L
Op
eenzamen
post
Een Zondag op de schaats in
het Westland
BROOKLAX
Haagsche Courant van Maandag 15 Januari 1940
Over het
er
algemeen kon er nog
uitstekend gereden worden
.Mijnhardlje
STADSNIEUWS
ARNE SOLANKO OVERLEDEN
FEUILLETON.
De dooi bedierf in den na'
middag veel
DOOI MAAKTE AAN VELE
ILLUSIES EEN EINDE
L—
verdwijnt verstopping
in één nacht
VIJFDE BLAD, PAGINA 1.
Toch werd
Wedstrijd in schoonrijden op de banen der Nieuwe ’s-Gravenhaagsche IJsvereeniging.
(Nadruk verboden.)
schoten. Ge
hield haar tegen. Hij nam
HOOFDSTUK XVII.
In de cel.
mond opende zich zij
alsmaar verder, in pijlsnelle
Het is merkwaardig, wat een
daar finaal bedorven, maar enfin, het is
het laatste stuk, zoodat het leed gauw
geleden is. Op de Beek is het ijs in dito
toestand. De meesten binden daar ook
af. Nee het laatste gedeelte van mijn
tocht was niet het mooiste. Daarom ech
ter niet getreurd, want als geheel geno
men is het een onvergetelijke reis ge
weest, een tocht, die je bijblijft, waar
van je nog jarenlang prettige herinne
ringen zult hebben. En dat is toch een
heel voornaam ding.
Met
dit heerlijke
CHOCOLADE
LAXEERMIDDEL
24 tabl. F 1.-
om de banen schoon te vegen en de
snert borrelde al in de ketels
Maar Thialf is wederom niet voor
rede vatbaar gebleken. Andermaal trad
Zaterdagmiddag de dooi in, welke zich
daags daarna nog in heviger mate
voortzette, waardoor gisteren nog maar
van gedeeltelijke ijspret sprake kon
zijn.
Maar hoe ongunstig de omstandighe
den voor de schaatsenrijders ook wer
den, ontmoedigen lieten zij zich niet.
Al stond ook het water enkele centi
meters hoog op het ijsvlak, de animo
om te rijden leed er niet onder.
Op de Boschvijvers, de banen der ijs-
vereenigingen en op de slooten was het
vooral in de morgenuren buitengewoon
druk. De baanvegers stelden alles in
het werk, om het water van het ijs
weg te werken, maar het was een
ongelijke strijd. Het dooide te hard.
Om 1 uur ’s middags sloot de Haag-
sche Ijsclub haar banen. Slechts .noode
verlieten de vele rijders de banen. Men
wilde het ijs echter zooveel mogelijk
sparen, om het mogelijk te maken de
banen direct weer bij mogelijk in
vallende vorst open te kunnen stel
len.
Voor de tochtenmakers, en het wa
ren er heel veel, was het rijden in
den namiddag niet altijd een pretje.
Vallen stond gelijk met het riemen van
een bad. Doch voor de ware enthou
siasten vormde dit ook al weer geen
bezwaren. Vooral voor een tocht van
Warmond uit naar Kaag. Braassemer-
meer, Westeinderplassen en Aalsmeer
bestond van Haagsche zijde zeer groote
belangstelling. De trein, welke gister
morgen om 9 uur uit de residentie naar
Warmond vertrok, was afgeladen vol,
zóó zelfs, dat velen slechts in de baga
geruimte een plaats konden vinden...
Tot 12 uur ging het rijden wel, maar
daarna werd bet mis.
Op en in de omgeving van de banen
van de Nieuwe ’s-Gravenhagasche IJs
vereeniging aan de Sportlaan heerschte
gistermorgen en -middag nog groote
drukte, maar de dooi ging zóó snel in
zijn werk, dat er spoedig groote plassen
op en scheuren in het ijs kwamen, het
geen voor de meesten het genot bedierf.
Velen keerden dan ook reeds vroeg in
den middag teleurgesteld huiswaarts.
De zooveelste Zondag had niet datgene
gebracht, wat men zich er eindelijk
eens van had voorgesteld
De eenmaal vastgestelde wedstrijden
in schoonrijden vonden op deze banen
echter ’s middags nog doorgang en wel
aan de zijde van de Daal en Bergsche-
laan, waar het publiek buiten de baan
in grooten getale de verrichtingen der
rijders gade sloeg. Het spreekt echter
InHoteldu V i e u x D o el en i s
afgestapt jhr. W. H. v. d. Wijck, gezant
schapssecretaris bij de Nederlandsche
legatie te Berlijn.
vanzelf, dat dezen door den slechten toe
stand van de baan zich niet ten volle
konden geven.
Aan de wedstrijden werd door een
goede twintig leden deelgenomen. De
uitslagen luiden als volgt
Dames solo 1. mej. B. Buwalda 2.
mej. A. C. Hartman.
Heeren solo1. F. Masselink2. B.
Masselink.
Paren 1. mej. C. J. Masselink en B.
Masselink 2. mej. B. Buwalda en H,
Assink.
Na afloop der wedstrijden was er een
demonstratie kunstrijden, waaraan
werd deelgenomen door luit. Hoppe, de
jongedames W. Quast en L. van Dien
en den jongenheer Kees Schrijers.
's Avonds waren de banen begrijpe
lijk gesloten.
De wedstrijden op de baan der Nieu
we ’s-Gravenhaagsche Ijsclub, waar
over wij Zaterdag reeds berichtten, had
den het volgende resultaat
Dames 400 meter 1. mej. M. S. v. d.
Schaaf.
Heeren idem 1. J. Bos 2. W. L. Ool-
gaard Snijders.
Dames 800 meter1. mej. M. S. v. d.
Schaaf.
Heeren idem1. J. Bos2. C. Hinfe-
laar.
De IJshockeywedstrijd tusschen de
ploegen van de H.H.IJ.C. en de R.IJ.C.
eindigde in een 51 overwinning van
eerstgenoemde ploeg.
Schaatswedstrijden op de
M.E.T.S.-baan.
Zaterdagmiddag werden op de M.E.T.
S.-banen schaatswedstrijden voor kinde
ren gehouden. r
De uitslagen luiden:
Meisjes beneden 10 jaar: le prijs
Joyce Kranenburg, 2e prijs Minnie van
Bijleveld.
Meisjes van 10 tot en met 13 jaar: le
prijs Olga v. Geelen, 2e prijs Moortje
Dilg..
Jongens beneden 10 jaar: le prijs Ed
die de Wind, 2e prijs Jac. v. Buuren.
Jongens van 10 tot en met 13 jaar: le
prijs R. Vriends, 2e prijs G. ’t Hooft.
er nog druk gereden
De vraag, die heel schaatsenlievend
Nederland zich stelde, was wel, of de
vorst het Zaterdag en Zondag zou uit
houden. Men weet het: voor de vrie-
zerij is de Zaterdag een uiterst kri
tieke dag. In dezen winter is het nu al
een paar maal voorgekomen dat de door
juist op Zaterdag de ijspret kwam be
derven en we herinneren ons uit vroe
gere jaren talrijke andere Zaterdagen,
waarop ons dezelfde misère overkwam.
Thialf moest onzen sportlui die
twee dagen vol ijsjolijt nu maar eens
gunnen! Het ijs was goed en sterk; de
baantjes lagen er Zaterdagmorgen
overal zóó verlokkend bij. Er waren
zulke leuke plannen voor tochtjes, het
was overal op de kleine wateren en
op de meren zoo veiligDe baan
vegers stonden zoo vol ijver gereed,
Secretaris Finsche gezantschap te
Brussel en hier ter stede.
Zaterdag is te Gent op 45-jarigen
leeftijd overleden de heer Arnè Solan-
ko (Aohlman), sinds korten tijd als
gezantschapssecretaris tijdelijk ver
bonden aan het Finsche gezantschap
te Brussel en hier ter stede.
De heer Solanko, die tusschen 1920
en 1930 geruimen tijd aan het Finsche
gezantschap alhier verbonden was,
heeft zich in Nederland, ook vanwege
zijn kennis van de Nederlandsche taal,
tal van vrienden gemaakt. In verschei
dene Nederlandsche periodieken publi
ceerde hij destijds bijdragen over
Finland en de Finsche geschiedenis.
rijdersoogen een prachtige ijsbaan. Het
is de Breede of Vlaardingsche Vaart.
Het is hier bepaald vol.
Er heerscht een gezellige stemming.
Merkwaardig is het, dat het overgroote
deel over een baan langs den rechter
kant rijdt, terwijl de linker een spiegel
gladde, zwarte ijsvlakte is, met slechts
hier en daar een uitstekende schol als
obstakel. Op de Boven Schouw, een
kruispunt van vaarten, staan de „koek
en zopie kraampjes” zij aan zij. Het is
een centraal punt. Rechtuit gaat het
naar. Vlaardingen en rechts af naar
Maassluis. Het ijs is schitterend en ver
toont nog weinig sporen van den dooi.
Wij kiezen den weg naar Vlaardingen.
Steeds meer menschen komt men tegen.
In Vlaardingen bind ik af. Het is in de
binnenstad zoo druk als in de Poten en
de Spuistraat op Zaterdagavond. Dui
zenden, gewapend met schaatsen, dwa
len door de smalle bochtige straten,
zwerven om de kerk en het kleine stad
huis heen. Het is eei^vroolijke opge
wekte menigte. Slechts hier en daar ziet
meneen echte Vlaardinger, die
eenigszins beteuterd en wantrouwig
deze massa vreemdelingen aankijkt. De
talrijke café’s en restaurants doen uit
stekende zaken. Allen hebben extra-
personeel aangenomen. Er is geen
plaatsje meer onbezet en de menschen
staan buiten in de rij, geduldig wach
tend. De banket- en bakkerswinkels
worden gewoonweg door de schaat-
schenrijders belegerd, die het beroemde
Vlaardingsche product, „Echte Vlaar
dinger IJsmoppen” willen koopen. Dat
hoort er nu eenmaal bij.
Intusschen is het al één uur gewor
den. Het dooit flink, zelfs motregent het
een weinig. En het wordt steeds drukker
op het ijs, zoodat het op den terugweg
op sommige gedeelten „stapvoets” ver
der gaat. Toch is het ijs op de Vlaar
dinger Vaart nog in uitstekende condi
tie, maar hoe meer men in de. richting
van de residentie komt, hoe slechter
het wordt. Op sommige plaatsen staat
reeds een flinke laag water. Vooral de
scheuren zijn verraderlijk. Men ziet ze
haast niet, zoodat het dubbel opletten
wordt, wat natuurlijk aan de ijsvreugde
veel af doet. Wie het ongeluk heeft met
zijn schaats in een scheur terecht te
komen en te vallen, kan zijn kleeren
wel uitwringen.
In het midden, waar het ijs meestal
het beste is, kan men haast niet ‘meer
rijden omdat daar het dooiwater van
de kanten naar toe stroomt.
De Rijne Wateringe is bepaald slecht
en daarom rij ik met korte voorzichtige
streekjes verder. De dooi heeft het ijs
Ik geef U den gevangen Fransch-
man mee, als bescherming onderweg
en reken op Uw ridderlijkheid, dat U
ervoor zorgt, dat mij een aantal ge
vangenen wordt teruggezonden, over
eenkomstig zijn rang en stand...
Hauser boorde zijn blik in haar ge
zicht, zoodat hem geen enkele bewe
ging van haar vreugde ontgaan kon.
De gevangene?
Ysot hield de hand voor den mond,
alsof zij een schreeuw wilde tegenhou
den.
Zij boog het hoofd.
Ze huilde.
Toen hief zij het hoofd op en keek
Hauser stom en onbewegelijk aan.
Haar gezicht leek bijna vroom, be
vrijd van een kwelling, nu zij einde
lijk had kunnen uithuilen. De tranen
rolden over haar wangen, langs haar
mond, welke nu begon te lachen.
U wilt mij den gevangene mee
geven? vroeg zij nogmaals, ongeloo-
vig, zachtjes, aarzelend.
Hauser stond voor haar en keek op
haar neer.
Zij was lang en reikte hem tot de
schouders. Als een kind stond zij ech
ter voor hem en hief haar betraand
gezichtje naar hem op. Lachend en
gelukkig keek Hauser haar in de
oogen.
Welk een geluk! Nog eenmaal had
hij een mensch zien huilen, huilen van
blijdschap. Blijdschap, welke zijn
woorden en zijn geringe kracht teweeg
hadden gebracht.
Beschermend hief hij den arm op.
Toen hij Ysots schouder aanraakte,
boog zij het hoofd en vleide zich tegen
zijn borst.
Hoe langzaam ging de tijd... Hjj
Hauser hield haar tegen. Hij nam
haar hand, eindelooze seconden, welke
zwaar als goud, in zijn hart drupten.
Blijft U hier? vroeg hij zachtjes.
Zij mocht de kamer niet verlaten.
Zij mocht hem geen minuut ontstelen.
Ysot ging zitten. Haar hart klopte
angstig en toch blij. Plotseling voelde
zij zich veilig in deze kale en onge
zellige kamer.
Zij sloeg haar oogen op naar den
man, die tegenover haar had plaats
genomen. Zij had gedacht, dat die
oogen valsch waren. Nu verzonk zij in
die oogen, diep, eindeloos lang, zij
verdronk erin, als in een zacht wie
gende zee. Duizend jaren gingen voor
bij...
Ik wilde U verzoeken, ons mor
gen te verlaten, zei Hauser zachtjes en
aarzelend. Hij sloot zijn oogen. Hij
bad haar blik ingedronken en vastge-
kgd in zijn hart. Wat kon er nu nog
gebeuren? Granaten? Dood? Lang
zaam, pijnlijk sterven? Hij bezat deze
blik uit de oogen van een meisje. Er
kon niets meer gebeuren...
Morgen? vroeg Ysot haar hart
Stokte,
Toen sloeg ze wild met haar armen
en sloeg voorover op het tafelblad.
Achilles brak in een schaterlach
uit: Zie je wel, een spionne!
Verbeten trad O’Murphy op Ysot
toe, nam haar op in zijn geweldige
armen en droeg haar weg als een
kind...
Nog steeds lachte Achilles. Hij
stond voor Hauser en schreeuwde
hem zijn haat en zijn vreugde in het
gezicht: Vader en dochter, een
mooi stel, spionnen van de Franschen!
Ik heb het dadelijk wel gedacht, maar
dit was de vuurproef. Hè, hoe hebben
we dat gedaan?
Hij schudde van het lachen.
Hoe hebben wij hem dat gele
verd, hè?
Hij sloeg Hauser op den schouder,
die zich niet bewoog.
Prachtig, niet?
Met een leegen blik staarde Hauser
naar den lachenden Achilles. Een
krampachtig lachje verscheen om zijn
mond. Met beide handen hield hij zijn
hoofd vast, dat razend pijn deed en
dreigde te barsten. Hjj zocht en peins
de... nu... nu had hij de gedachte,
welke hij zocht! Daar was ze!
Prachtig! zei ook Hauser met
bleeke bevende lippen.
O’Murphy liep vlug de trap af, naar
de cel van den gevangene. Hij droeg
het meisje, dat niet meer woog dan
een veertje of een stuk zyde, op zijn
armen. Hij omklemde haar stevig,
alsof hij bang was, dat ze zich los
ALGEMEENE VEREENIGING VOOR
NATUURBESCHERMING.
De algemeene vergadering van de
Algemeene Vereeniging voor Natuur
bescherming zal Donderdag 18 Jan.
a.s. in het Museum voor het Onderwijs
gehouden worden. Na afdoening der
huishoudelijke zaken zullen enkele
films worden vertoond, o.a. een van
het natuurmonument Goening Api (een
vulkaan-eiland in de Banda-zee) met
zijn bevolking en Oceaanvogels, welke
film zal worden toegelicht door jhr. mr.
G. F. H. W. Rengers Hora Siccama,
secretaris van den Volksraad en be
stuurslid van de Ned.-Indische Veree-
niigting tot Natuurbescherming. De
heer A. Grooters zal een tweetal door
hem opgenomen films van den Vogel-
tuin vertoonen.
1 Ol/l 7 S*uit dl* «n
'-4' voorkomt erger door)
Eindelijk eens een Zondag, waarop
tochten op de schaats gemaakt konden
worden. Het is waar, deze dag heeft
niet dat gegeven, wat we er de geheele
week van verwacht hadden. De lucht
was potdicht en onheilspellend grijs,
net of er ieder oogenblik een flinke
regen uit zou komen vallen. In den
vroegen ochtend zweefde het kwik zoo
om en nabij het vriespunt heen en weer
en langzaam maar zeker steeg het tot
5 graden boven nul. Twee Zondagen
reeds bedierf de dooi de ijspret, en wij,
dat zijn de tienduizenden schaatsen-
rijders-in-merg-en-been, hadden dus
wel recht op een idealen ijs-Zondag.
Maar het Nederlandsche weer is nu
eenmaal grillig. Je kunt er geen dag
Staat on maken. Gelukkig echter was
het ijs tegen een stootje bestand en al
was de kwaliteit minder dan Zaterdag,
tochten konden er naar hartelust en
naar alle richtingen gemaakt worden.
Tienduizenden hebben ervan geprofi
teerd en het is voor hen een onver
getelijke dag geworden, waarvan zij
nog jaren lang aangename herinnerin
gen zullen hebben. Wij hebben een tocht
gemaakt door het Westland. Wat een
rijkdom aan ijs is daar aanwezig! Kilo
meters lange, rechte vaarten, waar je
de beenen breed uit kunt slaan, zonder
angst te hebben in den berm terecht
te komen. Het was nagenoeg windstil,
een ideale omstandigheid.
In de ochtenduren zag men weinig
rijders, zoodat het met een snellen
gang voorwaarts ging. Links en rechts
groene velden, met hier en daar een
boerderijtje. De nevel omringde ons,
zoodat wij slechts een honderd meter
ver konden zien. Alles in de natuur
zweeg. Het krassen van de ijzers was
het eenige geluid. Eenige schaatsen
rijders, hetzij in kleine groepjes, hetzij
alleen, passeeren ons. Een korte groet
als „hoj” of „morgen” weerklinkt. Af
en toe houden wij stil om even uit te
blazen, want we hebben het warm. Op
mijn voorhoofd parelt het vocht en
mijn handen gloeien. Mijn adem lijkt
wel damp. Maar spoedig gaat het weer
voort,
vaart,
haast schaatsenrijders altijd hebben.
Maar in de snelheid ligt voor hen de
groote bekoring. Het gaat bijna van
zelf. Links, rechts, de handen op den
rug gevouwen en het lichaam in een
hoek van bijna 90 graden gebogen.
Waarheen? Ik weet het niet en het in
teresseert mij trouwens niet, waar ik
terecht kom. Het doel is immers in het
rijden zelf gelegen en niet in een be
paald dorp of bepaalde stad- Hier en
daar moeten we stoppen om over een
houten bruggetje onder de eigenlijke
brug te loopen naar een andere vaart.
Er staat een man, die met een bus
rammelt „Een"centje voor den brug
wachter, meneer”. Met het gebaar van
een milden schenker laat ik een cent
in de busgleuf verdwijnen. Naast ko-
ning Thialf regeert hier koning Cent.
De cent is op het ijs de munteenheid.
De man met een zak vol koperen centen
wordt hier meer gewaardeerd dan de
man met de papieren briefjes van tien
of van honderd. Want daar heb je op
viel in hooge klinkende tonen, als he’t
zand van de heuvels, hij klopte met
lange, duidelijke slagen in het bloed,
hij trok met korte zachte schre
den zijn hart binnen om zich daar te
nestelen.
Hasuer boog het hoofd. Een hand,
zacht en toch krachtig, trok het naar
beneden. Hij voelde haar lippen op de
zijne. Er sloeg een golf van leven door
hem heen. Hij trok haar naar zich toe
en bedekte haar gezicht met kussen...
Hij kuste haar... de laatste kus van
zijn leven misschien...
Plotseling vielen er
schreeuw...
Dreunend klonk de stem van
O’Murphy daar beneden op de binnen
plaats. Voetstappen renden de trap op.
Boven alles uit klonk, schel het ge
schreeuw van Achilles.
Opnieuw klonk buiten het korte dro
ge geluid van schoten. Waar werden
zij op afgevuurd?
De deur van Hauser’s kamer
sprong krakend open en daar stond
O’Murphy, rood in het gezicht, met
bloeddoorloopen oogen. Hij hijgde van
het harde loopen.
De gevangene, schreeuwde hij zoo
hard, dat de kamer trilde, is ont
vlucht!
Ysot wankelde, zocht steun tegen
den muur.
Daar dook Achilles op.
Met een heldhaftig gebaar schoof
hij een nog rookende revolver in zijn
holster en zei triomfantelijk:
Wind je maar niet op, ik heb
hem neer geschoten!
Ysot’s
schreeuwde:
Vader!
Hij dacht aan het meisje, dat hij in
zijn armen gehouden had, en dat licht
als een veertje was en geurde als een
zomer op de weiden in Ierland...
Ysot hoorde nog het kraken van de
deur, welke als de deksel van een lijk
kist achter haar in het slot viel, het
licht meenam en slechts een smalle
straal, welke door een kier schemer
de, overliet.
Haar gedachten bewogen zich in een
cirkel; zij peinsde over een gebeurte
nis. Maar wat was het? Haar gedach
ten gingen in enkele seconden honder
den mijlen ver weg.
Nog steeds hoorde zij het klikken
van het slot. Ze keek om zich heen.
Wijd openden haar pupillen zich in de
duisternis. Zat daar niet iemand? Een
man? Onbewegelijk staarde hij haar
aan... Dat waè het einde: hier in de
ze cel opgesloten te zijn met een wil
de. Of een uitgeputte Europeaan?...
Haar hart begon wild te kloppen... Nu
verhief de schaduw zich... kwam
langzaam op haar af... Dat was het
einde...
Daar klonk een stem, onwerkelijk
en veraf en toch dichtbij en vertrouwd.
Ysot? vroeg de schaduw zacht
jes.
Werd zij waanzinnig? Droomde
zij?... Zij viel en lag in zijn armen.
De Bottberg tilde haar op en drukte
haar als een verdwaald kind aan zijn
borst. Hoeveel jaar was het geleden,
dat hij haar zoo had kunnen vasthou
den, haar hoofd tegen zijn schouder,
haar gezicht tegen zijn wang... En
nu... hier...
Overste de Bottberg schreide.
LWordt vervolgd.).
het ijs totaal niets aan. Net als in den
inflatietijd. Alles wordt met centen ge
rekend. Een sprits 5 cent (of 10 cent,
als u een iemand bent, die er uitziet
als een man met „centen"), een kop
warme slemp, heete melk, „pons” of
Limonade 10 tot 20 cent. Op de kruis
punten der vaarten staan de kraampjes
met banken en tafels. Iedereen legt
hier eenige malen aan om uit te rusten
en even zich te verkwikken met een
warm kop drinken. Het gaat hier pri
mitief, "doch daarom niet minder aan
genaam toe. De gebruikte kop wordt
in een emmer met heet water geduwd
en dan weer gevuld. Erg schoon is het
niet altijd. Een schotel is een over
bodige luxe. De banken zijn hard en
ieder oogenblik loop je de kans, dat een
wat onhandige, stijve rijder over je heen
tuimelt. Maar toch is het er behaag-
lijker dan in het behagelijkste restau
rant. Het is de wondere macht van het
ijs. Ik prop een grooten ijsbrok achter
mijn kiezen en zuig en bijt er op met
hetzelfde zalige gevoel als in de dagen
van mijn prille jeugd. Hebt u er, wan
delende in de Poten of in de Spui
straat, er wel eens aan gedacht een
snoepwinkeltje binnen te stappen om
voor 10 cent bYokken te koopen? Het
lijkt u een belachelijke gedachte, maar
ja, op het ijs is nu eenmaal alles an
ders dan anders!
Een viertal Westlanders passeeren
wij. Het zijn prachtige kerels. Stoer en
stevig gebouwd. Hun leeftocht in een
rooden zakdoek achter op den rug ge
bonden. Er schijnt aardig wat in te
zitten. Zij rijden om er jaloersch op te
worden. Met geweldige slagen bestrij
ken ze de breede vaart, zonder zich op
te laten houden door de kleine oneffen
heden of scheuren. Het zijn geboren
hardrijders. Geen wonder, want hun
wieg stond in dit waterland bij uit
nemendheid. Het loopt tegen het mid
daguur en het wordt al drukker en
drukker. Allemaal rijders, die er een
heelen dag op uit trekken. Geheele fa
milies rijden achter elkaar aan een stok.
Vader voorop, dan de kinderen en ten
slotte moeder, die een wakend oog
houdt op de kleineren. Meer dan ooit
voelt de vader zich het hoofd van het
gezin. Hij is immers onbetwist de lei
der van het groepje. Het is merkwaar
dig te zien, dat de ouderen veel beter
rijden dan de jongeren. Ze houden het
langer vol en rijden regelmatiger. Hun
ouderdom is op het ijs juist hun jeugd.
Paartjes zwieren, elkaar kruislings vast
houdend, over het ijs. Ze doen het kalm
aan en zijn feitelijk de eenigen, die
geen haast schijnen te hebben. Voor de
„kilometervreters” vormen ze anders
een belemmering. Je weet nooit wat je
aan hun hebt, indien je ze wilt passee
ren. Een onvrijwillige omarming en een
botsing komen nogal eens voor. Maar
ja botsingen zijn niet erg, want het
schaatsenrijdersvolk is het meest vrede
lievende en verzoeningsgezinde, dat
men zich denken kan. Helaas regeeren
zij de wereld niet.
Schipluiden komt in zicht. Je kunt
het aan alles merken. Het ijs is stukge-
reden, krabbelaars en kleuters „loopen"
op hun schaatsen heen en weer, zoodat
het langzaam voorwaarts gaat Het leed
is echter snel geleden, want buiten het
dorp, in de richting Vlaardingen ont
plooit zich voor de verrukte schaatsen-
zou rukken. Een grimmig plezier ver
trok zijn mond tot een lachje.
Zij wilde Ha.user van hem stelen?
Zijn vriend en commandant? Weg met
haar!... Het woestijnzand zou over
haar schedel aaien en die blank schu
ren. Het zou alle gedachten eruit slij
pen en alle woorden, waarmee zij den
zwakken, gevoeligen Hauser had wil
len betooveren zouden worden wegge
blazen. Een leege schedel kan niet
denken, een doode mond kan niemand
in geestdrift brengen. Vannacht zou ze
nog adem mogen halen, morgen zou ze
sterven.
O’Murphy rukte de deur van de cel
open, legde Ysot als een pop in den
hoek, verliet de bedompte ruimte en
schoof de zware grendels weer voor
de deur. Er was een pad van zijn
hart gevallen; hij kon weer ademha
len, bevrijd en opgelucht.
Een diepe moeheid overviel hem.
Het was niet gemakkelijk geweest.
Zijn armen deden pijn, alsof hij steè-
nen gesjouwd en zakken versleept had.
En toch was zij zoo licht als een veer
tje geweest, die heks, die morgen zou
sterven...
Hij sloop zijn kamer binnen. Die
was leeg. Achilles was er niet. Maar
goed ook, want hij kon dat gezicht op
het oogenblik niet verdragen... Zooals
die kerel geschreeuwd had! En die
grijns om zijn mond! O’Murphy
schudde zijn hoofd.
Voorzichtig keek hij om zich heen,
kroop op zijn brits en haalde een
flesch te voorschijn. Lui strekte hij
zich uit, draaide zijn gezicht naar den
muur en liet de alcohol naar binnen
loopen. Met genot voelde hij, hoe de
slaap hem overmande.
21)’
Zorgt dat U de echte krijgt, in de
ongeschonden, origineele verpakking.
De echte zijn niet rond, maar hartvorm!*