht in de gracht.
Aangezien veel grachten in de loop der jaren waren
355
Rechtsboven: Den Haag
heeft binnen zijn grenzen
nog een omvangrijk bos: de
Scheveningse Bosjes. Dit
oorspronkelijke duingebied,
dat lang werd aangeduid als
de 'wildernisse', werd vanaf
het midden van de 17de eeuw
stukje voor stukje in cultuur
gebracht. Op deze foto uit
omstreeks 1900 rusten
enkele Scheveningers uit
tijdens hun wandeling in het
bos (GA).
Daaronder: Een van de
bredere lanen in het Haagse
Bos is het Here- ofKerkepad.
dat de westtoegang aan de
Haagse zijde verbindt met de
oosttoegang aan de kant van
Wassenaar. Dit pad zien we
hier in de richting van Den
Haag op een aquarel van
P.C. la Fargue uit omstreeks
1770 (GA).
Hierboven: Het Haagse Bos
is een restant van een woud
dat zich in de vroege
middeleeuwen uitstrekte van
’s-Gravenzande tot aan
Haarlem. Het was een
geliefd jachtterrein van de
graven van Holland. Tijdens
de Republiek werd het bos
beheerd door de Staten van
Holland, die toestemming
moesten geven voor het
rooien van de bomen. In
1575 wilden de Staten hel bos
verkopen. Door het ingrijpen
van de Haagse magistraal
kon dit worden voorkomen.
Op 16 april 1576 werd een
overeenkomst gesloten, die
bepaalde dat het bos nooit
verkocht of omgehakt mocht
worden. In 1613 werd het bos
voor publiek opengesteld. Op
deze tekening van P.C. la
F argue uit 1756 is de
Bossloot te zien, die de
zuidelijke begrenzing van het
Haagse Bos vormt en langs
de Bezuidenhoutseweg loopt
(GA).