L Op eenzamen post Een Zondag op de schaats in het Westland BROOKLAX Haagsche Courant van Maandag 15 Januari 1940 Over het er algemeen kon er nog uitstekend gereden worden .Mijnhardlje STADSNIEUWS ARNE SOLANKO OVERLEDEN FEUILLETON. De dooi bedierf in den na' middag veel DOOI MAAKTE AAN VELE ILLUSIES EEN EINDE L— verdwijnt verstopping in één nacht VIJFDE BLAD, PAGINA 1. Toch werd Wedstrijd in schoonrijden op de banen der Nieuwe ’s-Gravenhaagsche IJsvereeniging. (Nadruk verboden.) schoten. Ge hield haar tegen. Hij nam HOOFDSTUK XVII. In de cel. mond opende zich zij alsmaar verder, in pijlsnelle Het is merkwaardig, wat een daar finaal bedorven, maar enfin, het is het laatste stuk, zoodat het leed gauw geleden is. Op de Beek is het ijs in dito toestand. De meesten binden daar ook af. Nee het laatste gedeelte van mijn tocht was niet het mooiste. Daarom ech ter niet getreurd, want als geheel geno men is het een onvergetelijke reis ge weest, een tocht, die je bijblijft, waar van je nog jarenlang prettige herinne ringen zult hebben. En dat is toch een heel voornaam ding. Met dit heerlijke CHOCOLADE LAXEERMIDDEL 24 tabl. F 1.- om de banen schoon te vegen en de snert borrelde al in de ketels Maar Thialf is wederom niet voor rede vatbaar gebleken. Andermaal trad Zaterdagmiddag de dooi in, welke zich daags daarna nog in heviger mate voortzette, waardoor gisteren nog maar van gedeeltelijke ijspret sprake kon zijn. Maar hoe ongunstig de omstandighe den voor de schaatsenrijders ook wer den, ontmoedigen lieten zij zich niet. Al stond ook het water enkele centi meters hoog op het ijsvlak, de animo om te rijden leed er niet onder. Op de Boschvijvers, de banen der ijs- vereenigingen en op de slooten was het vooral in de morgenuren buitengewoon druk. De baanvegers stelden alles in het werk, om het water van het ijs weg te werken, maar het was een ongelijke strijd. Het dooide te hard. Om 1 uur ’s middags sloot de Haag- sche Ijsclub haar banen. Slechts .noode verlieten de vele rijders de banen. Men wilde het ijs echter zooveel mogelijk sparen, om het mogelijk te maken de banen direct weer bij mogelijk in vallende vorst open te kunnen stel len. Voor de tochtenmakers, en het wa ren er heel veel, was het rijden in den namiddag niet altijd een pretje. Vallen stond gelijk met het riemen van een bad. Doch voor de ware enthou siasten vormde dit ook al weer geen bezwaren. Vooral voor een tocht van Warmond uit naar Kaag. Braassemer- meer, Westeinderplassen en Aalsmeer bestond van Haagsche zijde zeer groote belangstelling. De trein, welke gister morgen om 9 uur uit de residentie naar Warmond vertrok, was afgeladen vol, zóó zelfs, dat velen slechts in de baga geruimte een plaats konden vinden... Tot 12 uur ging het rijden wel, maar daarna werd bet mis. Op en in de omgeving van de banen van de Nieuwe ’s-Gravenhagasche IJs vereeniging aan de Sportlaan heerschte gistermorgen en -middag nog groote drukte, maar de dooi ging zóó snel in zijn werk, dat er spoedig groote plassen op en scheuren in het ijs kwamen, het geen voor de meesten het genot bedierf. Velen keerden dan ook reeds vroeg in den middag teleurgesteld huiswaarts. De zooveelste Zondag had niet datgene gebracht, wat men zich er eindelijk eens van had voorgesteld De eenmaal vastgestelde wedstrijden in schoonrijden vonden op deze banen echter ’s middags nog doorgang en wel aan de zijde van de Daal en Bergsche- laan, waar het publiek buiten de baan in grooten getale de verrichtingen der rijders gade sloeg. Het spreekt echter InHoteldu V i e u x D o el en i s afgestapt jhr. W. H. v. d. Wijck, gezant schapssecretaris bij de Nederlandsche legatie te Berlijn. vanzelf, dat dezen door den slechten toe stand van de baan zich niet ten volle konden geven. Aan de wedstrijden werd door een goede twintig leden deelgenomen. De uitslagen luiden als volgt Dames solo 1. mej. B. Buwalda 2. mej. A. C. Hartman. Heeren solo1. F. Masselink2. B. Masselink. Paren 1. mej. C. J. Masselink en B. Masselink 2. mej. B. Buwalda en H, Assink. Na afloop der wedstrijden was er een demonstratie kunstrijden, waaraan werd deelgenomen door luit. Hoppe, de jongedames W. Quast en L. van Dien en den jongenheer Kees Schrijers. 's Avonds waren de banen begrijpe lijk gesloten. De wedstrijden op de baan der Nieu we ’s-Gravenhaagsche Ijsclub, waar over wij Zaterdag reeds berichtten, had den het volgende resultaat Dames 400 meter 1. mej. M. S. v. d. Schaaf. Heeren idem 1. J. Bos 2. W. L. Ool- gaard Snijders. Dames 800 meter1. mej. M. S. v. d. Schaaf. Heeren idem1. J. Bos2. C. Hinfe- laar. De IJshockeywedstrijd tusschen de ploegen van de H.H.IJ.C. en de R.IJ.C. eindigde in een 51 overwinning van eerstgenoemde ploeg. Schaatswedstrijden op de M.E.T.S.-baan. Zaterdagmiddag werden op de M.E.T. S.-banen schaatswedstrijden voor kinde ren gehouden. r De uitslagen luiden: Meisjes beneden 10 jaar: le prijs Joyce Kranenburg, 2e prijs Minnie van Bijleveld. Meisjes van 10 tot en met 13 jaar: le prijs Olga v. Geelen, 2e prijs Moortje Dilg.. Jongens beneden 10 jaar: le prijs Ed die de Wind, 2e prijs Jac. v. Buuren. Jongens van 10 tot en met 13 jaar: le prijs R. Vriends, 2e prijs G. ’t Hooft. er nog druk gereden De vraag, die heel schaatsenlievend Nederland zich stelde, was wel, of de vorst het Zaterdag en Zondag zou uit houden. Men weet het: voor de vrie- zerij is de Zaterdag een uiterst kri tieke dag. In dezen winter is het nu al een paar maal voorgekomen dat de door juist op Zaterdag de ijspret kwam be derven en we herinneren ons uit vroe gere jaren talrijke andere Zaterdagen, waarop ons dezelfde misère overkwam. Thialf moest onzen sportlui die twee dagen vol ijsjolijt nu maar eens gunnen! Het ijs was goed en sterk; de baantjes lagen er Zaterdagmorgen overal zóó verlokkend bij. Er waren zulke leuke plannen voor tochtjes, het was overal op de kleine wateren en op de meren zoo veiligDe baan vegers stonden zoo vol ijver gereed, Secretaris Finsche gezantschap te Brussel en hier ter stede. Zaterdag is te Gent op 45-jarigen leeftijd overleden de heer Arnè Solan- ko (Aohlman), sinds korten tijd als gezantschapssecretaris tijdelijk ver bonden aan het Finsche gezantschap te Brussel en hier ter stede. De heer Solanko, die tusschen 1920 en 1930 geruimen tijd aan het Finsche gezantschap alhier verbonden was, heeft zich in Nederland, ook vanwege zijn kennis van de Nederlandsche taal, tal van vrienden gemaakt. In verschei dene Nederlandsche periodieken publi ceerde hij destijds bijdragen over Finland en de Finsche geschiedenis. rijdersoogen een prachtige ijsbaan. Het is de Breede of Vlaardingsche Vaart. Het is hier bepaald vol. Er heerscht een gezellige stemming. Merkwaardig is het, dat het overgroote deel over een baan langs den rechter kant rijdt, terwijl de linker een spiegel gladde, zwarte ijsvlakte is, met slechts hier en daar een uitstekende schol als obstakel. Op de Boven Schouw, een kruispunt van vaarten, staan de „koek en zopie kraampjes” zij aan zij. Het is een centraal punt. Rechtuit gaat het naar. Vlaardingen en rechts af naar Maassluis. Het ijs is schitterend en ver toont nog weinig sporen van den dooi. Wij kiezen den weg naar Vlaardingen. Steeds meer menschen komt men tegen. In Vlaardingen bind ik af. Het is in de binnenstad zoo druk als in de Poten en de Spuistraat op Zaterdagavond. Dui zenden, gewapend met schaatsen, dwa len door de smalle bochtige straten, zwerven om de kerk en het kleine stad huis heen. Het is eei^vroolijke opge wekte menigte. Slechts hier en daar ziet meneen echte Vlaardinger, die eenigszins beteuterd en wantrouwig deze massa vreemdelingen aankijkt. De talrijke café’s en restaurants doen uit stekende zaken. Allen hebben extra- personeel aangenomen. Er is geen plaatsje meer onbezet en de menschen staan buiten in de rij, geduldig wach tend. De banket- en bakkerswinkels worden gewoonweg door de schaat- schenrijders belegerd, die het beroemde Vlaardingsche product, „Echte Vlaar dinger IJsmoppen” willen koopen. Dat hoort er nu eenmaal bij. Intusschen is het al één uur gewor den. Het dooit flink, zelfs motregent het een weinig. En het wordt steeds drukker op het ijs, zoodat het op den terugweg op sommige gedeelten „stapvoets” ver der gaat. Toch is het ijs op de Vlaar dinger Vaart nog in uitstekende condi tie, maar hoe meer men in de. richting van de residentie komt, hoe slechter het wordt. Op sommige plaatsen staat reeds een flinke laag water. Vooral de scheuren zijn verraderlijk. Men ziet ze haast niet, zoodat het dubbel opletten wordt, wat natuurlijk aan de ijsvreugde veel af doet. Wie het ongeluk heeft met zijn schaats in een scheur terecht te komen en te vallen, kan zijn kleeren wel uitwringen. In het midden, waar het ijs meestal het beste is, kan men haast niet ‘meer rijden omdat daar het dooiwater van de kanten naar toe stroomt. De Rijne Wateringe is bepaald slecht en daarom rij ik met korte voorzichtige streekjes verder. De dooi heeft het ijs Ik geef U den gevangen Fransch- man mee, als bescherming onderweg en reken op Uw ridderlijkheid, dat U ervoor zorgt, dat mij een aantal ge vangenen wordt teruggezonden, over eenkomstig zijn rang en stand... Hauser boorde zijn blik in haar ge zicht, zoodat hem geen enkele bewe ging van haar vreugde ontgaan kon. De gevangene? Ysot hield de hand voor den mond, alsof zij een schreeuw wilde tegenhou den. Zij boog het hoofd. Ze huilde. Toen hief zij het hoofd op en keek Hauser stom en onbewegelijk aan. Haar gezicht leek bijna vroom, be vrijd van een kwelling, nu zij einde lijk had kunnen uithuilen. De tranen rolden over haar wangen, langs haar mond, welke nu begon te lachen. U wilt mij den gevangene mee geven? vroeg zij nogmaals, ongeloo- vig, zachtjes, aarzelend. Hauser stond voor haar en keek op haar neer. Zij was lang en reikte hem tot de schouders. Als een kind stond zij ech ter voor hem en hief haar betraand gezichtje naar hem op. Lachend en gelukkig keek Hauser haar in de oogen. Welk een geluk! Nog eenmaal had hij een mensch zien huilen, huilen van blijdschap. Blijdschap, welke zijn woorden en zijn geringe kracht teweeg hadden gebracht. Beschermend hief hij den arm op. Toen hij Ysots schouder aanraakte, boog zij het hoofd en vleide zich tegen zijn borst. Hoe langzaam ging de tijd... Hjj Hauser hield haar tegen. Hij nam haar hand, eindelooze seconden, welke zwaar als goud, in zijn hart drupten. Blijft U hier? vroeg hij zachtjes. Zij mocht de kamer niet verlaten. Zij mocht hem geen minuut ontstelen. Ysot ging zitten. Haar hart klopte angstig en toch blij. Plotseling voelde zij zich veilig in deze kale en onge zellige kamer. Zij sloeg haar oogen op naar den man, die tegenover haar had plaats genomen. Zij had gedacht, dat die oogen valsch waren. Nu verzonk zij in die oogen, diep, eindeloos lang, zij verdronk erin, als in een zacht wie gende zee. Duizend jaren gingen voor bij... Ik wilde U verzoeken, ons mor gen te verlaten, zei Hauser zachtjes en aarzelend. Hij sloot zijn oogen. Hij bad haar blik ingedronken en vastge- kgd in zijn hart. Wat kon er nu nog gebeuren? Granaten? Dood? Lang zaam, pijnlijk sterven? Hij bezat deze blik uit de oogen van een meisje. Er kon niets meer gebeuren... Morgen? vroeg Ysot haar hart Stokte, Toen sloeg ze wild met haar armen en sloeg voorover op het tafelblad. Achilles brak in een schaterlach uit: Zie je wel, een spionne! Verbeten trad O’Murphy op Ysot toe, nam haar op in zijn geweldige armen en droeg haar weg als een kind... Nog steeds lachte Achilles. Hij stond voor Hauser en schreeuwde hem zijn haat en zijn vreugde in het gezicht: Vader en dochter, een mooi stel, spionnen van de Franschen! Ik heb het dadelijk wel gedacht, maar dit was de vuurproef. Hè, hoe hebben we dat gedaan? Hij schudde van het lachen. Hoe hebben wij hem dat gele verd, hè? Hij sloeg Hauser op den schouder, die zich niet bewoog. Prachtig, niet? Met een leegen blik staarde Hauser naar den lachenden Achilles. Een krampachtig lachje verscheen om zijn mond. Met beide handen hield hij zijn hoofd vast, dat razend pijn deed en dreigde te barsten. Hjj zocht en peins de... nu... nu had hij de gedachte, welke hij zocht! Daar was ze! Prachtig! zei ook Hauser met bleeke bevende lippen. O’Murphy liep vlug de trap af, naar de cel van den gevangene. Hij droeg het meisje, dat niet meer woog dan een veertje of een stuk zyde, op zijn armen. Hij omklemde haar stevig, alsof hij bang was, dat ze zich los ALGEMEENE VEREENIGING VOOR NATUURBESCHERMING. De algemeene vergadering van de Algemeene Vereeniging voor Natuur bescherming zal Donderdag 18 Jan. a.s. in het Museum voor het Onderwijs gehouden worden. Na afdoening der huishoudelijke zaken zullen enkele films worden vertoond, o.a. een van het natuurmonument Goening Api (een vulkaan-eiland in de Banda-zee) met zijn bevolking en Oceaanvogels, welke film zal worden toegelicht door jhr. mr. G. F. H. W. Rengers Hora Siccama, secretaris van den Volksraad en be stuurslid van de Ned.-Indische Veree- niigting tot Natuurbescherming. De heer A. Grooters zal een tweetal door hem opgenomen films van den Vogel- tuin vertoonen. 1 Ol/l 7 S*uit dl* «n '-4' voorkomt erger door) Eindelijk eens een Zondag, waarop tochten op de schaats gemaakt konden worden. Het is waar, deze dag heeft niet dat gegeven, wat we er de geheele week van verwacht hadden. De lucht was potdicht en onheilspellend grijs, net of er ieder oogenblik een flinke regen uit zou komen vallen. In den vroegen ochtend zweefde het kwik zoo om en nabij het vriespunt heen en weer en langzaam maar zeker steeg het tot 5 graden boven nul. Twee Zondagen reeds bedierf de dooi de ijspret, en wij, dat zijn de tienduizenden schaatsen- rijders-in-merg-en-been, hadden dus wel recht op een idealen ijs-Zondag. Maar het Nederlandsche weer is nu eenmaal grillig. Je kunt er geen dag Staat on maken. Gelukkig echter was het ijs tegen een stootje bestand en al was de kwaliteit minder dan Zaterdag, tochten konden er naar hartelust en naar alle richtingen gemaakt worden. Tienduizenden hebben ervan geprofi teerd en het is voor hen een onver getelijke dag geworden, waarvan zij nog jaren lang aangename herinnerin gen zullen hebben. Wij hebben een tocht gemaakt door het Westland. Wat een rijkdom aan ijs is daar aanwezig! Kilo meters lange, rechte vaarten, waar je de beenen breed uit kunt slaan, zonder angst te hebben in den berm terecht te komen. Het was nagenoeg windstil, een ideale omstandigheid. In de ochtenduren zag men weinig rijders, zoodat het met een snellen gang voorwaarts ging. Links en rechts groene velden, met hier en daar een boerderijtje. De nevel omringde ons, zoodat wij slechts een honderd meter ver konden zien. Alles in de natuur zweeg. Het krassen van de ijzers was het eenige geluid. Eenige schaatsen rijders, hetzij in kleine groepjes, hetzij alleen, passeeren ons. Een korte groet als „hoj” of „morgen” weerklinkt. Af en toe houden wij stil om even uit te blazen, want we hebben het warm. Op mijn voorhoofd parelt het vocht en mijn handen gloeien. Mijn adem lijkt wel damp. Maar spoedig gaat het weer voort, vaart, haast schaatsenrijders altijd hebben. Maar in de snelheid ligt voor hen de groote bekoring. Het gaat bijna van zelf. Links, rechts, de handen op den rug gevouwen en het lichaam in een hoek van bijna 90 graden gebogen. Waarheen? Ik weet het niet en het in teresseert mij trouwens niet, waar ik terecht kom. Het doel is immers in het rijden zelf gelegen en niet in een be paald dorp of bepaalde stad- Hier en daar moeten we stoppen om over een houten bruggetje onder de eigenlijke brug te loopen naar een andere vaart. Er staat een man, die met een bus rammelt „Een"centje voor den brug wachter, meneer”. Met het gebaar van een milden schenker laat ik een cent in de busgleuf verdwijnen. Naast ko- ning Thialf regeert hier koning Cent. De cent is op het ijs de munteenheid. De man met een zak vol koperen centen wordt hier meer gewaardeerd dan de man met de papieren briefjes van tien of van honderd. Want daar heb je op viel in hooge klinkende tonen, als he’t zand van de heuvels, hij klopte met lange, duidelijke slagen in het bloed, hij trok met korte zachte schre den zijn hart binnen om zich daar te nestelen. Hasuer boog het hoofd. Een hand, zacht en toch krachtig, trok het naar beneden. Hij voelde haar lippen op de zijne. Er sloeg een golf van leven door hem heen. Hij trok haar naar zich toe en bedekte haar gezicht met kussen... Hij kuste haar... de laatste kus van zijn leven misschien... Plotseling vielen er schreeuw... Dreunend klonk de stem van O’Murphy daar beneden op de binnen plaats. Voetstappen renden de trap op. Boven alles uit klonk, schel het ge schreeuw van Achilles. Opnieuw klonk buiten het korte dro ge geluid van schoten. Waar werden zij op afgevuurd? De deur van Hauser’s kamer sprong krakend open en daar stond O’Murphy, rood in het gezicht, met bloeddoorloopen oogen. Hij hijgde van het harde loopen. De gevangene, schreeuwde hij zoo hard, dat de kamer trilde, is ont vlucht! Ysot wankelde, zocht steun tegen den muur. Daar dook Achilles op. Met een heldhaftig gebaar schoof hij een nog rookende revolver in zijn holster en zei triomfantelijk: Wind je maar niet op, ik heb hem neer geschoten! Ysot’s schreeuwde: Vader! Hij dacht aan het meisje, dat hij in zijn armen gehouden had, en dat licht als een veertje was en geurde als een zomer op de weiden in Ierland... Ysot hoorde nog het kraken van de deur, welke als de deksel van een lijk kist achter haar in het slot viel, het licht meenam en slechts een smalle straal, welke door een kier schemer de, overliet. Haar gedachten bewogen zich in een cirkel; zij peinsde over een gebeurte nis. Maar wat was het? Haar gedach ten gingen in enkele seconden honder den mijlen ver weg. Nog steeds hoorde zij het klikken van het slot. Ze keek om zich heen. Wijd openden haar pupillen zich in de duisternis. Zat daar niet iemand? Een man? Onbewegelijk staarde hij haar aan... Dat waè het einde: hier in de ze cel opgesloten te zijn met een wil de. Of een uitgeputte Europeaan?... Haar hart begon wild te kloppen... Nu verhief de schaduw zich... kwam langzaam op haar af... Dat was het einde... Daar klonk een stem, onwerkelijk en veraf en toch dichtbij en vertrouwd. Ysot? vroeg de schaduw zacht jes. Werd zij waanzinnig? Droomde zij?... Zij viel en lag in zijn armen. De Bottberg tilde haar op en drukte haar als een verdwaald kind aan zijn borst. Hoeveel jaar was het geleden, dat hij haar zoo had kunnen vasthou den, haar hoofd tegen zijn schouder, haar gezicht tegen zijn wang... En nu... hier... Overste de Bottberg schreide. LWordt vervolgd.). het ijs totaal niets aan. Net als in den inflatietijd. Alles wordt met centen ge rekend. Een sprits 5 cent (of 10 cent, als u een iemand bent, die er uitziet als een man met „centen"), een kop warme slemp, heete melk, „pons” of Limonade 10 tot 20 cent. Op de kruis punten der vaarten staan de kraampjes met banken en tafels. Iedereen legt hier eenige malen aan om uit te rusten en even zich te verkwikken met een warm kop drinken. Het gaat hier pri mitief, "doch daarom niet minder aan genaam toe. De gebruikte kop wordt in een emmer met heet water geduwd en dan weer gevuld. Erg schoon is het niet altijd. Een schotel is een over bodige luxe. De banken zijn hard en ieder oogenblik loop je de kans, dat een wat onhandige, stijve rijder over je heen tuimelt. Maar toch is het er behaag- lijker dan in het behagelijkste restau rant. Het is de wondere macht van het ijs. Ik prop een grooten ijsbrok achter mijn kiezen en zuig en bijt er op met hetzelfde zalige gevoel als in de dagen van mijn prille jeugd. Hebt u er, wan delende in de Poten of in de Spui straat, er wel eens aan gedacht een snoepwinkeltje binnen te stappen om voor 10 cent bYokken te koopen? Het lijkt u een belachelijke gedachte, maar ja, op het ijs is nu eenmaal alles an ders dan anders! Een viertal Westlanders passeeren wij. Het zijn prachtige kerels. Stoer en stevig gebouwd. Hun leeftocht in een rooden zakdoek achter op den rug ge bonden. Er schijnt aardig wat in te zitten. Zij rijden om er jaloersch op te worden. Met geweldige slagen bestrij ken ze de breede vaart, zonder zich op te laten houden door de kleine oneffen heden of scheuren. Het zijn geboren hardrijders. Geen wonder, want hun wieg stond in dit waterland bij uit nemendheid. Het loopt tegen het mid daguur en het wordt al drukker en drukker. Allemaal rijders, die er een heelen dag op uit trekken. Geheele fa milies rijden achter elkaar aan een stok. Vader voorop, dan de kinderen en ten slotte moeder, die een wakend oog houdt op de kleineren. Meer dan ooit voelt de vader zich het hoofd van het gezin. Hij is immers onbetwist de lei der van het groepje. Het is merkwaar dig te zien, dat de ouderen veel beter rijden dan de jongeren. Ze houden het langer vol en rijden regelmatiger. Hun ouderdom is op het ijs juist hun jeugd. Paartjes zwieren, elkaar kruislings vast houdend, over het ijs. Ze doen het kalm aan en zijn feitelijk de eenigen, die geen haast schijnen te hebben. Voor de „kilometervreters” vormen ze anders een belemmering. Je weet nooit wat je aan hun hebt, indien je ze wilt passee ren. Een onvrijwillige omarming en een botsing komen nogal eens voor. Maar ja botsingen zijn niet erg, want het schaatsenrijdersvolk is het meest vrede lievende en verzoeningsgezinde, dat men zich denken kan. Helaas regeeren zij de wereld niet. Schipluiden komt in zicht. Je kunt het aan alles merken. Het ijs is stukge- reden, krabbelaars en kleuters „loopen" op hun schaatsen heen en weer, zoodat het langzaam voorwaarts gaat Het leed is echter snel geleden, want buiten het dorp, in de richting Vlaardingen ont plooit zich voor de verrukte schaatsen- zou rukken. Een grimmig plezier ver trok zijn mond tot een lachje. Zij wilde Ha.user van hem stelen? Zijn vriend en commandant? Weg met haar!... Het woestijnzand zou over haar schedel aaien en die blank schu ren. Het zou alle gedachten eruit slij pen en alle woorden, waarmee zij den zwakken, gevoeligen Hauser had wil len betooveren zouden worden wegge blazen. Een leege schedel kan niet denken, een doode mond kan niemand in geestdrift brengen. Vannacht zou ze nog adem mogen halen, morgen zou ze sterven. O’Murphy rukte de deur van de cel open, legde Ysot als een pop in den hoek, verliet de bedompte ruimte en schoof de zware grendels weer voor de deur. Er was een pad van zijn hart gevallen; hij kon weer ademha len, bevrijd en opgelucht. Een diepe moeheid overviel hem. Het was niet gemakkelijk geweest. Zijn armen deden pijn, alsof hij steè- nen gesjouwd en zakken versleept had. En toch was zij zoo licht als een veer tje geweest, die heks, die morgen zou sterven... Hij sloop zijn kamer binnen. Die was leeg. Achilles was er niet. Maar goed ook, want hij kon dat gezicht op het oogenblik niet verdragen... Zooals die kerel geschreeuwd had! En die grijns om zijn mond! O’Murphy schudde zijn hoofd. Voorzichtig keek hij om zich heen, kroop op zijn brits en haalde een flesch te voorschijn. Lui strekte hij zich uit, draaide zijn gezicht naar den muur en liet de alcohol naar binnen loopen. Met genot voelde hij, hoe de slaap hem overmande. 21)’ Zorgt dat U de echte krijgt, in de ongeschonden, origineele verpakking. De echte zijn niet rond, maar hartvorm!*

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 17