door W. C SICKESZ I i - (schrijver WIE ZAL HAAR GIDS ZIJN? „QUO VADIS?") 8 hl UI al 'V van fel X w- HAAGSCHE COURANT VAN MAANDAG 8 JANUARI 1940. TWEEDE BLAD, PAGINA 3. DE OORLOG MAG NIET Ik zie mijn weg niet meerwil niemand mij dan leiden? De menschheid: Help! MIJN VOORSTEL MAG DEZE OORLOG NOG LANGER VOORTDUREN? DE‘„QUO VADIS?”-PLANNEN ZIJN „GOED”! „GOEDE DIENSTEN” WORDEN VOORTGEZET verklaar dan ook nadrukkelijk, een voortzetting van dezen strijd gevaren in zich houdt, die niet, of verre onvol doende, worden beseft, en het is daarom dit wetende dus dat het de plicht is van I WAT DAN WEL HET VREDESDOEL MOET ZIJN HET OORDEEL VAN DE ACCOUNTANTS i y t\\ MIJN VOORSTEL dat Ik toepassing der „QUO VADIS?”- in zoowel en 6 twijfe- een is 3e. tikel stond, waarin de woorden „vernie- I schrijver zoo van oog mogelijkheden der producten-kostprijsbe- rekening kent of kennen. Dat is de taak van den bedrijfsleider. Ie 2e waarnaar zij zoo hun keren, en zonder twijfel de veeten doen U laten doordringen, want in dezen enke len zin vindt gij ook één der oorzaken van den nieuwen oorlog, zoomede den weg om tot een spoedigen en deugdelijken Vrede te komen.) Eens, ik heb het reeds gezegd, zal ik aantoonen, dat ook in Duitschland de huidige toestand ontstaan is door economi sche fouten, en door het herstel daarvan Nadat de voorgaande regelen geschreven waren, en zelfs reeds ter perse waren ge gaan, hield onze Minister-President, Jhr. Mr. D. J. de Geer, zijn Nieuwjaars-rede- voering, en deze was aanleiding voor mij om dit laatste gedeelte van dit artikel op- Bij den aanvang van dit jaar doet zich de vraag voor: mag deze strijd nog een volgend jaar duren? Binnen afzienbaren tijd zal ik die ge deelten uit mijn nieuwe boek naar vo ren brengen, waarin ik zal wijzen op de ontzettende gevaren, die een voortzetting van dezen oorlog met zich brengt. En daar zijn gevaren bij, waarvan ik over tuigd ben. dat zij niet, of verre onvoldoen de, worden overzien. Te veel toch leeft de veronderstelling bij de volkeren, dat hun leiders alwetend zijn, en dat zij zich volkomen bewust zijn, welke gevaren er aan den horizon drei gen op te doemen. Welnu, lezer, laat ik u waardoor het mogelijk is aan millioenen □uitschors werk te geven en dus massa werkloosheid te voorkomen, zonder dat het noodig is, groote legerscharen te maken en de industrie voor oorlogsbehoeften te laten draaien. (Lezers, wilt s.v.p. de groote be- volbrengen is uitgesloten voor diegenen, wereldgebeuren mij hebben aangetoond, die slechts volleerd zijn in de kunsten en knepen der hooge politiek.” Voortbrengen op de juiste wijze, zóó, dat de wereld in welvaart zal leven, zóó, dat het spook der werkloosheid voorgoed verdwijnt, zóó, dat een einde komt aan de moordende concurrentie in handel en industrie en het mogelijk wordt, weer behoorlijke winsten te maken, zóó, dat er overvloed en dientengevolge tevredenheid en als hoogste goed... vrede duurzame vrede op aarde komt, dat is het werk van diengene, of diegenen, die alle finesses, met heteconoinisch welvaartsplan, dat door lijk de geheele enquête mij bewezen heeft, dat er nog een veelvoud van dit getal aan accountants is. dat er net zoo over denkt, doch niet de moeite heeft genomen mij dit te melden nemen, die steeds weer opnieuw tot oor log hebben geleid.” Het is mij, jammer genoeg, niet gelukt de volkeren tijdig naar het bereiken van dit ideaal te doen streven, doch wel ver klaar ik hier nadrukkelijk, dat het streven daarnaar thans nog den waarachtigen deugdelijken en duurzamen vrede, dien de wereld noodig heeft, kan verschaffen. Doch ik ga verder. Ik ben van oordeel, dat hoe eerder deze vredes- en welvaarts- boodschap den volkeren en hun leiders bekend gemaakt wordt, hoe eerder deze dus zien, dat er een mogelijkheid is om tot deugdelijken vrede te komen en dat Aangezien mij nog steeds wordt, waar dit boekje is. deel ik nogmaals mede, dat zoowel in den boekhandel als bij uitgever Holdert A Co. Amsterdam, ad 0.55, deel I en deel II saamgebonden, gevraagd verkrijgbaar mede, dat het den dezen invloed te gebruiken om ten spoe digste den weg van den vrede voor te be reiden. Oh, ik weet zeer goed, lezer, dat gij zult willen opmerken „Doch als de oorlog nu zou eindigen, bleef.de toestand als voor dien, en daarmede dus ook de oorlogsdrei ging”. Lezer, ik ben het hier niet met U eens, althans niet als de hier voorgeslagen weg gevolgd wórdt. Laat men namelijk ook den leider of leiders in centraal Europa bekend maken tuigd. dat men mij stap voor stap en woord voor woord gevolgd heeft. Eens schreef ik in één van mijn artikelen een onjuist getal, dat goed beschouwd weinig ter zake dienende was. Doch als ge eens de stapels brieven had gezien, die ik ont ving, waarin mij dat werd verweten, ter- Want twijfelt iemand er een oogenblik aan, dat in Nederland de geleerde wereld met een vergrootglas woord voor woord alles, wat ik geschreven heb, gevolgd heeft al die geleerden, die ik in mijn open lijken oproep in de dagbladen, tot hen ge richt, toch goed beschouwd den hand schoen heb toegeworpen dat zij, „men- schen”, als ook zij toch zijn, niet getracht hebben de fouten in mijn werk te vinden, om die mij op hun beurt voor de voeten te dus ook dat bereikbare ideaal er I s, dat „welvaart” heet, hoe eerder men ook den dommen, dwazen, menschonteerenden oor log zal kunnen beëindigen, het wapentuig neerleggen en zich rondom de vredescon- ferentietafel scharen. tigende critiek” - mij in het aangezicht werden geslingerd! Welnu, lezer: we kun nen aannemen, dat dat waarlijk niet die ééne maal geweest is, dat men naar fouten heeft gezocht. Nog ben ik die fout van harte dank baar, want deze juist heeft mij het bewijs geleverd, hoezeer mijn werk tot in finesses wordt becritiseerd. Hebt gij in één der dagbladen een steek houdend woord van critiek op mijn plan nen kunnen lezen? Heeft ooit een hoog- leeraar 1-- -- nog wel openlijk in de bladen, om mijn werk kapot te maken, te vermorzelen zelfs, kans gezien om, gewapend met de resultaten van zijn jarenlange studie, mij in enkele goed gekozen volzinnen van re pliek te dienen? Neen toch! Welnu dan, lezer, afgezien nog van het feit, dat er zoovele duizenden en tienduizenden onder u zijn, die ook over voldoende kennis be schikken om de juistheid te kunnen be- oordee'pn van de uiterst eenvoudige, en naar ik meen door mij zoo duidelijk ge schreven „QUO VADIS?”-plannen is niet het feit, dat heel die geleerde wereld heeft gezwegen, de mooiste „keur” op mijn werk? Doch naast dit zwijgen der geleerde eco nomen, dat dus, ik herhaal het, als een „keur” op mijn „QUO VADIS?”-plannen mag worden beschouwd, hebben bij de kortelings door mij gehouden enquête eenige vooraanstaande figuren uit de bankierswereld, het scheepvaartbedrijf en de grootindustrie, mij hun instemming met de ,.QUO-VADIS?”plannen doen blij ken, en dit nu zijn juist de practici, die ik in het laatste hoofdstuk van mijn boekje „Quo Vadis?” I als de meest aangewezene noem om mijn arbeid te beoordeelen; want schreef ik daar niet: ,,’s Weids bestuur is geen werk voor politici. Welvaart toch is een kwestie van 4e. door 52 accountants.*) Welk een groote, schier ondraaglijke verantwoording komt daarmede nu te rusten op de schouders van hen, wier roepstem reikt tot aan die „leiders”, die het menschdom tot den rand van dien af grond gevoerd hebben, als zij die stem niet zouden benutten om deze«blijde bood schap aldaar bekend te maken. Laten zij en al mijn landgenooten thans toch goed beseffen, dat er voor de wereld --en het menschdom nog slechts twee mo- ïn deeconomie? die ik'getart heb, gelijkheden epen staan, en wel of nog enkele stappen voorwaarts op ‘den weg, die thans gevolgd wordt en dat betee- kent de ondergang, of want een derde mogelijkheid bestaat er niet den weg te volgen, die in „QUO VADIS?” beschre ven staat, die naar welvaart arbeid geluk, en bovenal duurzamen vrede voert. Dien weg te gaan, daarvoor is echter een gids noodig. Welnu wie zal deze gids zijn? H. M., onze geëerbiedigde Koningin, te zamen met Z. M. Koning Leopold III van België, heeft reeds tot tweemaal toe het initiatief genomen om den strijdenden partijen Hare „Goede Diensten” aan te bieden, doch jammer genoeg steeds zonder alle verborgenheden, doch bovenal alle succes. Kan het zijn, dat dit succes uitgebleven is, omdat het waar is wat hier geschreven staat: dat de leiders der volkeren, en mis schien de volkeren zelf, bang zijn voor dien vrede? Ik vermeen dat, zoolang dat aanbod van „Goede Diensten” door die beide Vorsten gedaan wordt, echter met ledige handen, weliswaar een einde gemaakt kan worden aan dien gruwelijken krijg, die zooveel menschenoffers vergt, doch dat het op houden van dien oorlog slechts beteekenen zou den aanvang van een nieuwe ellende, een wereldcrisis, erger nog dan de vorige, waarvan het onheil en de omvang niet zijn te overzien Welnu dan, als dit alles waar is, waarom dan die handen niet gevuld mij werd ontworpen, en dat nu in 16 maan den tijds waarlijk wel den toets van deug delijkheid en juistheid glansrijk heeft doorstaan? komen wel degelijk in contact met de practijk van het bedrijfsleven, waarin zij dagelijks ontmoeten en te maken hebben met juist die factoren, waarop de „QUO VADIS?”-gedachte gebaseerd is. En nu moge een sympathie-betuiging nog niet willen zeggen, dat men het met alle on derdeden mijner plannen eens zou zijn, wie de Heeren accountans kent, weet, dat zij niet over eén nacht ijs gaan, en waar lijk mij geen sympathie-betuigingen ge zonden zouden hebben, als zij het met de hoofdgedachten mijner plannen niet eens geweest zouden zijn, en over details valt te praten. Zoo is dus op vier manieren het gun stige oordeel over de „QUO VADIS?”- plgnnen geveld en wel: door het zwijgen der geleerden; door het spreken der tot oordeelen bevoegde practici; door vox populi; nieuw te schrijven. De lezer toch, die aandachtig mijn publi catie van de vorige week, zoomede de hiervoor gaande kolommen gevolgd heeft, zal in vele opzichten groote overeenstem ming vinden tusschen het door mij ge schrevene en de redevoering van Minister De Geer. Ook Z.E. vreest de financieele débficle, verkrijgbaar is Giro 51205. zoo goed als geen cent terecht die kun nen zelfs nooit betaald worden.” Is er nu iemand, die veronderstelt, dat de huidige staatskassen, die na de crisisjaren volko men berooid «n zelfs met schuld over laden zijn, de kosten van dezen nieuwen oorlog, die vermoedelijk nog veel grooter zullen zijn dan die van den vorigen, wel zullen kunnen dragen en betalen? Ziet, lezers, hier is slechts één van die vele gevaren, die alweer verre onderschat worden, totdat wij voor de débAcle staan. En dan lezen wij, dat er staatslieden zijn, die er van spreken, dat deze oorlog des noods 6 tot 8 jaar zal worden voortgezet. I Reeds heb ik duidelijk aangetoond, en lin één mijner vorige artikelen uitvoerig I toegelicht, fiat een nieuwe vrede en I vredesconferentie niet denkbaar is, als I daarbij niet tezelfdertijd duidelijk de weg wordt aangegeven, waarlangs het moge- I lijk zal zijn, productief werk te verschaf- I fen voor vredesdoeleinden voor de mil- llioenen arbeidskrachten, die ontslagen luit het leger of vrijgekomen uit de oor- I logsindustrie de ontzaglijke leger- I scharen der werkloozen zouden aan- I vullen, indien deze arbeid niet verschaft I zou worden. I De eenig denkbare weg om al die mil- I lioenen werk te verschaffen is, gelijk reeds gezegd, gelegen in een toepassing der „QUO VADIS’’’-plannen. Waar de I leiders der strijdende landen, gelijk hier- I boven eveneens betoogd, alleszins blijk I geven, bang te zijn voor een nieuwen I vrede, omdat zij niet weten, hoe zij dit I zoo uiterst moeilijke economische pro- I bleem moeten oplossen, acht ik het een I stap van groot wereldbelang, dat ten I spoedigste aan deze opperste leiders be- I kend gemaakt wordt „Vreest niet .anger voor dien vrede, I want de weg om tot een deugdelijken, I economisch gerechtvaardigden vrede te I komen, die dus duurzaam kan zijn, is ge- I vonden en hier in Nederland aanwezig.” I Reeds heb ik in mijn laatste hoofdstuk I van „QUO VADIS I een jaar dus I vóór de nieuwe oorlog zou uitbreken kunnen werpen? Zeker, lezer, wees over- I de navolgende woorden geschreven a „Deze nieuwe oorlog zal te voorkomen I zijn, als tijdig aan het menschdom I nieuw ideaal geschonken wordt, een be- I reikbaar ideaal om naar de streven, zoo I schoon, als nog nooit ter wereld werd gevonden. Dat ideaal bestaat en is bereikbaar, wijf in een Nederlandsch dagblad een ar- Het heet „Welvaart” van „nooit gekenden ook daar een totaal andere toestand en geest ontstaan, want twijfel maar niet, dat ook daar „boter” boven „kanonnen" ge prefereerd wordt, en dat niet alleen door het volk, doch ook door de leiders, als zij den weg daartoe maar kennen. (Deze nu staat in „QUO VADIS?” beschreven). Er is dus geen vrede denkbaar zonder toepassing der „QUO VADIS ?”-plannen. Waar de strijd slechts wordt voortgezet, ondanks de ontzaglijke zichtbare en on zichtbare gevaren die daaraan verbonden zijn, omdat de leiders der volkeren den weg niet kennen om tot een deugdelijken vrede te komen, acht ik het den plicht van diegenen uit den lande, die de bevoegdheid hebben om die plannen aan te bevelen en wier stem doordringt tot de hoogste leiders in de wereld, om dezen op het bestaan van de „QLO VADIS ?”-plannen opmerkzaam te maken en te verkondigen, dat de weg naar een waarachtigen vrede bestaat en dus gevonden is, dat er tevens een ideaal is, een bereikbaar ideaal, naar de verwe zenlijking zaarvan te streven den volke ren welvaart, levensvreugde, arbeid voor ieder die werken kan, en bovenal duur zamen vrede zal schenken. Welnu dat zij niet langer zwijgen, doch zich hun plicht bewust worden dat de wereldleiders niets méér weten, en niets van tevoren overzien. Laat ik U verklaren, dat het met stom me verbazing is, dat ik 20 jaren lang heb moeten constateeren, dat onze wereldlei- ders-keer op keer verrast worden door de ontwikkeling van het wereldgebeuren, op een wijze, die zij niet hebben verwacht. - --- - ---- ---- Steeds weer zijn zij achter het wereldge- beschreven wijze, zullen beuren aangekomen, en hebben zij te laat, 4 4 veel te laat dikwijls maatregelen geno men, die al waardeloos en krachteloos waren op het moment, dat zij genomen werden, en lang reeds weer door nieuwe gebeurtenissen waren achterhaald. „Gouverner, c'ést prévoir” doch jam mer genoeg wordt het door de leiders onzer wereldhuishouding niet bewaarheid. Zij leiden niet, doch worden veelal geleid en gestuwd door de zich snel voltrekken de gebeurtenissen. Is er een duidelijker voorbeeld te noe men dan <e oorlogsschulden, tijdens en na den vorigen oorlog? Is er toen één staatsman in de strijdende landen ge weest. die het gevaar inzag, dat de schul den zich opstapelden tot zulk een hoogte, dat zij nooit te betalen zouden zijn, en hebben zelfs de z.g. knappe koppen in Wallstreet zich ooit gerealiseerd, dat zij vrijwel nooit een cent zouden terugzien van al die door Europa gemaakte schul den? Neen immers! Schrijver dezer rege len heeft, dat kunnen velen getuigen, reeds onmiddellijk na den vorigen oor log verklaard: „V^i die schulden komt welke moet volgen op een voortzetting van dezen oorlog, ook dat de strijdende partijen Z.E. geeft dit in zulk een voor treffelijk voorbeeld aan, door twee sterke worstelaars, die op den rand van een af grond elkaar al strijdende omklemd hou den beide te langen leste in den af grond zullen storten, en dit voorbeeld komt geheel overeen met de teekening, die bij dit artikel staat afgedrukt, waarop de menschheid is afgebeeld ia de figuur op de vooruitspringende rots, met aan drie zijden den gapenden afgrond, niet weten de waarheen te gaan. Ook Minister De Geer spreekt van we derzijds sedert 1918 begane fouten, evenals schrijver dezer regelen in zijn artikel van de vorige week „beide strijdende partijen een ieder, die in ons land invloedrijk is, hebben sedert T8 fouten gemaakt”. Doch er is nog een andere hooggeplaat ste spreker geweest, die in deze dagen van jaarwisseling het woord gevoerd heeft, zelfs tot heel de wereld. Ik doel hier op de woorden, gesproken door Z.H. Paus Pius XII, die als één der voorwaarden voor een deugdelijken nieuwen vrede de „ontwape ning”, zij het dan ook gedeeltelijk, noem en aantoonen, dat er een weg bestaat, de, en dit volkomen terecht. Want het is toch ondenkbaar, dat er vrede gesloten zou kunnen worden, terwijl de millioenen- legers, tot aan de tanden gewapend, bij de wederzijdsche partijen gehandhaafd zou- ?op goede wijze voort te brengen”. Dat te dan verklaren, dat mijn studies van het'teekenis van deze enkele woorden goed tot den worden, en de fabrieken, die het oor logstuig fabriceeren, op volle kracht zou den blijven doordraaien? Doch als wij dan erkennen, dat er een zekere ontwapening moet komen en een stilstand in de bewapeningsindustrie, dan moeten wij ook de logische consequenties daarvan onder het oog zien, waarop door mij reeds bij herhaling gewezen werd, n.I. dat er werk verschaft wordt voor vredes doeleinden voor al die millioenen, die uit de legers en de bewapeningsindustrie zou den vrijkomen, wil de wereld niet onmid dellijk na een nieuwen vrede in een tweede wereldcrisis verzinken, erger, veel erger nog dan de vorige. Hier nu is het, dat Nederland iets te bieden heeft, dat geen ander land ter we reld bieden kan, en wel den weg, waar langs het mogelijk zal zijn, arbeid te ver schaffen voor vredesdoeleinden aan al die millioenen werkkrachten, die als gevolg van een nieuwen vrede werkloos zouden dreigen te worden. Daarmede ook kan alleen Nederland het middel bieden om een economisch gerechtvaardigden, en dus deugdelijken. Vrede tot stand te doen komen. I Indien hier dus blijkt, dat Nederlands Minister-President en de schrijver van „QUO VADIS beiden zoo volkomen duidelijk den ernst van dezen tijd dit oogenblik zelfs onder het zien, en beiden zich zoo diep bewust zijn van de ontzettende gevaren, die het menschdom bedreigen, wanneer deze strijd, deze Titanenstrijd tusschen twee groote volkerengroepen, nog langer zou worden voortgezet Indien dan diezelf de schrijver van „QUO VADIS het middel kent en aangeven kan om tot dien economisch gerechtvaardigden. dus deugdelijken. Vrede te kunnen komen waarom zouden dan in Nederland niet een paar handen ineengeslagen worden? Het opschrift van de teekening hier boven luidt: „Wie zal haar gids zijn?’” en in het onderschrift vraagt de geblind doekte menschheid: „Is er dan niemand, die mij leiden wil?” Laat Nederland dui delijk het antwoord op die vraag geven, met een krachtig „Ja!” want Neder land, en Nederland alleen kan hier de gids zijn. Als wij dan erkennen, dat hier slechts twee wegen mogelijk zijn, n.l. de enkele stappen, die naar den afgrond voeren, of... de weg in „QUO VADIS?” aange geven, laat het dan Nederland zijn, dat ten spoedigste als der menschheid gids optreedt om den weg naar en op dat pad aan te geven, of Nederland en België te zamen. Ziet, landgenooten DIT NU IS MIJN VOORSTEL Dit was de telling op het oogen- blik, dat deze regelen geschreven werden. Deze theoretici,, tevens practici toch, doch toen moesten nog tal van brieven geopend worden. Bovendien waren er 7 accountants, die wel het formulier inzon den, doch alvorens te beslissen, eerst nog nadere gegevens afwachtten twijfe laars dus en 2 accountants gingen niet met mijn denkbeelden accoord. Totaal dus ruim 60 inzendingen van accountants. Voor wie de meening wil kennen van het opkomende geslacht, kan ik nog me- dedeelen, dat 36 studenten in de economie het enquête-fomulier inzonden, waarvan „Mijn Voorstel” bevattende geheel 91 mnt «rol” Q rvizit cstn ft 1 Goed beschouwd, is er niet slechts omvang”, en het eendrachtig streven I sprake van één, doch van twee voorstel- daarnaar zal den volkeren het geluk en de len en dus mogelijkheden, waarvan ik de welvaart schenken, eerste maar kort wil aantippen; het ver-1 I nemen daarvan zal ongetwijfeld velen Ne- vergeten en dus ook de oorzaken weg- I derlanders genoegen doen. Het is deze: I De toepassing der „QUO VADIS?”- plannen is n 1. op één uitzondering na in haar geheel nationaal mogelijk, dus zelf- standig en zonder hulp van het buiten- I land. Die ééne uitzondering is deze, dat I tegenover de bouwmaterialen en machi- nes, die wij uit hoofde’ van de toepassing I der „QUO VADIS?”-plannen noodzakelij- I kerwijs uit het buitenland zullen hebben I te betrekken, ook contra-prestaties komen I te staan van specifiek Nederlandsche pro- ducten, zoodat een sterke uitbreiding van I onzen handel, voorname’ijk ruilhandel. I als gevolg der „QUO VADIS?”-plannen I met het buitenland zal moeten ontstaan. I Dat daarvoor groote internationale con- I ferenties noodig zijn, geloof ik geen oogen- I blik. Ik acht het zeer goed uitvoerbaar, I dat met onderlinge besprekingen te rege- I len. Het zal blijken mogelijk te zijn, onzen I buitenlandsche leveranciers kenbaar te I maken, dat wij werk voor hun werkloozen I willen verschaffen door toepassing der tt „QUO VADIS ’’’-plannen, als zij bereid I zijn, tegen-prestaties van ons te aanvaar- I den, waardoor onze werkloozen werk krij- I gen. 3 Dat er voor het pessimisme van som- I mige mijner landgenooten, die meenen, dat I de „QUO VADIS ?”-plannen op dusdanige I internationale samenwerking moeten stran- I den, geen reden van bestaan is, blijkt wel I uit de rede van den Franschen premier Daladier van enkele dagen geleden, waar- in hij zeide, uitbreiding van den inter- nationalen handel zeer noodzakelijk te I achten, en wat Duitschland aangaat, weet ik, dat dit liever heden dan morgen zulke I ruilhandel-transacties zou aangaan. I Het eenige dat noodig is, is een door de I Nederlandsche bankwereld, in innige sa- menwerking met handel en industrie, te I stichten Vennootschap, of groot Bankiers- I Handelshuis, dat alle transacties, die in verband met de „QUO VADIS ’’’-plannen nationaal zoowel als internationaal aange- l gaan worden, behandelt, of er zijn mede- I werking bij verleent en daarvoor vanzelf- I sprekend zijn commissie rekent, verder I voor credietgeving zorgt, en ook de ver- I goeding tijdens de overgangsperiode ver- I strekt. I Het geheel zou dus particulier initiatief I zijn, dus geen uitbreiding van regeerings- I ingrijpen in het handels- en bedrijfsleven. I Wél zou de regeering zulk een onderne- I ming moeten steunen, door die wettelijke bepalingen te maken, die een goede func- I tionneering van het „QUO VADIS?”-stelsel I verzekeren, als b.v. de jaarlijksche afschrij- I ving op huizen, schepen, machines en I auto’s, en tevens financieelen steun heb- k ben te verleenen, door een deel der be- I sparingen op crisis-uitgaven, welke de in- voering der „QUO VADIS ?’’-plannen on- I getwijfeld zou meebrengen, aan de N V. I ter bestrijding van de kosten van het ver- I goedingsstelsel af te staan, zoomede wel- I licht ook een deel van de verdere voorde^- I len, voor den Staat aan de toepassing de- I zer plannen verbonden, zoo noodig even- I eens ter bestrijding van kosten en anders I als welverdiend^Bandeel in deze voordee- -■ len. I De I plannen, hoofdzakelijk berustend op par- I ticulier initiatief, is dus zeer goed moge- I lijk, en gezien de groote voordeelen, aan I die toepassing verbonden, tegenover de geringe lasten, (verhouding als 71), ligt I het volkomen in de lijn van de bankiers- I wereld die toch eigenlijk de spil is, I waar het economische leven om draait, en I die zelf toch ook het meest gebaat is bij I een floreerend economisch leven om I zich voor dit alles te interesseeren en mede I den stoot te geven, dat zulk een initiatief I genomen wordt. I Of het juiste tijdstip er reeds is om een I dusdanige organisatie in werking te stel- I len, daarover valt te redeneeren. Doch dat I het aan geen twijfel onderhevig is, dat I 't nemen van voorbereidende maatregelen I om tot het stichten van zulk een samen- I werking te komen, op dit oogenblik vol- I komen op zijn# plaats is, is zeker. Laat I ik hier dan ook aan toevoegen, dat ik in I deze richting reeds werkzaam ben. 9 Verder zou ik dit onderwerp even wil- I len laten rusten, om thans te komen tot I het „voorstel”, dat ik hier in de eerste I plaats dringend noodzakelijk acht. 21 met „wel” 9 met „niet” laars. Ook eenige doctorandi in de economie betuigden hun instemming. Vermeldenswaard zijn obk ca. 100 archi tecten en evenzoovele aannemers. Verschillende aanvragen zijn bij mij binnengekomen, waar het nieuwe door mij geschreven boek verkrijgbaar is, doch ik herhaal, wat ik reeds vorige week be richt heb. dat dit nieuwe boek nog niet in den handel is en ook voorloopig nog niet zal komen AANVULLING Dit voorstel heb ik heden ter kennis gebracht van Z.E Minister Jhr. Mr. D. J. de Geer, en Z.E. verzocht om een on derhoud. Het is mijn voornemen, Z.E. te verzoeken, zelf het initiatief te nemen, of mij den weg te wijzen en mij daarbij zoo mogelijk behulpzaam te zijn om te komen tut een „Commissie van Onder zoek", samengesteld uit tot oordeelen be voegde, en tot objectief oordeelen staat zijnde „deskundigen”, wier taak het zal zijn, vast te stellen of, en zoo ja op welke wijze de „QUO VADIS ?"-plannen een spoedigen, doch bovenal een deugde lijken Vrede zouden kunnen bevorderen. Waar, sedert het uitbreken van den oorlog, iedere poging om weer tot vrede te komen door Nederland en België te zamen gedaan is en wel door aanbie ding van „Goede Diensten” door H.M Koningin Wilhelmina en Koning Leo pold III van België (ik weet, dat Z M mijn „Quo Vadis”-plannen kent) ver meen ik, dat het gewenscht zou zijn, dat zulk een Commissie zou bestaan uit des kundigen, zoowel van België als van Nederland Het komt mij voor, dat, gezien de be wijzen van adhaeaie, die mij reeds in zoo ruime mate toegezonden zijn van t o t oordeelen bevoegde zijde dit als „keur” op mijn arbeid de inwilli ging van dit mijn verzoek toch al wel het minste Is, waar deze „arbeid” -r- de „Quo Vadis?"-plannen doch ook de lijdende en bedreigde menschheid zelf recht op hebben. Doch van zeer groote beteekenis is ook, dat 52 accountants zich beijverd hebben, mij eveneens hun instemming met mijn arbeid te betuigen, en dit zelfs dikwijls begeleid door voor mij zeer vleiende be woordingen, als „geniale gedachte”; veelal was ook het woord „wel” eenige malen onderstreept. Gevoegelijk kan men aannemen, ge- L A

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 7