BAAGSCHE COURANT BUITENLANDSCH SENSATIENIEUWS I Op eenzamen post i Zaterdag 20 Januari 1940 IN EN OM DEN HAAG VIERDE BLAD. BINNENLAND FEUILLETON. W' I De Nederlandsche Maagd: ik luister niet naar die kletspraatjes; ik weet zelf wel wal er omgaat. I c i i I No. 17472. OOM KOOS. spliterwten vrij zijn De ontploffingsramp te Groningen De teraardebestelling van soldaat Rooda. (Nadruk verboden.) HOOFDSTUK XXI. Storm. Gistermiddag om 2 uur heeft onder zeer groote belangstelling de begrafenis plaats ge had van den dienstplichtigen soldaat J. Rooda op de begraafplaats te Ezinge. De minister van Defensie was vertegenwoordigd door majoor H. J. Visser, terwijl majoor P. W. Pieters sprak namens het garnizoen van Nieuwe Schans. Ook de burgemeester van Ezinge, de heer D. Toremsma, was aanwezig. Er waren verschil lende kransen, o.a. van den territorialen be velhebber en van militaire vrienden van den overledene. Ook de landarbeidersbond was vertegenwoordigd. Ds. Wiersum, uit Gamwerd, dankte namens de familie voor de betoonde belangstelling. waren veel onberekenbaarder. Zij had den hun eigen wetten... Wat zou hij wel doen, nu, op dit oogenblik, nu de eerste linie zeker al tot den aanval overging...? Lieve Heer, bescherm hem! bad Ysot met bevende lippen. Ik zal hem nooit terugzien... maar laat hem leven... leven... Arbeiders zonder inkomen tengevolge van defensie-maatregelen? Het Tweede Kamerlid Woudenberg heeft de volgende vragen gesteld aan de ministers van Defensie en van Sociale Zaken: Is het den ministers bekend, dat tengevolge van defensie-maatregelen in de gemeente Kruiningen talrijke arbeiders werkloos zijn geworden; dat daarvan meer dan honderd landarbeiders, die jarenlang vast werk hadden en ook des winters niet in aanmerking behoefden te komen voor uitkeering door het orgaan der steunverleening in genoemde gemeente, thans reeds van 1 December 1939 af geen enkel in komen hebben en verstoken bleven van schade loosstelling of steunuitkeering; dat de gezinnen dier genoemde arbeiders dientengevolge in grooten nood verkeeren? Is de Regeering bereid genoemde arbeiders, hetzij op grond van de bepalingen, geldend in geval van inundatie, schadeloos te stellen, hetzij door middel van het orgaan voor steun verleening te ondersteunen, daarbij rekening houdende met de omstandigheid, dat genoemde arbeiders sedert 1 December 1.1. zonder eenig inkomen zijn? Nu groene erwten en gaat- Ook een andere vraag is nog steeds niet definitief beantwoord, n.l. gaat de stadhuis bouw door of niet? Voor mijn gevoel is de be antwoording niet moeilijk, doch aangezien deze niet aan mij wordt gevraagd, zal ik haar ook hier ter plaatse niet vermelden. Zou het in het algemeen geen aanbeveling verdienen, indien B. en W. op bepaalde tijden een overzicht gaven van den financieelen toestand? Is alles normaal, ach, dan kan gemakkelijk worden vol staan met de behandeling van de jaarlijksche begrooting, doch nu alles op losse schroeven staat, zoowel wat betreft de inkomsten als wat betreft de uitgaven, zou een tusschen- tijdsch overzicht niet kwaad zijn. Men hoort dan van de mee- en tegenvallers (in de practijk zijn het gewoonlijk tegenvallers) en kan zich zoo’n beetje op volgende aderlatingen voor bereiden. Want dat we er nog lang niet zijn, staat voor mij vast. Wel eenige beperkende bepalingen. In aansluiting op een reeds eerder ver schenen persbericht wordt er van officieele zijde aan herinnerd, dat, hoewel de verkoop van groene erwten en spliterwten aan uit eindelijke verbruikers thans vrij is, elk ander vervoer en elke aflevering aan andere personen zonder vergunning is verboden. Evenals tot nu toe het geval was, kunnen de genoemde producten uitsluitend betrokken worden van de vereeniging „de Korenbeurs” te Rotterdam, die den grossiers op aanvrage geleidebiljetten verstrekt voor het vervoeren naar en het af leveren aan winkeliers. Voorts wordt er de aandacht op gevestigd, dat ten aanzien van groene erwten en split erwten thans wederom geldt het voorschrift van de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939, dat geen grootere hoeveelheid tegelijk mag worden gekocht, dan men voor een periode van één week noodig heeft. kelijk kon een mensch zich het leven niet maken. Of hij teruggekeerd was? Of hij het fort nog bereikt had voor den op- marsch van de eerste troepen? En hoe zouden zijn vrienden hem ontvan gen hebben? Zij waren onberekenbaar, deze onderbevelhebbers, over wie zij zich, na den eersten schrik, zoo vroo- blijdschap, welke reeds niet meer van deze wereld was en zijn hart pas bij de laatste slagen vervuld had. Vaarwel, O’Murphy, kameraad! Hauser zette den verrekijker aan de oogen. De geweren begonnen weer te rate len hier daar daar... Ze kwamen! Kleine zandfonteintjes spoten om hoog, kwamen op het fort toe en ver dwenen plotseling, als er een doode achter lag. In zijn kijker zag Hauser een ang stig, baardloos jongensgezicht, dat hem met wijdgeopende oogen aan staarde. De mond ging open, rond als een gat, donker als een graf. Precies in het midden van het voorhoofd was een kleine ronde schaduw... het hoofd viel dieper, dieper... sloeg in het zand... een ander gezicht, hard en ge bruind, verscheen, zonk omlaag en verdween... gezichten... het een na het ander... steeds weer nieuwe. Vertwijfeld keek Hauser naar zijn dooden kameraad, terwijl een plotse linge woede bij hem opkwam. De overmacht was oneindig. Steeds kwamen nieuwe linies uit de branden de woestijn te voorschijn De binnenplaats lag vol menschen» gewonden... Langzaam in onophoude lijke beweging... en toch lagen zij stil... met gekruiste armen; hun oogen staarden naar den hemel, welke zy wel zagen, maar niet begrepen. Een schot gierde over Hauser’s hoofd en reet de vlag van den mast. Steenen donderden neer. Hauser wan kelde en gaf een feilen schreeuw van Pijn... Toen Achilles, op het geluid van dien schreeuw zijn gezicht naar den toren wendde, zag hij, dat de vlag niet meer wapperde. En Hauser ontbrak. De oogen van den Griek vonkten van woede. Een nieuw verraad!... Ach, ach, wat hebben we dezen winter veel vreugde en veel last van de felle vorst be leefd. De schaatsenrijders hebben hun hart kunnen ophalen en hoewel de plotseling in gevallen dooi telkens precies op de Zon dagen, als juist duizenden, die er in de week niet van kunnen profiteeren, ook eens de schaatsen zouden aanbinden het pleizier kwam bederven, hebben zij van onze nationale sport kunnen genieten. Wies, die ook een door gewinterde liefhebster is van schaatsenrijden en speciaal van het maken van tochten, wilde zich, ondanks dooi, het genoegen niet laten ontnemen en trok er met Jodocus op uit. Twee kleine valpartij tjes maakten haar doornat en toen zij des middags met haar neef terug keerde, was het enthousiasme toch wel be denkelijk gedaald. Na de ijspret kwam de sneeuw, welke wel heel velen tot last was. Jodocus, die als een moedige man eerst den tocht naar zijn bureau per rijwiel had onder nomen, keerde tenslotte terug en zette de velocipede op stal. Het was hem te bar en hij besloot per tram te gaan. Maar, jawel, de trams hadden er den bewusten morgen zooveel gestrande klanten bijgekregen, dat zij maar ter nauwernood in staat waren dezen plotselingen aanwas van reizigers te verwerken. Goede zaken maken deed men echter wel. Intusschen was de sneeuw in de binnenstad spoedig ver anderd in een waren modderpoel. Daar was weinig meer te bemerken van de beroemde on gerepte schoonheid van de sneeuw. In de par ken en het bosch viel die wonderlijke schoon heid in vollen omvang te genieten. Wies raakte er niet over uitgepraat en ruïneerde zich door het maken van tallooze kiekjes. In Scheveningen was de aanbieding van een reddingboot het groote evenement. En terecht. Jeugd van Nederland, die voor een zoo ver heven doel als het redding wezen gelden bijeen brengt en daarvoor een reddingboot ter be schikking stelt, doet in deze ontwrichte tijden dubbel aangenaam aan. Prins Bernhard, die de plechtigheid der aanbieding van de naar hem genoemde boot bij woonde en er een klein tochtje mee maakte, drukte hiermede ook de voetsporen van zijn schoonvader, die zich voor het reddingwezen zeer interesseerde. Overigens mogen wij hier in Scheveningen dankbaar zijn, dat onze kustplaats tot dusver gespaard is gebleven voor ontploffingen als die, welke zich nu reeds bij herhaling te Huis duinen hebben voorgedaan. Jodocus wist me te vertellen, dat in zulk opzicht Scheveningen zeer gunstig ligt, omdat er in het algemeen op dit gedeelte weinig aanspoelt. Menschen, die het weten kunnen, althans zich daarvoor uitgaven, hadden mijn neef verteld, dat de kans op aanspoelen van mijnen op ons gedeelte ook zeer gering was. Een en ander vernam ik natuurlijk tot mijn genoegen en ik hoop van harte, dat de zegslieden van Jodocus het bij het rechte eind zullen hebben. Aan hoek JavastraatLaan van Meerder- voort heeft men nog niets gedaan. De mogelijk heid, om er het verkeer tijdelijk te herstellen door het neerleggen van baddings, heeft men wel erkend, doch afgewezen op grond van de kosten. Nu ben ik altijd erg op de duiten ge weest en zeker wanneer het overheidsgeld be treft, doch hier heeft men de bezuiniging laten meetellen, terwijl het aldus in gereedheid brengen van den straathoek toch heusch geen tonnen zou hebben gekost. Had men het dadelijk gedaan, dan was het verkeer al reeds heel wat last gespaard gebleven. Nog heeft geen der Raadsleden aan Burge meester en Wethouders vragen gesteld over het geval der gedaalde electriciteits-inkomsten, terwijl toch de beantwoording dier vraag mij interessant genoeg lijkt voor veel Hagenaars, wien het wel en wee der Gemeente ter harte 26)’ Op het pleintje voor het café, in de aangrenzende straten en buiten, voor de muren, verzamelde de rest van den troep zich. Nogmaals schetterden trompetsignalen. Trommels begonnen te roffelen. Eenige langgerekte com mando’s klonken, juist als op het ex- cercitieveld. Toen zetten de troepen zich in bewe ging. Eindeloos lang trokken de afdee- lingen aan de onverschillige blikken van Ysot voorbij... De trommels klon ken flauwer. Het gedreun van de voet stappen en het getrappel van de paar den stierf weg. Van heel uit de verte klonken nog even de schelle tonen van een trompet. Tot er niets meer te hooren was en Ben Schiorsch in de oneindige stilte Van de woestijn terugviel... Ysot bladerde tusschen de brieven, welke zij op het postkantoor gekregen had. Een modehuis in Parijs zond haar een verleidelijken catalogus van de nieuwste modellen. Een vriendin schreef van het strandleven in Osten de. En daar was een brief van Léon! Juist, die keurige, aardige, elegante Léon bestond ook nog... ze had hem bijna heelemaal vergeten... Wat zou hij wel schrijven? Van zijn auto? Zijn overwinningen op de tennisbaan? Zou hij naar haar verlangen, of probeeren, haar jaloersch te maken? Ysot was niet in de stemming een Aran deze brieven te lezen. Noch kon Hij trachtte te schreien... hij rochel de. Hauser draaide zich om en legde het zware hoofd weer op zijn schou der. Schel en blaffend drong de stem van Achilles tot hem door. Moeizaam sprak O’Murphy: Ik ben klaar, mijn jongen... ik ben al onderweg... ja, dat doet goed, die hand op mijn voorhoofd... Ik heb je altijd graag mogen lijden, Hauser, net als Sky, maar toch weer op een andere manier dan Sky... belachelijk niet... van een ruwen klant als ik ben, niet? Een hol lachen brak door de keel van den gewonde. Zijn stem werd zwakker. Zijn gezicht kleurde vaal grijs. Waarom vechten wij eigenlijk, Hauser? Waarom schieten wij op deze menschen? Waarom laten wij ons eigenlijk doodschieten?... Ach, ik ben er allang achter, dat het een smerig zaakje is... Hauser, blijf bij me! Nu ga je plotseling weg, Hauser!! O’Murphy richtte zich op. Ik ben bij je, fluisterde Hauser, met verstikte stem. O’Murphy, hoor je me? O’Murphy, ouwe jongen, hier is mijn hand, ik ben bij je, je zult niet dood gaan, hier! Met een heftige beweging trok hij het hoofd van O’Murphy aan zijn borst, alsof hij het daar voor den dood verbergen wilde. Hauser, fluisterden de lippen van den grooten, zwaren, stervenden O’Murphy; hij glimlachte. Sky? vroeg hij voor de laatste maal, zacht en teeder... Boven Hauser’s hoofd hing de roode vlag der opstandelingen. Zij hing slap als een vaatdoek, geen zuchtje bewoog haar. Hauser liet het hoofd van den doode zachtjes op den grond zakken. Het groote gezicht was verstard in een ondoorgrondelyken glimlach, een Hauser probeerde het bloed af te vegen, dat telkens weer in zijn oogen droop, gevolg van een schot, dat slechts drie millimeter dieper had moeten zijn, om een einde aan al zijn leed en ellende te maken. De loop van het machinegeweer gloeide. Na vijftig schoten opnieuw laden...! De Europeesche wapenfabri kanten maakten de grootste winsten op den oudsten en smerigsten rommel, welke zij naar Afrika zonden. Hauser liet de kogelband door het geweer loopen. Stop, zei O’Murphy naast hem, pauze... hier drink! Hij reikte Hauser een flesch aan, waarin troebel, geel water was. Hau ser dronk met diepe teugen. De vloei stof verdween, als regen in een uitge droogd bloembed. Niet veel meer... mompelde O’Murphy en keek in het rond. Aan hun voeten schetterde de stem van den Griek. Er sloeg een gat in den wal, dat zich direct met levenlooze licha men vulde» Heeft hij geen zakken meer? vroeg O’Murphy zich af. Hij strekte zijn hoofd, zijn oogen brandden. Hij veegde met zijn hand langs zijn voorhoofd. Voor zijn oogen scheen een net van spinrag te kleven, dat hij niet kon wegkrijgen. Waarachtig... hij heeft geen zak ken meer! O’Murphy had zich overtuigd. Moe liet hij zijn hoofd tegen den muur rus ten. Hauser nam zijn verrekijker. De Franschen hadden zich terugge trokken. In het zand lagen grijze scha duwen. De gevallenen... Hauser, steunde O’Murphy, ter wijl hij zich weer over de oogen wreef, ben je daar nog? Ik kan je niet zien... ik wou, dat ik wist, wat dat was... ik heb toch nergens een schot... Alles draait mij voor mijn oogen. Hauser wendde zich af en legde het gloeiende en kloppende hoofd van O’Murphy in zijn schoot. Hij legde zijn hand op de heete slapen. O’Murphy kreunde. Het wordt al beter... Geef mij wat te drinken! De zon... ik heb een zonnesteek. Aanval van boven en bene den, wat veel ineens, vind je niet? Straks worden we ook nog in den rug aangevallen. En dan... Hij probeerde te lachen. Hauser, ontzettend, wat doet dat een pijn! Hauser, wat doe je met me? Hij draaide zich om, zoodat hij op zijn buik lag. Hauser zag, dat zijn hemd aan zijn lichaam kleefde van bloed. Hij scheurde het van het li chaam van zijn kameraad: een klein rond gat, haast niet te zien, vlak bij de wervelkolom... Het is gedaan Hauser, ik zie niets meer, mijn handen, mijn vin gers, Hauser... strijk over mijn oogen... au, dat trekken... nu is het al nacht... Water l zij zich aan het leven van alledag wennen. Nog lagen de gebeurtenissen van de laatste dagen te sterk in haar geheugen. Zij moest even rust hebben. Rust... in de allereerste plaats... Ze sloeg de kranten open. Het leven ging verder. De wereld, daar in het Noorden was precies hetzelfde: Schandaal bij een provinciale Bank, - - - --- fraude bij de belastingen, auto-onge- kijk gemaakt had. En de Arabieren luk van een zangeres, een huwelijk in de financieele wereld... Teneinde de rust in Marokko te ver zekeren... Wat was dat? In één adem las Ysot verder... is een algemeene aanval op handen, welke den laatsten weerstand in het binnenland moet breken. De laatste weerstand: dat was het armzalige fort, waar Hauser zich verborg. Sterke Fransche troe- penafdeelingen rukken op... Berrier had van versterkingen gesproken, van nieuwe troepentransporten, welke in Casa Blanca debarkeerden... Arme Hauser! Men hoopt de laatste opstan dige stammen nu voor altijd onscha delijk te maken... Arme Arabieren! Hauser hield vèm deze menschen. Om hunnentwille was hij teruggegaan, om hunnentwille had hij haar, Ysot, ver laten... Lieve Heer, bescherm hem! hoorde zij zichzelf zeggen. Zou zij hem ooit terug zien? Het was geëin digd, waar het had kunnen beginnen, bij het einde, gestorven, nog voor het tot leven gewekt was... Waarom kwam hij niet? Waarom liet hij haar heengaan? Waarom had hij zich losgerukt? Ysot glimlachte en liet de krant zakken, welke zij, zonder te lezen, in de handen hield. Het zou wel zoo moe ten zijn. Er moest trouw zijn. Trouw aan de kameraden en trouw aan iets, dat men begonnen was. Want wat zou er van de wereld terecht komen, zon der trouw? Zoo zag een deserteur er niet uit... zooals Hauser, Zoo gemak- I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 13