door W. C SICKESZ
I
i -
(schrijver
WIE ZAL HAAR GIDS ZIJN?
„QUO VADIS?")
8
hl
UI
al
'V
van
fel X w-
HAAGSCHE COURANT VAN MAANDAG 8 JANUARI 1940.
TWEEDE BLAD, PAGINA 3.
DE OORLOG MAG NIET
Ik zie mijn weg niet meerwil niemand mij dan leiden?
De menschheid: Help!
MIJN VOORSTEL
MAG DEZE OORLOG NOG LANGER
VOORTDUREN?
DE‘„QUO VADIS?”-PLANNEN
ZIJN „GOED”!
„GOEDE DIENSTEN”
WORDEN VOORTGEZET
verklaar dan ook nadrukkelijk,
een voortzetting van dezen strijd gevaren
in zich houdt, die niet, of verre onvol
doende, worden beseft, en het is daarom
dit wetende dus dat het de plicht is van
I WAT DAN WEL HET VREDESDOEL
MOET ZIJN
HET OORDEEL VAN DE
ACCOUNTANTS
i
y t\\
MIJN
VOORSTEL
dat
Ik
toepassing der „QUO VADIS?”-
in
zoowel
en 6 twijfe-
een
is
3e.
tikel stond, waarin de woorden „vernie-
I
schrijver
zoo
van
oog
mogelijkheden der producten-kostprijsbe-
rekening kent of kennen. Dat is de taak
van den bedrijfsleider.
Ie
2e
waarnaar zij zoo hun
keren, en zonder twijfel de veeten doen
U laten doordringen, want in dezen enke
len zin vindt gij ook één der oorzaken van
den nieuwen oorlog, zoomede den weg om
tot een spoedigen en deugdelijken Vrede
te komen.)
Eens, ik heb het reeds gezegd, zal ik
aantoonen, dat ook in Duitschland de
huidige toestand ontstaan is door economi
sche fouten, en door het herstel daarvan
Nadat de voorgaande regelen geschreven
waren, en zelfs reeds ter perse waren ge
gaan, hield onze Minister-President, Jhr.
Mr. D. J. de Geer, zijn Nieuwjaars-rede-
voering, en deze was aanleiding voor mij
om dit laatste gedeelte van dit artikel
op-
Bij den aanvang van dit jaar doet zich
de vraag voor: mag deze strijd nog een
volgend jaar duren?
Binnen afzienbaren tijd zal ik die ge
deelten uit mijn nieuwe boek naar vo
ren brengen, waarin ik zal wijzen op de
ontzettende gevaren, die een voortzetting
van dezen oorlog met zich brengt. En
daar zijn gevaren bij, waarvan ik over
tuigd ben. dat zij niet, of verre onvoldoen
de, worden overzien.
Te veel toch leeft de veronderstelling
bij de volkeren, dat hun leiders alwetend
zijn, en dat zij zich volkomen bewust zijn,
welke gevaren er aan den horizon drei
gen op te doemen. Welnu, lezer, laat ik u
waardoor het mogelijk is aan millioenen
□uitschors werk te geven en dus massa
werkloosheid te voorkomen, zonder dat het
noodig is, groote legerscharen te maken en
de industrie voor oorlogsbehoeften te laten
draaien. (Lezers, wilt s.v.p. de groote be-
volbrengen is uitgesloten voor diegenen, wereldgebeuren mij hebben aangetoond,
die slechts volleerd zijn in de kunsten en
knepen der hooge politiek.”
Voortbrengen op de juiste wijze, zóó,
dat de wereld in welvaart zal leven, zóó,
dat het spook der werkloosheid voorgoed
verdwijnt, zóó, dat een einde komt aan
de moordende concurrentie in handel en
industrie en het mogelijk wordt, weer
behoorlijke winsten te maken, zóó, dat er
overvloed en dientengevolge tevredenheid
en als hoogste goed... vrede duurzame
vrede op aarde komt, dat is het werk van
diengene, of diegenen, die alle finesses,
met heteconoinisch welvaartsplan, dat door lijk de geheele enquête mij bewezen heeft,
dat er nog een veelvoud van dit getal
aan accountants is. dat er net zoo over
denkt, doch niet de moeite heeft genomen
mij dit te melden
nemen, die steeds weer opnieuw tot oor
log hebben geleid.”
Het is mij, jammer genoeg, niet gelukt
de volkeren tijdig naar het bereiken van
dit ideaal te doen streven, doch wel ver
klaar ik hier nadrukkelijk, dat het streven
daarnaar thans nog den waarachtigen
deugdelijken en duurzamen vrede, dien de
wereld noodig heeft, kan verschaffen.
Doch ik ga verder. Ik ben van oordeel,
dat hoe eerder deze vredes- en welvaarts-
boodschap den volkeren en hun leiders
bekend gemaakt wordt, hoe eerder deze
dus zien, dat er een mogelijkheid is om
tot deugdelijken vrede te komen en dat
Aangezien mij nog steeds
wordt, waar dit boekje
is. deel ik nogmaals mede, dat
zoowel in den boekhandel als bij
uitgever Holdert A Co. Amsterdam, ad
0.55, deel I en deel II saamgebonden,
gevraagd
verkrijgbaar
mede, dat het
den
dezen invloed te gebruiken om ten spoe
digste den weg van den vrede voor te be
reiden.
Oh, ik weet zeer goed, lezer, dat gij zult
willen opmerken „Doch als de oorlog nu
zou eindigen, bleef.de toestand als voor
dien, en daarmede dus ook de oorlogsdrei
ging”. Lezer, ik ben het hier niet met U
eens, althans niet als de hier voorgeslagen
weg gevolgd wórdt.
Laat men namelijk ook den leider of
leiders in centraal Europa bekend maken
tuigd. dat men mij stap voor stap en
woord voor woord gevolgd heeft. Eens
schreef ik in één van mijn artikelen een
onjuist getal, dat goed beschouwd weinig
ter zake dienende was. Doch als ge eens
de stapels brieven had gezien, die ik ont
ving, waarin mij dat werd verweten, ter-
Want twijfelt iemand er een oogenblik
aan, dat in Nederland de geleerde wereld
met een vergrootglas woord voor woord
alles, wat ik geschreven heb, gevolgd heeft
al die geleerden, die ik in mijn open
lijken oproep in de dagbladen, tot hen ge
richt, toch goed beschouwd den hand
schoen heb toegeworpen dat zij, „men-
schen”, als ook zij toch zijn, niet getracht
hebben de fouten in mijn werk te vinden,
om die mij op hun beurt voor de voeten te
dus ook dat bereikbare ideaal er I s, dat
„welvaart” heet, hoe eerder men ook den
dommen, dwazen, menschonteerenden oor
log zal kunnen beëindigen, het wapentuig
neerleggen en zich rondom de vredescon-
ferentietafel scharen.
tigende critiek” - mij in het aangezicht
werden geslingerd! Welnu, lezer: we kun
nen aannemen, dat dat waarlijk niet die
ééne maal geweest is, dat men naar fouten
heeft gezocht.
Nog ben ik die fout van harte dank
baar, want deze juist heeft mij het bewijs
geleverd, hoezeer mijn werk tot in finesses
wordt becritiseerd.
Hebt gij in één der dagbladen een steek
houdend woord van critiek op mijn plan
nen kunnen lezen? Heeft ooit een hoog-
leeraar 1-- --
nog wel openlijk in de bladen, om mijn
werk kapot te maken, te vermorzelen
zelfs, kans gezien om, gewapend met de
resultaten van zijn jarenlange studie, mij
in enkele goed gekozen volzinnen van re
pliek te dienen? Neen toch! Welnu dan,
lezer, afgezien nog van het feit, dat er
zoovele duizenden en tienduizenden onder
u zijn, die ook over voldoende kennis be
schikken om de juistheid te kunnen be-
oordee'pn van de uiterst eenvoudige, en
naar ik meen door mij zoo duidelijk ge
schreven „QUO VADIS?”-plannen is
niet het feit, dat heel die geleerde wereld
heeft gezwegen, de mooiste „keur” op
mijn werk?
Doch naast dit zwijgen der geleerde eco
nomen, dat dus, ik herhaal het, als een
„keur” op mijn „QUO VADIS?”-plannen
mag worden beschouwd, hebben bij de
kortelings door mij gehouden enquête
eenige vooraanstaande figuren uit de
bankierswereld, het scheepvaartbedrijf en
de grootindustrie, mij hun instemming
met de ,.QUO-VADIS?”plannen doen blij
ken, en dit nu zijn juist de practici, die ik
in het laatste hoofdstuk van mijn boekje
„Quo Vadis?” I als de meest aangewezene
noem om mijn arbeid te beoordeelen;
want schreef ik daar niet:
,,’s Weids bestuur is geen werk voor
politici. Welvaart toch is een kwestie van
4e. door 52 accountants.*)
Welk een groote, schier ondraaglijke
verantwoording komt daarmede nu te
rusten op de schouders van hen, wier
roepstem reikt tot aan die „leiders”, die
het menschdom tot den rand van dien af
grond gevoerd hebben, als zij die stem
niet zouden benutten om deze«blijde bood
schap aldaar bekend te maken.
Laten zij en al mijn landgenooten thans
toch goed beseffen, dat er voor de wereld
--en het menschdom nog slechts twee mo-
ïn deeconomie? die ik'getart heb, gelijkheden epen staan, en wel of nog
enkele stappen voorwaarts op ‘den weg,
die thans gevolgd wordt en dat betee-
kent de ondergang, of want een derde
mogelijkheid bestaat er niet den weg
te volgen, die in „QUO VADIS?” beschre
ven staat, die naar welvaart arbeid
geluk, en bovenal duurzamen vrede
voert.
Dien weg te gaan, daarvoor is echter
een gids noodig. Welnu wie zal deze
gids zijn?
H. M., onze geëerbiedigde Koningin, te
zamen met Z. M. Koning Leopold III van
België, heeft reeds tot tweemaal toe het
initiatief genomen om den strijdenden
partijen Hare „Goede Diensten” aan te
bieden, doch jammer genoeg steeds zonder alle verborgenheden, doch bovenal alle
succes.
Kan het zijn, dat dit succes uitgebleven
is, omdat het waar is wat hier geschreven
staat: dat de leiders der volkeren, en mis
schien de volkeren zelf, bang zijn voor
dien vrede?
Ik vermeen dat, zoolang dat aanbod van
„Goede Diensten” door die beide Vorsten
gedaan wordt, echter met ledige handen,
weliswaar een einde gemaakt kan worden
aan dien gruwelijken krijg, die zooveel
menschenoffers vergt, doch dat het op
houden van dien oorlog slechts beteekenen
zou den aanvang van een nieuwe ellende,
een wereldcrisis, erger nog dan de vorige,
waarvan het onheil en de omvang niet zijn
te overzien Welnu dan, als dit alles waar
is, waarom dan die handen niet gevuld
mij werd ontworpen, en dat nu in 16 maan
den tijds waarlijk wel den toets van deug
delijkheid en juistheid glansrijk heeft
doorstaan?
komen wel degelijk in contact met de
practijk van het bedrijfsleven, waarin zij
dagelijks ontmoeten en te maken hebben
met juist die factoren, waarop de „QUO
VADIS?”-gedachte gebaseerd is. En nu
moge een sympathie-betuiging nog niet
willen zeggen, dat men het met alle on
derdeden mijner plannen eens zou zijn,
wie de Heeren accountans kent, weet, dat
zij niet over eén nacht ijs gaan, en waar
lijk mij geen sympathie-betuigingen ge
zonden zouden hebben, als zij het met de
hoofdgedachten mijner plannen niet eens
geweest zouden zijn, en over details valt
te praten.
Zoo is dus op vier manieren het gun
stige oordeel over de „QUO VADIS?”-
plgnnen geveld en wel:
door het zwijgen der geleerden;
door het spreken der tot oordeelen
bevoegde practici;
door vox populi;
nieuw te schrijven.
De lezer toch, die aandachtig mijn publi
catie van de vorige week, zoomede de
hiervoor gaande kolommen gevolgd heeft,
zal in vele opzichten groote overeenstem
ming vinden tusschen het door mij ge
schrevene en de redevoering van Minister
De Geer.
Ook Z.E. vreest de financieele débficle, verkrijgbaar is Giro 51205.
zoo goed als geen cent terecht die kun
nen zelfs nooit betaald worden.” Is er nu
iemand, die veronderstelt, dat de huidige
staatskassen, die na de crisisjaren volko
men berooid «n zelfs met schuld over
laden zijn, de kosten van dezen nieuwen
oorlog, die vermoedelijk nog veel grooter
zullen zijn dan die van den vorigen, wel
zullen kunnen dragen en betalen?
Ziet, lezers, hier is slechts één van die
vele gevaren, die alweer verre onderschat
worden, totdat wij voor de débAcle staan.
En dan lezen wij, dat er staatslieden zijn,
die er van spreken, dat deze oorlog des
noods 6 tot 8 jaar zal worden voortgezet.
I Reeds heb ik duidelijk aangetoond, en
lin één mijner vorige artikelen uitvoerig
I toegelicht, fiat een nieuwe vrede en
I vredesconferentie niet denkbaar is, als
I daarbij niet tezelfdertijd duidelijk de weg
wordt aangegeven, waarlangs het moge-
I lijk zal zijn, productief werk te verschaf-
I fen voor vredesdoeleinden voor de mil-
llioenen arbeidskrachten, die ontslagen
luit het leger of vrijgekomen uit de oor-
I logsindustrie de ontzaglijke leger-
I scharen der werkloozen zouden aan-
I vullen, indien deze arbeid niet verschaft
I zou worden.
I De eenig denkbare weg om al die mil-
I lioenen werk te verschaffen is, gelijk
reeds gezegd, gelegen in een toepassing
der „QUO VADIS’’’-plannen. Waar de
I leiders der strijdende landen, gelijk hier-
I boven eveneens betoogd, alleszins blijk
I geven, bang te zijn voor een nieuwen
I vrede, omdat zij niet weten, hoe zij dit
I zoo uiterst moeilijke economische pro-
I bleem moeten oplossen, acht ik het een
I stap van groot wereldbelang, dat ten
I spoedigste aan deze opperste leiders be-
I kend gemaakt wordt
„Vreest niet .anger voor dien vrede,
I want de weg om tot een deugdelijken,
I economisch gerechtvaardigden vrede te
I komen, die dus duurzaam kan zijn, is ge-
I vonden en hier in Nederland aanwezig.”
I Reeds heb ik in mijn laatste hoofdstuk
I van „QUO VADIS I een jaar dus
I vóór de nieuwe oorlog zou uitbreken kunnen werpen? Zeker, lezer, wees over-
I de navolgende woorden geschreven
a „Deze nieuwe oorlog zal te voorkomen
I zijn, als tijdig aan het menschdom
I nieuw ideaal geschonken wordt, een be-
I reikbaar ideaal om naar de streven, zoo
I schoon, als nog nooit ter wereld werd
gevonden.
Dat ideaal bestaat en is bereikbaar, wijf in een Nederlandsch dagblad een ar-
Het heet „Welvaart” van „nooit gekenden
ook daar een totaal andere toestand en
geest ontstaan, want twijfel maar niet, dat
ook daar „boter” boven „kanonnen" ge
prefereerd wordt, en dat niet alleen door
het volk, doch ook door de leiders, als
zij den weg daartoe maar kennen. (Deze
nu staat in „QUO VADIS?” beschreven).
Er is dus geen vrede denkbaar zonder
toepassing der „QUO VADIS ?”-plannen.
Waar de strijd slechts wordt voortgezet,
ondanks de ontzaglijke zichtbare en on
zichtbare gevaren die daaraan verbonden
zijn, omdat de leiders der volkeren den
weg niet kennen om tot een deugdelijken
vrede te komen, acht ik het den plicht van
diegenen uit den lande, die de bevoegdheid
hebben om die plannen aan te bevelen en
wier stem doordringt tot de hoogste leiders
in de wereld, om dezen op het bestaan van
de „QLO VADIS ?”-plannen opmerkzaam
te maken en te verkondigen, dat de weg
naar een waarachtigen vrede bestaat en
dus gevonden is, dat er tevens een ideaal
is, een bereikbaar ideaal, naar de verwe
zenlijking zaarvan te streven den volke
ren welvaart, levensvreugde, arbeid voor
ieder die werken kan, en bovenal duur
zamen vrede zal schenken.
Welnu dat zij niet langer zwijgen, doch
zich hun plicht bewust worden
dat de wereldleiders niets méér weten, en
niets van tevoren overzien.
Laat ik U verklaren, dat het met stom
me verbazing is, dat ik 20 jaren lang heb
moeten constateeren, dat onze wereldlei-
ders-keer op keer verrast worden door de
ontwikkeling van het wereldgebeuren, op
een wijze, die zij niet hebben verwacht. - --- - ---- ----
Steeds weer zijn zij achter het wereldge- beschreven wijze, zullen
beuren aangekomen, en hebben zij te laat, 4 4
veel te laat dikwijls maatregelen geno
men, die al waardeloos en krachteloos
waren op het moment, dat zij genomen
werden, en lang reeds weer door nieuwe
gebeurtenissen waren achterhaald.
„Gouverner, c'ést prévoir” doch jam
mer genoeg wordt het door de leiders
onzer wereldhuishouding niet bewaarheid.
Zij leiden niet, doch worden veelal geleid
en gestuwd door de zich snel voltrekken
de gebeurtenissen.
Is er een duidelijker voorbeeld te noe
men dan <e oorlogsschulden, tijdens en
na den vorigen oorlog? Is er toen één
staatsman in de strijdende landen ge
weest. die het gevaar inzag, dat de schul
den zich opstapelden tot zulk een hoogte,
dat zij nooit te betalen zouden zijn, en
hebben zelfs de z.g. knappe koppen in
Wallstreet zich ooit gerealiseerd, dat zij
vrijwel nooit een cent zouden terugzien
van al die door Europa gemaakte schul
den? Neen immers! Schrijver dezer rege
len heeft, dat kunnen velen getuigen,
reeds onmiddellijk na den vorigen oor
log verklaard: „V^i die schulden komt
welke moet volgen op een voortzetting
van dezen oorlog, ook dat de strijdende
partijen Z.E. geeft dit in zulk een voor
treffelijk voorbeeld aan, door twee sterke
worstelaars, die op den rand van een af
grond elkaar al strijdende omklemd hou
den beide te langen leste in den af
grond zullen storten, en dit voorbeeld
komt geheel overeen met de teekening,
die bij dit artikel staat afgedrukt, waarop
de menschheid is afgebeeld ia de figuur
op de vooruitspringende rots, met aan drie
zijden den gapenden afgrond, niet weten
de waarheen te gaan.
Ook Minister De Geer spreekt van we
derzijds sedert 1918 begane fouten, evenals
schrijver dezer regelen in zijn artikel van
de vorige week „beide strijdende partijen
een ieder, die in ons land invloedrijk is, hebben sedert T8 fouten gemaakt”.
Doch er is nog een andere hooggeplaat
ste spreker geweest, die in deze dagen van
jaarwisseling het woord gevoerd heeft,
zelfs tot heel de wereld. Ik doel hier op de
woorden, gesproken door Z.H. Paus Pius
XII, die als één der voorwaarden voor een
deugdelijken nieuwen vrede de „ontwape
ning”, zij het dan ook gedeeltelijk, noem
en aantoonen, dat er een weg bestaat, de, en dit volkomen terecht. Want het is
toch ondenkbaar, dat er vrede gesloten
zou kunnen worden, terwijl de millioenen-
legers, tot aan de tanden gewapend, bij de
wederzijdsche partijen gehandhaafd zou-
?op goede wijze voort te brengen”. Dat te dan verklaren, dat mijn studies van het'teekenis van deze enkele woorden goed tot den worden, en de fabrieken, die het oor
logstuig fabriceeren, op volle kracht zou
den blijven doordraaien?
Doch als wij dan erkennen, dat er een
zekere ontwapening moet komen en een
stilstand in de bewapeningsindustrie, dan
moeten wij ook de logische consequenties
daarvan onder het oog zien, waarop door
mij reeds bij herhaling gewezen werd, n.I.
dat er werk verschaft wordt voor vredes
doeleinden voor al die millioenen, die uit
de legers en de bewapeningsindustrie zou
den vrijkomen, wil de wereld niet onmid
dellijk na een nieuwen vrede in een
tweede wereldcrisis verzinken, erger, veel
erger nog dan de vorige.
Hier nu is het, dat Nederland iets te
bieden heeft, dat geen ander land ter we
reld bieden kan, en wel den weg, waar
langs het mogelijk zal zijn, arbeid te ver
schaffen voor vredesdoeleinden aan al die
millioenen werkkrachten, die als gevolg
van een nieuwen vrede werkloos zouden
dreigen te worden. Daarmede ook kan
alleen Nederland het middel bieden om
een economisch gerechtvaardigden, en dus
deugdelijken. Vrede tot stand te doen
komen. I
Indien hier dus blijkt, dat Nederlands
Minister-President en de schrijver van
„QUO VADIS beiden zoo volkomen
duidelijk den ernst van dezen tijd
dit oogenblik zelfs onder het
zien, en beiden zich zoo diep bewust zijn
van de ontzettende gevaren, die het
menschdom bedreigen, wanneer deze
strijd, deze Titanenstrijd tusschen twee
groote volkerengroepen, nog langer zou
worden voortgezet Indien dan diezelf
de schrijver van „QUO VADIS het
middel kent en aangeven kan om tot
dien economisch gerechtvaardigden. dus
deugdelijken. Vrede te kunnen komen
waarom zouden dan in Nederland niet
een paar handen ineengeslagen worden?
Het opschrift van de teekening hier
boven luidt: „Wie zal haar gids zijn?’”
en in het onderschrift vraagt de geblind
doekte menschheid: „Is er dan niemand,
die mij leiden wil?” Laat Nederland dui
delijk het antwoord op die vraag geven,
met een krachtig „Ja!” want Neder
land, en Nederland alleen kan hier de
gids zijn.
Als wij dan erkennen, dat hier slechts
twee wegen mogelijk zijn, n.l. de enkele
stappen, die naar den afgrond voeren,
of... de weg in „QUO VADIS?” aange
geven, laat het dan Nederland zijn, dat
ten spoedigste als der menschheid gids
optreedt om den weg naar en op dat pad
aan te geven, of Nederland en België te
zamen.
Ziet, landgenooten DIT NU IS MIJN
VOORSTEL
Dit was de telling op het oogen-
blik, dat deze regelen geschreven werden.
Deze theoretici,, tevens practici toch, doch toen moesten nog tal van brieven
geopend worden. Bovendien waren er 7
accountants, die wel het formulier inzon
den, doch alvorens te beslissen, eerst nog
nadere gegevens afwachtten twijfe
laars dus en 2 accountants gingen niet
met mijn denkbeelden accoord. Totaal dus
ruim 60 inzendingen van accountants.
Voor wie de meening wil kennen van
het opkomende geslacht, kan ik nog me-
dedeelen, dat 36 studenten in de economie
het enquête-fomulier inzonden, waarvan „Mijn Voorstel” bevattende geheel
91 mnt «rol” Q rvizit cstn ft
1 Goed beschouwd, is er niet slechts omvang”, en het eendrachtig streven
I sprake van één, doch van twee voorstel- daarnaar zal den volkeren het geluk en de
len en dus mogelijkheden, waarvan ik de welvaart schenken,
eerste maar kort wil aantippen; het ver-1
I nemen daarvan zal ongetwijfeld velen Ne- vergeten en dus ook de oorzaken weg-
I derlanders genoegen doen. Het is deze:
I De toepassing der „QUO VADIS?”-
plannen is n 1. op één uitzondering na in
haar geheel nationaal mogelijk, dus zelf-
standig en zonder hulp van het buiten-
I land. Die ééne uitzondering is deze, dat
I tegenover de bouwmaterialen en machi-
nes, die wij uit hoofde’ van de toepassing
I der „QUO VADIS?”-plannen noodzakelij-
I kerwijs uit het buitenland zullen hebben
I te betrekken, ook contra-prestaties komen
I te staan van specifiek Nederlandsche pro-
ducten, zoodat een sterke uitbreiding van
I onzen handel, voorname’ijk ruilhandel.
I als gevolg der „QUO VADIS?”-plannen
I met het buitenland zal moeten ontstaan.
I Dat daarvoor groote internationale con-
I ferenties noodig zijn, geloof ik geen oogen-
I blik. Ik acht het zeer goed uitvoerbaar,
I dat met onderlinge besprekingen te rege-
I len. Het zal blijken mogelijk te zijn, onzen
I buitenlandsche leveranciers kenbaar te
I maken, dat wij werk voor hun werkloozen
I willen verschaffen door toepassing der
tt „QUO VADIS ’’’-plannen, als zij bereid
I zijn, tegen-prestaties van ons te aanvaar-
I den, waardoor onze werkloozen werk krij-
I gen.
3 Dat er voor het pessimisme van som-
I mige mijner landgenooten, die meenen, dat
I de „QUO VADIS ?”-plannen op dusdanige
I internationale samenwerking moeten stran-
I den, geen reden van bestaan is, blijkt wel
I uit de rede van den Franschen premier
Daladier van enkele dagen geleden, waar-
in hij zeide, uitbreiding van den inter-
nationalen handel zeer noodzakelijk te
I achten, en wat Duitschland aangaat, weet
ik, dat dit liever heden dan morgen zulke
I ruilhandel-transacties zou aangaan.
I Het eenige dat noodig is, is een door de
I Nederlandsche bankwereld, in innige sa-
menwerking met handel en industrie, te
I stichten Vennootschap, of groot Bankiers-
I Handelshuis, dat alle transacties, die in
verband met de „QUO VADIS ’’’-plannen
nationaal zoowel als internationaal aange-
l gaan worden, behandelt, of er zijn mede-
I werking bij verleent en daarvoor vanzelf-
I sprekend zijn commissie rekent, verder
I voor credietgeving zorgt, en ook de ver-
I goeding tijdens de overgangsperiode ver-
I strekt.
I Het geheel zou dus particulier initiatief
I zijn, dus geen uitbreiding van regeerings-
I ingrijpen in het handels- en bedrijfsleven.
I Wél zou de regeering zulk een onderne-
I ming moeten steunen, door die wettelijke
bepalingen te maken, die een goede func-
I tionneering van het „QUO VADIS?”-stelsel
I verzekeren, als b.v. de jaarlijksche afschrij-
I ving op huizen, schepen, machines en
I auto’s, en tevens financieelen steun heb-
k ben te verleenen, door een deel der be-
I sparingen op crisis-uitgaven, welke de in-
voering der „QUO VADIS ?’’-plannen on-
I getwijfeld zou meebrengen, aan de N V.
I ter bestrijding van de kosten van het ver-
I goedingsstelsel af te staan, zoomede wel-
I licht ook een deel van de verdere voorde^-
I len, voor den Staat aan de toepassing de-
I zer plannen verbonden, zoo noodig even-
I eens ter bestrijding van kosten en anders
I als welverdiend^Bandeel in deze voordee-
-■ len.
I De
I plannen, hoofdzakelijk berustend op par-
I ticulier initiatief, is dus zeer goed moge-
I lijk, en gezien de groote voordeelen, aan
I die toepassing verbonden, tegenover de
geringe lasten, (verhouding als 71), ligt
I het volkomen in de lijn van de bankiers-
I wereld die toch eigenlijk de spil is,
I waar het economische leven om draait, en
I die zelf toch ook het meest gebaat is bij
I een floreerend economisch leven om
I zich voor dit alles te interesseeren en mede
I den stoot te geven, dat zulk een initiatief
I genomen wordt.
I Of het juiste tijdstip er reeds is om een
I dusdanige organisatie in werking te stel-
I len, daarover valt te redeneeren. Doch dat
I het aan geen twijfel onderhevig is, dat
I 't nemen van voorbereidende maatregelen
I om tot het stichten van zulk een samen-
I werking te komen, op dit oogenblik vol-
I komen op zijn# plaats is, is zeker. Laat
I ik hier dan ook aan toevoegen, dat ik in
I deze richting reeds werkzaam ben.
9 Verder zou ik dit onderwerp even wil-
I len laten rusten, om thans te komen tot
I het „voorstel”, dat ik hier in de eerste
I plaats dringend noodzakelijk acht.
21 met „wel” 9 met „niet”
laars.
Ook eenige doctorandi in de economie
betuigden hun instemming.
Vermeldenswaard zijn obk ca. 100 archi
tecten en evenzoovele aannemers.
Verschillende aanvragen zijn bij
mij binnengekomen, waar het nieuwe door
mij geschreven boek verkrijgbaar is, doch
ik herhaal, wat ik reeds vorige week be
richt heb. dat dit nieuwe boek nog niet
in den handel is en ook voorloopig nog
niet zal komen
AANVULLING
Dit voorstel heb ik heden ter kennis
gebracht van Z.E Minister Jhr. Mr. D.
J. de Geer, en Z.E. verzocht om een on
derhoud. Het is mijn voornemen, Z.E. te
verzoeken, zelf het initiatief te nemen,
of mij den weg te wijzen en mij daarbij
zoo mogelijk behulpzaam te zijn om te
komen tut een „Commissie van Onder
zoek", samengesteld uit tot oordeelen be
voegde, en tot objectief oordeelen
staat zijnde „deskundigen”, wier taak het
zal zijn, vast te stellen of, en zoo ja op
welke wijze de „QUO VADIS ?"-plannen
een spoedigen, doch bovenal een deugde
lijken Vrede zouden kunnen bevorderen.
Waar, sedert het uitbreken van den
oorlog, iedere poging om weer tot vrede
te komen door Nederland en België te
zamen gedaan is en wel door aanbie
ding van „Goede Diensten” door H.M
Koningin Wilhelmina en Koning Leo
pold III van België (ik weet, dat Z M
mijn „Quo Vadis”-plannen kent) ver
meen ik, dat het gewenscht zou zijn, dat
zulk een Commissie zou bestaan uit des
kundigen, zoowel van België als van
Nederland
Het komt mij voor, dat, gezien de be
wijzen van adhaeaie, die mij reeds in zoo
ruime mate toegezonden zijn van t o t
oordeelen bevoegde zijde dit
als „keur” op mijn arbeid de inwilli
ging van dit mijn verzoek toch al wel
het minste Is, waar deze „arbeid” -r-
de „Quo Vadis?"-plannen doch ook de
lijdende en bedreigde menschheid zelf
recht op hebben.
Doch van zeer groote beteekenis is ook,
dat 52 accountants zich beijverd hebben,
mij eveneens hun instemming met mijn
arbeid te betuigen, en dit zelfs dikwijls
begeleid door voor mij zeer vleiende be
woordingen, als „geniale gedachte”; veelal
was ook het woord „wel” eenige malen
onderstreept.
Gevoegelijk kan men aannemen, ge-
L A