ALS HET WINTERT Op eenzamen post Haagsche Courant van Donderdag 18 Januari 1940 STADSNIEUWS Hoe regeerde Koning Winter 200 jaar geleden BEGRAFENIS MET MILITAIRE EER Vorstperioden in den „goeden ouden tijd'’ UITBREIDINGSPLAN „SCHENK” FEUILLETON. (Nadruk verboden.) 24) mi- Wordt vervolgd.)^ PASSAGIERS VAN „TAJANDOEN” OPNIEUW NAAR INDIE voer, vol menschen en met groot ge juich. Zoo was de winter van 200 jaar ge leden weliswaar vol ijsjolijt, doch maar weinigen zullen wenschen, dat „soo een winter” zich zal herhalen. En hoewel de dooi ons dit jaar reeds twee keer heeft bedrogen, is daar ook niet veel kans op. Van kapitein L. van Wakeren Met militaire eerbewijzen werd gis teren het stoffelijke omhulsel van kapi tein L. v. Wakeren, administrateur van het Militair Hospitaal te Utrecht, op de begraafplaats Oud Eik en Duinen ter ruste gelegd. JUBILEUM C. VAN MEIJSSEN. Maandag 21 dezer hoopt de heer C. van Meijssen den dag te herdenken, waarop hij 25 jaar geleden bij de Rot- terdamsche Bankvereeniging hier ter stede werkzaam werd gesteld. Aanvan kelijk als jongste klerk in dienst getre den, wist hij het door zijn ijver en plichtsbetrachting zoover te brengen, dat hij in zijn huidige functie, contro leur, werd aangesteld. Het zal hem stel lig dien dag niet aan belangstelling ont breken. Voor den Maranath a-K ring den Haag zal morgenavond spreken de heer J. Kits, Evangelist te Zeist, over het onderwerp„Ruslands onder gang”. VIJFDE BLAD, PAGINA 1. De wateren alom bezette met ’n korst, Van ijs, en oude en jong’, belust op schaatsenreijen, Uitnoodde, op zijnen vloer, een wijl te spelemeijen. In December-Januari bestonden de straten in enkele steden langs groote rivieren uit één ijsveld. De rivieren wa ren dan namelijk door ijsdammen ver- Nu wij weer eens een „ouderwet- schen” winter beleven, en de jeugd zich op het ijs vermaakt met schaats en slee, halen verschillende grootvaders minach tend hun neus op voor het „zachte win tertje”, dat thans over het land heerscht en vertellen vol enthousiasme, verhalen over strenge winters in vroegere tijden, toen zooals zij beweren een win ter tenminste nog een winter was'. Doch in hun hart zullen z.ij waarschijnlijk niet wenschen, dat zoo’n werkelijke win ter ooit terugkwam, want zelfs de meest verwoede liefhebber van het schaatsen rijden zal de buitengewone koude, welke de winters uit den „goeden ouden tijd” vaak kenmerkte, geheel overbo dig vinden voor het ijsvermaak. Wie krijgt geen koude rillingen, wan neer hij over den winter van het jaar 1709 het volgende hoort zeggen: De vogels, kleijn en groot Vielen ter aarde dood; Zij konnen haer niet roeren. Te vliegen in de lugt, Want de kou quam haer vervoeren De verwoede schaatsenrijders heb ben dit jaar evenmin als het vorig jaar trouwens te klagen over den winter. Anders staat het met diegenen, die minder genoegen scheppen in strenge winters, zooals schippers, e.a. De eenige troost, welken wij hun kunnen geven, is deze: gelukkig is de tegenwoordige winter lang zoo streng niet als die uit vroeger eeuwen. NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ VOOR NIJVERHEID EN HANDEL. Het departement ’s-Gravenhage der Nederlandsche Maatschappij voor Nij verheid en Handel houdt op Woensdag avond 24 Januari in het gebouw van de Haagsche Courant een vergadering, waarin dr. K. H. van Schagen, inspec teur van lichamelijke opvoeding der gemeente Amsterdam, een lezing zal houden over het onderwerp: De licha melijke opvoeding van ons volk in het belang van de nijverheid. EENDENJACHT AAN DE MAURITS- KADE. Voorbijgangers ontdekten gisteravond op het ijs langs de Mauritskade een wilden eend, die een touw om den nek had. Buitendien bleek het dier een haak in den bek te hebben. Klaarblij kelijk had iemand geprobeerd den eend te „visschen”. Aangezien het dier klaarblijkelijk pijn leed, werd gepro beerd het uit zijn lijden te verlossen, maar de kwaliteit van het ijs liet niet toe het dier te naderen, dat boven dien erg schuw bleek. Inmiddels was ook een politie-agent ten tooneele ver schenen. Een bewoner uit de Nieuwe Schoolstraat, die in het bezit was van een jachtacte, vroeg den agent toe stemming den eend met een schot uit zijn lijden te verlossen en zoo gebeur de. De man haalde zijn geweer en leg de den eend neer. Het malsche boutje nam hij mede. DE STICHTING AMIVEDI IN 1939. Aan het verslag an de stichting Ami- vedi over 1939 is het volgende ontleend: Ons werk is in 1939 weer belangrijk vooruitgegaan. Amivedi onderhield vriendschappelijke betrekkingen met zusterverenigingen in den Haag, en el* ders en trad toe als lid van de Broeder* schapsfederatie, het Jack London-Ver- bond, de ’s-Gravenhaagsche Vereeniging tot bescherming en verpleging van Die* ren, de stichting E. H. Rossmölder eni de werkgroep voor dierenbelangen tel Amsterdam. Tot onze voldoening vonden wij mr, A. G. J. Elkhuijsen te Hillegersberg. een onzer oudste leden, bereid toe te treden tot den Raad van Advies in de vacature ontstaan door het vertrek in 1938 van den heer J. Ennik te Voorburg. Onze inlichtingendienst voor verloren en gevonden dieren is thans op 56 pos ten door de geheele stad gevestigd en begint bekend te worden. Raambiljetten en adreslijsten der posten zijn op het secretariaat (913 uur) verkrijgbaar. In het afgeloopen jaar werd een groot aantal dieren door onze hulp in een ge zin of dierenasyl opgenomen en aan een aantal zieke dieren werd op onze kosten door bevriende dierenartsen medische hulp verleend. Eén onzer posthouders, de heer L. J. Jacob, Leesbibliotheek, Segbroeklaan 64, opperde het denkbeeld onze propagandakaarten gratis in te sluiten bij de uit te leenen boeken, welk aanbod wij in dank aanvaardden. De jaarvergadering wordt Zaterdag middag om 3 uur (Bazarstraat 20) ge houden. Na afloop wordt de film ver toond van de Algemeene vereeniging voor natuurbescherming voor ’s-Graven hage en omstreken”. Natuurschoon in en om ’s-Gravenhage”. Schurink en eere-escorte Si- Dat zij vielen ter vlugt”. Doch niet alleen de vogels hadden te lijden van de koude. In Keulen b.v. be vroren zes schildwachten op hun post; van Kortrijk wordt hetzelfde verhaald. Id Amsterdam overkwam zulk een on geval aan drie „raetelwagten”. In de stad Aken lag het bad dicht, hetgeen in geen 118 jaren gebeurd was. In Parijs en de omstreken dezer stad lieten niet min der dan 3500 menschen door de koude het leven. Geen wonder, dat men in en kele kerken zong: „01 groote God van ’t AL Ziet neer op ’t aardsche dal. Verhoord ons droevig kermen, En geeft ons kou na kleer, Wilt ons al tem aal beschermen, Voor soo een winter weer”. Een zeer strenge winter was die van 1740. Reeds in de herfst van 1739 kon men er vast op rekenen, dat men een „winter van sta-vast”, zou krijgen. Reeds op Allerheiligen (1 November) werd gezegd, dat O’Murphy, heb ik gebeden, geloof hem niet, O’Murphy! Hij sprong op en schudde zijn vuis ten. Nu is hij weg, de lafaard, uitge knepen, met een vrouw er van door, in een gevangenkamp gekropen! Daar is hij veiliger dan op de muren. Hij heeft gemerkt, dat de Franschen zou den schieten, en waar kruipt de laf aard weg? In een gevangenkamp! Het schuim stond hem op den mond. Hij stond nu vlak voor O’Murphy, die een pas achteruit deed. Het is jouw schuld! brieschte hij. Wij komen hier en onze lichamen worden opgevreten door de hyena’s en hij zal vroolijk in Parijs zitten en zich laten troosten voor zijn verraad. Mis schien was hij allang een spion en speelde hij dubbel spel, met hen en met ons. Hij zal een medaille krijgen en zijn leven lang kaviaar eten, ook als onze lijken allang door het woes tijnzand bedekt zjjn... Ik heb het je voorspeld, O’Murphy... daar heb je het nu! Plotseling wees hij op de leege binnenplaats. Zijn tanden knarsten. Zijn handen vielen naar beneden; zijn oogen rolden uit hun kassen. Hij begon te beven. Hij had een visioen: de poort werd opengemaakt en Hauser reed binnen... Hauser!... steunde hij. Hij wankelde en week van het raam, wendde zich om en verdween uit de kamer. Zijn haastige voetstap pen klonken op de trap. Hauser, geen droombeeld, maar de werkelijke Hauser van vleesch en bloed, sprong van zijn paard en wierp MILITAIREN BIEDEN BUURT BEWONERS EEN FEEST AVOND AAN Van hun belangstelling gaven daarbij op het kerkhof blijk de heeren generaal- majoor dr. N. A. A. v. d. Roemer, inspec teur van den Milit. Geneesk. Dienst der Landmacht, kolonel G. Berghuys, inspec teur van de Militaire Administratie, F. W. Stammeshaus, archivaris Atjehinsti- tuut te Amsterdam, J. Pippel, referendaris dept. Onderwijs, Kunsten en Weten schappen, majoor P. Bloema naméns de Vereeniging van Officieren der Kon. Landmacht, gep. kolonel H. R. Boeree, N. Schenkmann en H. J. Bekkering, leden van het hoofdbestuur der Burgerwacht te Utrecht, majoor ds. Hoekzema, legerpre- dikant namens het Instituut van Veld- predikanten, de kapiteins L. A. v. Baar sel, J. de Rooy, J. C. Isselmann, J. van Spronzen, kapitein adj. T Stoltz, kapi teins J. A. v. Aalzum en E. Stein Pinto, luitenant-kolonel b.d. L. Knage, J. C. Landsman, hoofdcommies dept van De fensie, de le luitenants P. J. v. d. Gies sen en H. Ligtvoet een deputatie van het personeel van het Militair Hospitaal te Utrecht, kapitein R. Middelbeek voor de Ver. van Officieren der Militaire Admini stratie, deputatie der Vredesgroep van de Politietroepen te Utrecht, de heeren W. Schuileman, vice-voorzitter en J. Hoencamp, bestuurslid Vereeniging Ko ninginnedag te Utrecht, L. H. Luijendijk, referendaris dept, van Defensie en vele anderen waaronder ook tal van dames. MORGEN NAAR GENUA OM SCHEEP TE GAAN OP DE „POELOE BRAS”. Naar wij vernemen zal een aantal der passagiers van het eenige we ken geleden in het Kanaal ge zonken schip „Tajandoen”, morgen op nieuw de reis naar Indië beginnen. Zij vertrekken met den trein van 2.24 uur van het Station H.S. naar Genua, waar zij den 22en scheep zullen gaan op de „Poelau Bras” van den Rott. Lloyd. stopt, traden buiten hun oevers, en be vroren. Als het water hoog gestegen was, moest men vaak eerst een stuk ijs uithakken, voordat men zijn huis in of uit kon komen. Het was volgens de kronieken „een wonderlyck gesigt, als wij ons verbeelden, de straaten met sneeuw bedekt tot boven de drumpels van deuren en vensters”. De Oostzee leverde in die dagen een schouwspel op, dat anders slechts in de Ijszee te zien was; te Danzig zag men niets dan ijsbergen op de reede. Over de Sont reed men met groote, ge laden wagens, wat sedert 1659 niet gebeurd was. De Deensche soldaten, die toen den weg over zee vrij hadden, deserteerden in menigte, zoodat er schildwachten langs het strand gezet moesten worden; en ook het „wild ge dierte” werd door reislust bevangen: de Deensche herten en reeën maakten uitstapjes naar Schonen en de Zweed- sche beren naar Denemarken. Deze laatste dieren en de wolven vormden een ware plaag voor de menschen; in Polen vielen zij met heele bataillons op de dorpen aan en in Zweden ver sterkten de landlieden hun huizen en schuren met palissaden tegen „dat boos gedierte”. Ook in de Oostelijke gewesten van ons land had men van de wolven last, en één heeft er zich zelfs bij Am sterdam vertoond, die echter menschen verslond, maar zich kippen en honden vergenoegde. Te Duinkerken werd een schip bin- .nengehaald, welks geheele bemanning aan armen en beenen bevroren was; te Hamburg arriveerde den 12den Januari een postwagen met dood gevroren passagiers; en den 26sten Februari kwamen te Amsterdam de brieven uit Zuid-Holland te laat aan. omdat het postpaard onderweg dood gevroren was. Enkhuizen kreeg druk bezoek van de Friezen, die met paard en slee of op schaatsen over zee kwamen, en ook van Hindelooper vrouwtjes, die op een mooi beschilderd priksleedje heen en weer gingen, terwijl de Noordhollanders wederkeerig uitstapjes naar Stavoren maakten. Op één dag, namelijk op den 26sten Februari, kwamen te Enkhuizen wel 160 sleden en 3000 schaatsenrijders uit Friesland aan. Op de sneeuw hield men sledevaarten. De vermakelijkste waren die der studenten, omdat ze ge maskerd verschenen en de oude narre- gilden deden herleven. Eén kostte echter aan een Leidsch student, die bloots hoofd en nog wel met geschoren kruin den tocht had meegemaakt, het leven. En zooals hier, was het overal. Al om werd naar *s lands wijs de ijs- vreugde gevierd: op Theems en Tyne. op Rijn en Elbe, op Seine en Rhóne. En waar in den „kouden winter” een bruiloft gevierd werd, moest ook op het ijs gedanst worden; hetgeen echter op den 24sten Februari in een Fransch dorp bij Tours een zeer treurigen af loop had. daar de dansers door het ijs zakten en verdronken. Eindelijk, op den lOden Maart, be sloot de wintervorst zijn afscheid te nemen de dooi trad in. Maar de lieden vertrouwden hem niet meer; hij had hen al zeven maal gefopt en „alle credit verlooren”. Evenwel meende hij het nu oprecht; het was „een gewisse dooij met regen, die het ijs, al vriesende en dijende, allengs deed verdwijnen”. Toch reed men nog den 13den Maart met wagens en sleden over de Zuider zee, en het duurde eenige weken, eer alle ijs verdwenen was. Op den 18den Maart was de Haarlemmerweg bij Am sterdam vol kijkers: er werd een schuit, als ijsbreker gewapend en geharnast, door acht paarden door de vaart ge trokken, waarop den volgenden dag de eerste trekschuit weer naar Haarlem DREIGEND CONFLICT IN HET ELECTROTECHNISCH BEDRIJF ALHIER. De Rijksbemiddelaar prof. mr< Josephus Jitta heeft inlichtingen ge vraagd aan partijen, betrokken bij ge rezen moeilijkheden in het electrotech* nisch bedrijf hier ter stede. BEZWAREN VAN DE NED. SPOOR WEGEN. Naar aanleiding van het ontwerp van een plan, genaamd plan „Schenk”, tot herziening van het plan van uitbreiding der Gemeente, heeft de directie der Ned. Spoorwegen de aandacht van den Gemeenteraad gevestigd op de omstan digheid, dat daarin beoogd wordt al de aan deze N.V. toebehoorende gronden uitsluitend te bestemmen voor „spoor* wegdoeleinden”, zoodat het voor an dere doeleinden verhuren van ver schillende voor spoorwegdoeleindeni in strikten zin niet direct noodig zijn de gedeelten van bedoeld terrein* niet meer toelaatbaar zou worden* evenmin als het daarop bouwen vani loodsen, werkplaatsen e.d. door derden. Adr. betoogt, dat deze beperking int het gebruik van haar terrein eventueel een nadeeligen invloed op de exploita tie van haar gronden zal uitoefenen, te meer daar zij de mogelijkheid niet uit gesloten acht, dat de interpretatie van de bedoelde bepaling tot moeilijkheden zal leiden, ingeval zij zou wenschen over te gaan tot de uitvoering van wer ken, ten aanzien waarvan bij een uitleg van het begrip „spoorwegdoel- einden” in zeer strikten zin de toe passelijkheid dier bepaling aan twijfel onderhevig kan zijn, zooals b.v. het bouwen van dienstwoningen. In verband met het een en ander maakt adr. tegen de in het plan aan geduide bestemming van haar terrein bezwaar en verzoekt den Raad, het plan zoodanig te willen doen wijzigen, dat het spoorwegterrein daarin in het geheel niet zal worden betrokken. hij zich niets meer kunnen herinne ren... O’Murphy kreunde smartelijk, als een beer, die zwaar gewond in kettin gen weggesleept wordt. Tegen de din gen, welke hier gebeurden, kon hij zich niet verweren. Wat was er van Hauser geworden... In de gang klonken voetstappen. Plotseling stond Achilles in de deur, kaarsrecht, de borst vooruit, in hoog gesloten uniform. Dat had niets goeds te beduiden. Hij trok zijn sabel uit de scheede, het staal flikkerde. Executie-peloton, een officier, vier man, kraaide hij. O’Murphy zag hoe hij opzwol. Zoo meteen zou hij uit elkaar barsten. Achilles hief de sabel. Geweerkol ven stieten op den grond, geweerloo- pen kletterden, een, twee; het execu tie-peloton... Langzaam stond Hauser op; hij keek in de oogen van den Griek, die verteerd van haat en met duivelsche vreugde op hem gericht waren. Voor bij... Het leven was ten einde, uren lang reeds, sinds Ysot weggereden was... Toen hij bijna de deur bereikt had, waarvoor Achilles stond, sprong O’Murphy tusschen hen in. Met een slag wierp hij de deur voor den neus van den Griek dicht. Hij vloekte, dat het door de kamer schalde. Toen greep hij Hauser bij de schouders en trok zijn gezicht tot vlak bjj het zijne. Waarom ben je teruggekomen? schreeuwde hjj. Zijn stem trilde van droefheid. Zijn geweldige borstkas ging hijgend op en neer. (de sterke man) en A.V.R.O.-accordeonist Meijer. OUDERAVOND O. L. SCHOOL DE GHEYNSTRAAT 51. Maandag 15 Januari hield bovenge noemde school onder leiding van het hoofd, den heer C. D. Zaal, een zeer geslaagden ouderavond.. Als spreker trad op de heer I. de Vries, oud-gemeen- telijk inspecteur van het lager onder wijs, die een boeiende rede hield over het onderwerp „School, kind, gezin”. Na de pauze draaide o.a. een prachtige kleurenfilm „Een zeereis”, welke bij de talrijke aanwezigen zeer in den smaak viel. KYNOLOGENCLUB „DE HOFSTAD”. De Kynologenclub „De Hofstad” zal morgenavond een bijeenkomst voor leden en genoodigden houden. De heer G. Josselin de Jong uit Amstel veen zal spreken over „Hoe ontston den onze klassieke en onze nieuwe huisdiersoorten? Tenslotte zullen op deze bijeenkomst de op de door deze vereeniging in De cember 1.1. gehouden clubmatches ge wonnen prijzen worden uitgereikt. een der verbaasde Arabieren de teu gels toe. Met een korte zachte bewe ging streelde hij het dier, dat hem snuivend, sidderend en nat van den langen rit, het hoofd toewendde. Een oogenblik keek Hauser diep in de don kere dierenoogen, welke zacht en stil, in verheven rust, zijn gezicht weer spiegelden. Toen richtte hij zich op en liep vastbesloten de binnenplaats over. Achilles liep naast hem. Hauser, fluisterde hij, Hauser! Teemerig en valsch, zooals hij den naam gewoonlijk uitsprak. Hij om klemde zjjn mes. Hauser hoorde hem niet. Achilles ging vlak voor hem staan, zoodat Hauser niet verder kon, en hief zijn vertrokken gezicht naar hem op. Daar ben je dus, gromde hij. Daar ben je dus... Hij zocht naar woorden, welke hij Hauser in het gezicht kon slingeren, woorden, welke zouden wonden als vergiftige pijlen, maar er viel hem niets in. Zijn tong kleefde aan zjjn verhemelte. Met een kort gebaar schoof Hauser hem opzij en klom de trap op, naar zjjn kamer. Achilles keek hem na, als een ver scheurend dier. Snel draaide hij zjjn hoofd om. Schildwacht! krjjschte hij en liep terug naar de poort. Langzaam besteeg Hauser de tre den. Zijn bloed gonsde, zijn hart dreunde. Ysot! Op deze steenen had zij geloopen, dit hout had zij aange raakt. Hier moest nog haar parfum zweven... Hauser keek in de trouwe oogen van den reus, welke vol wanhoop zjjn ge zicht afzochten. Kameraadschap en plicht gaan voor vrouwengeschiedenissen... ant woordde hjj smartelijk. O’Murphy drukte Hauser’s hand, alsof hjj die verpletteren wilde. Toen brak hij in een mild en gelukkig la chen uit en stiet Hauser zijn ellebogen vriendschappelijk in de zijde. Je dacht zeker, dat ik je niet be greep, zeiden zijn oogen, waar nu lichtjes in dansten, ik begrijp je als een broer. Het verlangen naar het leven had jou te pakken. Maar je trouw was sterker... Plotseling richtte hjj zich op. De spieren in zijn gezicht verstarden. Zijn mond had niets gezegd, van alles, wat zjjn oogen verrieden. Wacht hier, zei hij ruw. Hij ging de kamer uit. De deur viel krakend in het slot. Hauser keek naar buiten in den hel deren hemel. Waarom ging de tijd zoo langzaam?... Hjj was toch al dood, een eeuwigheid al, en toch ging de tijd zoo langzaam, als een slang, die een lichaam verslindt, dat nog leeft. Het gordijn was allang gevallen. Waarom zaten de menschen nu nog in den schouwburg en wachtten? Er kwam niets meer... Daar begon een machinegeweer te ratelen. Van de torens klonk dof ge schreeuw. De soldaten, gelegerd in het school gebouw aan de Teylerstraat, zijn den omwonenden veel dank verschuldigd. Op meer dan een wijze hebben deze van hun medeleven voor de gemobiliseer- den doen blijken. De jongens werden verrast met een groote trom en een keurig schildwachthuisje. Op hun beurt nu hebben de militai ren de buurtbewoners verrast en wel met een ontspanningsavond, welke gisteren in het tot feestzaal gemeta- morphoseerde gymnastieklokaal werd gehouden. Er bleef geen plaatsje onbe zet en er heerschte een vroolijke stem ming. Welwillende medewerking werd ver leend door het salonorkest „Prinses Irene”, onder leiding van den sergeant- hoornblazer A. W. Huguenin, mevr. Nelly van Straten, soubrette, den heer Hans Fichten met zijn zingende zaag en Piet Leenhouts, karakterhumorist. Na een pittigen marsch door het orkest, heeft de res. kapitein N. F. Epkema een inleidend woord gesproken. Spr. zeide, dat de ondervonden blijken van medeleven van de zijde der buurt bewoners, door de militairen op bui tengewoon hoogen prijs zijn gesteld. Dit contact tusschen burgerij en sol daten draagt bij tot versterking van de noodzakelijkheid, dat het Neder landsche volk en zijn weermacht zich in deze moeilijke tijden een onwrik baar geheel moeten weten. Van veel be- teekenis is ook de moreele steun, welken de soldaten van de burgerij bij de vervulling van hun plicht onder vinden. Spr. verzocht den aanwezigen het eerste en zesde couplet van het Wilhel mus te zingen. Daarna werd met de afwerking van het zoo afwisselende en aantrekkelijke programma een aanvang gemaakt. Uit stekend speelde het salonorkest onder leiding van zijn dirigent, den heer Huguenin. Hartelijk applaus oogstten ook de soubrette, mevr. Nelly van Straten, Hans Fichter met zijn num mers op de zingende zaag en niet te vergeten, de humorist Piet Leenhouts met liedjes en praatjes. Te vlug naar den zin van het pu bliek vloog de avond om. Met deze feestelijke bijeenkomst hebben de mili tairen de bewoners van de Teylerstraat en omgeving ten zeerste aan zich ver plicht Op 25 Januari houdt de Chr. Historische Jongerengroep den Haag III een vergadering, waarin dr. F. C. Dominicus een lezing zal houden over De beginselen der C.H.U. en onze C.H. jongeren. Zwijgend stonden zij tegenover el kaar. Achilles’ van woede flikkerende oogen werden tot zwarte sterren. Jouw Hauser! fluisterde hij, en maakte een beweging, alsof hij een denkbeeldig lichaam in elkaar schop te. Zwijgend liet O’Murphy zijn machti gen, blonden schedel zakken. Heb je nog wat te zeggen over dien schurk, die er met die vrouw vandoor is. Als hij hier was, een nuut maar, dan zou ik hem... Met een veelbeteekenend gebaar trok Achilles het mes uit zijn zak en liet het bliksemsnel door zijn vingers draaien. Plotseling waren zijn handen leeg het staal stak trillend in de deur. Hii balde de vuisten- Zijn blikken, triomferend en vol haat, hoorderzich in O’Murphy’s oogen, die zijn hoo afleH^e' dikwijls heb ik het je niet gezegd, hoe dikwijls heb ik niet voor f «beden?... Achilles liet zich op de knieën vallen en hief zijn handen op. Hauser trachtte zich te beheer- schen. Hij haalde diep adem en trad zijn kamer binnen. Hier woonden al leen maar leegte, droefheid, dood... Hauser! O’Murphy... Hij wankelde Hauser tegemoet, stond toen tegenover hem en bekeek den man, die daar voor hem stond, met ingevallen gezicht en levenlooze oogen. Deserteur...! Hauser las dat woord in de oogen van zijn kamera den en kromp zwijgend in elkaar. Zijn blik stierf weg. Een doode, dacht O’Murphy. Wat is er gebeurd? Hij is gestor ven... O’Murphy’s schouders schokten. Hij wendde zijn gezicht naar het venster. Kameraadschap en plicht, zei hij langzaam, gaan voor vrouwenge schiedenissen! Dat is zoo’n beroemde zin van je, Hauser, hè, kameraad schap en plicht! Snel draaide hij zich om. Deserteur! schreeuwden zijn oogen, maar zijn mond bleef stom. Laat mjj sterven, O’Murphy, fluisterde Hauser. Hij liet zich op een stoel vallen. Zijn lichaam zakte in el kaar. Het leven was voorbij... natuur lijk, sterven... er was immers geen uitweg meer... plicht... In gedachten zag O’Murphy weer dat uur tusschen dag en avond, het vale schemerlicht op Hauser’s bed, het hoofd van zijn kameraad, verzon ken in diepen slaap. Toen hadden ook zijn lippen bewogen, net als nu: Laat mij sterven, O’Murphy... en toen hij wakker geworden was, had De volgende spreker, de inspecteur der militaire administratie kolonel Berghuys, dankte den overledene voor het vele werk, dat hij gedurende een 20-tal jaren had verricht. Gij waart een uitmuntend officier en een uit nemend kameraad. Namens de Ver. van Officieren der Militaire Administratie werd hierna het woord gevoerd door kapitein Mid delbeek en vervolgens door den res. majoor veldprediker Hoekzema, waar na tenslotte ook namens de Utrecht- sche Burgerwacht het woord Werd ge voerd. Nadat de organist „Wilt heden nu treden” en het Oude Wilhelmus had gespeeld, werd de kist grafwaarts ge dragen. Na het militair ceremonieel aan de groeve werd namens de treu renden een woord van dank gesproken. Ds. de Koning uit Utrecht sprak de begrafenisliturgie en het Onze Vader uit. Een schat van bloemstukken dekte de baar. ONTSPANNING VOOR MILITAIREN. Het Haagsch Cabaret Gezelschap on der technische leiding van den heer van Dashorst gaf wederom eenige avonden voor de militairen en wel in de school in de Vlietstraat alhier en te Gouda. Aan beide avonden werd medewer king verleend door den humorist-con- ferencier den heer Stappers, Yvonne van Reysen (dans) met aan de piano J. v. d. Tuin, den heer Hoebert (de clamatie), den heer de Vries (gooche laar), den heer Romijn (tenor) met aan de piano mevrouw Dekkers, mr. X den bekenden den heer Jan De stoet werd geopend door een twaalftal tamboers, waarachter de Kon. Militaire Kapel onder leiding van den onder-kapelmeester gevolgd door het vuurpeleton. Dan volgde de rouwkoets, gedekt met de nationale vlag. Als slip pendragers fungeerden de kapiteins v. d. Lip, v. Strien, Muntjewerf. Het militair stond onder leiding van kapitein monis. In de rouwkapel bracht de organist, de heer Littooy, den Treurmarsch uit de 3e Symphonic van Beethoven ten gehoore, waarna de zoon van den ont slapene zijn vader dank bracht voor alles wat hij voor hem was geweest. Generaal-majoor van Reekum, die evenals de kolonels Broeders, Boeree, Mac Kenzie en luitenant-kolonel ten Doeschate in den stoet mede kwam, schetste vervolgens namens de genees kundige en administratieve autoriteiten van het hospitaal te Utrecht de vele kwaliteiten, welke den kapitein van Wakeren sierden. Groot was de werk kracht, welke hij in het hospitaal ont plooide en op schitterende wijze vol bracht hij zijn taak. Dag en nacht stond hij daarvoor op de bres. Hij was toegerust met een buitengewone zaken kennis en zoowel voor de cultureele opheffing als voor het geestelijk peil in het hospitaal te Utrecht heeft hij veel gedaan. Zijn hoogste ideaal: te ar beiden aan het nieuwe hospitaal, is hem helaas niet vergund geworden. Gaarne wilde spr. als oud-chef van dit hospitaal getuigen, dat hij het heil der zieken als de hoogste wet beschouwde. Vervolgens heeft luitenant-generaal v. d. Roemer als inspecteur van den Militairen Geneeskundigen Dienst van de Landmacht het woord gevoerd en er op gewezen, dat kapitein van Wa keren een vader voor zijn personeel en voor de zieken en de rechterhand van zijn chef was. Zijn taak heeft hij op onberispelijke wijze gedaan en het ideale schier nabij gekomen. Uit naam van de zieke militairen bracht spr. den ontslapene dank voor alles. geen met 9t* de Vorst,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 17