jIAAGSCHE COI KANT Nederland’s waterland ri 5*1 een ijswoestenij Leven en werken een Schepen zoeken veilige schuilplaats derde blad. Zaterdag 13 Januari 1940. gestremd Scheepvaart practisch overal 1 van die zij waar het water in golfvorm No. 17466. De jede was van Weerkundige Waarnemingen Barometerstand van hedenmiddag 12 uur Zwaar ijs op het Noordzee- k anaal. Gaat de Waal ook dicht? De Waal biedt aan de kade te Nij megen haar tweede winteraspect. An derhalve maand geleden was zij ver buiten het rivierbed geklommen en had de Nijmeegsche kade overspoeld. Het was een binnenzee van water. Nu dat rustige geestkracht noodig is om de moeilijkheden van het oogenblik zoo goed mogelijk te dragen en zooveel mogelijk te overwinnen; méér rustige geest kracht nog om zich voor te berei den op een nog moeilijker toe- komlst, die wellicht het uiterste van onze kracht en onzen moed zal vergen. Een volk, dat verdient behouden uit den storm te komen, is een volk, dat dapper, energiek en in vertrouwen werkt aan den op bouw van zijn toekomst, met te méér kracht en doorzettingsvermo gen naarmate de storm heftiger Het gebied van hoogen luchtdruk, dat zich over de Donaulanden bevindt, neemt in beteekenis af. Een uitlooper hiervan strekt zich uit tot over de Noordzee. De as lag hedenmorgen nog juist ten Noorden van ons land, zoodat de zwakke Oostelijke luchtstrooming nog bleef aan houden. Tengevolge van de uitstraling blijven de nachtelijke minimum-tempera- turen laag. In Denemarken is de wind Westelijk, doordat de bovengenoemde as ten Zuiden van dit land is gelegen. In den Balkan en Centraal-Europa blijft het zeer koud. Over de Noordelijke Ijszee trekt een depressie in Noordoostelijke richting. Aan de kust van Ijsland is de wind krachtig tot stormachtig. Aan de Noorsche kust is de wind over het algemeen krachtig uit Westelijke richting. De temperatuur is er ongeveer 5 graden boven nul. In Noord- Italië houdt de vorst aan. Zonsopgang: 14 en 15 Jan. 8.05 u. Zonsondergang: 14 Jan. 4.13 u.J 15 Jan. 4.14 u. Lantarens aan: 14 Jan. tot 7.34 u. v.m.; 14 Jan. 4.43 u. nam.; 15 Jan. tot 7.33 u. v.m.; 15 Jan 4.45 u. nam. Hoogwater te S c h e v e n i n g e n. 14 Jan. 's morgens 5.20 u.; nam. 5.40 u. 15 Jan. ’smorgen§ 6.u.; nam. 6.20 u. Maandag géén schietoefeningen op het strand. stateerd. Bij Heusden is de Maas met drijfijs overdekt, doch van geen en kele plaats is bericht ontvangen, dat de Maas vastzit. Een kijkje op het Scheveningsche strand, bevroren is. Noemt gij dit „gewoon” leven? zal men ons vragen. Wij geven toe: in den zin van normaal, van „zooals vroeger” is het niet. In d i e n zin is het thans, in een zoo a b normalen tijd, welhaast nie mand mogelijk, „gewoon te leven Maar zóó is het dan ook niet bedoeld. Wij moeten „gewoon le ven in dezen zin: dat wij ons met laten beheerschen door een ont moediging, welke zoo licht door het ellendige heden en de sombere vooruitzichten in ons kan worden gewekt; en bovenal niet door vrees voor wat de toekomst ook ons aan leed en verschrikking zou kunnen brengen. Wij moeten „gewoon” leven in dien zin, dat wij onzen levens moed tegen alles in gaaf en sterk houden en onversaagd arbeiden aan ons werk voor het heden, dat veerkracht van ons vraagt, en voor de toekomst, hoe duister deze thans ook is. Wij mogen niet in een geest- kracht-doodende neerslachtigheid afzien van de gepaste vreugden, welke het leven ons biedt, mits wij ook anderen, die minder ge lukkig zijn, vreugde bereiden. Gepaste vreugde, hoe gering wellicht ook, behoort tot het gewone” leven; de mensch heeft haar noodig als tegenwicht voor de zorgen, die nu'zoo groot zijn en die ons zonder deze bescheiden vreugde wellicht moed en geest kracht zouden doen verliezen. Een vreugde, die bovendien dezen practischen factor vergete men niet in vele gevallen in mate- rieelen zin ten goede komt aan vele anderen, die daaraan be hoefte hebben. Want met „vreug de” bedoelen wij niet speciaal het maken van „pret” waartoe menigeen in dezen emstigen tijd zich allicht minder geroepen zal gevoelen (al zal in vele gevallen ook de „pret” van den een een bron van inkomsten zijn voor den ander) maar al hetgeen het menschelijke leven aangenaam maakt en waarde geeft. Zulke vreugde behoeft niet kostbaar te zijn; zij kan zelfs weinig of geen geld kosten. Zij is in haar vorm niet alleen afhankelijk van de geldmiddelen, waarover men be schikt, maar ook van individueelen smaak, opvatting en behoefte. Tot zulke vreugde behoort ook het opknappen van de woning, het aanschaffen van voorwerpen, die men mooi en aangenaam vindt, van meubelen, van kleeding enz., het koopen van boeken e.d„ het bezoeken van musea, tentoonstel lingen, schouwburgen, bioscopen, enz. en nog tal van andere din gen, altemaal grootere of kleinere vreugden”, waardoor het geld on der de menschen wordt gebracht en van den één naar den ander blijft rollen. Het geheele Noordzeekanaal is met zwaar drijfijs bedekt. Ijsbrekers varen voortdurend van Amsterdam naar IJmuiden op en af. om een vaargeul open te houden. De groote scheepvaart en de sleepbooten ondervinden nog weinig hinder, maar lichters hebben extra hulp noodig, terwijl kleine sche- zaak van Verwachting tot den avond van 14 Jan.: Voor het Noorden: Wind: zwak; ’s nachts matige tot lichte vorst, in den middag tijdelijk stijging van temperatuur tot boven het vriespunt met toenemende be wolking; droog. Voor het Zuiden: Wind: zwak; ’s nachts strenge tot matige vorst, in den middag tijdelijk stijging van temperatuur tot boven het vriespunt; nevelig tot licht- of halfbewolkte lucht; droog. v.m. 1 -9 gr. en -4$ gr. Celsius. Barometer na L.2- dalende. De oorlog echter, en ET ijs wordt steeds be trouwbaarder en sterker. Overal wordt genoten de lief hebbers van het maken van tochten hebben het in jaren niet zóó goed gehad en komen na een heerlijken dag in de prikke lende buitenlucht vermoeid, maar met een nieuwe dosis ge zondheid, naar huis terug. Het is voor hen, die schaatsenrijden kunnen en er van houden, een winter uit duizenden, al ver geten wij natuurlijk niet, dat deze felle koude ook voor dui zenden kommer en leed be- teekentZoo is de strenge vorst van de laatste dagen oor zaak geworden, dat thans prac tisch overal de scheepvaart ge stremd wordt door het ijs. In de provincie Overijssel zijn thans alle vaarten en rivieren gesloten voor de scheepvaart, in Friesland zijn alleen nog gedeeltelijk open voor schepen, speciaal gebouwd voor de vaart door het ijs, de Dokkumer Ee en de Har- linger Trekvaart, alsmede de vaart naar Leeuwarden bij Harlingen. In Groningen is dat het geval met het Eemskanaal bij Delfzijl, de Lau- werszee en het Reitdiep. In de verschillende andere provin cies wordt het aantal kanalen en rivie ren, dat geheel gesloten wordt voor de scheepvaart, met den dag grooter. Zoo zijn volgens de N.R.Crt. gisteren de Vecht bij Nigtevecht en de Lek bij Vreeswijk gesloten voor de scheep vaart, alsmede de Waddenzee bij Oude- schild, het Amsteldrechtkanaal, de Zijl, het Rijn-Schiekanaal en het Spaarne van de Ringvaart tot Haarlem. anderen met dit kwaad besmetten en zij voert zoowel hem, die zich aan haar overgeeft, als een samen leving, waarin zij voortwoekert, snel bergafwaarts. Hoe „gewoner” wij thans leven, in den zin, dien wij hier hebben geschetst, ons daarbij aanpassende aan de buitengewone omstandig heden van dezen tijd, hoe meer wij ertoe meewerken, de nu zoo onmisbare rust en kalmte in het land en de geestelijke, moreele en materieele volkskracht in stand te houden. dreigt, het schip te doen vergaan. Wie den moed laat zakken bij groote tegenslagen en werkeloos toeziet omdat hij alle vertrouwen in de toekomst heeft verloren, be wijst zich en den zijnen en zijn land en volk al een heel slechten dienst. Ons leven en werken zij er op gericht, in heden en toekomst aan alle, ook de grootste, bezoekingen moedig het hoofd te bieden en mede te bouwen aan de funda menten van een betere toekomst, waarin wij het vertrouwen ook bij de bitterste beproevingen niet mo gen verliezen. Men vergete toch niet, dat dit brengen van geld onder de men schen, dit blijven „rollen” van het geld, een eerste voorwaarde is om het maatschappelijke leven, juist in dezen tijd, zoo goed mogelijk gaande te houden, ten bate van zooveel mogelijk van onze mede- menschen. Men kan thans bijna geen grooter kwaad doen tegen over zijn medemenschen, dan zijn geld, hetzij veel of weinig, angst vallig (en angstig!) vast te houden, er op „te blijven zitten”. Hetgeen natuurlijk óók weer niet wil zeg gen, dat men zijn geld maar moet opmaken, zonder zorg voor de toe komst! Men moet in alles zooveel mogelijk redelijk blijven en naar den juisten middenweg zoeken. Het is niet de roekelooze vreug de der lichtzinnigheid of der wan hoop een bitter ontgoochelende s c h ij nvreugde trouwens waar mee de samenleving is gediend. Zulk een valsche vreugde, die veelal voortvloeit uit een tekort aan geestkracht, zedelijken moed of verantwoorlijkheidsbesef, kan slechts deze eigenschappen nog verder ondermijnen en sloopen en „Leef gewoon” is de reeds eer der verkondigde leuze, die dezelf de strekking heeft als het burge meesterlijke advies. Leef gewoon voor zoover dat mogelijk is, voegen Wij erbij. Want ieder weet, dat er, ook in ons land, ook in onze stad, zeer, zeer velen zijn, voor wie het reeds nu onmo gelijk is aan deze leuze te vol doen. Wij denken in de eerste plaats aan de vele tienduizenden, die onder de wapenen zijn geroe pen om onze neutraliteit te hand haven en mocht het ooit noodig zijn ons grondgebied en onze Vrijheid en onafhankelijkheid te verdedigen. Voor hen is het nu reeds maandenlang onmogelijk om hun „gewone” leven in gezin, in maatschappelijken werkkring, in burgermiiieu voort te zetten. vorige week Zaterdag heb ben wij aan hen een artikel ge wijd, gewezen op de groote offers, die zij voor ons allen moeten brengen, en betoogd, dat het daar tegenover gebiedende plicht van de natie is, te zorgen dat deze landverdedigers aan kust en gren zen en elders het geruststellende en sterkende gevoel zullen heb ben dat zij, vroeger of later in de burgermaatschappij terugkeeren- de, niet aan armoede en ellende zullen worden overgeleverd. Hiervoor te zorgen, is plicht der erkentelijkheid van het geheele volk jegens de mannen en jon gens, die van huis en werk en on der de wapenen zijn geroepen ter bewaking van ons land en ons al ter veiligheid en vrijheid. Plicht is het óók, omdat alleen bij het bestaan van deze zekerheid voor de toekomst, van onze gemobili- seerden kan worden verwacht, dat zij de geestkracht zullen behou den, welke onmisbaar is voor de richtige volbrenging van een zware taak, die nu reeds zóó lang op hen rust en die zij wie weet hoe lang nog zullen moeten vervullen. Het zijn wel in de eerste plaats *paar niet alléén de gemobiliseer- den, die thans niet „gewoon” kun nen leven omdat zij in zoo on gewone omstandigheden zijn ge plaatst. Ook onder de burgerij zijn maar al te velen, op wie de Jjdsomstandigheden een zoo zwa- vooral de moderne oorlog, is niet alleen de de militairen, hij is óók, en in niet geringe mate, de zaak van de burgerbevolking, die door zijn gevaren zoo ernstig wordt bedreigd. Wil een land met goed gevolg weerstand kunnen bieden aan ge varen zooals wij hier op het oog hebben, dan moet de burgerbe volking even paraat zijn als leger, vloot en luchtmacht, even rustig, even moedig en vastberaden. Dan moet die bevolking vertrouwen hebben in zichzelf en in haar weermacht, vertrouwen voor het heden en óók voor de toekomst, hoe volkomen onzeker deze ook is. Men moet leven in de overtuiging, Ons volk heeft voor een groot deel langen tijd geleefd in den waan, dat een duur en lastig leger en dito vloot voor ons land eigen lijk niet noodig waren. Te eenzijdige idealisten, die te recht het oorlogsgeweld verfoei den, maarden kijk op de realiteit verloren hadden, meenden, dat het kleine Nederland goed zou doen door het voorbeeld van geheele of althans zeer belangrijke ontwape ning te geven aan de overige we reld. Velen meenden, dat een ster ke weermacht voor ons niet noo dig was, omdat toch wel nooit iemand ons den oorlog zou aan- doen en Nederland- natuurlijk nooit zelf op veroveringen zou uit gaan. Anderen meesmuilden, dat ons kleine landje tóch niets zou hebben in te brengen tegen een eventueelen, natuurlijk grooten en sterken aanvaller en dat daar om het geld voor leger en vloot w’eggegooid was en de lasten er van nutteloos waren. De meesten van bedoelde idea listen hebben ongetwijfeld door de gebeurtenissen van de laatste jaren op het wereldtooneel en bedenkelijk dicht in de buurt wel een meer reëelen kijk op het vraagstuk der landsverdediging gekregen. De harde les der zich op- dnngenae feiten heeft nen ge leerd, dat bewapening en weer baarheid voor ons volk niet zijn een kwestie van al of niet willen maar van onafwendbaar moeten. Als wij niet door parate weerbaarheid kracht bijzetten aan onzen beslisten wil om onzijdig te blijven in den uitgebroken oorlog en als de oor logvoerenden niet wisten, dat wij bereid en ook in staat zijn om daadwerkelijk uiting te geven, zoo noodig, aan den vasten wil van volk en regeering om het land en onze vrijheid en zelfstandigheid tegen geweldenaars te verdedigen, dan zouden wij reeds lang in de ellende van den krijg zijn meege sleept. Dat dit een onmogelijkheid is, zullen de lichtzinnige optimis ten, die gemeend hadden, dat ons land geen ernstige gevaren konden bedreigen, stellig niet meer vol houden nu de feiten een zoo duide lijke andere taal spreken. En ook zij. die in benepen gemis aan na tionaal zelfvertrouwen hebben ge meend. dat een weermacht voor ons landje toch nooit iets anders zou kunnen beteekenen dan weg gegooid geld, omdat wij tot hand having en verdediging niet in staat zouden zijn, zullen nu wel tot andere gedachten zijn gekomen. De hier genoemde categorieën hebben ons land veel kwaad be rokkend omdat zij de ontwikke ling van een krachtige weermacht langen tijd hebben tegengehou den. Gelukkig is men bij het be trekken van den internationalen hemel tot beter inzicht gekomen en is met spoed en voortvarend heid de weermacht verbeterd en uitgebreid tot het peil, waarop zij heden ten dage staat en dat naar het oordeel van deskundigen ten volle het vertrouwen wettigt, dat de natie in dezen spannenden en dreigenden tijd aan haar schenkt. Er mag gerust worden gezegd, dat de Nederlandsche weermacht, steunend op de machtige natuur lijke verdediging, welke onze zoo waterrijke bodem ons biedt en die door uitgebreide kunstmatige ver dedigingswerken is en wordt aan gevuld. in staat is om niet slechts onze neutraliteit te doen eerbie digen maar ook om, mocht het ooit noodig worden, aan een binnen- dringenden vijand het hoofd te bieden. is de Waal weer diep teruggezonken in het winterbed en drijft traag een witte rivier met groote ijsschollen voorbij. De scheepvaart heeft afgedaan. Slechts de schotsen vullen de rivieroppervlak- ten over 7/10 deel en schuren en bot sen met een zingend geluid voorbij. Zeven-tiende van de rivier met ijs bedekt; dat is een bedenkelijke hoe veelheid, schrijft de „Msb.”. De moge lijkheid, dat de Waal gaat zitten is zeer groot. De schepen hebben reeds lang een veilige schuilplaats opgezocht. In de Nijmeegsche gemeentehaven liggen er nogal wat en ook in het grintschap bij Weurt heeft een dertigtal schepen zich veilig gelegd voor den dreigenden ijsstroom, welke gelijkmatig zijn weg vervolgt tot hij zich vast zal zetten, over de geheele breedte der ri vier. De andere jaren was bij ijsgang de Voorhaven van het MaasWaalka naal bij Weurt geheel met schepen ge vuld. Dit is dit jaar niet het geval, daar Defensie dit verboden heeft. Bij Lobith liggen meer dan 200 schepen en de haven is daar propvol. De scheep vaart is op het zitten der rivieren voor bereid en het zal dan ook niet lang meer duren of Nederland’s waterland is een ijswoestenij geworden. De toestand op de Maas. Wat den toestand op de Maas be treft kan worden gemeld, dat alle stu wen uit de Maas zijn genomen, waar door de waterhoogte zeer laag is ge worden. Bij Sambeek is een tiende van de Maasoppervlakte met drijfijs bedekt, bij Grave vijf tiende. Op de Beneden- Maas wordt veel meer drijfijs gecon- opmerkelijke Nieuwjaars- van burgemeester de Monchy formeel gericht tot de leden den Gemeenteraad, maar over je hoofden van dezen heen ging dit ernstige woord óók tot de bur gerij, die goed zal doen, deze rede, zooals wij haar in haar geheel hebben afgedrukt in ons nummer j.l. Maandag, met groote aan dacht te lezen. Niet alleen het duidelijke en interessante over zicht van hetgeen het vorige jaar aan het gemeentelijke leven der Residentie heeft gebracht, maar óók. en vooral, de passages, die een meer algemeene strekking hebben en waarin de groote ernst van het beangstigende tijdsgewricht, waar in wij thans leven, wordt weer spiegeld. In het bijzonder zal menigeen zijn getroffen door ’s burgemees ters verklaring, dat wij en dit geldt voor ons allen, Nederlan ders z.i. niet beter kunnen doen, „dan onzen normalen arbeid ver richten. onze aandacht geven aan de zaken, die ook vroeger onze belangstelling plachten te heb ben”. „Maar zoo liet mr. de Monchy hierop volgen dit neemt niet weg. dat er heden ten dage, ook in ons tot heden nog gespaarde vaderland, geen geluk te genieten is dan tegen den donkeren achter grond der oorlogsdreiging, geen vreugde te beleven is, zonder dat telkens het besef van de elders doorstane ellende zich aan onzen geest opdringt.” Het is een waardevol advies! Het advies van iemand, die zich ten volle bewust is, dat wij temid den van den nu nog meer smeu- lenden dan laaienden brand ons steeds voor oogen moeten houden, dat wij allerminst gewaarborgd zijn tegen een overslaan van de vlammen naar ons vaderland. Van iemand, die diep in het hart is ge troffen door het namelooze leed, waaraan ontelbaar velen ten prooi zijn in de landen, waar het vuur reeds thans woedt. ren druk uitoefenen, dat het hun onmogelijk is „gewoon” te leven in den zin van hun leven in nor malen tijd. Ook d i t legt een on- afwijsbaren plicht op aan hen, die het geluk hebben ook nu nog een zekere, zij het nóg zoo bescheiden, welstand te genieten. Den plicht om te helpen en te steunen met hart en hand. Een plicht, die voor een groot deel door de overheid wordt vervuld, daartoe in staat ge steld door het geld, dat de nog draagkrachtige burgerij door mid del van zware belastingen haar verschaft. Daarnaast echter blijft er nog zóóveel nood te lenigen, dat het particuliere initiatief, in vereeniging of individueel, ruimte te over vindt om zich te doen gelden. Het „draagt elkanders las ten”, ons door H.M. de Koningin voorgehouden, vraagt thans meer dan ooit om toepassing. Barometer alhier v.m. 8 uur 779 m.m., 12 uur 778 m.m.; thermometer resp. hedenmiddag 12 uur: De groote rivieren Wat de groote rivieren betreft, zijn op de Maas alle stuwen open; boven Sambeek is nog geen ijs, bij Grave over 5/10 van de breedte, van Lip tot Kapelscheveer over 7/10 tot 8/10 van de breedte. De Bergsche Maas is overdekt met ijs; bij den Donge-mond zit het ijs vast. Van Pannerden tot Culemborg neemt de breedte van het ijs toe van 3/10 tot 8/10. Het ijs zit vast te Ameide en te Schoonhoven. Bij Krimpen aan de Lek is de rivier overdekt met ijs. Bij Lobith is de ri vier over 7/10 van de breedte bedekt met drijfijs; bij Nijmegen en Zaltbom- mel van 6/10 tot 7/10, bij Gorcum over 8/10. De Boven-Merwede is overdekt met drijfijs, de Nieuwe Merwede over 7/10 tot 9/10 van de rivier. Bij Slie- drecht zit het ijs vast. Ook op de Oude Maas zit het ijs op verschillende plaat sen vast, evenals te Dordrecht en te Puttershoek. Getracht wordt, het ijs van Spijke- nisse bovenwaarts te breken. De Kil is bedekt met zwaar drijfijs. De Hol- landsche IJsel zit geheel vast; de Gel derse he IJsel is boven Zutfen bedekt met drijfijs over 4/10 a 5/10 van de breedte en beneden Zutfen heeft het ijs zich vastgezet. In geen jaren heeft de vorst op dus danige wijze de scheepvaart in ons land belemmerd.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 9