BAAGSCHE COURANT Op eenzamen r r TUSSCHEN TWEE VUREN '1 STADSNIEUWS baandag 22 Januari 1940. Bescherming boomen van i VIJFDE BLAD. EEN PROFEET IN CRISISTIJD DANSINSTITUUT VAN DER VELDE FEUILLETON. DANSINSTITUUT JOH. KUYPERS EN ZOON „ONDERLING BELANG” 3 Bal in den Dierentuin. (Nadruk verboden f haar hand iets terug en op- EINDE. Op den Lange Vijverberg heeft men de boomen gedeeltelijk ingepakt, om hen te beschermen tegen beschadiging bij het sneeuwstorten. VAN WIE ZIJN HET GELDKISTJE EN HET OFFERBLOK? GENOOTSCHAP „NEDERLAND— ENGELAND” VEREENIGING VOOR WIJS BEGEERTE. HOOFDSTUK XXII. Nieuw begin. Over de mooie, vriendelijke stad Bazel, met haar hooge torens en grap- Zoowel door het bestuur als door de vergadering is den secretaris, den heer P. Reus, die niet herkiesbaar was als be stuurslid, dank gebracht voor het vele, dat hij voor de vereeniging heeft ge daan. God vraagt veel van Habakuk. Want deze profeet was met recht een pro feet „in crisistijd”. Hij heeft het diep ste verval van het volk van Israël mee gemaakt. Nog slechts enkele jaren na zijn prediking was de wegvoering een feit. En in dezen tijd moet Habakuk prediken het woord van verlossing en zegepraal! Was het te verwonderen, dat, gelukkig slechts voor een tijd, het geloof hem verliet? Reeds zijn de tijden donker, aldus spr., maar nog andere dingen staan ons te wachten. Eens zal de anti-christ over de aarde heerschen. Maar God geeft ons Zijn Woord mede. God vraagt slechts geloof van ons. Geloof in Zijn Almacht, geloof in Zijn Liefde, Zijn Goedheid Zijn Erbarmen. Die troost moet ons genoeg zijn. Spr. verduidelijkte zijn rede, door het lezen van enkele gedeelten uit de profetieën van Habakuk. Nadat tenslotte enkele vragen op bevredigende wijze beantwoord waren, werd de bijeenkomst op de gebruike lijke wijze gesloten. Op Donderdagavond 25 Januari zal de heer W. G. van der Tak voor de Vereeniging voor Wijsbegeerte in het gebouw Bazarstraat 20 spreken over het onderwerp: De invloed van den Jood- Voor het Genootschap „Nederland Engeland” zal op Maandagavond 29 Januari in Pulchri Studio prof. George Findlay Shirras een lezing houden over „Population problems”. In de feestelijk versierde groote zaal van den Dierentuin organiseerde het No. 17473. kistje, ter grootte van 20 x 15 x 9 c.m., derden waren daar gekomen van binnen rood geverfd en een bruin geverfd houten offerblok, ter grootte van 25 x 13 x 1216 c.m. In het gedeelte lijk vernielde deksel is de letter R of B gebrand of gesneden. Deze voorwerpen zijn vermoedelijk van misdrijf afkomstig. De commissaris van politie van ge noemden dienst verzoekt dengenen, die inlichtingen omtrent de herkomst van deze voorwerpen kunnen geven, zich te vervoegen aan zijn bureau, tusschen 9 en 5 uur. bracht. Een uur later viel het laatste fort. De aanvallers betraden het pas den volgenden morgen, toen allang nie mand er meer aan dacht, de vlag op nieuw te hijschen. De belegeraars wa ren bang geweest voor een val, en hadden daarom een nieuwen dag afge wacht. Van de bezetting vonden zij niets anders, dan drie levenlooze lichamen van Europeanen, welke schoten in borst en hals vertoonden en waarvan oen nog heel vaag teekenen van leven Vertoonde. Namen en nationaliteit wa ren niet vast te stellen. De inlanders hadden zich met hun dooden en ge wonden in de bergen teruggetrokken. Zjj streden hun strijd verder, soms openlijk opvlammend, dan weer stil en Verborgen, zooals die stryd reeds tien tallen jaren hun land verbrandt. Noordeinde, zijn jaarlijksch bal. Hon- i om een avond (en nacht) lang eens gezellig te dansen op de prettige dansmuziek van „The Moochers” en de band van Majo Marco, welke laatste met een grandioze show de jazz-minnende harten in ver voering bracht. Zij zijn niet bedrogen uitgekomen, want de stemming zat er aldra in en bleef er in tot het 3 uur ’s nachts was en allen huiswaarts moesten keeren. De heer en mevrouw v. d. Velde en de heer v. d. Velde en zijn assistente, mej. van Steel, gaven eenige demonstra ties ten beste, die de ongeveinsde be wondering van het publiek verwekten. Bijzonder geslaagd was voorts een „Formationdance”, uitgevoerd door 4 paren. Een „Formationdance” is een bij zonder moeilijke dans, aangezien de pa ren precies gelijk op moeten gaan, wat betreft het rhythme. de lengte der pas sen en de figuren. Begrijpelijkerwijze is daarvoor noodig een nauwgezette oefe ning van vele maanden. Hoewel de uit voerenden amateurs waren, werd de dans bijna foutloos ten uitvoer ge bracht. Het minutenlange applaus, dat behalve voor de 4 dansparen ook be stemd was voor den heer en mevrouw van der Velde, bewees wel hoezeer de aanwezigen een dergelijke „Formation” waardeerden. Lezing voor den Ned. Christen Vrouwenbond. Voor een niet geheel bezette zaal de weersomstandigheden noodigden ook niet erg tot een bezoek aan ge bouw „Aurora” uit heeft dr. A. de Bondt, Gereformeerd predikant hier ter stede Vrijdagavond op uitnoodiging van de afd. den Haag van den Ned. Christen Vrouwenbond gesproken over „Een profeet in crisistijd” (Habakuk). Mej. A. W. Poot, de presidente van de afd., opende het samenzijn op de gebruikelijke wijze, met samenzang, schriftlezing en gebed, waarna zij de aanwezige dames en den spreker har telijk verwelkomde. Nadat verschillende huishoudelijke zaken op vlotte wijze waren af gehan deld, kreeg dr. de Bondt het woord. Spr. wees er allereerst op, dat Haba kuk met een probleem geworsteld heeft, dat ook ons niet onbekend is, n.l.: Waarom laat God het kwaad zijn gang gaan in de wereld, waarom lijkt het ar soms zelfs zoo sterk op, dat de Heere zelf de hand heeft in het kwaad, dat geschiedt. De heele geschiedenis door is met dit probleem geworsteld. Habakuk is werkelijk de eenige niet, die er zijn geloofsvertouwen door kwijtraakte. Toch moeten wij. aldus spr., ons niet zoodanig gedragen, al lijkt het vaak, dat God werkeloos toeschouwer is, dit is niet zoo. Bovendien, wij leven niet om macht te hebben, ons leven ligt verankerd in God. Ook de machtigste en meest zelfbewuste mensch is een instrument in Gods hand, onbewust. schen geest op het Europeesch denken. De dezer dagen gehouden vergade ring van de vereeniging van huiseige naren „Onderling Belang” is door den voorzitter den heer J. v. Nooy, ge opend met den wensch, dat 1940 een beter jaar zal zijn dan 1939, al lijkt het er niet op. Misschien zal het nog minder wezen. De verhooging van de Straat- en Inkomstenbelasting, de sa- neering van de binnenstad enz. wijzen ten minste in die richting. Het in eigendom belegde wordt overgeheveld naar hen, die altijd op de overheid hebben geleund. De huiseigenaren zijn nog veel te weinig georganiseerd, de vereen igingen moeten nog veel grooter worden dan ze al zijn, ten einde met kracht voor de belangen barer leden te kunnen opkomen. Als bestuursleden zijn herkozen de heeren A. v. d Hilt en JL v. Luttervelt en in het bestuur werd gekozen de heer J. C. Ludeker. Tot uiting is gekomen een streven naar samenwerking van de vier plaat selijke verenigingen op het geoied van onroerend goed en daarbij is ge opperd het denkbeeld van fusie tus schen de drie vereenigingen, welke zich geheel op hetzelfde gebied bewe gen en hetzelfde doel beoogen. Deze gedachte zal evenwel moeten groeien en daarbij dient te worden bedacht, dat er twee landelijke organisaties op dit gebied bestaan. De protestvergade- ring tegen de verhooging van de Straatbelasting is een stap in de voor gestelde richting geweest Medegedeeld werd, dat gestreefd wordt naar een vaste jurisprudentie inzake het plaatselijk gebruik voor jaarwoningen, welke nu nog niet be staat; uitspraak in hoogste instantie is er nog niet. Worden de organisaties van deskundigen het eens, dan zal hun oordeel als advies gedeponeerd worden ter griffie van het kantongerecht en die der rechtbank. Bal in „Excelsior”. In de zalen van gebouw „Excelsior’’ vierde de dans Zaterdagavond hoogtij. Het dansinstituut Joh. Kuypers en Zn., Tcrenstraat gaf daar, n.l. zijn jaarlijksch bal. Evenals andere jaren was geen stoel meer onbezet en geen tafeltje meer vrij, zoodat velen niets beter wisten te doen dan zich op het balcon te zetelen, waar zij ongetwijfeld geen spijt van zullen gehad hebben, want het was bui tengewoon aardig op die vele paren in dc zaal „neer” te kijken. De leiding van het bal berustte bij den heer Joh. Kuypers jr„ die zich op alleszins lofwaardige wijze daarvan kweet. De „stemming”, een zoo onmis bare gast op een dergelijk bal, bleek reeds bij den aanvang aanwezig te zijn en deed zich voor den geheelen avond van zijn allerbeminnelijkste zijde ken nen. De heer Kuypers had trouwens alle moeite gedaan om het die gast naar den zin te maken. Vroolijke vlotte dans muziek en de noodige attracties, zooals de hoepeldans en candle-light dans. Door 8 paren werd een „Formation” in slow-foxtrot-maat uitgevoerd. Hieron der verstaan we een samenstel van cir kels, kruisen, rechte en gebogen lijnen. De dansende paren voeren allen dezelf de bewegingen uit. Een eerste eisch is natuurlijk, dat zij zeer gelijkmatig dan sen. Het was een prachtig gezicht de paren over den dansvloer te zien zwe ven. Het oorverdoovend applaus en het geroep van bis, bis bewezen wel. dat deze door amateurs gedanste „Forma tion”, die iets geheel nieuws is voor Ne derland, zeer in den smaak viel. Van de andere attracties noemen we tenslotte nog een Hongaarschen dans van mej. Kuypers. de tot in feite een orgaan van beide eerstgenoemde landen, die via dit or gaan de kleine neutralen in hun zog trokken, eerst dan zou er voor onze Regeering aanleiding zijn om. geheel uit eigen beweging en naar eigen in zicht, de uittreding uit dien bond te overwegen. En wij twijfelen niet, of zij zou uit deze feiten de eenige juiste conclusie trekken, in overeenstemming met den vasten wil om een eerlijke neu traliteit in acht te nemen. Noch het ééne noch het andere zal echter op dit oogenblik kunnen worden aangetoond door wie onpartijdig, ob jectief oordeelt. Wij hebben, lang vóór dezen oorlog, bij herhaling te kennen gegeven, dat wij maar heel weinig waarde meer hechtten aan het lidmaatschap van den Volkenbond, die steeds meer aan be- teekenis heeft verloren. Thans hiervoor te bedanken, zou ech ter den geheel verkeerden indruk kun nen maken, dat onze Regeering wijkt voor een onrechtmatigen en ongemoti- veerden Duitschen druk. Wij hebben lang vóór den oorlog óók betoogd, dat ons land goed zou doen door zich los te maken van de z.g.n. sanctie-verplichtingen van het Volken- bondshandvest, bepalingen, die trou wens door de houding van gróóte mo gendheden. Volkenbondsleden, in het bijzonder Engeland, in meer dan één geval, een mislukking zijn gebleken. De z.g.n. Oslostaten, ook ons land dus, hebben zich niet lang daarna inder daad van de sanctie-verplichtingen los gemaakt. Daaruit volgt, dat op hen, en dus op ons, thans niet de verplichting rust, om eenigerlei maatregel te nemen tegen een aanvaller, indien de Volken bond zulk een aanvaller zou aanwijzen. Bedoelde kleine neutrale staten zijn in dit opzicht volkomen vrij om elk voor zich, óók wij dus, hun houding te be palen Dezerzijds moet dan ook ten krach tigste worden geprotesteerd tegen de woorden van Churchill, die daarmee in de kaart van Duitschland speelt en ons land in een zeer gevaarlijke positie dreigt te brengen. Zijn beroep op het lidmaatschap van den Volkenbond, ten einde de kleine neutralen te dwingen, de zijde van Engeland en Frankrijk te kiezen, moet even scherp worden afge wezen als het Duitsche verwijt, dat dit lidmaatschap op zichzélf reeds zoo danig partijkiezen beteekent Het ééne is even mis als het andere. Churchill schijnt te hebben vergeten, dat Engeland bij vroegere gelegenheden (China e.a.) uit het lidmaatschap van den Volkenbond voor zichzélf niet de conclusie heeft getrokken, welke hij nu aan anderen wil opdringen, hoewel zij n land wél was gebonden aan de sanctie- verplichtingen. Scherp geprotesteerd moet evenzeer worden tegen Churchill’s bewering, dat de kleine neutrale landen en wij den ken hierbij uiteraard weer aan ons eigen land „nederig het hoofd bui gen uit vrees voor de Duitsche drei gingen met geweld, terwijl zij Duitsch land op vele wijzen begunstigen”. De waarheid is, dat Nederland, ter- wille van het behoud van den vrede, schendingen van zijn rechten en be langen door beide oorlogvoerende par tijen, onder krachtig protest en alle voorbehoud zich moet laten welgeval len. Het vreest niet één partij maar beide partijen en waakt met zijn weermacht aan grenzen en kusten tegen beide, gereed ter verdediging tegen ieder, die ons grondgebied en onze vrij heid mocht aantasten, wie dit ook is. Het „begunstigt” geen enkele parti; boven de andere, want iedere Neder- 27)' Die lafaard van een Hauser had de ’lag naar beneden gehaald, wilde het fort overgeven! Achilles draaide den loop van zijn machinegeweer om. De kogels sloe gen tegen den toren, tegen den muur, waarachter Hauser zich stellig als een lafaard verborgen hield. Achilles schoot en schoot. De kogel end liep nog steeds door zijn handen, toen het geschreeuw van een Arabier, dat boven twee doode mannen lagen, allang zijn oor bereikt had. Hij liet den band pas los, toen een kogel zijn hals doorboord had, hem den adem afsneed, en zijn hart, mid den in een razenden loop, tot stilstand De positie van de kleine neutrale landen tusschen de oorlogvoerende partijen brengt onvermijdelijk mee, dat zij van beide zijden moeilijkheden on dervinden. Natuurlijk denken wij daar bij in de eerste plaats aan ons eigen land. Die positie brengt eveneens mede, dat deze landen zoo lang zij zich ten doel stellen, te voorkomen dat zij in den oorlog worden meegesleept naar beide zijden een volkomen gelijke hou ding aannemen. Niemand zal. te goe der trouw en onpartijdig oordeelende, kunnen betwijfelen, dat onze Regee ring hiernaar zoo nauwlettend moge lijk streeft, in overeenstemming met den vasten wil des volks om den strijd buiten de grenzen te houden zoo lang men ons niet door aanranding van ons grondgebied of onze onafhanke lijkheid dwingt om naar de wapenen te grijpen. Misverstand ten aanzien van onzen wil en van onze houding in het buiten land. in ’t bijzonder het oorlogvoeren de buitenland, zou ons noodlottig kun nen worden. Daarom mag niet zonder protest dezerzijds passeeren hetgeen Churchill, de Britsche minister van marine en één der leidende figuren in de huidige Britsche staatkunde, thans in een rede heeft gezegd over en aan het adres van de kleine neutrale lan den. óók dus aan óns adres. Churchill gaf duidelijk te verstaan, dat z.i. deze neutrale landen den plicht hebben om zich te scharen aan de zij de van Engeland en Frankrijk en daar deel te nemen aan den oorlog tegen Duitschland. Hij noemde dezen plicht „in overeenstemming met het Volken- bondshandvest”. Indien hij in dit laatste gelijk had. zou men in Duitschland óók gelijk heb ben gehad, toen men daar onlangs be toogde, dat de kleine landen de zijde van Engeland en Frankrijk kiezen in dien zij lid blijven van den Volkenbond eo dat zij dus. indien zij wérkelijk neu traal zijn en als zoodanig ook door Duitschland wenschen te worden ont zien. verplicht zijn om hun lidmaat schap van den Volkenbond onmiddel lijk op te zeggen. Onze Regeering denkt er niet over, aan dit in Duitschland geuite verlan gen te voldoen. En terecht, dunkt ons. Niet alleen omdat men dit niet alleen hier te lande maar óók in Engeland. Frankrijk en elders zou kunnen uit leggen als een toegeven aan drang van èén oorlogvoerende zijde ten nadeele van de andere zijde maar vooral om dat het niet juist is, dat het lid-blij- ven van den Volkenbond de beteekenis heeft van een partijkiezen voor Enge land en Frankrijk. Het lidmaatschap van den Volkenbond beperkt in geen enkel opzicht onze vrijheid en zelf standigheid. Eerst als onomstootelijk kon worden aangetoond, dat neutrale landen en wij denken hierbij natuur lijk in ’t bijzonder aan ons eigen land in den Volkenbond zich in eenig op zicht schaarden aan de zijde van En geland en Frankrijk, tegen Duitsch land, of als de Volkenbond denatureer- lander begrijpt maar al te goed, dat dit gelijk zou staan met een uitnoodi ging aan het vreeselijke oorlogsspook om bij ons binnen te treden. Churchill heeft ook een beroep ge daan op het eigenbelang der neutrale landen, om hen te overreden, de zijde van Engeland en Frankrijk te kiezen en de wapenen op te nemen tegen Duitschland. Ons eigenbelang brengt mee, dat wij zoo lang mogelijk buiten den oorlog blijven en daartoe nauwlet tend het evenwicht bewaren tusschen de beide partijen. Wij hebben al eerder betoogd, dat het denkbeeld, het slag veld van Europa te worden, voor Ne derland en uiteraard voor andere neutrale kleine landen al buitenge woon onaantrekkelijk is! De positie van ons land is die van iemand, die tusschen twee heete vuren zit en al het mogelijke doet om zich niet te branden, nóch aan den éénen nóch aan den Anderen kant. De hou ding van Regeering en volk zijn met die positie in overeenstemming. Wat noo dig is om in die houding te volharden, zal uitsluitend en zelfstandig worden uitgemaakt door onze Regeering, die het vertrouwen van het volk heeft. Oók het vertrouwen, dat zij zich door drang of druk van buiten-af niet zal laten verleiden om van den eenigen juisten weg dat is de rechte weg van eer lijke en alzijdige neutraliteit af te wijken, nóch door dreigementen nóch door drogredenen, van welken kant óók. het hartje van Europa, aan het begin van een nieuw leven. Dan lag ik nu ergens onder het woestijnzand en de woestijntamboer roffelde een „Rust zacht’ boven mijn hoofd, als jy er niet geweest was... Zij trok glimlachte Ach, maar dat spreekt toch van zelf, dat ik nog eens naar het fort ging. Ik had mijn auto toch bij jullie laten staan... Ysot...! Hij zei het verwijtend, en toch fee der, alsof hij haar tegen haarzelf in bescherming moest nemen. Maar zij was vastbesloten om na zooveel leed, na zooveel bitteren ernst, alleen maar te lachen en gekheid te maken en het leven van den vroolijken kant te ne men, zoo blij en moedig, als de brui sende stroom daar beneden. Het was een grauw en moeilijk te vergeten beeld, dat achter haar lag... Den volgenden morgen, nadat het fort gevallen was, was zij op het paard, dat Hauser haar gegeven had, uit Ben Schiorsch gereden, de woes tijn in, naar fort VII. Langs de onafzienbare troepenaf- deelingen, welke uitrustten, hun ge wonden verzorgden, sliepen, hun ge scheurde uniformen trachtten te her stellen, geweren schoonmaakten... Men had haar aangestaard als een geestverschijning. Ieder ander zou di rect door de veldpolitie aangehouden pn teruggestuurd zyn. Haar liet men echter overal passeeren. Haar daad, haar „heldendaad”, zooals luitenant Devilliers het genoemd had, maakte den weg overal voor haar vrij. En toen men in de oneindige stilte van de woestijn, nog steeds voorzich tig om niet in een onverwachte hin derlaag te vallen, het fort betrad, reed ook zy, na een kort onderhoud met den bevelvoerenden officier, de poort door. Nooit zou zij den angst en het af grijzen vergeten, welke haar in de verlaten, verwoeste gangen en kaze matten overvielen. Nooit zou zy het gezicht van den bijna levenloozen Hans Hauser vergeten, die naast den reusachtigen Ier op den toren lag, ge- ook weer beter geworden waren. Zj; deeltelyk bedolven onder puin, van I gaf hem antwoord op al zijn moede- pig beschilderde huisjes in smalle straten, waaide een heerlijke fris- sche wind. De zon legde een glans van goud over de kleine huisjes, waar de Rijn langs stroomde. Over de brug kwam een paartje aangewandeld, dood op zijn gemak, dikwijls stilhoudend in de opwinding van het gesprek. Hij: flink en ge bruind, den arm in een doek. Zij: zeer elegant, zeer mooi, een gouden glans over het haar, een zeldzaam lichte, wiegende gang, zooals alleen iemand loopt, die gelukkig is... Hy hield haar bij den arm en zij leunde haar kleinen sierlijken schouder licht tegen den zijne... Kijk, de Rijn! zei ze en wees op den grijsgroenen stroom, welke schui mend en golvend, over de steenachtige bedding snelde, naar het dal. Hier is hij nog niet „Vader Rijn”, hier is hij nog de jongeling... Je hebt je les goed geleerd, zei hij op de manier van een pryzenden leeraar, en als je zoo goed blijft oppassen, zul je nog eens de eerste van de klas worden. Zeg, hadden jullie ook die plaat van den Rijn op school hangen, waar hy begint als jongeling, met een lau werkrans in het haar, dan als man en tenslotte als oude grijsaard met lange haren...? Hij scheen haar vraag niet te hoo- ren. Hij was blijven staan en staarde het water na, waarin zich af en toe witte schuimwolkjes afspiegelden. Hij stroomt langs Frankrijk... zei hij, alsof hij zich eerst weer de kaart van Europa voor den geest moest ha len. Hij stroomt naar Duitschland, zei zij verlegen. En zal ons schei den... voegde zij er, nauwlijks hoor baar aan toe. Hy greep haar kleine hand en trok haar dicht naar zich toe. Zij stonden bij elkaar, als twee meeuwen, die zich aan elkander willen warmen. De koe le frissche Alpenwind speelde met hun haren. Ik dank je nog eens, Ysot, dat je gekomen bent, daar beneden, in die wildernis., zei hij zachtjes en drukte haar hand. Het was heel «>re lief van je, Ysot... anders stond ik hier nu vast en zeker niet, bij den Ryn, in Aan het commissariaat van politie van den centralen opsporingsdienst, - - Laan Copes van Cattenburch 13, alhier, bekende dansinstituut van der Velde, bevinden zich een blank metalen geld- r de muren, waartegen het machinege weer van den Griek zijn laatste ko gels had uitgebraakt... En toen pas begreep zij, hoe onher roepelijk afgeloopen en uit en ten ein de alles was, hoe het geluk, dat Hau sers nabijheid haar verschaft had, nooit weer terug zou keeren en hoe zij hem beminde. Als liefde in staat is wonderen te verrichten, dan moet het wel een won der geweest zijn, wat toen gebeurde. Hij moet leven... leven... had zij gefluisterd en telkens weer gebeden, haar gezicht naar den wolkeloos blau wen hemel gekeerd. In haar wanhoop had zij zich over hem heen geworpen en haar tanden vastgebeten in de kapotte uniformjas, om niet te snikken, om niet uitgela chen te worden en weggeleid, als een teerhartig meisje voor wie het gezicht van een slagveld niet goed is. En daar hoor wat was dat? Kwam daar, met het bloed, dat nog steeds in een dun straaltje uit zijn mond sij pelde, niet een licht gereutel? Voelde ze daar niet, zijn ademhaling?.,. Zij scheurde de uniformjas open en legde het oor tegen zijn borst... Nu niet schreeuwen... niet jubelen van ge luk! Nog kon het een teleurstelling zijn. Nog kon het niets anders zijn, dan uitstel van het verschrikkelijke... van het einde... Dokter... Waar werden nog altijd goed betaald. Men moest iets presteeren, daar kwam het alleen maar op aan in het leven. Ysot had veel relaties en kon veel voor hem doen. Den geheelen dag ratelde zij op haar kleine schrijfmachine. En inderdaad: na eenige weken had zij hem aan een betrekking op een han delkantoor in Marseille geholpen. Het was geen geweldige baan, maar in elk geval was het een begin. Toen waren ze vertrokken, hadden Afrika verlaten, aan boord van een helder wit schip. Een korten tijd had den ze nog in de Zwitsersche bergen doorgebracht. Hoe goed had dat ge daan, die reine berglucht, en voor hem zijn verzekerde toekomstl Zij was erin geslaagd hem weer te doen hopen! En van haar, die als een wonder in zijn leven verschenen was, zou hij af scheid moeten nemen? Waarom? Waarom moest zij juist nu, als cor respondente voor haar krant naar Duitschland? Hij begreep haar niet... Keerde ook zij zich van hem af, net als die andere... toen...? Zou dat al tijd zoo blijven? Hij wees naar links over de rivier, waarboven grijze wolken hingen, waaromheen de zon zilveren randen tooverde. Dien kant ga ik morgen op en... (hij wees naar rechts)... dien kant ga jij uit... Waarom Ysot? Waarora wil je juist nu naar Duitschland? Ysot trok haar wenkbrauwen op, alsof het haar zeer veel moeite kostte, om deze vraag te beantwoor den en toen zei ze heel langzaam, smartelijk bijna: Wat moet ik anders doen... Als jij me niet vraagt, met je mee t® gaan... Ysot! Is dat ernst? Hauser beef» de van opwinding. Zou je werke lijk met me mee willen gaan? Ysot knikte zwijgend. Daar greep Hauser haar bij de schouders en kuste haar tot groote ontzetting van de inwoners uit Bazel, die tegen dien tijd juist hun kantoren en winkels verlieten, om naar huis te gaan zonder zich aan iemand te storen... looze en droevige vragen, ook op die eene, welke telkens weer terugkwam: Wat moet er nu van mij worden? Hij zou weer teruggehaald worden in de wereld, welke hem, zooals hij ge loofde, verstooten had, hoewel hij zich droomend en zich vergissend, zoekend en vallend, opstaand en weer zoekend, zelf van haar had verwijderd. Haar vader had zijn ganschen in vloed voor zijn ridderlijken tegenstan der op het spel gezet. Het opperbevel had zich bij de verantwoordelijke re- geeringspersonen te Casa Blanca voor Hauser borg gesteld. Op een goeden dag, terwijl de gene zende op een terras in de schaduwen der palmboomen lag, kwam een zwaar verzegelde brief, welke de papieren voor een vrijen doortocht door fransch Marokko bevatte. Hauser lachte dankbaar en droevig en kuste haar hand. Maar waarheen... waar moet ik nu heen? vroeg hij onzeker. Waarheen? Ook daarop wist Ysot raad. Eerst naar Zwitserland, naar een sanatorium, dan moest hij ook physiek beter worden. Doch het geld! Ysot had geld. Oh, niet zoomaar ge ërfd! Het was eerlijk verdiend en zi; had er hard voor gewerkt. Van haar Amerikaansche perskaart, waar ze het fort mee binnengekomen was, was eigenlijk alleen de naam valsch ge weest, want zij schreef inderdaad voor Amerikaansche kranten en zelfs met groot succes. Al waren het ook geen honoraria voor „sterren”, de bedragen, welke zij uit New York, Chicago en Philadelphia toegezonden kreeg, waren dikwijls zeer aanzienlijk. En wanneer hij zich schaamde, om geld van haar te leenen, dan kon hij haar materiaal leveren voor een re portage over den strijd in Marokko, gezien van de zijde der opstandelin gen, of een serie artikelen „Uit het le ven van een avonturier” dan zou zij hem procentsgewijs in de brengst daarvan laten deelen... En dan... als hij genezen was...? Dat zouden ze wel zien. Zijn kennis van de scheepvaart, van Marokko en van de Arabische taal, konden hem misschien wel een baan op een of ander han delkantoor bezorgen. Vooral baantjes waar talenkennis bij te pas kwam, was een dokter?... Ze stormde de treden af, de binnen plaats over, het fort uit; ze haalde den eersten den besten dokter, die haar voor gek hield en rende met hem terug naar het fort. De rest was hoop en angst en twij fel en weer hoop en weer twijfel. Na het aanleggen van een noodverband, werd Hauser naar het hospitaal ge transporteerd, geopereerd, verpleegd, nogmaals geopereerd. Dagen, weken van angstig afwachten zonder hoop, gingen voorbij. Doch heel langzaam genas hij. Men durfde het nauwelijks te zeggen. Hij genas onder haar handen, door haar woorden. Oh, zij wist hem allen twijfel uit het hart te praten en nieu we hoop te geven, zij vertelde verha len van nog veel zieker menschen, die

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 17