Afscheid
het burgerleven
van
AAN TAFEL GENOODIGD
WARME SOEP
Lefttekunmidlag®
&©m®k
LETTERKUNDIG BIJBLAD
HAAGSCHE COURANT
VAN DE
Woensdag 117 Januari 11940, No. 117469. b 4 p s-
met
cham-
ik.
m’n
heelemaal
Handenvol
Het einde
S. Vestdijk.
hij
steekt
op
m’n
Nogmaals trok hij alle laden van zijn
bureau open en plotseling viel zijn oog
op het pakje vergeelde foto’s, dat saam-
gebonden was met een lintje souvenirs
aan vervlogen tijden. Een beetje ver-
teederd plukte hij het lintje los en met
een glimlach bekeek hij het eerste
kiekje.
Het was het beeld van een lachend
meisjeskopje, een aantrekkelijk, jong
gezichtje met donkere, Vriendelijke
kindéroogen. Dat was Annie, zijn eer
ste liefde. Voor haar had hij altijd een
teer plekje in zijn hart bewaard. Met
hoeveel hardnekkigheid had hij gestre
den om haar te veroverenHoeveel
nare, sombere avonden had ze hem
bezorgd, door haar aanvankelijke wei
gering. Hoe vaak had hij zich „heer
lijk” ellendig gevoeld, als hij in z’n
eentje z’n liefdessmart kunstmatig zat
te voeden door op z’n koffergramofoon-
tje de sentimenteelste liedjes af te
draaien, waarvan vooral „Verschmahte
Liebe” hem tot tranen toe kon roeren
Totdat hij dacht, het opperste geluk be
reikt te hebben, toen zij eindelijk toe
gaf. Een durende extase was hun reisje
lang den Rijn, waarmee ze hun verlo
ving vierden. Het idyllische Rijnreisje
veranderde in zijn oogen de wereld in
ren paradijs, en hij zag in gedachten
de mooie plekjes weer voor zich de
Drachenfels, de Lorelei, die kleine, ge
zellige, gemoedelijke stadjes en dorp
jes Een droom leek het
Het ontwaken uit dien droom was
minder prettig. Na hun reisje bleek
Annie veel minder lief en minder mak
kelijk van karakter te zijn, dan hij ge
dacht en gehoopt had. Ze kibbelde vlug,
was koppig en vaak onredelijk, en zijn
vurige, onverwoestbare eerste liefde,
die hij zich verbeeld had eeuwig te zul
len zijn, bleek al gauw een moeizaam
meulend stroovuurtje te worden, dat
tenslotte geheel uitdoofde. Toch, nadat
de scherpe randjes van zijn wrok waren
afgesleten, behield hij aan Annie een
soort verteederde herinnering.
Hij greep een andere foto en moest
even nadenken, om zich te herinneren,
wie dat donkere type was. „Carmen”
schoot hem toen eensklaps te binnen,
„Carmen” uit Lugano, het dochtertje
van een hotelier uit Caprino, spranke
lend en bruisend als de Asti Spuman-
te, die zij schonk. Een korte, hevige
droom was het geweest. Ze was mooi,
van een Zuidelijk schoon, dat je be
dwelmde, dat op je werkte als Cham
pagne maar, dat je innerlijk eigenlijk
onberoerd liet. Toen hij een paar dagen
later in Venetië zat, was hij haar alweer
vergeten en had hij meer interesse voor
de schilderachtige kanaaltjes, de oude
bouwvallige paleizen, de duiven van de
Piazza San Marco. Nu, na jaren, hoorde
Nadenkend streek Victor Graafland
zich over het voorhoofd. Had hij nu
niets vergeten Morgen moest hij op
komen. Aan de openbare gebouwen was
het meedoogenlooze mobilisatiebevel
sangeplakt, de Europeesche staten ston
den weer, als vijfentwintig jaar geleden
tot de tanden gewapend tegenover el
kaar om in bloedige worsteling eikaars
krachten te meten, de stem van de rede,
bet geweten en het gezond verstand was
het zwijgen opgelegd en Nederland
noest zijn grenzen bewaken. Victor
Graafland, van lichting 1824, behoorde
nog juist tot degenen, die het militaire
pakje moesten aantrekken. Alles had hij
overhoop gehaald, om toch vooral niets
fe vergeten.
Mijn vrouw keek me aan. Maar
mensch dan toch! Als je leven je lief is
ga dan naar bed. Weet je wel dat kwik
t zwaarste vergif is, dat er bestaat?
Jan keek me aan, blijkbaar wilde hij
wat zeggen. Zwijg! donderde ik,
Ga naar je bed! Ik wrong de woorden
uit m’n keel. Ah, wat werd ik akelig,
't zweet parelde op mijn voorhoofd.
Haastig greep ik den hoorn van het
telefoontoestel.
Jan pakte mijn hand, die sidderend
de nummerschijf draaide. Laat me
los! schreeuwde ik. Eerst ons allen
medicus, maar dan zal men toch moe
ten beginnen het begrip van het weten
schappelijke systeem niet tot iets al
machtigs te maken, doch ook aan het
begrip van het den mensch liefheb
bende hart zijn kansen te geven.
Het geheele proces van de kinderziel
in „St. Sebastiaan” is wetenschappelijk
constructie-werk, een proces, dat op
een zuiver kunstmatige en meermalen
geraffineerde wijze wordt voltrokken.
De psycho-analyse viert ook hier hoog
tij; hoe groot de kennis van den heer
Vestdijk ten deze ook mag zijn en hoe
vast zijn hand ook het ontleedmes han
teert, het resultaat kan niet vergeleken
worden met dat wat de scheppende
kunstenaar behaalt zonder kennis van
psycho-analyse en zonder gebruik van
wetenschappelijke diepzinnigheden. Dit
zal de grief van iederen weldenkenden
lezer zijn en blijven, dat de heer Vest
dijk verwacht, dat zijn met veel ken
nis en groote vaardigheid opgebouwd
werk op één lijn kan worden gesteld
met het geschapen kunstwerk.
Het in drie deelen verdeelde boek,
dat als ondertitel draagt: „geschiedenis
van een talent”, natuurlijk ook al
weer constructief bekeken en een ta
lent laat zich nu eenmaal niet con-
strueeren, ook niet door den knapsten
geleerde, maar het sarcasme speelt hier
óók een rol zal daarom ook een groote
teleurstelling voor velen zijn, omdat er
aantrekkelijk onderwerp voor vele de
pen voerende dames en heeren. Ook
kunstenaars, wier scheppend vermogen
boven allen twijfel verheven was, heb
ben het onbegrepen kind met liefde en
begrip in hun werk tot centrale figuur
gemaakt. Maar het kind, dat een creatie
is van een kunstenaar verschilt hemels
breed van het zielige wezentje, dat een
product is van kennis en vernuft.
De heer Vestdijk heeft bij herhaling
getoond, dat hij met groote technische
vaardigheid in staat is medische ver
handelingen te camoufleeren in iets
wat voor een literaire schepping moet
doorgaan, een vergiftiging van de
Nederlandsche romankunst heeft men
het elders genoemd maar met deze
pogingen heeft hij het meest natuur
lijke scheppingsproces L. --
weid aangedaan en
niet ongestraft. De
van een kunstenaar
de vatzige, weldoorvoede Vondelpark-
bewoners.
Een wrang lachje speelde om Victor’s
mond. Destijds kon hij reizen, geld uit
geven. nu had hij weinig meer over.
Opeenvolgende crises hadden zijn geld
doen smelten als sneeuw voor de zon.
Hij had een bescheiden betrekking moe
ten accepteeren, zich moeten wringen
in het keurslijf van orde en regelmaat
en zijn Bohémienneigingen moeten be
dwingen.
Wéér was een ander meisje in zijn
leven gekomen. Blond was ze ditmaal
en ze had sprekende, groote oogen.
Tien jaar jonger was ze en hij stond
voor haar in vuur en vlam. Ze had
het leuk gevonden met hem naar een
bioscoop te gaan, ze was eens met hem
gaan dansen, ze hadden samen gezeild.
Hij meende een zeker recht op haar te
hebben.
Met weemoed bekeek hij de kiek, die
hij zelf van haar had gemaakt. Lachend
keken haar vroolljke oogen hem aan,
maar om haar mond was het spottende
trekje, dat er ook was, toen ze hem
zoo heel gewoontjes, als vanzelfspre
kend afwees.
Victor, hoe vreeselijk ouderwets,
had ze gezegd, had je daar ook maar
eenige beteekenis aan gehecht? Wat
voor zonderlinge consequenties heb je
vastgeknoopt aan onze vriendschap? Je
bent hopeloos achter. Kun je dan niet
met een jongen naar den bioscoop, naar
En toen ik in de keuken kwam, toen zag
ik daar de pan met snert
Je hebt 'm toch niet..
Jan knikte droevig. Ik heb 'm
d’r maar effe ingehouden, en toen was-ie
meteen stuk.
Opeens begreep ik alles. Kwikvergif-
tiging! Een venijnige scheut priemde al
door m’n ingewanden. Welk duivels
amalgama was bezig haar vernielend
werk te doen? Direct naar bed!
schreeuwde ik. Allemaal naar bed!
misbruikt. De
brengt zonder
zijn discipelen
groote fout. Daarom laten zijn boeken
den lezer onberoerd, behalve dan dat
hij bij het lezen herhaaldelijk wordt
geïrriteerd. Het is een merkwaardig ge
vat In het nu reeds omvangrijke
lezer be-
aI1gsten en nooden van een
- ,n die opgroeit in een hui-
kleinen jon waarin hij niet begrepen
gelijk mil“ “^grepen kinderleven dus,
wordt. Een
*t Wès zoo. Aan den zoom der heide
dook een rieten dak op. Dat is 't!
zei Bastiaan, wat ligt ’t daar prach
tig, hè! Hoe zoo’n groote vent zoo sen
timenteel kan zijn.
Bastiaan draaide het tuinhekje open,
en zijn vrouw snelde ons tegemoet. Even
wendde ik mij discreet af, en toen zag
ik, dat Bastiaan gelijk had. Werkelijk,
hij had me niet te veel verteld. Ze
wès aardig. Niet zoo aanstellerig, maar
echt spontaan. En hartelijk. Ze stelde
me direct op m’n gemak. Of ik niet
vond, dat ze echt romantisch woonde?
Als Romeo en Julia, zei ik, Bastiaan
kwam met z’n beste sigaren op de
proppen, we dronken een glaasje,
(kwast) en toen moest ik het huis be
kijken.
Aardig, ik kan niet anders zeggen.'
Klein, maar geriefelijk. Een schatje van
een huiskamertje, met van die leuke
zitjes, U weet wel. Artistiek, maar niet
overdreven. En ’n dotje van ’n slaap
kamertje, met uitzicht in de wolken.
En een nóg leuker logeerkamertje, óók
in de wolken, maar van den anderen
kant. Toen daalden we af en betraden
de keuken.
Als een man, sta je daar wat onwen
nig tegenover. Wat is een keuken? Een
werkplaats tot het bereiden van bief
stukken enz. Maar de keuken van de
vrouw van m’n vriend Bastiaan was
iets bijzonders. Ik zag geheimzinnige
luikjes, laatjes, klepjes, schuifjes, vak
jes, alles vanwege de moderne gemak
ken der lieve huisvrouw. En dan: alles
ging electrisch! Koken, bakken, bra
den, stoven, snusteren: één draai aan
noeg, ik wou ’m op kookpunt hebben.den knop! Geen stof, geen roest, geen
aanbranden, hét moderne comfort was,
(vergeef me de toepasselijke beeld
spraak) vleeschgeworden werkelijkheid.
Het lieve mevrouwtje glimlachte,
Bastiaan glunderde en ik bewonderde.
’t Heeft me een paar slordige tientjes
gekost, zei-ie, maar nou is ’t ook in
orde!
Terug in het schattige huiskamertje
dronken we thee, electrisch gezette
thee. Ik kreeg gelegenheid een paar
van m’n gerenommeerde geestigheden
een boek en ik stak een sigaar op. Hoe
is ’n mensch na ’n geslaagden maaltijd?
Gemoedelijk, nietwaar. Ik slipte in m’n
pantoffels, haalde de krant uit de bus.
Hu, koud in de gang, zeker vorst in
aantocht. Ik wilde een blik op den ther
mometer werpen.
Hé, dat was vreemd, géén thermo
meter! Weet jij waar dat ding is?
vroeg ik m’n vrouw.
Wat bedoel je?
De thermometer, herhaalde
Zoover ik me kon herinneren, was dat
ding nooit van zijn plaats geweest.
Hangt-ie er dan niet?
Nee!
- Nou, daar snap ik niks van, kwam
m’n vrouw verbaasd, kijk je wel
goed?
Ik slikte een onhebbelijkheid in. kreeg
opeens een ingeving. Jan, weet jij
waar de thermometer is?
Mijn telg keek op als een lam,
Wat bedoelt u, vader?
Ja, zeur nou maar niet, waar is de
thermometer? Aan zijn blik zag ik, dat
hij er méér van wist. Jan stond lang
zaam op, slofte naar de boekenkast,
haalde 't instrument voor den dag.
Hier is ie, zei hij schuldbewust.
Met een oogopslag had ik ’t in de ga
ten KapotDe inhoud van ’t glas
buisje was weg!
Hoe komt datvroeg ik barsch.
We hebben vanmorgen natuurkun
de op school, vertelde Jan hakkelend,
en toen heeft de leeraar ons verteld
van de verhoudingen.
Verhoudingen! Welke verhoudin
gen?
Nou, van Fahrenheit en Réaumur
en zoo..En toen ik thuis kwam, wou
ik dat nog es nakijken.
En toen heb ie den thermometer
van den muur gehaald, akelige jongen
Alles goed en wel, maar daar is
dat ding niet van stuk gegaan, stelde ik
vast, Meneer is natuurlijk aan het
experimenteeren geslagen, ’n Vlamme
tje tegen 't buisje gehouden, of ’m bij
de kachel gelegd..Vertel es, hoe heb
je ’m genekt?
Nou, vanmiddag, toen ik dat wou
nakijken, heb ik den thermometer van
den muur gepakt.Eerst heb ik er wat
op geasemd, maar 't ging niet hoog ge-
Je moet tóch es bij ons op bezoek
komen, had m’n vriend Bastiaan al
een paar keer tegen me gezegd, m’n
vriend Bastiaan, die een paar maan
den geleden den xrijgezellenstaat voor
de echtelijke verwisseld heeft. Dan
kan je eens kennis maken met m’n
vrouw, en meteen m’n nieuwe woonstee
bekijken! Ik had reeds een paar keer
een uitvlucht bedacht, maar Bastiaan
blééf aanhouden: ik moest en ik zou
komen! Kort en goed: ik zwichtte.
Op een Zondagochtend toog ik naar
het dorp, waar Bastiaan zijn jong ge
luk koesterde. Eerst een half uur in
den trein, daarna een langdurige rit
per autobus. Want Bastiaan had 't bui
tenleven verkozen boven ’t stadsche.
Bij het eindpunt wachtte hij me op.
Hij droeg een licht zomerpak en hij
straalde. Hij schudde mijn hand, alsof
ik hem in geen jaren gezien had. Blij
dat je er bent! zei-ie hartelijk. Aan zijn
stem hoorde ik, dat hij ’t meende.
Samen stapten wij over de zonover
goten heide. Met een half uur zijn
we er, troostte Bastiaan, die veel jon
ger was dan ik.
De psychiater en de
zullen den auteur een be-
object” vinden dan diens
onvolgroeide en bloedlooze zoogezegde
kend met de
hij nog precies den roep van de gondo
lier! in zijn ooren, hun „Góndola
en hij zag het nijvere gedoe op de
Pesceria, verbeeldde zich zelfs even
weer den geur van de visch op te snui
ven, die er verhandeld werd. Venetië
het was zijn zooveelste droom gewor
den, maar één, die verkwikkend werkte,
zijn opgezweepte zenuwen tot kalmte
bracht en Carmen liet verschimmen in
zijn herinnering.
Dit was Mariette, herdacht hij met
een glimlach. Mariette, die hij in de
Kurzaal van Genève had aangetroffen,
waarmee hij toen gedanst en zijn ver
dere vacantie doorgebracht had. Ze was
een lieve kameraad geweest en met een
lachje van plezier herinnerde hij zich
plots haar hevig verlangen van klein
burgermeisje om toch óók eens den
Mont Blanc, waar ze in Genève bij hel
der weer een glimpje van kon opvan
gen, te bestijgen.
Een feestdag was het voor haar
geweest, toen ze in de touringcar ge
slapt waren, die hen na een mooien rit
via Annemasse wat róók het daar op
die kaasmarktCluses, Sallanches
en le Fayet Chamonix bereikten. Kin
derlijk had ze genoten, telkens weer had
ze uitroepen geslaakt, maar in Chamo
nix was ze stil geworden. Een heelen tijd
had ze naar de machtige bergketen
van den Mont Blanc gekeken en nóg
stiller was ze, toen ze met het tandrad-
baantje naar Montenvers en de Mer de
Glace gingen.
Dien avond had ze hem enthou
siast op beide wangen gekust en hij had
haar foto gekregenDat was het
heele liefdesavontuurtje met Mariette.
Hoe heel, heel anders was Ninon ge
weest. Wuft, mondain, tweemaal
bijna getrouwd geweest, kende de
Rivièra op een prikje, was tuk op avon
tuurtjes, bleek een verwoed speelster
te zijn. Eigenlijk heelemaal geen type
voor hem, maarze was mooi, fasci-
neerend.
Een week lang was hij
weg van haar, ze hadden alle speelza
len aan de Cote d’Azur bezocht, San Re
mo, Monte Carlo, Nice.
geld had hij weggesmeten, kón hij in
dien tijd nog wegsmijten,
was abrupt gekomen. Ze verscheen
niet op een afspraak en toen hij haar
later tegenkwam met een rijken Ame
rikaan, scheen ze hem niet meer te
kennen. De kans op een rijk huwelijk
was haar meer waard, dan de vereering
van een saaien Hollander...
Eén voor één schoof Victor de foto’s
verder..,,, het waren er vele. Bevlie
gingen vaak zonder veel beteekenis.
Violette had hij in Deauville ontmoet
op één van zijn vele reizen, Angèle m
Spa, Loulou in Parijs.
Parijs! En Loulou! Misschien was dat
na Annie wel zijn beste tijd geweest.
Een midinette, maar een meisje met
een goed hart. Niet móói, maar ze had
een lief, expressief gezichtje. En..ze
hield van hem, Jammer, dat hij voor
haar alleen maar kameraadschap ge
voeld had. Niets meer, dan een goede
kameraadschap. Samen hadden zij door
Parijs gezworven, ze had hem haar
stad laten zien, de stad, die ze kende
en liefhad. De stille ochtenden op Mont
martre, als de Place du Tertre nog
niet door vreemdelingen tot een pu
blieke vermakelijkheid was gemaakt,
en het rustige pleintje, daar lag in al
zijn dorpsche genoegelijkheid. Waar
je even een puntje van de Sacré-Coeur-
torentjes zag en een eenzame schilder
achter zijn ezel zat. Montmartre, met
zijn nauwe straatjes, zijn boulevards,
zijn Place Blanche, Een middag in het
Bois met de gulzige, onverzadigbare
eendjes, die zoo heel anders waren dan verdween naar zijn kamer, Jan pakte
Even later zaten we aan tafel. Hoe
vindt je 'm? wou ze weten, die goeiert.
Heerlijk! prees ik, met beslagen
brilleglazen. Werkelijk, de snert was
goed. Niet te dik, niet te dun, niet
te flauw, niet te zout. Ze droeg alle spo
ren van een zorgvuldige bereiding. Bo
vendien had ze iets ondefinieerbaar
pittigs, iets eigenaardig-pikants .Maar
lekker, Zóó lekker, dat ik, tegen mijn
gewoonte, nog ’n half derde bordje nam.
Mijn huisgenooten bleek ’t ook te
smaken. M’n vrouw, die een gezonde
appetijt heeft, lepelde haar tweede bord
leeg. Wim, de oudste, -volgde haar voor
beeld. Alleen Jan scheen z’n „vorm”
niet te kunnen vinden. Hij roerde ver
veeld in de dampende snert, at een dun
plakje worst, ja ik meende dat-ie op
een gegeven moment aan z’n bord rook.
Smaakt 't niet, Jan? vroeg ik, het
eerlijke zweet van m’n voorhoofd ve
gend.
O, ja, lekker, haastte mijn zoon
te antwoorden, en slurpte z’n lepel leeg.
Maar ze is zoo heet, vervolgde hij, bla
zend in z’n bord.
Koude snert is geen eten, meende
mijn vrouw. Moet je nog een halfje
vader?
Dank je kindje, zei ik feeder.
Bewaar de rest maar tot morgen. Wer
kelijk: opgewarmde snert is nóg lekker-
i, der dan pas-bereide. Dat weet ik uit
m’n soldatentijd.
Vrouwlief ruimde de tafel leeg. Wim
Ik ben een liefhebber van snert.
Laat ik er géén doekjes om winden:
als we onder elkaar zijn, spreken we
nooit van erwtensoep. Deze benaming
heeft iets kils, die niet past bij de ge
zellige echt huiselijke Hollandsche
snert. En in dit drama zou die naam
heelemaal misplaatst zijn.
’t Was koud. Er woei ’n gemeene
wind, die de voorbijgangers bestreek
met blauw en paars. Wat kan je dan
met een zalig gevoel den sleutel in het
slot van de huisdeur steken! Zoo’n ge
voel moet het konijn óók kennen, als
hij diep, héél diep in z’n hol kruipt.
Jammer de volkeren, die geen huise
lijkheid kennen.
Zóó dat ik binnenkwam, rook ik ’L Ik
wreef mijn kille handen en de geur
zweefde met een pittig aroma
neusgaten binnen. Ha, snert!
Trek? vroeg mijn vrouw. Ik kon
haar wel omhelzen. Ach ja er zijn
van die ©ogenblikken.
genoeg lezers zijn, die de kinderziel
een zóó delicaat iets vinden, dat zij
het min of meer als heiligschennis zul
len beschouwen, wanneer deze, en dan
vaak op stuitende wijze, als proef
konijntje op de snijtafel wordt gelegd,
teneinde er allerlei experimenten mee
te ondernemen, literaire incluis. Intus-
schen is het niet zoo moeilijk zich over
deze teleurstelling heen te zetten, om
dat onze Nederlandsche literatuur
reeds vele prachtige en gave boeken
over een kinderleven rijk is. Het door
zijn ouders onbegrepen jongetje in „St
Sebastiaan”, dat zonder relief blijft en
nauwlijks tot leven komt met al zijn
angsten in zijn onbewuste kinderzieltje,
zal wel niemand een plaatsje waardig
keuren in de rij der kinderfiguurtjes,
die scheppende kunstenaars in onze li
teratuur tot een voor ons volk kostbaar
geestelijk bezit hebben gemaakt.
De medicus en de kunstenaar heb
ben beiden hun taak in onze samen
leving. Er zijn enkele gevallen, waarin
een medicus tevens scheppend kunste
naar is, maar „het geval Vestdijk” be
hoort daar niet toe. Toch is er aanlei
ding, na wat zijn werk ons bracht, ge
duldig te wachten op het tot volle on
plooiing komen van zijn scheppend ver
mogen. Dat dit oogenblik komen
zouden we echter psycho-analytisch
„tet verklaren ^„nen^
oeuvre van Vestdijk komt veel voor,
waarvoor we onverdeelde bewondering
hebben; wij herhalen: zijn gaven zijn
vele, maar zijn creatief vermogen ligt
aan banden en bij ieder nieuw boek
van zijn hand hoopt men de ontdekking
te doen, dat deze boeien geslaakt zul
len zijn. Met deze verwachting zijn wij
ook de lectuur van „St. Sebastiaan” be
gonnen, de geschiedenis van een moei
lijk kinderleven, die, te boek gesteld
door een waarachtig scheppend kunste
naar, tot een schoon en aangrijpend
kunstwerk zou kunnen zijn geworden.
Het gemoed van den lezer blijft echter
volkomen onaangedaan. Wanneer hij
den weerzin heeft kunnen overwinnen,
gewekt door de wijze, waarop de lite
ratuur wordt misbruikt, dan zal de
lezer er wellicht in slagen zijn aan
dacht te bepalen tot enkele medische
conclusies, die dit werk hem suggereert.
In de kinderziel vormt de angst een
zeer grooten factor. Dit is natuurlijk
geen ontdekking van den heer Vestdijk;
hij is er echter wel op uit aan te too-
nen, welke verstrekkende gevolgen de
verwaarloozing van dezen angst-factor
met zich sleepen kan. Wat Freud over
den angst in het zieleleven van den
mensch heeft geschreven, vindt men
hier terug, nuchter en zakelijk, zonder
de verbeelding en het sentiment van
den kunstenaar. Help het kind om
boven zijn angst uit te komen, zegt de
vergiftigen en dan nog tegenwerken,
idioot, die je bent! Trillend draaide ik
het nummer van onzen huisdokter bij
elkaar.
Maar Jan bleek niet te houden; hij
trok me aan m’n mouw, schreeuwde:
Stelt u zich niet zoo aan, vader! Ia
de thermometer zat geen kwik.
Met in schrik verwijde oogen keek
ik hem aan. Wat zeg je, geen kwik?
Nee, hij was immers gevuld
alcohol.
Mijn tanden klapten hoorbaar
elkaar. In de kamer meende ik
vrouw te hooren grinniken.
een dancing gaan, zonder direct aan
eeuwige liefde en trouwen te denken?
Kom, jij moest toch beter weten,
iemand die in de wereld heeft rondge
keken.
Gisteren had hij haar met een ander
gezien en toen was er heel iets anders
in haar oogen dan spot.
Hij schoof het kiekje bij de andere
foto’s en smeet die toen in de lade. Hij
zou ze zeker niet meenemen, morgen.
Morgen was hij soldaat, dan zou hij
andere dingen aan zijn hoofd hebben,
dan de herinnering aan vervlogen illu
sies en verre droomen.
Hij klapte zijn koffer dicht en sloot
dien. Toen zette hij nog even een oude
plaat op het oude gramofoontje en
zaehtjes neuriede hij mee: „Love is a
wonderful thing.Voorloopig af
scheid van zijn burgerleven.
Hij grabbelde in zijn collectie en vond
eindelijk wat hij zocht: „Turf in je ran
sel, turf in je ransel.
Andere herinneringen doken op; pie
pers jassen, wachtkloppen, gamellen,
schoonmaken, de stroozak, de
brée.
Het was oorlog in Europa en Victor
Graafland trok naar de grens, zooals
duizenden en duizenden andere Neder
landers.
En allen namen hun herinneringen
met zich.
Wat zou de toekomst brengen?
te lanceeren, en daarop vroeg me
vrouwtje
Meneer Mens U blijft toch ze
ker bij ons eten?
Nu had ik daar wel op gerekend.
Maar daar ik net als ieder ander ben,
maakte ik van die smoesjes: of me
vrouw 't niet te lastig vond, zoo op
Zondag, en meer zulks.
't Was niet te lastig. Waarom? Alles
ging toch electrisch, en In de provisie
kast was altijd nog wel wat. Ja, zoo’n.
koelkast is toch maar een uitvinding!
Vroeger sleepten de stakkers met sta
ven ijs, tegenwoordig: leve de electral
Ik besloot tot blijven. En mevrouwtje
lief, voorkomend, ontwierp het menu.
Of ik van soep hield? Natuurlijk: dól
was ik op soep. En of ik nu es iets heel,
héél graag lustte? Dan zou ze ’t klaar
maken!
Mevrouw, èlles wat U gaat ge
reedmaken, zal me buitengewoon sma
ken, zei ik galant Ja, zoo’n huichelaar
ben ik.
Bastiaan was in de wolken. Tim
my, dan moest je nog es van die
Spaansche vleeschcroquettes maken,
weet je wel, kindje, die we op onze
huwelijksreis in Barcelona gegeten
hebben.
Mevrouw Timmy knikte, glimlachte
en keek Bastiaan zóó aan, dat ik be
greep, dat hij zijn hart aan dit kind
verloren hadO ja zeg Bas,
eenig! Daar zal je vriend wel van hou
den! Dat is toch zóó’n pikant gerecht,
dat zal u bij u thuis nooit gegeten
hebben!
Ik verzekerde, dat het mij een waar
genoegen zou zijn. Werkelijk: ik houd
van pikante gerechten. Ik ben er dol op.
En dan zal Timmy nog een toetje
maken, waar je van zal smullen! ver
zekerde Bastiaan, en gaf me een knip
oogje.
Nee, ik vertel niks, voegde hij er
geheimzinnig aan toe. Je zult 't wel
proeven!
We babbelden nog wat; Bastiaan liet
me z’n tuin zien en toen gingen we ge
tweeën een flinken loop maken: Om
trek te krijgen, zei Mevrouwtje
lachend.
Bas en ik dwaalden door bosch en
over heide, snoepten bij dorpsche uit
spanningen een kleinigheidje, (om nog
méér trek te krijgen!) en togen huis
waarts. Bastiaan bezong z’n vrouwtje,
z’n huisje, en ik 't komend diner. Zoo
kwamen we thuis, stoffig, moe, honge
rig.
Ik geloof, dat ze nog bezig is,
fluisterde Bastiaan, en draaide voor
zichtig de keukendeur open. -
Ik schrik. Daar in de keuken zat
Timmy. Haar oogen waren rood-om-
rand van 't huilen, en wanhopig keek
ze ons aan.
Watwat is er gebeurd, lieve
ling? stamelde Bastiaan.
Zijn vrouwtje bette haar tranen met
een zakdoekje. ’t Is verschrikkelijk,
jammerde ze, verschrikkelijk! Zoo
dat ik met het eten wil beginnen slaat
de stop van den electrischen meter
door
Maar dat is toch zoo erg niet,
kindje, trachtte Bastiaan haar te troos
ten. Je hebt er natuurlijk een nieu
we ingedraaid.
Timmy schudde haar hoofdje.
Nee, snikte ze, nee, dat kon ik
niet. Want ’t was de eenige stop, die
we nog in huis hadden en op Zondag
zijn immers alle winkels in 't dorp ge
sloten
Na een sneetje brood en een glaasje
koude melk bracht Bastiaan me naar
den bus. Vertel maar niks op kan
toor, zei-ie. En sloop als een misdadi
ger terug over de heide
•j in de kunst ge-
zooiets doet men
scheppingsdrang
is heel iets anders
als de schrijfdrift van een medicus, die
zijn diepgaande kennis wil luc en
daarvoor de literatuur
scheppende kunstenaar pn
kennis van Freud en zijn ^1®C P temen
zonder vernuftig uitgedacht y
en vlijtig opgebouwde conclusies zie
zijn menschen; Vestdijk draa ho_
van zaken om: als medicus teriaa|
loog bezit hij een scha va
en met dat materiaal wi de
mensch scheppen. Daarin
„St. Sebastiaan”, door S. Vestdijk.
Uitg. Nygh en van Ditmar N.V.
Rotterdam.
Wie, met bewondering voor Vestdijk’s
eruditie en voor zijn onbetwistbare
gaven van stylist en psycholoog de ver
wachting mocht hebben gekoesterd, dat
hij. na vele mislukkingen, nu toch ein
delijk weer eens met een boek zou
komen, dat als kunstwerk geslaagd zou
mogen heeten, komt wel zeer bedrogen
uit. „St. Sebastiaan” is een groote
teleurstelling- Als literair kunstwerk is
het een mislukking, het is een puur
cerebraal product en als publicatie
van een medicus zal het deskundige
wetenschappelijk'; critici een klein arse
naal van wapens tegen dit soort werk in
de hand spelen- De psychiater en de
psycholoog
langrijker
-