Afscheid het burgerleven van AAN TAFEL GENOODIGD WARME SOEP Lefttekunmidlag® &©m®k LETTERKUNDIG BIJBLAD HAAGSCHE COURANT VAN DE Woensdag 117 Januari 11940, No. 117469. b 4 p s- met cham- ik. m’n heelemaal Handenvol Het einde S. Vestdijk. hij steekt op m’n Nogmaals trok hij alle laden van zijn bureau open en plotseling viel zijn oog op het pakje vergeelde foto’s, dat saam- gebonden was met een lintje souvenirs aan vervlogen tijden. Een beetje ver- teederd plukte hij het lintje los en met een glimlach bekeek hij het eerste kiekje. Het was het beeld van een lachend meisjeskopje, een aantrekkelijk, jong gezichtje met donkere, Vriendelijke kindéroogen. Dat was Annie, zijn eer ste liefde. Voor haar had hij altijd een teer plekje in zijn hart bewaard. Met hoeveel hardnekkigheid had hij gestre den om haar te veroverenHoeveel nare, sombere avonden had ze hem bezorgd, door haar aanvankelijke wei gering. Hoe vaak had hij zich „heer lijk” ellendig gevoeld, als hij in z’n eentje z’n liefdessmart kunstmatig zat te voeden door op z’n koffergramofoon- tje de sentimenteelste liedjes af te draaien, waarvan vooral „Verschmahte Liebe” hem tot tranen toe kon roeren Totdat hij dacht, het opperste geluk be reikt te hebben, toen zij eindelijk toe gaf. Een durende extase was hun reisje lang den Rijn, waarmee ze hun verlo ving vierden. Het idyllische Rijnreisje veranderde in zijn oogen de wereld in ren paradijs, en hij zag in gedachten de mooie plekjes weer voor zich de Drachenfels, de Lorelei, die kleine, ge zellige, gemoedelijke stadjes en dorp jes Een droom leek het Het ontwaken uit dien droom was minder prettig. Na hun reisje bleek Annie veel minder lief en minder mak kelijk van karakter te zijn, dan hij ge dacht en gehoopt had. Ze kibbelde vlug, was koppig en vaak onredelijk, en zijn vurige, onverwoestbare eerste liefde, die hij zich verbeeld had eeuwig te zul len zijn, bleek al gauw een moeizaam meulend stroovuurtje te worden, dat tenslotte geheel uitdoofde. Toch, nadat de scherpe randjes van zijn wrok waren afgesleten, behield hij aan Annie een soort verteederde herinnering. Hij greep een andere foto en moest even nadenken, om zich te herinneren, wie dat donkere type was. „Carmen” schoot hem toen eensklaps te binnen, „Carmen” uit Lugano, het dochtertje van een hotelier uit Caprino, spranke lend en bruisend als de Asti Spuman- te, die zij schonk. Een korte, hevige droom was het geweest. Ze was mooi, van een Zuidelijk schoon, dat je be dwelmde, dat op je werkte als Cham pagne maar, dat je innerlijk eigenlijk onberoerd liet. Toen hij een paar dagen later in Venetië zat, was hij haar alweer vergeten en had hij meer interesse voor de schilderachtige kanaaltjes, de oude bouwvallige paleizen, de duiven van de Piazza San Marco. Nu, na jaren, hoorde Nadenkend streek Victor Graafland zich over het voorhoofd. Had hij nu niets vergeten Morgen moest hij op komen. Aan de openbare gebouwen was het meedoogenlooze mobilisatiebevel sangeplakt, de Europeesche staten ston den weer, als vijfentwintig jaar geleden tot de tanden gewapend tegenover el kaar om in bloedige worsteling eikaars krachten te meten, de stem van de rede, bet geweten en het gezond verstand was het zwijgen opgelegd en Nederland noest zijn grenzen bewaken. Victor Graafland, van lichting 1824, behoorde nog juist tot degenen, die het militaire pakje moesten aantrekken. Alles had hij overhoop gehaald, om toch vooral niets fe vergeten. Mijn vrouw keek me aan. Maar mensch dan toch! Als je leven je lief is ga dan naar bed. Weet je wel dat kwik t zwaarste vergif is, dat er bestaat? Jan keek me aan, blijkbaar wilde hij wat zeggen. Zwijg! donderde ik, Ga naar je bed! Ik wrong de woorden uit m’n keel. Ah, wat werd ik akelig, 't zweet parelde op mijn voorhoofd. Haastig greep ik den hoorn van het telefoontoestel. Jan pakte mijn hand, die sidderend de nummerschijf draaide. Laat me los! schreeuwde ik. Eerst ons allen medicus, maar dan zal men toch moe ten beginnen het begrip van het weten schappelijke systeem niet tot iets al machtigs te maken, doch ook aan het begrip van het den mensch liefheb bende hart zijn kansen te geven. Het geheele proces van de kinderziel in „St. Sebastiaan” is wetenschappelijk constructie-werk, een proces, dat op een zuiver kunstmatige en meermalen geraffineerde wijze wordt voltrokken. De psycho-analyse viert ook hier hoog tij; hoe groot de kennis van den heer Vestdijk ten deze ook mag zijn en hoe vast zijn hand ook het ontleedmes han teert, het resultaat kan niet vergeleken worden met dat wat de scheppende kunstenaar behaalt zonder kennis van psycho-analyse en zonder gebruik van wetenschappelijke diepzinnigheden. Dit zal de grief van iederen weldenkenden lezer zijn en blijven, dat de heer Vest dijk verwacht, dat zijn met veel ken nis en groote vaardigheid opgebouwd werk op één lijn kan worden gesteld met het geschapen kunstwerk. Het in drie deelen verdeelde boek, dat als ondertitel draagt: „geschiedenis van een talent”, natuurlijk ook al weer constructief bekeken en een ta lent laat zich nu eenmaal niet con- strueeren, ook niet door den knapsten geleerde, maar het sarcasme speelt hier óók een rol zal daarom ook een groote teleurstelling voor velen zijn, omdat er aantrekkelijk onderwerp voor vele de pen voerende dames en heeren. Ook kunstenaars, wier scheppend vermogen boven allen twijfel verheven was, heb ben het onbegrepen kind met liefde en begrip in hun werk tot centrale figuur gemaakt. Maar het kind, dat een creatie is van een kunstenaar verschilt hemels breed van het zielige wezentje, dat een product is van kennis en vernuft. De heer Vestdijk heeft bij herhaling getoond, dat hij met groote technische vaardigheid in staat is medische ver handelingen te camoufleeren in iets wat voor een literaire schepping moet doorgaan, een vergiftiging van de Nederlandsche romankunst heeft men het elders genoemd maar met deze pogingen heeft hij het meest natuur lijke scheppingsproces L. -- weid aangedaan en niet ongestraft. De van een kunstenaar de vatzige, weldoorvoede Vondelpark- bewoners. Een wrang lachje speelde om Victor’s mond. Destijds kon hij reizen, geld uit geven. nu had hij weinig meer over. Opeenvolgende crises hadden zijn geld doen smelten als sneeuw voor de zon. Hij had een bescheiden betrekking moe ten accepteeren, zich moeten wringen in het keurslijf van orde en regelmaat en zijn Bohémienneigingen moeten be dwingen. Wéér was een ander meisje in zijn leven gekomen. Blond was ze ditmaal en ze had sprekende, groote oogen. Tien jaar jonger was ze en hij stond voor haar in vuur en vlam. Ze had het leuk gevonden met hem naar een bioscoop te gaan, ze was eens met hem gaan dansen, ze hadden samen gezeild. Hij meende een zeker recht op haar te hebben. Met weemoed bekeek hij de kiek, die hij zelf van haar had gemaakt. Lachend keken haar vroolljke oogen hem aan, maar om haar mond was het spottende trekje, dat er ook was, toen ze hem zoo heel gewoontjes, als vanzelfspre kend afwees. Victor, hoe vreeselijk ouderwets, had ze gezegd, had je daar ook maar eenige beteekenis aan gehecht? Wat voor zonderlinge consequenties heb je vastgeknoopt aan onze vriendschap? Je bent hopeloos achter. Kun je dan niet met een jongen naar den bioscoop, naar En toen ik in de keuken kwam, toen zag ik daar de pan met snert Je hebt 'm toch niet.. Jan knikte droevig. Ik heb 'm d’r maar effe ingehouden, en toen was-ie meteen stuk. Opeens begreep ik alles. Kwikvergif- tiging! Een venijnige scheut priemde al door m’n ingewanden. Welk duivels amalgama was bezig haar vernielend werk te doen? Direct naar bed! schreeuwde ik. Allemaal naar bed! misbruikt. De brengt zonder zijn discipelen groote fout. Daarom laten zijn boeken den lezer onberoerd, behalve dan dat hij bij het lezen herhaaldelijk wordt geïrriteerd. Het is een merkwaardig ge vat In het nu reeds omvangrijke lezer be- aI1gsten en nooden van een - ,n die opgroeit in een hui- kleinen jon waarin hij niet begrepen gelijk mil“ “^grepen kinderleven dus, wordt. Een *t Wès zoo. Aan den zoom der heide dook een rieten dak op. Dat is 't! zei Bastiaan, wat ligt ’t daar prach tig, hè! Hoe zoo’n groote vent zoo sen timenteel kan zijn. Bastiaan draaide het tuinhekje open, en zijn vrouw snelde ons tegemoet. Even wendde ik mij discreet af, en toen zag ik, dat Bastiaan gelijk had. Werkelijk, hij had me niet te veel verteld. Ze wès aardig. Niet zoo aanstellerig, maar echt spontaan. En hartelijk. Ze stelde me direct op m’n gemak. Of ik niet vond, dat ze echt romantisch woonde? Als Romeo en Julia, zei ik, Bastiaan kwam met z’n beste sigaren op de proppen, we dronken een glaasje, (kwast) en toen moest ik het huis be kijken. Aardig, ik kan niet anders zeggen.' Klein, maar geriefelijk. Een schatje van een huiskamertje, met van die leuke zitjes, U weet wel. Artistiek, maar niet overdreven. En ’n dotje van ’n slaap kamertje, met uitzicht in de wolken. En een nóg leuker logeerkamertje, óók in de wolken, maar van den anderen kant. Toen daalden we af en betraden de keuken. Als een man, sta je daar wat onwen nig tegenover. Wat is een keuken? Een werkplaats tot het bereiden van bief stukken enz. Maar de keuken van de vrouw van m’n vriend Bastiaan was iets bijzonders. Ik zag geheimzinnige luikjes, laatjes, klepjes, schuifjes, vak jes, alles vanwege de moderne gemak ken der lieve huisvrouw. En dan: alles ging electrisch! Koken, bakken, bra den, stoven, snusteren: één draai aan noeg, ik wou ’m op kookpunt hebben.den knop! Geen stof, geen roest, geen aanbranden, hét moderne comfort was, (vergeef me de toepasselijke beeld spraak) vleeschgeworden werkelijkheid. Het lieve mevrouwtje glimlachte, Bastiaan glunderde en ik bewonderde. ’t Heeft me een paar slordige tientjes gekost, zei-ie, maar nou is ’t ook in orde! Terug in het schattige huiskamertje dronken we thee, electrisch gezette thee. Ik kreeg gelegenheid een paar van m’n gerenommeerde geestigheden een boek en ik stak een sigaar op. Hoe is ’n mensch na ’n geslaagden maaltijd? Gemoedelijk, nietwaar. Ik slipte in m’n pantoffels, haalde de krant uit de bus. Hu, koud in de gang, zeker vorst in aantocht. Ik wilde een blik op den ther mometer werpen. Hé, dat was vreemd, géén thermo meter! Weet jij waar dat ding is? vroeg ik m’n vrouw. Wat bedoel je? De thermometer, herhaalde Zoover ik me kon herinneren, was dat ding nooit van zijn plaats geweest. Hangt-ie er dan niet? Nee! - Nou, daar snap ik niks van, kwam m’n vrouw verbaasd, kijk je wel goed? Ik slikte een onhebbelijkheid in. kreeg opeens een ingeving. Jan, weet jij waar de thermometer is? Mijn telg keek op als een lam, Wat bedoelt u, vader? Ja, zeur nou maar niet, waar is de thermometer? Aan zijn blik zag ik, dat hij er méér van wist. Jan stond lang zaam op, slofte naar de boekenkast, haalde 't instrument voor den dag. Hier is ie, zei hij schuldbewust. Met een oogopslag had ik ’t in de ga ten KapotDe inhoud van ’t glas buisje was weg! Hoe komt datvroeg ik barsch. We hebben vanmorgen natuurkun de op school, vertelde Jan hakkelend, en toen heeft de leeraar ons verteld van de verhoudingen. Verhoudingen! Welke verhoudin gen? Nou, van Fahrenheit en Réaumur en zoo..En toen ik thuis kwam, wou ik dat nog es nakijken. En toen heb ie den thermometer van den muur gehaald, akelige jongen Alles goed en wel, maar daar is dat ding niet van stuk gegaan, stelde ik vast, Meneer is natuurlijk aan het experimenteeren geslagen, ’n Vlamme tje tegen 't buisje gehouden, of ’m bij de kachel gelegd..Vertel es, hoe heb je ’m genekt? Nou, vanmiddag, toen ik dat wou nakijken, heb ik den thermometer van den muur gepakt.Eerst heb ik er wat op geasemd, maar 't ging niet hoog ge- Je moet tóch es bij ons op bezoek komen, had m’n vriend Bastiaan al een paar keer tegen me gezegd, m’n vriend Bastiaan, die een paar maan den geleden den xrijgezellenstaat voor de echtelijke verwisseld heeft. Dan kan je eens kennis maken met m’n vrouw, en meteen m’n nieuwe woonstee bekijken! Ik had reeds een paar keer een uitvlucht bedacht, maar Bastiaan blééf aanhouden: ik moest en ik zou komen! Kort en goed: ik zwichtte. Op een Zondagochtend toog ik naar het dorp, waar Bastiaan zijn jong ge luk koesterde. Eerst een half uur in den trein, daarna een langdurige rit per autobus. Want Bastiaan had 't bui tenleven verkozen boven ’t stadsche. Bij het eindpunt wachtte hij me op. Hij droeg een licht zomerpak en hij straalde. Hij schudde mijn hand, alsof ik hem in geen jaren gezien had. Blij dat je er bent! zei-ie hartelijk. Aan zijn stem hoorde ik, dat hij ’t meende. Samen stapten wij over de zonover goten heide. Met een half uur zijn we er, troostte Bastiaan, die veel jon ger was dan ik. De psychiater en de zullen den auteur een be- object” vinden dan diens onvolgroeide en bloedlooze zoogezegde kend met de hij nog precies den roep van de gondo lier! in zijn ooren, hun „Góndola en hij zag het nijvere gedoe op de Pesceria, verbeeldde zich zelfs even weer den geur van de visch op te snui ven, die er verhandeld werd. Venetië het was zijn zooveelste droom gewor den, maar één, die verkwikkend werkte, zijn opgezweepte zenuwen tot kalmte bracht en Carmen liet verschimmen in zijn herinnering. Dit was Mariette, herdacht hij met een glimlach. Mariette, die hij in de Kurzaal van Genève had aangetroffen, waarmee hij toen gedanst en zijn ver dere vacantie doorgebracht had. Ze was een lieve kameraad geweest en met een lachje van plezier herinnerde hij zich plots haar hevig verlangen van klein burgermeisje om toch óók eens den Mont Blanc, waar ze in Genève bij hel der weer een glimpje van kon opvan gen, te bestijgen. Een feestdag was het voor haar geweest, toen ze in de touringcar ge slapt waren, die hen na een mooien rit via Annemasse wat róók het daar op die kaasmarktCluses, Sallanches en le Fayet Chamonix bereikten. Kin derlijk had ze genoten, telkens weer had ze uitroepen geslaakt, maar in Chamo nix was ze stil geworden. Een heelen tijd had ze naar de machtige bergketen van den Mont Blanc gekeken en nóg stiller was ze, toen ze met het tandrad- baantje naar Montenvers en de Mer de Glace gingen. Dien avond had ze hem enthou siast op beide wangen gekust en hij had haar foto gekregenDat was het heele liefdesavontuurtje met Mariette. Hoe heel, heel anders was Ninon ge weest. Wuft, mondain, tweemaal bijna getrouwd geweest, kende de Rivièra op een prikje, was tuk op avon tuurtjes, bleek een verwoed speelster te zijn. Eigenlijk heelemaal geen type voor hem, maarze was mooi, fasci- neerend. Een week lang was hij weg van haar, ze hadden alle speelza len aan de Cote d’Azur bezocht, San Re mo, Monte Carlo, Nice. geld had hij weggesmeten, kón hij in dien tijd nog wegsmijten, was abrupt gekomen. Ze verscheen niet op een afspraak en toen hij haar later tegenkwam met een rijken Ame rikaan, scheen ze hem niet meer te kennen. De kans op een rijk huwelijk was haar meer waard, dan de vereering van een saaien Hollander... Eén voor één schoof Victor de foto’s verder..,,, het waren er vele. Bevlie gingen vaak zonder veel beteekenis. Violette had hij in Deauville ontmoet op één van zijn vele reizen, Angèle m Spa, Loulou in Parijs. Parijs! En Loulou! Misschien was dat na Annie wel zijn beste tijd geweest. Een midinette, maar een meisje met een goed hart. Niet móói, maar ze had een lief, expressief gezichtje. En..ze hield van hem, Jammer, dat hij voor haar alleen maar kameraadschap ge voeld had. Niets meer, dan een goede kameraadschap. Samen hadden zij door Parijs gezworven, ze had hem haar stad laten zien, de stad, die ze kende en liefhad. De stille ochtenden op Mont martre, als de Place du Tertre nog niet door vreemdelingen tot een pu blieke vermakelijkheid was gemaakt, en het rustige pleintje, daar lag in al zijn dorpsche genoegelijkheid. Waar je even een puntje van de Sacré-Coeur- torentjes zag en een eenzame schilder achter zijn ezel zat. Montmartre, met zijn nauwe straatjes, zijn boulevards, zijn Place Blanche, Een middag in het Bois met de gulzige, onverzadigbare eendjes, die zoo heel anders waren dan verdween naar zijn kamer, Jan pakte Even later zaten we aan tafel. Hoe vindt je 'm? wou ze weten, die goeiert. Heerlijk! prees ik, met beslagen brilleglazen. Werkelijk, de snert was goed. Niet te dik, niet te dun, niet te flauw, niet te zout. Ze droeg alle spo ren van een zorgvuldige bereiding. Bo vendien had ze iets ondefinieerbaar pittigs, iets eigenaardig-pikants .Maar lekker, Zóó lekker, dat ik, tegen mijn gewoonte, nog ’n half derde bordje nam. Mijn huisgenooten bleek ’t ook te smaken. M’n vrouw, die een gezonde appetijt heeft, lepelde haar tweede bord leeg. Wim, de oudste, -volgde haar voor beeld. Alleen Jan scheen z’n „vorm” niet te kunnen vinden. Hij roerde ver veeld in de dampende snert, at een dun plakje worst, ja ik meende dat-ie op een gegeven moment aan z’n bord rook. Smaakt 't niet, Jan? vroeg ik, het eerlijke zweet van m’n voorhoofd ve gend. O, ja, lekker, haastte mijn zoon te antwoorden, en slurpte z’n lepel leeg. Maar ze is zoo heet, vervolgde hij, bla zend in z’n bord. Koude snert is geen eten, meende mijn vrouw. Moet je nog een halfje vader? Dank je kindje, zei ik feeder. Bewaar de rest maar tot morgen. Wer kelijk: opgewarmde snert is nóg lekker- i, der dan pas-bereide. Dat weet ik uit m’n soldatentijd. Vrouwlief ruimde de tafel leeg. Wim Ik ben een liefhebber van snert. Laat ik er géén doekjes om winden: als we onder elkaar zijn, spreken we nooit van erwtensoep. Deze benaming heeft iets kils, die niet past bij de ge zellige echt huiselijke Hollandsche snert. En in dit drama zou die naam heelemaal misplaatst zijn. ’t Was koud. Er woei ’n gemeene wind, die de voorbijgangers bestreek met blauw en paars. Wat kan je dan met een zalig gevoel den sleutel in het slot van de huisdeur steken! Zoo’n ge voel moet het konijn óók kennen, als hij diep, héél diep in z’n hol kruipt. Jammer de volkeren, die geen huise lijkheid kennen. Zóó dat ik binnenkwam, rook ik ’L Ik wreef mijn kille handen en de geur zweefde met een pittig aroma neusgaten binnen. Ha, snert! Trek? vroeg mijn vrouw. Ik kon haar wel omhelzen. Ach ja er zijn van die ©ogenblikken. genoeg lezers zijn, die de kinderziel een zóó delicaat iets vinden, dat zij het min of meer als heiligschennis zul len beschouwen, wanneer deze, en dan vaak op stuitende wijze, als proef konijntje op de snijtafel wordt gelegd, teneinde er allerlei experimenten mee te ondernemen, literaire incluis. Intus- schen is het niet zoo moeilijk zich over deze teleurstelling heen te zetten, om dat onze Nederlandsche literatuur reeds vele prachtige en gave boeken over een kinderleven rijk is. Het door zijn ouders onbegrepen jongetje in „St Sebastiaan”, dat zonder relief blijft en nauwlijks tot leven komt met al zijn angsten in zijn onbewuste kinderzieltje, zal wel niemand een plaatsje waardig keuren in de rij der kinderfiguurtjes, die scheppende kunstenaars in onze li teratuur tot een voor ons volk kostbaar geestelijk bezit hebben gemaakt. De medicus en de kunstenaar heb ben beiden hun taak in onze samen leving. Er zijn enkele gevallen, waarin een medicus tevens scheppend kunste naar is, maar „het geval Vestdijk” be hoort daar niet toe. Toch is er aanlei ding, na wat zijn werk ons bracht, ge duldig te wachten op het tot volle on plooiing komen van zijn scheppend ver mogen. Dat dit oogenblik komen zouden we echter psycho-analytisch „tet verklaren ^„nen^ oeuvre van Vestdijk komt veel voor, waarvoor we onverdeelde bewondering hebben; wij herhalen: zijn gaven zijn vele, maar zijn creatief vermogen ligt aan banden en bij ieder nieuw boek van zijn hand hoopt men de ontdekking te doen, dat deze boeien geslaakt zul len zijn. Met deze verwachting zijn wij ook de lectuur van „St. Sebastiaan” be gonnen, de geschiedenis van een moei lijk kinderleven, die, te boek gesteld door een waarachtig scheppend kunste naar, tot een schoon en aangrijpend kunstwerk zou kunnen zijn geworden. Het gemoed van den lezer blijft echter volkomen onaangedaan. Wanneer hij den weerzin heeft kunnen overwinnen, gewekt door de wijze, waarop de lite ratuur wordt misbruikt, dan zal de lezer er wellicht in slagen zijn aan dacht te bepalen tot enkele medische conclusies, die dit werk hem suggereert. In de kinderziel vormt de angst een zeer grooten factor. Dit is natuurlijk geen ontdekking van den heer Vestdijk; hij is er echter wel op uit aan te too- nen, welke verstrekkende gevolgen de verwaarloozing van dezen angst-factor met zich sleepen kan. Wat Freud over den angst in het zieleleven van den mensch heeft geschreven, vindt men hier terug, nuchter en zakelijk, zonder de verbeelding en het sentiment van den kunstenaar. Help het kind om boven zijn angst uit te komen, zegt de vergiftigen en dan nog tegenwerken, idioot, die je bent! Trillend draaide ik het nummer van onzen huisdokter bij elkaar. Maar Jan bleek niet te houden; hij trok me aan m’n mouw, schreeuwde: Stelt u zich niet zoo aan, vader! Ia de thermometer zat geen kwik. Met in schrik verwijde oogen keek ik hem aan. Wat zeg je, geen kwik? Nee, hij was immers gevuld alcohol. Mijn tanden klapten hoorbaar elkaar. In de kamer meende ik vrouw te hooren grinniken. een dancing gaan, zonder direct aan eeuwige liefde en trouwen te denken? Kom, jij moest toch beter weten, iemand die in de wereld heeft rondge keken. Gisteren had hij haar met een ander gezien en toen was er heel iets anders in haar oogen dan spot. Hij schoof het kiekje bij de andere foto’s en smeet die toen in de lade. Hij zou ze zeker niet meenemen, morgen. Morgen was hij soldaat, dan zou hij andere dingen aan zijn hoofd hebben, dan de herinnering aan vervlogen illu sies en verre droomen. Hij klapte zijn koffer dicht en sloot dien. Toen zette hij nog even een oude plaat op het oude gramofoontje en zaehtjes neuriede hij mee: „Love is a wonderful thing.Voorloopig af scheid van zijn burgerleven. Hij grabbelde in zijn collectie en vond eindelijk wat hij zocht: „Turf in je ran sel, turf in je ransel. Andere herinneringen doken op; pie pers jassen, wachtkloppen, gamellen, schoonmaken, de stroozak, de brée. Het was oorlog in Europa en Victor Graafland trok naar de grens, zooals duizenden en duizenden andere Neder landers. En allen namen hun herinneringen met zich. Wat zou de toekomst brengen? te lanceeren, en daarop vroeg me vrouwtje Meneer Mens U blijft toch ze ker bij ons eten? Nu had ik daar wel op gerekend. Maar daar ik net als ieder ander ben, maakte ik van die smoesjes: of me vrouw 't niet te lastig vond, zoo op Zondag, en meer zulks. 't Was niet te lastig. Waarom? Alles ging toch electrisch, en In de provisie kast was altijd nog wel wat. Ja, zoo’n. koelkast is toch maar een uitvinding! Vroeger sleepten de stakkers met sta ven ijs, tegenwoordig: leve de electral Ik besloot tot blijven. En mevrouwtje lief, voorkomend, ontwierp het menu. Of ik van soep hield? Natuurlijk: dól was ik op soep. En of ik nu es iets heel, héél graag lustte? Dan zou ze ’t klaar maken! Mevrouw, èlles wat U gaat ge reedmaken, zal me buitengewoon sma ken, zei ik galant Ja, zoo’n huichelaar ben ik. Bastiaan was in de wolken. Tim my, dan moest je nog es van die Spaansche vleeschcroquettes maken, weet je wel, kindje, die we op onze huwelijksreis in Barcelona gegeten hebben. Mevrouw Timmy knikte, glimlachte en keek Bastiaan zóó aan, dat ik be greep, dat hij zijn hart aan dit kind verloren hadO ja zeg Bas, eenig! Daar zal je vriend wel van hou den! Dat is toch zóó’n pikant gerecht, dat zal u bij u thuis nooit gegeten hebben! Ik verzekerde, dat het mij een waar genoegen zou zijn. Werkelijk: ik houd van pikante gerechten. Ik ben er dol op. En dan zal Timmy nog een toetje maken, waar je van zal smullen! ver zekerde Bastiaan, en gaf me een knip oogje. Nee, ik vertel niks, voegde hij er geheimzinnig aan toe. Je zult 't wel proeven! We babbelden nog wat; Bastiaan liet me z’n tuin zien en toen gingen we ge tweeën een flinken loop maken: Om trek te krijgen, zei Mevrouwtje lachend. Bas en ik dwaalden door bosch en over heide, snoepten bij dorpsche uit spanningen een kleinigheidje, (om nog méér trek te krijgen!) en togen huis waarts. Bastiaan bezong z’n vrouwtje, z’n huisje, en ik 't komend diner. Zoo kwamen we thuis, stoffig, moe, honge rig. Ik geloof, dat ze nog bezig is, fluisterde Bastiaan, en draaide voor zichtig de keukendeur open. - Ik schrik. Daar in de keuken zat Timmy. Haar oogen waren rood-om- rand van 't huilen, en wanhopig keek ze ons aan. Watwat is er gebeurd, lieve ling? stamelde Bastiaan. Zijn vrouwtje bette haar tranen met een zakdoekje. ’t Is verschrikkelijk, jammerde ze, verschrikkelijk! Zoo dat ik met het eten wil beginnen slaat de stop van den electrischen meter door Maar dat is toch zoo erg niet, kindje, trachtte Bastiaan haar te troos ten. Je hebt er natuurlijk een nieu we ingedraaid. Timmy schudde haar hoofdje. Nee, snikte ze, nee, dat kon ik niet. Want ’t was de eenige stop, die we nog in huis hadden en op Zondag zijn immers alle winkels in 't dorp ge sloten Na een sneetje brood en een glaasje koude melk bracht Bastiaan me naar den bus. Vertel maar niks op kan toor, zei-ie. En sloop als een misdadi ger terug over de heide •j in de kunst ge- zooiets doet men scheppingsdrang is heel iets anders als de schrijfdrift van een medicus, die zijn diepgaande kennis wil luc en daarvoor de literatuur scheppende kunstenaar pn kennis van Freud en zijn ^1®C P temen zonder vernuftig uitgedacht y en vlijtig opgebouwde conclusies zie zijn menschen; Vestdijk draa ho_ van zaken om: als medicus teriaa| loog bezit hij een scha va en met dat materiaal wi de mensch scheppen. Daarin „St. Sebastiaan”, door S. Vestdijk. Uitg. Nygh en van Ditmar N.V. Rotterdam. Wie, met bewondering voor Vestdijk’s eruditie en voor zijn onbetwistbare gaven van stylist en psycholoog de ver wachting mocht hebben gekoesterd, dat hij. na vele mislukkingen, nu toch ein delijk weer eens met een boek zou komen, dat als kunstwerk geslaagd zou mogen heeten, komt wel zeer bedrogen uit. „St. Sebastiaan” is een groote teleurstelling- Als literair kunstwerk is het een mislukking, het is een puur cerebraal product en als publicatie van een medicus zal het deskundige wetenschappelijk'; critici een klein arse naal van wapens tegen dit soort werk in de hand spelen- De psychiater en de psycholoog langrijker -

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 15