HAAGSCHE COURANT
WINTERSPORT-FLIRT
Op
eenzamen
post
Zaterdag 13 Januari 1940
BINNENLAND
IN EN OM DEN HAAG
VIERDE BLAD.
FEUILLETON.
F
111I
No. 17466.
Extra-verlof grenstroepen
Ontvangsten Nederlandsche Spoorwegen
Eerste Kamer
HOOFDSTUK XVI.
Leven.
(Nadruk verboden.)
20)'
HOOFDSTUK XV.
Wordt vervolgd./
Het moet worden verbruikt voor
16 Maart
Bij de behandeling van de begrooting varl
Defensie heeft minister Dijxhoorn indertijd
meegedeeld, dat aan de grenstroepen, die zoo-
als men weet, reeds op 11 April 1939 onder
de wapenen geroepen werden, extra verlof ’«n
worden toegekend.
Bij legerorder is thans bekend gemaakt, dat
als blijk van bijzondere waardeering aan allen,
die op 11 April werden gemobiliseerd, vier
dagen extra verlof zal worden toegekend. Dit
verlof moet worden genoten in aansluiting op
periodiek verlof en wel zoodanig, dat telkens
een dag extra verlof moet aansluiten op twee
dagen periodiek verlof. De extra verlofdagen
moeten worden verbruikt voor 16 Maart
ze Dlij en wilde de kamer al
pen.
genoegen op het ijs heeft mogen smaken. Daar»
mee wordt een mooie traditie voortgezet. De
Koninklijke Grootmoeder, die met Haar Doch
ter steeds een der eersten was om de schaat
sen onder te binden, zal ongetwijfeld ook met
groot pleizier Haar Kleindochtertje bij dit
eerste wintersche genoegen hebben gadege
slagen.
Zooals wij Nederlanders allemaal.
OOM KOOS.
Zal tegen 23 Januari bijeen worden geroepen.
De voorzitter van de Eerste Kamer is voor
nemens, de Kamer bijeen te roepen tegen Dins
dag 23 Januari, des avonds te half negen, en
den volgenden dag, des voormiddags te elf uur,
een aanvang te maken met de behandeling
van het wetsontwerp tot vaststelling van
hoofdstuk III (departement van Buitenland-
sche Zaken) der Rijksbegrooting voor 1940.
In November gestegen.
De ontvangsten van de Nederlandsche Spoor
wegen over de maand November 1939 be
droegen reizigers en bagage 4.799.558 (v. j.
4.022.390), brief- en pakketpost 341.489
(v. j. 205.000), goederen en levende dieren
4.321.897 (v. j. 3.413.774), diversen 164.432
(v. j. 318.824), totaal 9.627.376 ,(v. i,
7.959.988).
Paardenfokkerij.
Bij Kon. besluit zijn erkend als rechtsper
soonlijkheid bezittende instelling, welke zich,
mede door middel van het aanleggen en bij
houden van stamboeken, de bevordering van
de paardenfokkerij ten doel stelt in den zin
van de Paardenwet 1939 de vereeniging „Het
Nederlandsche Trekpaard”, gevestigd alhier en
de vereeniging tot bevordering van de land-
bouwtuigpaardfokkerij in Nederland, gevestigd
te Utrecht
Gedempt klonken de commando’s
van de aflossing.
De nacht legde zich over het fort.
Hauser liep in zijn donkere kamer
rond, diep in gedachten. Hij wandelde
rond de tafel, in een regelmatigen cir
kel. Hij keek op de lichtende wijzer
plaat van zijn armbandhorloge. Over
een half uur zou hij haar laten roepen.
Hij zou nog eenmaal met haar spre
ken, dat zou het afscheid zijn, een
laatst onherroepelijk afscheid. Alleen
verlangde hij nog één keer met een
mensch te praten, jong, van vleesch
en bloed, die in de wereld terug zou
keeren, koele lucht inademen, ijskoud
water drinken en onder menschen le
ven. Onder menschen met wenschen
en idealen, met vreugden en een toe
komst. Over een half uur...
Den gevangene zou hij ook vrijlaten,
of hij nu de infanterist Petitpierre of
de overste de Bottberg was, haar ge
liefde of een vreemde...
Hij zou hem met haar de wereld in
zenden, de wereld, welke daar begon,
waar de horizon eindigde...
De tijd verstreek.
Hauser verliet zijn kamer, daalde
de trap af en opende de deur van het
manschappenverblijf. De mannen la
gen op hun britsen uitgestrekt als doo-
den. Een klem pitje gloeide op de ta
fel. Onmiddellijk kwam de schild
wacht naar de deur en spande de
haan van zijn revolver.
Werda?
Hauser sloot de deur weer, zonder
te antwoorden.
Hij kon niet meer denken. Zijn her
sens waren leeg, hij had één wensch,
den tijd te zien verstrijken, vlug, vijf
entwintig minuten lang. Dan moest hij
stil blijven staan. Een eeuwigheid...
Hij trad het officierenverblijf bin
nen.
Achilles sloop weg van O’Murphy
en wierp Hauser een wantrouwenden
blik toe. De reus stond schuldbewust
en verlegen op cn ging naar de tafel.
Is er nog nieuws? vroeg Hauser
kunnen fluiten en Hauser? Naar de
hel met Hauser!
Achilles knarste met zijn tanden en
sloot de oogen om zijn krachten te
verzamelen.
O’Murphy stond aan Hauser’s bed
en in het vale laatste licht van den
dag, sloeg hij opmerkzaam het ge
zicht van den slapenden gade.
Hauser steunde; hij mompelde iets
in zijn slaap.
O’Murphy boog zijn grooten schedel
direct voorover.
Hauser sprak een taal, welke de
dikke O’Murphy niet verstond; Hau
ser sprak Duitsch.
Voorzichtig ging O’Murphy op het
bed zitten. Het gezicht van den slapen
den vervulde hem met een onverklaar
bare droefheid.
Hij had altijd goed met Hauser kun
nen opschieten. Dagelijks hadden zij
met elkaar gepraat, urenlang, als de
gloeiende hitte iedere beweging onmo
gelijk maakte.
Onder de voorzichtige woorden van
zijn vriend, die het kwellende verlan
gen, den haat en den wrok met het
noodlot verzoend had, was hij geleide
lijk aan weer mensch geworden.
Sedert eenige dagen sprak Hauser
niet meer met hem, ging hem met
een korten groet voorbij. Waar dacht
hij aan? Was Hauser’s leed ook niet
het zijne, Jerobeam O’Murphy’s leed?
Hauser’s zorgen ook niet zijn, Jerobe
am O’Murphy’s zorgen?
Sedert die vrouw op het fort was,
begreep hij Hauser niet meer. Er
stond een muur tusschen hen. Achilles
had gelijk, die vrouw moest verdwij
nen. Weg met haar!
Laat mij sterven O’Murphy!
fluisterde Hauser in zijn slaap, nu in
het Engelsch, als was hij er zich van
bewust, dat de Ier aan zijn zijde
stond.
O’Murphy kromp ineen. Wilde Hau
ser sterven? Hij pakte zijn vriend bij
den arm en schudde hem heftig- Ge
schrokken opende Hauser de oogen.
Langzaam én zwaar ging hij over
eind zitten, zijn blik, welke afwezig
op O’Murphy’s voorhoofd rustte, be
gon langzaam aan te ontwaken.
Het is weliswaar geen opwekkend nieuwtje,
maar een nieuwtje is het toch, n.l. de inrichting
van een nieuwe begraafplaats op het voor
malig terrein van Ockenburgh. Natuurlijk
hangt deze inrichting ten nauwste samen met
de groote uitbreiding onzer stad in de laatste
jaren en hoezeer men ook hier of daar mocht
betreuren, dat het mooie Ockenburgh niet voor
een andere bestemming in aanmerking komt,
toch zal men ‘moeten erkennen, dat het een
noodzakelijk iets is. Men zal ook moeten toe
geven, dat het plan van aanleg heel mooi is.
’s Lands wijs, ’s lands eer. De wijze van inrich
ting zal een ieder moeten bewonderen en
dienen te beschouwen als een aanwinst, zij het
dan ook een droevige, voor onze stad.
De werkzaamheden aan de Javastraat heb
ben niet veel geluk. Hadden reeds velen er
over gemopperd, dat de verbreeding van den
weg en alles wat daarmee samenhangt, op
zoo grootscheepsche wijze werd opgelost alsof
er namelijk bij de Gemeente en de daarmee
gelieerde ondernemingen geen geldnood be
stond, nog erger werd het toen de werkzaam
heden zoo langen tijd in beslag gingen nemen.
Al sinds weken wordt het verkeer in die con-
trijen belemmerd, terwijl nog geen uitzicht op
gereedkomen is. Toen kwam de vorst en thans
zijn we nog veel verder achterop. Enfin, we
moeten maar doorsukkelen en afwachten tot
het de vorst belieft om met spoed de zaak af
te wikkelen, want dat mogen we toch minstens
van de Gemeentelijke instanties verwachten.
Over onze electriciteitsfabriek hoorden we
tan allerhoogste zijde min of meer sombere
geluiden. Het is niet de eerste keer. Bij den
kab« laanleg naar Rotterdam moest de Ge
meente de eerste aderlating ondergaan en nu
de stroomlevering vanwege Rotterdam goed en
wel een aanvang heeft genomen, komt de
mededeeling, dat hoewel de productie is ge
stegen, de financieele resultaten achterblijven.
Het overschot ten bate van de algemeene kas
wordt kleiner en men is geneigd zich af te
vragen, „waar zit ’m dat in Ra, ra, heeft
de redactie van onze courant gevraagd en met
haar zouden vele Hagenaars nieuwsgierig zijn
naar een antwoord op de bedoelde vraag,
maar dan zonder omwegen.
Overigens was de speech van onzen burger
vader de moeite waard en ik hoop ook, dat
de rechtgeaarde Hagenaar zichzelf de ge
legenheid niet benomen heeft om er kennis
van te nemen. Er was veel in te waardeeren.
Met onvermengde vreugde hebben wij weer
gezien hoe de loffelijke pogingen om alle Sche-
veningers te leeren zwemmen, worden voort
gezet. Het is een streven, dat mijns inziens
niet genoeg aangemoedigd kan worden. Ja, ik
zou zelfs nog veel verder willen gaan en daar
bij wil ik even in herinnering brengen, de tal-
looze slachtoffers, die wij elk jaar moeten be
treuren als het zwemmen weer begint te lok
ken. Waarom op de scholen het zwemonder-
richt niet als verplichtend gesteld Ik wil
uiteraard geen debat aangaan met onze onder-
wijsautoriteiten en nog minder stel ik prijs op
booze brieven van die heeren, maar ik wil wel
verklappen, dat naar mijn meening het pro
gramma zoo ingericht zou kunnen worden,
dat er voor zwemonderricht een plaatsje werd
gevonden. Enfin, ik stap gauw van dit onder
werp af om de bovenbedoelde redenen.
Nu ik het toch over sport heb, moge ook nog
even gememoreerd worden het feit, dat de
oudste van onze kleine Prinsessen haar eerste
Gretchen: Zou ik Giovanni kwijt raken nu ik met Iwan meega?
Het zilveren jubileum van den commissaris
der Koningin in Noord-Holland.
Woensdagmiddag a.s. zullen de commissaris
sen der Koningin, die dien dag de gasten zijn
van den commissaris der Koningin in Noord-
Holland, mr. dr. A. baron Röell, ter gelegenheid
van diens zilveren ambtsjubileum, op diens
initiatief en uitnoodiging ook een bezoek bren
gen aan het gerestaureerde museum Amstel-
kring (Ons’ Lieve Heer op solder) te Amster
dam.
Ik heb verschrikkelijk gedroomd,
zei Hauser langzaam en streek zich
over het voorhoofd, maar ik ben
alles vergeten...
Hij steunde zijn hoofd in zijn handen
en peinsde.
Je wilde, dat ik je liet sterven,
zei O’Murphy en wachtte angstig het
antwoord af.
Zei ik dat? Hauser kwam over
eind en knoopte zijn jas toe. Won
derlijk... Je moest mjj laten sterven,
zei ik?
Hij schudde zijn hoofd en kon er
zich niets van herinneren.
Vorschend keek hij naar het venster,
waarachter vaal de schemering stond.
Jij hoeft die wacht niet af te los
sen, zei hij zachtjes, ik zei dat
maar om jou en Achilles uit de kamer
te krijgen... Bedankt, dat je mij wak
ker gemaakt hebt, want ik heb ver
schrikkelijk gedroomd.
Hauser, zei O’Murphy nu en
greep zyn vriend bij den arm die
vrouw moet weg, vandaag nog.
Hauser voelde nog steeds naar
zijn voorhoofd, zijn gezicht vertrok
van pijn. Je hebt gelijk, die vrouw
moet weg uit het fort, ik zal van
avond nog met haar praten.
Onderzoekend keek hij zijn vriend
aan.
Ben je jaloersch, O’Murphy? Hoe
dikwijls heb ik je niet gezegd, dat
vriendschap mij meer waard is dan
alle vrouwen van de wereld en alle
liefde, welke toch maar leugen is...
Hij klopte den zwijgenden reus op
den schouder.
Heeft Achilles je aangestoken
met zijn wartaal? Het is waar, het
valt mij moeilijk, die vrouw weg te
zenden... het is pijnlijk... Maar ik be
loof je, die vrouw gaat weg!
Hauser reikte O’Murphy de hand.
Ik zdl het je gemakkelijk maken,
zei O’Murphy.
Hij zal het mjj gemakkelijk ma
ken...?
Niet begrijpend, keck Hauser hem
na.
Zorgen.
De kleine Griek lag op zijn bed en
sprak geringschattend tot O’Murphy:
Heb je dat niet gemerkt? Ik denk
werkelijk, dat je idioot bent... Dat
meisje heeft wat met dien Fransch-
man. En het mooiste is, dat jouw
vriend Hauser, die het ook gemerkt
heeft, plotseling getracht heeft het te
verbergen. Maar Hauser moet vroe
ger opstaan, als hij Achilles voor den
gek wil houden.
Knorrig draaide de reus zich om.
En wat heb je er nu aan, dat
je dat weet?
Wat ik daaraan heb? Opgewon
den sprong de kleine op en schudde
dreigend zijn vuist. Hauser be
schermt die vrouw om haar van ons
weg t* nemen. Waarom maakt hij
haar ons afhandig? Omdat hij com
mandant is? Een mooie commandant,
die het met zijn gevangenen tegen zijn
kameraden houdt...
Grommend schoof O’Murphy op zijn
stoel heen en weer. Geschrokken week
de kleine terug, toen hij de van haat
flikkerende oogen van den Ier zag.
Wat haal je daar voor praatjes
Uit de lucht en waarom zit je op Hau
ser te schelden? vroeg O’Murphy dof.
Het is toch zoo natuurlijk als iets,
dat twee fatsoenlijke Europeanen, als
dat meisje en de gevangene een oogen-
blik verbaasd zijn, als ze elkaar hier
onder dergelijke ellendige omstandig
heden ontmoeten. Geloof jij soms, dat
die Franschman nog veel kracht
heeft, nadat hij veertien dagen lang in
en nam zijn kameraden onderzoekend
en nadenkend op.
Achilles bromde, schudde zijn hoofd
en greep een brood. Hij sneed er een
dik stuk af en strooide er aandachtig
wat zout over, als om te bewijzen, dat
zijn gedachten bezig waren.
O’Murphy bewoog zich niet.
O’Murphy, was is er?
Onwillig haalde de reus zijn schou
ders op.
Niets!
Kalm draaide hij zich om.
Hauser wierp de deur achter zich
dicht en ging opgewonden naar zijn
kamer. Men moest op zijn hoede zijn.
Voor Achilles... Hauser had een on
bestemd voorgevoel van naderend ge
vaar. O’Murphy, alleen OMurphy
zou hem bijstaan in dit leven en mis
schien ook tot in den dood...
Ik heb op U gewacht, neemt U
me niet kwalijk, dat ik een paar mi
nuten vroeger gekomen ben, zei Ysot
zachtjes.
Zij stond in de deur van Hauser’s
kamer en wilde juist naar binnen
gaan, toen Hauser de trap opkwam.
Ik klopte, commandant, zei ze
aarzelend, en het was net of
iemand „binnen” riep, maar het moet
een vergissing geweest zijn, want op
hetzelfde oogenblik hoorde ik U aan
komen...
Hauser was te veel opgewonden, om
het zonderlinge van haar gedrag op
te merken. Hij was aan de deur blij
ven staan, zoolang zij spraK.
Daarna liep hij haar snel voorbij,
naar de tafel, en stak de lamp aan*
Hij móest licht hebben.
Hij wilde haar gezicht zien, haar
blonde haren, haar blauwe oogen en
de zachte beweging van haar handen.
Hij wilde haar nog één keer hooren
lachen. Hij glimlachte tegen haar, hij
glimlachte tegen zichzelf, uit louter
vreugde over haar nabijheid.
Gaat U zitten, alstublieft, zei hij,
- helaas kan ik U niets aanbieden,
ik ben niet zoo goed toegerust als U.
Mag ik mijn koffer halen? vroeg
ze olij en wilde de kamer al uit loo-
zoo’n smerig hol heeft liggen krimpen
van de pijn. Ik wil je niet onder ta
fel slaan, maar het moet uit zijn met
die toespelingen op Hauser. Hauser’s
oudste broek is meer waard dan jouw
heele gezicht en je grooten mond.
Achilles siste als een slang. Hij
haalde een mes te voorschijn en beet
op de scheede. Toen wierp hij. Het
staal drong in den muur, vlakbij
O’Murphy’s schouder.
Je zult mij niet slaan, brieschte
hij en greep onder de dekens naar een
ander mes, en ik zal er wel achter
komen, wat Hauser met dat meisje
heeft, en of zij iets met dien gevan
gene van plan is, met behulp van
Hauser. Staar me niet zoo aan!
krijschte hij en liet zijn groote glinste
rende tanden zien, ik vertrouw Hau
ser niet en je zult zien, dat ik gelijk
heb. Jij weet ook wel, waar vrouwen
toe in staat zijn. Je weet het net zoo
goed als wij allemaal!
O’Murphy zonk weer op zijn stoel
terug en verborg zijn hoofd in zijn
handen.
We zouden haar neer kunnen
schieten, fluisterde Achilles, ik ga
haar kamer binnen, laat mijn revol
ver vallen en zeg, dat zij ermee ge
speeld heeft... Of ik hits een Arabier
met een geladen Colt tegen haar op en
laat hem dan achter slot en grendel
sluiten, wegens een zonnesteek... In
elk geval moet ze weg...
Hij wierp zich op zijn zijde en ver
borg het gelaat in de dekens.
O’Murphy, luister je?
Hij schreeuwde en hief het hoofd op.
O’Murphy had de kamer verlaten.
Achilles was met één sprong bij de
deur. Hjj zag nog juist het logge
lichaam van zijn kameraad de trap
naar Hauser’s kamer bestijgen.
Achilles kroop weer in bed. Hij
mompelde wat in zichzelf, plotseling
zweeg hij. Een idee zou het gaan?
Hij lachte luid en trok de dekens
over zijn gezicht, om er in de warmte
en de stilte over na te denken.
Nu wist hij het zeker, die vrouw
was van hem!
O’Murphy, die domkop, zou er naar