BAAGSCHE COURANT
Op
eenzamen
r
r
TUSSCHEN TWEE
VUREN
'1
STADSNIEUWS
baandag 22 Januari 1940.
Bescherming
boomen
van
i
VIJFDE BLAD.
EEN PROFEET IN CRISISTIJD
DANSINSTITUUT VAN DER VELDE
FEUILLETON.
DANSINSTITUUT
JOH. KUYPERS EN ZOON
„ONDERLING BELANG”
3
Bal in den Dierentuin.
(Nadruk verboden f
haar hand iets terug en
op-
EINDE.
Op den Lange Vijverberg heeft men de boomen gedeeltelijk ingepakt, om hen
te beschermen tegen beschadiging bij het sneeuwstorten.
VAN WIE ZIJN HET GELDKISTJE EN
HET OFFERBLOK?
GENOOTSCHAP „NEDERLAND—
ENGELAND”
VEREENIGING VOOR WIJS
BEGEERTE.
HOOFDSTUK XXII.
Nieuw begin.
Over de mooie, vriendelijke stad
Bazel, met haar hooge torens en grap-
Zoowel door het bestuur als door de
vergadering is den secretaris, den heer
P. Reus, die niet herkiesbaar was als be
stuurslid, dank gebracht voor het vele,
dat hij voor de vereeniging heeft ge
daan.
God vraagt veel van Habakuk. Want
deze profeet was met recht een pro
feet „in crisistijd”. Hij heeft het diep
ste verval van het volk van Israël mee
gemaakt. Nog slechts enkele jaren na
zijn prediking was de wegvoering een
feit. En in dezen tijd moet Habakuk
prediken het woord van verlossing en
zegepraal! Was het te verwonderen,
dat, gelukkig slechts voor een tijd, het
geloof hem verliet?
Reeds zijn de tijden donker, aldus
spr., maar nog andere dingen staan
ons te wachten. Eens zal de anti-christ
over de aarde heerschen. Maar God
geeft ons Zijn Woord mede. God vraagt
slechts geloof van ons. Geloof in Zijn
Almacht, geloof in Zijn Liefde, Zijn
Goedheid Zijn Erbarmen. Die troost
moet ons genoeg zijn.
Spr. verduidelijkte zijn rede, door
het lezen van enkele gedeelten uit de
profetieën van Habakuk.
Nadat tenslotte enkele vragen op
bevredigende wijze beantwoord waren,
werd de bijeenkomst op de gebruike
lijke wijze gesloten.
Op Donderdagavond 25 Januari zal
de heer W. G. van der Tak voor de
Vereeniging voor Wijsbegeerte in het
gebouw Bazarstraat 20 spreken over het
onderwerp: De invloed van den Jood-
Voor het Genootschap „Nederland
Engeland” zal op Maandagavond 29
Januari in Pulchri Studio prof. George
Findlay Shirras een lezing houden over
„Population problems”.
In de feestelijk versierde groote zaal
van den Dierentuin organiseerde het
No. 17473.
kistje, ter grootte van 20 x 15 x 9 c.m., derden waren daar gekomen
van binnen rood geverfd en een bruin
geverfd houten offerblok, ter grootte
van 25 x 13 x 1216 c.m. In het gedeelte
lijk vernielde deksel is de letter R of B
gebrand of gesneden.
Deze voorwerpen zijn vermoedelijk
van misdrijf afkomstig.
De commissaris van politie van ge
noemden dienst verzoekt dengenen, die
inlichtingen omtrent de herkomst van
deze voorwerpen kunnen geven, zich te
vervoegen aan zijn bureau, tusschen 9
en 5 uur.
bracht.
Een uur later viel het laatste fort.
De aanvallers betraden het pas den
volgenden morgen, toen allang nie
mand er meer aan dacht, de vlag op
nieuw te hijschen. De belegeraars wa
ren bang geweest voor een val, en
hadden daarom een nieuwen dag afge
wacht.
Van de bezetting vonden zij niets
anders, dan drie levenlooze lichamen
van Europeanen, welke schoten in
borst en hals vertoonden en waarvan
oen nog heel vaag teekenen van leven
Vertoonde. Namen en nationaliteit wa
ren niet vast te stellen. De inlanders
hadden zich met hun dooden en ge
wonden in de bergen teruggetrokken.
Zjj streden hun strijd verder, soms
openlijk opvlammend, dan weer stil en
Verborgen, zooals die stryd reeds tien
tallen jaren hun land verbrandt.
Noordeinde, zijn jaarlijksch bal. Hon-
i om een
avond (en nacht) lang eens gezellig te
dansen op de prettige dansmuziek van
„The Moochers” en de band van Majo
Marco, welke laatste met een grandioze
show de jazz-minnende harten in ver
voering bracht.
Zij zijn niet bedrogen uitgekomen,
want de stemming zat er aldra in en
bleef er in tot het 3 uur ’s nachts was
en allen huiswaarts moesten keeren.
De heer en mevrouw v. d. Velde en
de heer v. d. Velde en zijn assistente,
mej. van Steel, gaven eenige demonstra
ties ten beste, die de ongeveinsde be
wondering van het publiek verwekten.
Bijzonder geslaagd was voorts een
„Formationdance”, uitgevoerd door 4
paren. Een „Formationdance” is een bij
zonder moeilijke dans, aangezien de pa
ren precies gelijk op moeten gaan, wat
betreft het rhythme. de lengte der pas
sen en de figuren. Begrijpelijkerwijze is
daarvoor noodig een nauwgezette oefe
ning van vele maanden. Hoewel de uit
voerenden amateurs waren, werd de
dans bijna foutloos ten uitvoer ge
bracht. Het minutenlange applaus, dat
behalve voor de 4 dansparen ook be
stemd was voor den heer en mevrouw
van der Velde, bewees wel hoezeer de
aanwezigen een dergelijke „Formation”
waardeerden.
Lezing voor den Ned. Christen
Vrouwenbond.
Voor een niet geheel bezette zaal
de weersomstandigheden noodigden
ook niet erg tot een bezoek aan ge
bouw „Aurora” uit heeft dr. A.
de Bondt, Gereformeerd predikant hier
ter stede Vrijdagavond op uitnoodiging
van de afd. den Haag van den Ned.
Christen Vrouwenbond gesproken over
„Een profeet in crisistijd” (Habakuk).
Mej. A. W. Poot, de presidente van
de afd., opende het samenzijn op de
gebruikelijke wijze, met samenzang,
schriftlezing en gebed, waarna zij de
aanwezige dames en den spreker har
telijk verwelkomde.
Nadat verschillende huishoudelijke
zaken op vlotte wijze waren af gehan
deld, kreeg dr. de Bondt het woord.
Spr. wees er allereerst op, dat Haba
kuk met een probleem geworsteld
heeft, dat ook ons niet onbekend is,
n.l.: Waarom laat God het kwaad zijn
gang gaan in de wereld, waarom lijkt
het ar soms zelfs zoo sterk op, dat de
Heere zelf de hand heeft in het kwaad,
dat geschiedt.
De heele geschiedenis door is met
dit probleem geworsteld. Habakuk is
werkelijk de eenige niet, die er zijn
geloofsvertouwen door kwijtraakte.
Toch moeten wij. aldus spr., ons niet
zoodanig gedragen, al lijkt het vaak,
dat God werkeloos toeschouwer is, dit
is niet zoo. Bovendien, wij leven niet
om macht te hebben, ons leven ligt
verankerd in God. Ook de machtigste
en meest zelfbewuste mensch is een
instrument in Gods hand, onbewust. schen geest op het Europeesch denken.
De dezer dagen gehouden vergade
ring van de vereeniging van huiseige
naren „Onderling Belang” is door den
voorzitter den heer J. v. Nooy, ge
opend met den wensch, dat 1940 een
beter jaar zal zijn dan 1939, al lijkt
het er niet op. Misschien zal het nog
minder wezen. De verhooging van de
Straat- en Inkomstenbelasting, de sa-
neering van de binnenstad enz. wijzen
ten minste in die richting. Het in
eigendom belegde wordt overgeheveld
naar hen, die altijd op de overheid
hebben geleund. De huiseigenaren zijn
nog veel te weinig georganiseerd, de
vereen igingen moeten nog veel grooter
worden dan ze al zijn, ten einde met
kracht voor de belangen barer leden te
kunnen opkomen.
Als bestuursleden zijn herkozen de
heeren A. v. d Hilt en JL v. Luttervelt
en in het bestuur werd gekozen de
heer J. C. Ludeker.
Tot uiting is gekomen een streven
naar samenwerking van de vier plaat
selijke verenigingen op het geoied
van onroerend goed en daarbij is ge
opperd het denkbeeld van fusie tus
schen de drie vereenigingen, welke
zich geheel op hetzelfde gebied bewe
gen en hetzelfde doel beoogen. Deze
gedachte zal evenwel moeten groeien
en daarbij dient te worden bedacht,
dat er twee landelijke organisaties op
dit gebied bestaan. De protestvergade-
ring tegen de verhooging van de
Straatbelasting is een stap in de voor
gestelde richting geweest
Medegedeeld werd, dat gestreefd
wordt naar een vaste jurisprudentie
inzake het plaatselijk gebruik voor
jaarwoningen, welke nu nog niet be
staat; uitspraak in hoogste instantie
is er nog niet. Worden de organisaties
van deskundigen het eens, dan zal hun
oordeel als advies gedeponeerd worden
ter griffie van het kantongerecht en
die der rechtbank.
Bal in „Excelsior”.
In de zalen van gebouw „Excelsior’’
vierde de dans Zaterdagavond hoogtij.
Het dansinstituut Joh. Kuypers en Zn.,
Tcrenstraat gaf daar, n.l. zijn jaarlijksch
bal. Evenals andere jaren was geen
stoel meer onbezet en geen tafeltje meer
vrij, zoodat velen niets beter wisten te
doen dan zich op het balcon te zetelen,
waar zij ongetwijfeld geen spijt van
zullen gehad hebben, want het was bui
tengewoon aardig op die vele paren in
dc zaal „neer” te kijken.
De leiding van het bal berustte bij
den heer Joh. Kuypers jr„ die zich op
alleszins lofwaardige wijze daarvan
kweet. De „stemming”, een zoo onmis
bare gast op een dergelijk bal, bleek
reeds bij den aanvang aanwezig te zijn
en deed zich voor den geheelen avond
van zijn allerbeminnelijkste zijde ken
nen.
De heer Kuypers had trouwens alle
moeite gedaan om het die gast naar
den zin te maken. Vroolijke vlotte dans
muziek en de noodige attracties, zooals
de hoepeldans en candle-light dans.
Door 8 paren werd een „Formation” in
slow-foxtrot-maat uitgevoerd. Hieron
der verstaan we een samenstel van cir
kels, kruisen, rechte en gebogen lijnen.
De dansende paren voeren allen dezelf
de bewegingen uit. Een eerste eisch is
natuurlijk, dat zij zeer gelijkmatig dan
sen. Het was een prachtig gezicht de
paren over den dansvloer te zien zwe
ven. Het oorverdoovend applaus en
het geroep van bis, bis bewezen wel. dat
deze door amateurs gedanste „Forma
tion”, die iets geheel nieuws is voor Ne
derland, zeer in den smaak viel.
Van de andere attracties noemen we
tenslotte nog een Hongaarschen dans
van mej. Kuypers.
de tot in feite een orgaan van beide
eerstgenoemde landen, die via dit or
gaan de kleine neutralen in hun zog
trokken, eerst dan zou er voor onze
Regeering aanleiding zijn om. geheel
uit eigen beweging en naar eigen in
zicht, de uittreding uit dien bond te
overwegen. En wij twijfelen niet, of zij
zou uit deze feiten de eenige juiste
conclusie trekken, in overeenstemming
met den vasten wil om een eerlijke neu
traliteit in acht te nemen.
Noch het ééne noch het andere zal
echter op dit oogenblik kunnen worden
aangetoond door wie onpartijdig, ob
jectief oordeelt.
Wij hebben, lang vóór dezen oorlog,
bij herhaling te kennen gegeven, dat
wij maar heel weinig waarde meer
hechtten aan het lidmaatschap van den
Volkenbond, die steeds meer aan be-
teekenis heeft verloren.
Thans hiervoor te bedanken, zou ech
ter den geheel verkeerden indruk kun
nen maken, dat onze Regeering wijkt
voor een onrechtmatigen en ongemoti-
veerden Duitschen druk.
Wij hebben lang vóór den oorlog óók
betoogd, dat ons land goed zou doen
door zich los te maken van de z.g.n.
sanctie-verplichtingen van het Volken-
bondshandvest, bepalingen, die trou
wens door de houding van gróóte mo
gendheden. Volkenbondsleden, in het
bijzonder Engeland, in meer dan één
geval, een mislukking zijn gebleken. De
z.g.n. Oslostaten, ook ons land dus,
hebben zich niet lang daarna inder
daad van de sanctie-verplichtingen los
gemaakt. Daaruit volgt, dat op hen, en
dus op ons, thans niet de verplichting
rust, om eenigerlei maatregel te nemen
tegen een aanvaller, indien de Volken
bond zulk een aanvaller zou aanwijzen.
Bedoelde kleine neutrale staten zijn in
dit opzicht volkomen vrij om elk voor
zich, óók wij dus, hun houding te be
palen
Dezerzijds moet dan ook ten krach
tigste worden geprotesteerd tegen de
woorden van Churchill, die daarmee in
de kaart van Duitschland speelt en ons
land in een zeer gevaarlijke positie
dreigt te brengen. Zijn beroep op het
lidmaatschap van den Volkenbond, ten
einde de kleine neutralen te dwingen,
de zijde van Engeland en Frankrijk te
kiezen, moet even scherp worden afge
wezen als het Duitsche verwijt, dat dit
lidmaatschap op zichzélf reeds zoo
danig partijkiezen beteekent Het ééne
is even mis als het andere.
Churchill schijnt te hebben vergeten,
dat Engeland bij vroegere gelegenheden
(China e.a.) uit het lidmaatschap van
den Volkenbond voor zichzélf niet de
conclusie heeft getrokken, welke hij nu
aan anderen wil opdringen, hoewel zij n
land wél was gebonden aan de sanctie-
verplichtingen.
Scherp geprotesteerd moet evenzeer
worden tegen Churchill’s bewering, dat
de kleine neutrale landen en wij den
ken hierbij uiteraard weer aan ons
eigen land „nederig het hoofd bui
gen uit vrees voor de Duitsche drei
gingen met geweld, terwijl zij Duitsch
land op vele wijzen begunstigen”.
De waarheid is, dat Nederland, ter-
wille van het behoud van den vrede,
schendingen van zijn rechten en be
langen door beide oorlogvoerende par
tijen, onder krachtig protest en alle
voorbehoud zich moet laten welgeval
len. Het vreest niet één partij maar
beide partijen en waakt met zijn
weermacht aan grenzen en kusten tegen
beide, gereed ter verdediging tegen
ieder, die ons grondgebied en onze vrij
heid mocht aantasten, wie dit ook is.
Het „begunstigt” geen enkele parti;
boven de andere, want iedere Neder-
27)'
Die lafaard van een Hauser had de
’lag naar beneden gehaald, wilde het
fort overgeven!
Achilles draaide den loop van zijn
machinegeweer om. De kogels sloe
gen tegen den toren, tegen den muur,
waarachter Hauser zich stellig als
een lafaard verborgen hield.
Achilles schoot en schoot. De kogel
end liep nog steeds door zijn handen,
toen het geschreeuw van een Arabier,
dat boven twee doode mannen lagen,
allang zijn oor bereikt had.
Hij liet den band pas los, toen een
kogel zijn hals doorboord had, hem
den adem afsneed, en zijn hart, mid
den in een razenden loop, tot stilstand
De positie van de kleine neutrale
landen tusschen de oorlogvoerende
partijen brengt onvermijdelijk mee, dat
zij van beide zijden moeilijkheden on
dervinden. Natuurlijk denken wij daar
bij in de eerste plaats aan ons eigen
land.
Die positie brengt eveneens mede,
dat deze landen zoo lang zij zich ten
doel stellen, te voorkomen dat zij in
den oorlog worden meegesleept naar
beide zijden een volkomen gelijke hou
ding aannemen. Niemand zal. te goe
der trouw en onpartijdig oordeelende,
kunnen betwijfelen, dat onze Regee
ring hiernaar zoo nauwlettend moge
lijk streeft, in overeenstemming met
den vasten wil des volks om den
strijd buiten de grenzen te houden zoo
lang men ons niet door aanranding van
ons grondgebied of onze onafhanke
lijkheid dwingt om naar de wapenen
te grijpen.
Misverstand ten aanzien van onzen
wil en van onze houding in het buiten
land. in ’t bijzonder het oorlogvoeren
de buitenland, zou ons noodlottig kun
nen worden. Daarom mag niet zonder
protest dezerzijds passeeren hetgeen
Churchill, de Britsche minister van
marine en één der leidende figuren in
de huidige Britsche staatkunde, thans
in een rede heeft gezegd over en aan
het adres van de kleine neutrale lan
den. óók dus aan óns adres.
Churchill gaf duidelijk te verstaan,
dat z.i. deze neutrale landen den plicht
hebben om zich te scharen aan de zij
de van Engeland en Frankrijk en daar
deel te nemen aan den oorlog tegen
Duitschland. Hij noemde dezen plicht
„in overeenstemming met het Volken-
bondshandvest”.
Indien hij in dit laatste gelijk had.
zou men in Duitschland óók gelijk heb
ben gehad, toen men daar onlangs be
toogde, dat de kleine landen de zijde
van Engeland en Frankrijk kiezen in
dien zij lid blijven van den Volkenbond
eo dat zij dus. indien zij wérkelijk neu
traal zijn en als zoodanig ook door
Duitschland wenschen te worden ont
zien. verplicht zijn om hun lidmaat
schap van den Volkenbond onmiddel
lijk op te zeggen.
Onze Regeering denkt er niet over,
aan dit in Duitschland geuite verlan
gen te voldoen. En terecht, dunkt ons.
Niet alleen omdat men dit niet alleen
hier te lande maar óók in Engeland.
Frankrijk en elders zou kunnen uit
leggen als een toegeven aan drang van
èén oorlogvoerende zijde ten nadeele
van de andere zijde maar vooral om
dat het niet juist is, dat het lid-blij-
ven van den Volkenbond de beteekenis
heeft van een partijkiezen voor Enge
land en Frankrijk. Het lidmaatschap
van den Volkenbond beperkt in geen
enkel opzicht onze vrijheid en zelf
standigheid. Eerst als onomstootelijk
kon worden aangetoond, dat neutrale
landen en wij denken hierbij natuur
lijk in ’t bijzonder aan ons eigen land
in den Volkenbond zich in eenig op
zicht schaarden aan de zijde van En
geland en Frankrijk, tegen Duitsch
land, of als de Volkenbond denatureer-
lander begrijpt maar al te goed, dat
dit gelijk zou staan met een uitnoodi
ging aan het vreeselijke oorlogsspook
om bij ons binnen te treden.
Churchill heeft ook een beroep ge
daan op het eigenbelang der neutrale
landen, om hen te overreden, de zijde
van Engeland en Frankrijk te kiezen
en de wapenen op te nemen tegen
Duitschland. Ons eigenbelang brengt
mee, dat wij zoo lang mogelijk buiten
den oorlog blijven en daartoe nauwlet
tend het evenwicht bewaren tusschen
de beide partijen. Wij hebben al eerder
betoogd, dat het denkbeeld, het slag
veld van Europa te worden, voor Ne
derland en uiteraard voor andere
neutrale kleine landen al buitenge
woon onaantrekkelijk is!
De positie van ons land is die van
iemand, die tusschen twee heete vuren
zit en al het mogelijke doet om zich
niet te branden, nóch aan den éénen
nóch aan den Anderen kant. De hou
ding van Regeering en volk zijn met die
positie in overeenstemming. Wat noo
dig is om in die houding te volharden,
zal uitsluitend en zelfstandig worden
uitgemaakt door onze Regeering, die
het vertrouwen van het volk heeft. Oók
het vertrouwen, dat zij zich door drang
of druk van buiten-af niet zal laten
verleiden om van den eenigen juisten
weg dat is de rechte weg van eer
lijke en alzijdige neutraliteit af te
wijken, nóch door dreigementen nóch
door drogredenen, van welken kant
óók.
het hartje van Europa, aan het begin
van een nieuw leven. Dan lag ik nu
ergens onder het woestijnzand en de
woestijntamboer roffelde een „Rust
zacht’ boven mijn hoofd, als jy er
niet geweest was...
Zij trok
glimlachte
Ach, maar dat spreekt toch van
zelf, dat ik nog eens naar het fort
ging. Ik had mijn auto toch bij jullie
laten staan...
Ysot...!
Hij zei het verwijtend, en toch fee
der, alsof hij haar tegen haarzelf in
bescherming moest nemen. Maar zij
was vastbesloten om na zooveel leed,
na zooveel bitteren ernst, alleen maar
te lachen en gekheid te maken en het
leven van den vroolijken kant te ne
men, zoo blij en moedig, als de brui
sende stroom daar beneden.
Het was een grauw en moeilijk
te vergeten beeld, dat achter haar
lag...
Den volgenden morgen, nadat het
fort gevallen was, was zij op het
paard, dat Hauser haar gegeven had,
uit Ben Schiorsch gereden, de woes
tijn in, naar fort VII.
Langs de onafzienbare troepenaf-
deelingen, welke uitrustten, hun ge
wonden verzorgden, sliepen, hun ge
scheurde uniformen trachtten te her
stellen, geweren schoonmaakten...
Men had haar aangestaard als een
geestverschijning. Ieder ander zou di
rect door de veldpolitie aangehouden
pn teruggestuurd zyn. Haar liet men
echter overal passeeren. Haar daad,
haar „heldendaad”, zooals luitenant
Devilliers het genoemd had, maakte
den weg overal voor haar vrij.
En toen men in de oneindige stilte
van de woestijn, nog steeds voorzich
tig om niet in een onverwachte hin
derlaag te vallen, het fort betrad,
reed ook zy, na een kort onderhoud
met den bevelvoerenden officier, de
poort door.
Nooit zou zij den angst en het af
grijzen vergeten, welke haar in de
verlaten, verwoeste gangen en kaze
matten overvielen. Nooit zou zy het
gezicht van den bijna levenloozen
Hans Hauser vergeten, die naast den
reusachtigen Ier op den toren lag, ge- ook weer beter geworden waren. Zj;
deeltelyk bedolven onder puin, van I gaf hem antwoord op al zijn moede-
pig beschilderde huisjes in smalle
straten, waaide een heerlijke fris-
sche wind. De zon legde een glans
van goud over de kleine huisjes, waar
de Rijn langs stroomde.
Over de brug kwam een paartje
aangewandeld, dood op zijn gemak,
dikwijls stilhoudend in de opwinding
van het gesprek. Hij: flink en ge
bruind, den arm in een doek. Zij: zeer
elegant, zeer mooi, een gouden glans
over het haar, een zeldzaam lichte,
wiegende gang, zooals alleen iemand
loopt, die gelukkig is... Hy hield haar
bij den arm en zij leunde haar kleinen
sierlijken schouder licht tegen den
zijne...
Kijk, de Rijn! zei ze en wees op
den grijsgroenen stroom, welke schui
mend en golvend, over de steenachtige
bedding snelde, naar het dal. Hier
is hij nog niet „Vader Rijn”, hier is
hij nog de jongeling...
Je hebt je les goed geleerd, zei
hij op de manier van een pryzenden
leeraar, en als je zoo goed blijft
oppassen, zul je nog eens de eerste
van de klas worden.
Zeg, hadden jullie ook die plaat
van den Rijn op school hangen, waar
hy begint als jongeling, met een lau
werkrans in het haar, dan als man
en tenslotte als oude grijsaard met
lange haren...?
Hij scheen haar vraag niet te hoo-
ren. Hij was blijven staan en staarde
het water na, waarin zich af en toe
witte schuimwolkjes afspiegelden.
Hij stroomt langs Frankrijk... zei
hij, alsof hij zich eerst weer de kaart
van Europa voor den geest moest ha
len.
Hij stroomt naar Duitschland,
zei zij verlegen. En zal ons schei
den... voegde zij er, nauwlijks hoor
baar aan toe.
Hy greep haar kleine hand en trok
haar dicht naar zich toe. Zij stonden
bij elkaar, als twee meeuwen, die zich
aan elkander willen warmen. De koe
le frissche Alpenwind speelde met hun
haren.
Ik dank je nog eens, Ysot, dat
je gekomen bent, daar beneden, in die
wildernis., zei hij zachtjes en drukte
haar hand. Het was heel «>re lief
van je, Ysot... anders stond ik hier
nu vast en zeker niet, bij den Ryn, in
Aan het commissariaat van politie
van den centralen opsporingsdienst, - -
Laan Copes van Cattenburch 13, alhier, bekende dansinstituut van der Velde,
bevinden zich een blank metalen geld- r
de muren, waartegen het machinege
weer van den Griek zijn laatste ko
gels had uitgebraakt...
En toen pas begreep zij, hoe onher
roepelijk afgeloopen en uit en ten ein
de alles was, hoe het geluk, dat Hau
sers nabijheid haar verschaft had,
nooit weer terug zou keeren en hoe
zij hem beminde.
Als liefde in staat is wonderen te
verrichten, dan moet het wel een won
der geweest zijn, wat toen gebeurde.
Hij moet leven... leven... had zij
gefluisterd en telkens weer gebeden,
haar gezicht naar den wolkeloos blau
wen hemel gekeerd.
In haar wanhoop had zij zich over
hem heen geworpen en haar tanden
vastgebeten in de kapotte uniformjas,
om niet te snikken, om niet uitgela
chen te worden en weggeleid, als een
teerhartig meisje voor wie het gezicht
van een slagveld niet goed is. En
daar hoor wat was dat? Kwam
daar, met het bloed, dat nog steeds
in een dun straaltje uit zijn mond sij
pelde, niet een licht gereutel? Voelde
ze daar niet, zijn ademhaling?.,.
Zij scheurde de uniformjas open en
legde het oor tegen zijn borst... Nu
niet schreeuwen... niet jubelen van ge
luk! Nog kon het een teleurstelling
zijn. Nog kon het niets anders zijn,
dan uitstel van het verschrikkelijke...
van het einde...
Dokter... Waar
werden nog altijd goed betaald. Men
moest iets presteeren, daar kwam het
alleen maar op aan in het leven. Ysot
had veel relaties en kon veel voor
hem doen. Den geheelen dag ratelde
zij op haar kleine schrijfmachine. En
inderdaad: na eenige weken had zij
hem aan een betrekking op een han
delkantoor in Marseille geholpen.
Het was geen geweldige baan, maar
in elk geval was het een begin.
Toen waren ze vertrokken, hadden
Afrika verlaten, aan boord van een
helder wit schip. Een korten tijd had
den ze nog in de Zwitsersche bergen
doorgebracht. Hoe goed had dat ge
daan, die reine berglucht, en voor
hem zijn verzekerde toekomstl
Zij was erin geslaagd hem weer te
doen hopen!
En van haar, die als een wonder in
zijn leven verschenen was, zou hij af
scheid moeten nemen? Waarom?
Waarom moest zij juist nu, als cor
respondente voor haar krant naar
Duitschland? Hij begreep haar niet...
Keerde ook zij zich van hem af, net
als die andere... toen...? Zou dat al
tijd zoo blijven?
Hij wees naar links over de rivier,
waarboven grijze wolken hingen,
waaromheen de zon zilveren randen
tooverde.
Dien kant ga ik morgen op en...
(hij wees naar rechts)... dien kant
ga jij uit... Waarom Ysot? Waarora
wil je juist nu naar Duitschland?
Ysot trok haar wenkbrauwen op,
alsof het haar zeer veel moeite
kostte, om deze vraag te beantwoor
den en toen zei ze heel langzaam,
smartelijk bijna:
Wat moet ik anders doen... Als
jij me niet vraagt, met je mee t®
gaan...
Ysot! Is dat ernst? Hauser beef»
de van opwinding. Zou je werke
lijk met me mee willen gaan?
Ysot knikte zwijgend.
Daar greep Hauser haar bij de
schouders en kuste haar tot groote
ontzetting van de inwoners uit Bazel,
die tegen dien tijd juist hun kantoren
en winkels verlieten, om naar huis te
gaan zonder zich aan iemand te
storen...
looze en droevige vragen, ook op die
eene, welke telkens weer terugkwam:
Wat moet er nu van mij worden?
Hij zou weer teruggehaald worden in
de wereld, welke hem, zooals hij ge
loofde, verstooten had, hoewel hij zich
droomend en zich vergissend, zoekend
en vallend, opstaand en weer zoekend,
zelf van haar had verwijderd.
Haar vader had zijn ganschen in
vloed voor zijn ridderlijken tegenstan
der op het spel gezet. Het opperbevel
had zich bij de verantwoordelijke re-
geeringspersonen te Casa Blanca voor
Hauser borg gesteld.
Op een goeden dag, terwijl de gene
zende op een terras in de schaduwen
der palmboomen lag, kwam een zwaar
verzegelde brief, welke de papieren
voor een vrijen doortocht door
fransch Marokko bevatte.
Hauser lachte dankbaar en droevig
en kuste haar hand.
Maar waarheen... waar moet ik
nu heen? vroeg hij onzeker.
Waarheen? Ook daarop wist Ysot
raad. Eerst naar Zwitserland, naar
een sanatorium, dan moest hij ook
physiek beter worden. Doch het geld!
Ysot had geld. Oh, niet zoomaar ge
ërfd! Het was eerlijk verdiend en zi;
had er hard voor gewerkt. Van haar
Amerikaansche perskaart, waar ze
het fort mee binnengekomen was, was
eigenlijk alleen de naam valsch ge
weest, want zij schreef inderdaad
voor Amerikaansche kranten en zelfs
met groot succes. Al waren het ook
geen honoraria voor „sterren”, de
bedragen, welke zij uit New York,
Chicago en Philadelphia toegezonden
kreeg, waren dikwijls zeer aanzienlijk.
En wanneer hij zich schaamde, om
geld van haar te leenen, dan kon hij
haar materiaal leveren voor een re
portage over den strijd in Marokko,
gezien van de zijde der opstandelin
gen, of een serie artikelen „Uit het le
ven van een avonturier” dan zou
zij hem procentsgewijs in de
brengst daarvan laten deelen...
En dan... als hij genezen was...? Dat
zouden ze wel zien. Zijn kennis van de
scheepvaart, van Marokko en van de
Arabische taal, konden hem misschien
wel een baan op een of ander han
delkantoor bezorgen. Vooral baantjes
waar talenkennis bij te pas kwam,
was een dokter?...
Ze stormde de treden af, de binnen
plaats over, het fort uit; ze haalde
den eersten den besten dokter, die
haar voor gek hield en rende met
hem terug naar het fort.
De rest was hoop en angst en twij
fel en weer hoop en weer twijfel. Na
het aanleggen van een noodverband,
werd Hauser naar het hospitaal ge
transporteerd, geopereerd, verpleegd,
nogmaals geopereerd. Dagen, weken
van angstig afwachten zonder hoop,
gingen voorbij. Doch heel langzaam
genas hij. Men durfde het nauwelijks
te zeggen.
Hij genas onder haar handen, door
haar woorden. Oh, zij wist hem allen
twijfel uit het hart te praten en nieu
we hoop te geven, zij vertelde verha
len van nog veel zieker menschen, die