ALS HET WINTERT
Op
eenzamen
post
Haagsche Courant van Donderdag 18 Januari 1940
STADSNIEUWS
Hoe regeerde Koning
Winter 200 jaar
geleden
BEGRAFENIS MET
MILITAIRE EER
Vorstperioden in den
„goeden ouden tijd'’
UITBREIDINGSPLAN „SCHENK”
FEUILLETON.
(Nadruk verboden.)
24)
mi-
Wordt vervolgd.)^
PASSAGIERS VAN „TAJANDOEN”
OPNIEUW NAAR INDIE
voer, vol menschen en met groot ge
juich.
Zoo was de winter van 200 jaar ge
leden weliswaar vol ijsjolijt, doch maar
weinigen zullen wenschen, dat „soo een
winter” zich zal herhalen. En hoewel
de dooi ons dit jaar reeds twee keer
heeft bedrogen, is daar ook niet veel
kans op.
Van kapitein L. van Wakeren
Met militaire eerbewijzen werd gis
teren het stoffelijke omhulsel van kapi
tein L. v. Wakeren, administrateur van
het Militair Hospitaal te Utrecht, op de
begraafplaats Oud Eik en Duinen ter
ruste gelegd.
JUBILEUM C. VAN MEIJSSEN.
Maandag 21 dezer hoopt de heer C.
van Meijssen den dag te herdenken,
waarop hij 25 jaar geleden bij de Rot-
terdamsche Bankvereeniging hier ter
stede werkzaam werd gesteld. Aanvan
kelijk als jongste klerk in dienst getre
den, wist hij het door zijn ijver en
plichtsbetrachting zoover te brengen,
dat hij in zijn huidige functie, contro
leur, werd aangesteld. Het zal hem stel
lig dien dag niet aan belangstelling ont
breken.
Voor den Maranath a-K ring
den Haag zal morgenavond spreken
de heer J. Kits, Evangelist te Zeist,
over het onderwerp„Ruslands onder
gang”.
VIJFDE BLAD, PAGINA 1.
De wateren alom bezette met ’n korst,
Van ijs, en oude en jong’, belust op
schaatsenreijen,
Uitnoodde, op zijnen vloer, een wijl
te spelemeijen.
In December-Januari bestonden de
straten in enkele steden langs groote
rivieren uit één ijsveld. De rivieren wa
ren dan namelijk door ijsdammen ver-
Nu wij weer eens een „ouderwet-
schen” winter beleven, en de jeugd zich
op het ijs vermaakt met schaats en slee,
halen verschillende grootvaders minach
tend hun neus op voor het „zachte win
tertje”, dat thans over het land heerscht
en vertellen vol enthousiasme, verhalen
over strenge winters in vroegere tijden,
toen zooals zij beweren een win
ter tenminste nog een winter was'. Doch
in hun hart zullen z.ij waarschijnlijk
niet wenschen, dat zoo’n werkelijke win
ter ooit terugkwam, want zelfs de meest
verwoede liefhebber van het schaatsen
rijden zal de buitengewone koude,
welke de winters uit den „goeden ouden
tijd” vaak kenmerkte, geheel overbo
dig vinden voor het ijsvermaak.
Wie krijgt geen koude rillingen, wan
neer hij over den winter van het jaar
1709 het volgende hoort zeggen:
De vogels, kleijn en groot
Vielen ter aarde dood;
Zij konnen haer niet roeren.
Te vliegen in de lugt,
Want de kou quam haer vervoeren
De verwoede schaatsenrijders heb
ben dit jaar evenmin als het
vorig jaar trouwens te klagen
over den winter. Anders staat het
met diegenen, die minder genoegen
scheppen in strenge winters, zooals
schippers, e.a. De eenige troost,
welken wij hun kunnen geven, is
deze: gelukkig is de tegenwoordige
winter lang zoo streng niet als die
uit vroeger eeuwen.
NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ
VOOR NIJVERHEID EN HANDEL.
Het departement ’s-Gravenhage der
Nederlandsche Maatschappij voor Nij
verheid en Handel houdt op Woensdag
avond 24 Januari in het gebouw van
de Haagsche Courant een vergadering,
waarin dr. K. H. van Schagen, inspec
teur van lichamelijke opvoeding der
gemeente Amsterdam, een lezing zal
houden over het onderwerp: De licha
melijke opvoeding van ons volk in het
belang van de nijverheid.
EENDENJACHT AAN DE MAURITS-
KADE.
Voorbijgangers ontdekten gisteravond
op het ijs langs de Mauritskade een
wilden eend, die een touw om den nek
had. Buitendien bleek het dier een
haak in den bek te hebben. Klaarblij
kelijk had iemand geprobeerd den eend
te „visschen”. Aangezien het dier
klaarblijkelijk pijn leed, werd gepro
beerd het uit zijn lijden te verlossen,
maar de kwaliteit van het ijs liet niet
toe het dier te naderen, dat boven
dien erg schuw bleek. Inmiddels was
ook een politie-agent ten tooneele ver
schenen. Een bewoner uit de Nieuwe
Schoolstraat, die in het bezit was van
een jachtacte, vroeg den agent toe
stemming den eend met een schot uit
zijn lijden te verlossen en zoo gebeur
de. De man haalde zijn geweer en leg
de den eend neer. Het malsche boutje
nam hij mede.
DE STICHTING AMIVEDI IN 1939.
Aan het verslag an de stichting Ami-
vedi over 1939 is het volgende ontleend:
Ons werk is in 1939 weer belangrijk
vooruitgegaan. Amivedi onderhield
vriendschappelijke betrekkingen met
zusterverenigingen in den Haag, en el*
ders en trad toe als lid van de Broeder*
schapsfederatie, het Jack London-Ver-
bond, de ’s-Gravenhaagsche Vereeniging
tot bescherming en verpleging van Die*
ren, de stichting E. H. Rossmölder eni
de werkgroep voor dierenbelangen tel
Amsterdam.
Tot onze voldoening vonden wij mr,
A. G. J. Elkhuijsen te Hillegersberg. een
onzer oudste leden, bereid toe te treden
tot den Raad van Advies in de vacature
ontstaan door het vertrek in 1938 van
den heer J. Ennik te Voorburg.
Onze inlichtingendienst voor verloren
en gevonden dieren is thans op 56 pos
ten door de geheele stad gevestigd en
begint bekend te worden. Raambiljetten
en adreslijsten der posten zijn op het
secretariaat (913 uur) verkrijgbaar.
In het afgeloopen jaar werd een groot
aantal dieren door onze hulp in een ge
zin of dierenasyl opgenomen en aan een
aantal zieke dieren werd op onze kosten
door bevriende dierenartsen medische
hulp verleend. Eén onzer posthouders,
de heer L. J. Jacob, Leesbibliotheek,
Segbroeklaan 64, opperde het denkbeeld
onze propagandakaarten gratis in te
sluiten bij de uit te leenen boeken, welk
aanbod wij in dank aanvaardden.
De jaarvergadering wordt Zaterdag
middag om 3 uur (Bazarstraat 20) ge
houden. Na afloop wordt de film ver
toond van de Algemeene vereeniging
voor natuurbescherming voor ’s-Graven
hage en omstreken”. Natuurschoon in en
om ’s-Gravenhage”.
Schurink en
eere-escorte
Si-
Dat zij vielen ter vlugt”.
Doch niet alleen de vogels hadden te
lijden van de koude. In Keulen b.v. be
vroren zes schildwachten op hun post;
van Kortrijk wordt hetzelfde verhaald.
Id Amsterdam overkwam zulk een on
geval aan drie „raetelwagten”. In de
stad Aken lag het bad dicht, hetgeen in
geen 118 jaren gebeurd was. In Parijs en
de omstreken dezer stad lieten niet min
der dan 3500 menschen door de koude
het leven. Geen wonder, dat men in en
kele kerken zong:
„01 groote God van ’t AL
Ziet neer op ’t aardsche dal.
Verhoord ons droevig kermen,
En geeft ons kou na kleer,
Wilt ons al tem aal beschermen,
Voor soo een winter weer”.
Een zeer strenge winter was die van
1740. Reeds in de herfst van 1739 kon
men er vast op rekenen, dat men een
„winter van sta-vast”, zou krijgen.
Reeds op Allerheiligen (1 November)
werd gezegd, dat
O’Murphy, heb ik gebeden, geloof
hem niet, O’Murphy!
Hij sprong op en schudde zijn vuis
ten.
Nu is hij weg, de lafaard, uitge
knepen, met een vrouw er van door,
in een gevangenkamp gekropen! Daar
is hij veiliger dan op de muren. Hij
heeft gemerkt, dat de Franschen zou
den schieten, en waar kruipt de laf
aard weg? In een gevangenkamp!
Het schuim stond hem op den
mond. Hij stond nu vlak voor
O’Murphy, die een pas achteruit deed.
Het is jouw schuld! brieschte hij.
Wij komen hier en onze lichamen
worden opgevreten door de hyena’s en
hij zal vroolijk in Parijs zitten en zich
laten troosten voor zijn verraad. Mis
schien was hij allang een spion en
speelde hij dubbel spel, met hen en
met ons. Hij zal een medaille krijgen
en zijn leven lang kaviaar eten, ook
als onze lijken allang door het woes
tijnzand bedekt zjjn... Ik heb het je
voorspeld, O’Murphy... daar heb je
het nu!
Plotseling wees hij op de leege
binnenplaats. Zijn tanden knarsten.
Zijn handen vielen naar beneden; zijn
oogen rolden uit hun kassen. Hij begon
te beven. Hij had een visioen: de poort
werd opengemaakt en Hauser reed
binnen...
Hauser!... steunde hij.
Hij wankelde en week van het
raam, wendde zich om en verdween
uit de kamer. Zijn haastige voetstap
pen klonken op de trap.
Hauser, geen droombeeld, maar de
werkelijke Hauser van vleesch en
bloed, sprong van zijn paard en wierp
MILITAIREN BIEDEN BUURT
BEWONERS EEN FEEST
AVOND AAN
Van hun belangstelling gaven daarbij
op het kerkhof blijk de heeren generaal-
majoor dr. N. A. A. v. d. Roemer, inspec
teur van den Milit. Geneesk. Dienst der
Landmacht, kolonel G. Berghuys, inspec
teur van de Militaire Administratie, F.
W. Stammeshaus, archivaris Atjehinsti-
tuut te Amsterdam, J. Pippel, referendaris
dept. Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen, majoor P. Bloema naméns de
Vereeniging van Officieren der Kon.
Landmacht, gep. kolonel H. R. Boeree,
N. Schenkmann en H. J. Bekkering, leden
van het hoofdbestuur der Burgerwacht te
Utrecht, majoor ds. Hoekzema, legerpre-
dikant namens het Instituut van Veld-
predikanten, de kapiteins L. A. v. Baar
sel, J. de Rooy, J. C. Isselmann, J. van
Spronzen, kapitein adj. T Stoltz, kapi
teins J. A. v. Aalzum en E. Stein Pinto,
luitenant-kolonel b.d. L. Knage, J. C.
Landsman, hoofdcommies dept van De
fensie, de le luitenants P. J. v. d. Gies
sen en H. Ligtvoet een deputatie van het
personeel van het Militair Hospitaal te
Utrecht, kapitein R. Middelbeek voor de
Ver. van Officieren der Militaire Admini
stratie, deputatie der Vredesgroep van
de Politietroepen te Utrecht, de heeren
W. Schuileman, vice-voorzitter en J.
Hoencamp, bestuurslid Vereeniging Ko
ninginnedag te Utrecht, L. H. Luijendijk,
referendaris dept, van Defensie en vele
anderen waaronder ook tal van dames.
MORGEN NAAR GENUA OM
SCHEEP TE GAAN OP DE
„POELOE BRAS”.
Naar wij vernemen zal een aantal
der passagiers van het eenige we
ken geleden in het Kanaal ge
zonken schip „Tajandoen”, morgen op
nieuw de reis naar Indië beginnen.
Zij vertrekken met den trein van 2.24
uur van het Station H.S. naar Genua,
waar zij den 22en scheep zullen gaan
op de „Poelau Bras” van den Rott.
Lloyd.
stopt, traden buiten hun oevers, en be
vroren. Als het water hoog gestegen
was, moest men vaak eerst een stuk
ijs uithakken, voordat men zijn huis in
of uit kon komen. Het was volgens de
kronieken „een wonderlyck gesigt, als
wij ons verbeelden, de straaten met
sneeuw bedekt tot boven de drumpels
van deuren en vensters”.
De Oostzee leverde in die dagen een
schouwspel op, dat anders slechts in
de Ijszee te zien was; te Danzig zag
men niets dan ijsbergen op de reede.
Over de Sont reed men met groote, ge
laden wagens, wat sedert 1659 niet
gebeurd was. De Deensche soldaten,
die toen den weg over zee vrij hadden,
deserteerden in menigte, zoodat er
schildwachten langs het strand gezet
moesten worden; en ook het „wild ge
dierte” werd door reislust bevangen:
de Deensche herten en reeën maakten
uitstapjes naar Schonen en de Zweed-
sche beren naar Denemarken. Deze
laatste dieren en de wolven vormden
een ware plaag voor de menschen; in
Polen vielen zij met heele bataillons
op de dorpen aan en in Zweden ver
sterkten de landlieden hun huizen en
schuren met palissaden tegen „dat boos
gedierte”. Ook in de Oostelijke gewesten
van ons land had men van de wolven
last, en één heeft er zich zelfs bij Am
sterdam vertoond, die echter
menschen verslond, maar zich
kippen en honden vergenoegde.
Te Duinkerken werd een schip bin-
.nengehaald, welks geheele bemanning
aan armen en beenen bevroren was;
te Hamburg arriveerde den 12den
Januari een postwagen met dood
gevroren passagiers; en den 26sten
Februari kwamen te Amsterdam de
brieven uit Zuid-Holland te laat aan.
omdat het postpaard onderweg dood
gevroren was.
Enkhuizen kreeg druk bezoek van de
Friezen, die met paard en slee of op
schaatsen over zee kwamen, en ook van
Hindelooper vrouwtjes, die op een mooi
beschilderd priksleedje heen en weer
gingen, terwijl de Noordhollanders
wederkeerig uitstapjes naar Stavoren
maakten. Op één dag, namelijk op den
26sten Februari, kwamen te Enkhuizen
wel 160 sleden en 3000 schaatsenrijders
uit Friesland aan. Op de sneeuw hield
men sledevaarten. De vermakelijkste
waren die der studenten, omdat ze ge
maskerd verschenen en de oude narre-
gilden deden herleven. Eén kostte echter
aan een Leidsch student, die bloots
hoofd en nog wel met geschoren kruin
den tocht had meegemaakt, het leven.
En zooals hier, was het overal. Al
om werd naar *s lands wijs de ijs-
vreugde gevierd: op Theems en Tyne.
op Rijn en Elbe, op Seine en Rhóne.
En waar in den „kouden winter” een
bruiloft gevierd werd, moest ook op
het ijs gedanst worden; hetgeen echter
op den 24sten Februari in een Fransch
dorp bij Tours een zeer treurigen af
loop had. daar de dansers door het ijs
zakten en verdronken.
Eindelijk, op den lOden Maart, be
sloot de wintervorst zijn afscheid te
nemen de dooi trad in. Maar de
lieden vertrouwden hem niet meer; hij
had hen al zeven maal gefopt en „alle
credit verlooren”. Evenwel meende hij
het nu oprecht; het was „een gewisse
dooij met regen, die het ijs, al vriesende
en dijende, allengs deed verdwijnen”.
Toch reed men nog den 13den Maart
met wagens en sleden over de Zuider
zee, en het duurde eenige weken, eer
alle ijs verdwenen was. Op den 18den
Maart was de Haarlemmerweg bij Am
sterdam vol kijkers: er werd een schuit,
als ijsbreker gewapend en geharnast,
door acht paarden door de vaart ge
trokken, waarop den volgenden dag de
eerste trekschuit weer naar Haarlem
DREIGEND CONFLICT IN HET
ELECTROTECHNISCH BEDRIJF
ALHIER.
De Rijksbemiddelaar prof. mr<
Josephus Jitta heeft inlichtingen ge
vraagd aan partijen, betrokken bij ge
rezen moeilijkheden in het electrotech*
nisch bedrijf hier ter stede.
BEZWAREN VAN DE NED. SPOOR
WEGEN.
Naar aanleiding van het ontwerp van
een plan, genaamd plan „Schenk”, tot
herziening van het plan van uitbreiding
der Gemeente, heeft de directie der
Ned. Spoorwegen de aandacht van den
Gemeenteraad gevestigd op de omstan
digheid, dat daarin beoogd wordt al de
aan deze N.V. toebehoorende gronden
uitsluitend te bestemmen voor „spoor*
wegdoeleinden”, zoodat het voor an
dere doeleinden verhuren van ver
schillende voor spoorwegdoeleindeni
in strikten zin niet direct noodig zijn
de gedeelten van bedoeld terrein*
niet meer toelaatbaar zou worden*
evenmin als het daarop bouwen vani
loodsen, werkplaatsen e.d. door derden.
Adr. betoogt, dat deze beperking int
het gebruik van haar terrein eventueel
een nadeeligen invloed op de exploita
tie van haar gronden zal uitoefenen, te
meer daar zij de mogelijkheid niet uit
gesloten acht, dat de interpretatie van
de bedoelde bepaling tot moeilijkheden
zal leiden, ingeval zij zou wenschen
over te gaan tot de uitvoering van wer
ken, ten aanzien waarvan bij een
uitleg van het begrip „spoorwegdoel-
einden” in zeer strikten zin de toe
passelijkheid dier bepaling aan twijfel
onderhevig kan zijn, zooals b.v. het
bouwen van dienstwoningen.
In verband met het een en ander
maakt adr. tegen de in het plan aan
geduide bestemming van haar terrein
bezwaar en verzoekt den Raad, het
plan zoodanig te willen doen wijzigen,
dat het spoorwegterrein daarin in het
geheel niet zal worden betrokken.
hij zich niets meer kunnen herinne
ren...
O’Murphy kreunde smartelijk, als
een beer, die zwaar gewond in kettin
gen weggesleept wordt. Tegen de din
gen, welke hier gebeurden, kon hij
zich niet verweren. Wat was er van
Hauser geworden...
In de gang klonken voetstappen.
Plotseling stond Achilles in de deur,
kaarsrecht, de borst vooruit, in hoog
gesloten uniform. Dat had niets goeds
te beduiden. Hij trok zijn sabel uit de
scheede, het staal flikkerde.
Executie-peloton, een officier,
vier man, kraaide hij.
O’Murphy zag hoe hij opzwol. Zoo
meteen zou hij uit elkaar barsten.
Achilles hief de sabel. Geweerkol
ven stieten op den grond, geweerloo-
pen kletterden, een, twee; het execu
tie-peloton...
Langzaam stond Hauser op; hij
keek in de oogen van den Griek, die
verteerd van haat en met duivelsche
vreugde op hem gericht waren. Voor
bij... Het leven was ten einde, uren
lang reeds, sinds Ysot weggereden
was...
Toen hij bijna de deur bereikt had,
waarvoor Achilles stond, sprong
O’Murphy tusschen hen in. Met een
slag wierp hij de deur voor den neus
van den Griek dicht. Hij vloekte, dat
het door de kamer schalde. Toen
greep hij Hauser bij de schouders en
trok zijn gezicht tot vlak bjj het zijne.
Waarom ben je teruggekomen?
schreeuwde hjj.
Zijn stem trilde van droefheid. Zijn
geweldige borstkas ging hijgend op en
neer.
(de sterke man) en
A.V.R.O.-accordeonist
Meijer.
OUDERAVOND O. L. SCHOOL
DE GHEYNSTRAAT 51.
Maandag 15 Januari hield bovenge
noemde school onder leiding van het
hoofd, den heer C. D. Zaal, een zeer
geslaagden ouderavond.. Als spreker
trad op de heer I. de Vries, oud-gemeen-
telijk inspecteur van het lager onder
wijs, die een boeiende rede hield over
het onderwerp „School, kind, gezin”.
Na de pauze draaide o.a. een prachtige
kleurenfilm „Een zeereis”, welke bij de
talrijke aanwezigen zeer in den smaak
viel.
KYNOLOGENCLUB „DE HOFSTAD”.
De Kynologenclub „De Hofstad” zal
morgenavond een bijeenkomst voor
leden en genoodigden houden. De
heer G. Josselin de Jong uit Amstel
veen zal spreken over „Hoe ontston
den onze klassieke en onze nieuwe
huisdiersoorten?
Tenslotte zullen op deze bijeenkomst
de op de door deze vereeniging in De
cember 1.1. gehouden clubmatches ge
wonnen prijzen worden uitgereikt.
een der verbaasde Arabieren de teu
gels toe. Met een korte zachte bewe
ging streelde hij het dier, dat hem
snuivend, sidderend en nat van den
langen rit, het hoofd toewendde. Een
oogenblik keek Hauser diep in de don
kere dierenoogen, welke zacht en stil,
in verheven rust, zijn gezicht weer
spiegelden. Toen richtte hij zich op en
liep vastbesloten de binnenplaats
over.
Achilles liep naast hem.
Hauser, fluisterde hij, Hauser!
Teemerig en valsch, zooals hij den
naam gewoonlijk uitsprak. Hij om
klemde zjjn mes. Hauser hoorde hem
niet.
Achilles ging vlak voor hem staan,
zoodat Hauser niet verder kon, en hief
zijn vertrokken gezicht naar hem op.
Daar ben je dus, gromde hij.
Daar ben je dus...
Hij zocht naar woorden, welke hij
Hauser in het gezicht kon slingeren,
woorden, welke zouden wonden als
vergiftige pijlen, maar er viel hem
niets in. Zijn tong kleefde aan zjjn
verhemelte.
Met een kort gebaar schoof Hauser
hem opzij en klom de trap op, naar
zjjn kamer.
Achilles keek hem na, als een ver
scheurend dier. Snel draaide hij zjjn
hoofd om.
Schildwacht! krjjschte hij en liep
terug naar de poort.
Langzaam besteeg Hauser de tre
den. Zijn bloed gonsde, zijn hart
dreunde. Ysot! Op deze steenen had
zij geloopen, dit hout had zij aange
raakt. Hier moest nog haar parfum
zweven...
Hauser keek in de trouwe oogen van
den reus, welke vol wanhoop zjjn ge
zicht afzochten.
Kameraadschap en plicht gaan
voor vrouwengeschiedenissen... ant
woordde hjj smartelijk.
O’Murphy drukte Hauser’s hand,
alsof hjj die verpletteren wilde. Toen
brak hij in een mild en gelukkig la
chen uit en stiet Hauser zijn ellebogen
vriendschappelijk in de zijde.
Je dacht zeker, dat ik je niet be
greep, zeiden zijn oogen, waar nu
lichtjes in dansten, ik begrijp je
als een broer. Het verlangen naar het
leven had jou te pakken. Maar je
trouw was sterker...
Plotseling richtte hjj zich op. De
spieren in zijn gezicht verstarden. Zijn
mond had niets gezegd, van alles,
wat zjjn oogen verrieden.
Wacht hier, zei hij ruw.
Hij ging de kamer uit. De deur viel
krakend in het slot.
Hauser keek naar buiten in den hel
deren hemel. Waarom ging de tijd zoo
langzaam?... Hjj was toch al dood,
een eeuwigheid al, en toch ging de tijd
zoo langzaam, als een slang, die een
lichaam verslindt, dat nog leeft. Het
gordijn was allang gevallen. Waarom
zaten de menschen nu nog in den
schouwburg en wachtten?
Er kwam niets meer...
Daar begon een machinegeweer te
ratelen. Van de torens klonk dof ge
schreeuw.
De soldaten, gelegerd in het school
gebouw aan de Teylerstraat, zijn den
omwonenden veel dank verschuldigd.
Op meer dan een wijze hebben deze van
hun medeleven voor de gemobiliseer-
den doen blijken. De jongens werden
verrast met een groote trom en een
keurig schildwachthuisje.
Op hun beurt nu hebben de militai
ren de buurtbewoners verrast en wel
met een ontspanningsavond, welke
gisteren in het tot feestzaal gemeta-
morphoseerde gymnastieklokaal werd
gehouden. Er bleef geen plaatsje onbe
zet en er heerschte een vroolijke stem
ming.
Welwillende medewerking werd ver
leend door het salonorkest „Prinses
Irene”, onder leiding van den sergeant-
hoornblazer A. W. Huguenin, mevr.
Nelly van Straten, soubrette, den heer
Hans Fichten met zijn zingende zaag
en Piet Leenhouts, karakterhumorist.
Na een pittigen marsch door het
orkest, heeft de res. kapitein N. F.
Epkema een inleidend woord gesproken.
Spr. zeide, dat de ondervonden blijken
van medeleven van de zijde der buurt
bewoners, door de militairen op bui
tengewoon hoogen prijs zijn gesteld.
Dit contact tusschen burgerij en sol
daten draagt bij tot versterking van
de noodzakelijkheid, dat het Neder
landsche volk en zijn weermacht zich
in deze moeilijke tijden een onwrik
baar geheel moeten weten. Van veel be-
teekenis is ook de moreele steun,
welken de soldaten van de burgerij bij
de vervulling van hun plicht onder
vinden.
Spr. verzocht den aanwezigen het
eerste en zesde couplet van het Wilhel
mus te zingen.
Daarna werd met de afwerking van
het zoo afwisselende en aantrekkelijke
programma een aanvang gemaakt. Uit
stekend speelde het salonorkest onder
leiding van zijn dirigent, den heer
Huguenin. Hartelijk applaus oogstten
ook de soubrette, mevr. Nelly van
Straten, Hans Fichter met zijn num
mers op de zingende zaag en niet te
vergeten, de humorist Piet Leenhouts
met liedjes en praatjes.
Te vlug naar den zin van het pu
bliek vloog de avond om. Met deze
feestelijke bijeenkomst hebben de mili
tairen de bewoners van de Teylerstraat
en omgeving ten zeerste aan zich ver
plicht
Op 25 Januari houdt de
Chr. Historische Jongerengroep den
Haag III een vergadering, waarin dr.
F. C. Dominicus een lezing zal houden
over De beginselen der C.H.U. en onze
C.H. jongeren.
Zwijgend stonden zij tegenover el
kaar. Achilles’ van woede flikkerende
oogen werden tot zwarte sterren.
Jouw Hauser! fluisterde hij, en
maakte een beweging, alsof hij een
denkbeeldig lichaam in elkaar schop
te.
Zwijgend liet O’Murphy zijn machti
gen, blonden schedel zakken.
Heb je nog wat te zeggen over
dien schurk, die er met die vrouw
vandoor is. Als hij hier was, een
nuut maar, dan zou ik hem...
Met een veelbeteekenend gebaar
trok Achilles het mes uit zijn zak en
liet het bliksemsnel door zijn vingers
draaien.
Plotseling waren zijn handen leeg
het staal stak trillend in de deur.
Hii balde de vuisten- Zijn blikken,
triomferend en vol haat, hoorderzich
in O’Murphy’s oogen, die zijn hoo
afleH^e' dikwijls heb ik het je niet
gezegd, hoe dikwijls heb ik niet voor
f «beden?... Achilles liet zich op de
knieën vallen en hief zijn handen op.
Hauser trachtte zich te beheer-
schen. Hij haalde diep adem en trad
zijn kamer binnen. Hier woonden al
leen maar leegte, droefheid, dood...
Hauser!
O’Murphy... Hij wankelde Hauser
tegemoet, stond toen tegenover hem
en bekeek den man, die daar voor
hem stond, met ingevallen gezicht en
levenlooze oogen.
Deserteur...! Hauser las dat
woord in de oogen van zijn kamera
den en kromp zwijgend in elkaar. Zijn
blik stierf weg.
Een doode, dacht O’Murphy.
Wat is er gebeurd? Hij is gestor
ven...
O’Murphy’s schouders schokten. Hij
wendde zijn gezicht naar het venster.
Kameraadschap en plicht, zei hij
langzaam, gaan voor vrouwenge
schiedenissen! Dat is zoo’n beroemde
zin van je, Hauser, hè, kameraad
schap en plicht!
Snel draaide hij zich om.
Deserteur! schreeuwden zijn
oogen, maar zijn mond bleef stom.
Laat mjj sterven, O’Murphy,
fluisterde Hauser. Hij liet zich op een
stoel vallen. Zijn lichaam zakte in el
kaar. Het leven was voorbij... natuur
lijk, sterven... er was immers geen
uitweg meer... plicht...
In gedachten zag O’Murphy weer
dat uur tusschen dag en avond, het
vale schemerlicht op Hauser’s bed,
het hoofd van zijn kameraad, verzon
ken in diepen slaap. Toen hadden ook
zijn lippen bewogen, net als nu:
Laat mij sterven, O’Murphy... en
toen hij wakker geworden was, had
De volgende spreker, de inspecteur
der militaire administratie kolonel
Berghuys, dankte den overledene voor
het vele werk, dat hij gedurende een
20-tal jaren had verricht. Gij waart
een uitmuntend officier en een uit
nemend kameraad.
Namens de Ver. van Officieren der
Militaire Administratie werd hierna
het woord gevoerd door kapitein Mid
delbeek en vervolgens door den res.
majoor veldprediker Hoekzema, waar
na tenslotte ook namens de Utrecht-
sche Burgerwacht het woord Werd ge
voerd.
Nadat de organist „Wilt heden nu
treden” en het Oude Wilhelmus had
gespeeld, werd de kist grafwaarts ge
dragen. Na het militair ceremonieel
aan de groeve werd namens de treu
renden een woord van dank gesproken.
Ds. de Koning uit Utrecht sprak de
begrafenisliturgie en het Onze Vader
uit. Een schat van bloemstukken dekte
de baar.
ONTSPANNING VOOR MILITAIREN.
Het Haagsch Cabaret Gezelschap on
der technische leiding van den heer
van Dashorst gaf wederom eenige
avonden voor de militairen en wel in
de school in de Vlietstraat alhier en
te Gouda.
Aan beide avonden werd medewer
king verleend door den humorist-con-
ferencier den heer Stappers, Yvonne
van Reysen (dans) met aan de piano
J. v. d. Tuin, den heer Hoebert (de
clamatie), den heer de Vries (gooche
laar), den heer Romijn (tenor) met
aan de piano mevrouw Dekkers, mr. X
den bekenden
den heer Jan
De stoet werd geopend door een
twaalftal tamboers, waarachter de Kon.
Militaire Kapel onder leiding van den
onder-kapelmeester gevolgd door het
vuurpeleton. Dan volgde de rouwkoets,
gedekt met de nationale vlag. Als slip
pendragers fungeerden de kapiteins
v. d. Lip, v. Strien,
Muntjewerf. Het militair
stond onder leiding van kapitein
monis.
In de rouwkapel bracht de organist,
de heer Littooy, den Treurmarsch uit
de 3e Symphonic van Beethoven ten
gehoore, waarna de zoon van den ont
slapene zijn vader dank bracht voor
alles wat hij voor hem was geweest.
Generaal-majoor van Reekum, die
evenals de kolonels Broeders, Boeree,
Mac Kenzie en luitenant-kolonel ten
Doeschate in den stoet mede kwam,
schetste vervolgens namens de genees
kundige en administratieve autoriteiten
van het hospitaal te Utrecht de vele
kwaliteiten, welke den kapitein van
Wakeren sierden. Groot was de werk
kracht, welke hij in het hospitaal ont
plooide en op schitterende wijze vol
bracht hij zijn taak. Dag en nacht
stond hij daarvoor op de bres. Hij was
toegerust met een buitengewone zaken
kennis en zoowel voor de cultureele
opheffing als voor het geestelijk peil
in het hospitaal te Utrecht heeft hij
veel gedaan. Zijn hoogste ideaal: te ar
beiden aan het nieuwe hospitaal, is
hem helaas niet vergund geworden.
Gaarne wilde spr. als oud-chef van dit
hospitaal getuigen, dat hij het heil der
zieken als de hoogste wet beschouwde.
Vervolgens heeft luitenant-generaal
v. d. Roemer als inspecteur van den
Militairen Geneeskundigen Dienst van
de Landmacht het woord gevoerd en
er op gewezen, dat kapitein van Wa
keren een vader voor zijn personeel en
voor de zieken en de rechterhand van
zijn chef was. Zijn taak heeft hij op
onberispelijke wijze gedaan en het
ideale schier nabij gekomen. Uit naam
van de zieke militairen bracht spr. den
ontslapene dank voor alles.
geen
met
9t* de Vorst,