van
Haagsche Courant van Donderdag 25 Januari 194(
VIERDE BLAD, PAGINA 1.
Vlucht uit Moskou
Begrooting
Buitenlandsche Zaken
STATEN-GENERAAL
SANOSTOL
Behandeling door de
Eerste Kamer
ANTWOORD VAN MINISTER
VAN KLEFFENS
HOERA!
FEUILLETON.
mijn K
Sanostot
komt!
Professor Anema over een
nieuwe volkengemeenschap
HANDHAVING VAN DE
NEUTRALITEIT
11.40 PER FLACON - FAMILIEVERTAKKING J 2.74
bouwmaatschappij
HOOFDSTUK H.
(Wordt vervolgd.)
Rede van mr. van Vessem.
De heer van Vessem (N.S.B.)
zeide, met stijgende verwondering naar
deze laatste rede te hebben geluisterd.
Men zou in het buitenland den indruk
(Nadruk verboden.)
Als hij al die vermagerde gezichten
zag, de vele ongelukkigen in hun af
gedragen kleeding en versleten schoe
nen, de beklagenswaardige file, die
zich voor een of anderen winkel, waar
nog iets te krijgen was, verdrong, dan
voelde hij telkens weer een intens me
delijden in zich opwellen. En het ho
tel, waarin men hem, als alle andere
vreemdelingen, placht onder te bren
gen, kreeg daardoor iets onwezenlijks.
Want dit hotel was zoo weelderig in
gericht en bood den gasten zooveel
verfijnde comfort, dat men zich in een
der meest mondaine badplaatsen aan
de Cóte d’Azur zou kunnen wanen.
Volii’.iardiy
LEVERTRAAN-PRODUCT
met frisschen
>in.iasdp'pelsmd;iP.
Vergadering op Donderdag
25 Januari.
Geopend te 11 uur.
Voorzitter: Mr. W. L. barondeVos
van Steenwijk.
De minister van Buitenland-
sche Zaken, de heer van Kleffens,
beantwoordde hedenmorgen het debat
over de begrooting van Buitenland-
sche Zaken voor 1940. Er was zeer veel
belangstelling op de publieke en gere
serveerde tribunes, ook uit diploma
tieke kringen, o.a. van de gezanten van
Engeland en Zuid-Afrika, Sir Nevile
Bland en dr. H. D. van Broekhuizen;
den gezant van Zwitserland den heer A.
de Pury, tevens deken van het corps
diplomatiek; den Belgischen gezant-
schapsraad baron Ruzette. Voorts be
vonden zich op de publieke tribune de
Nederlandsche gezant te Kopenhagen,
ridder van Rappard; mr. G. W. baron
de Vos van Steenwijk, gezant te Pe
den mannen, misschien dragers van
eens beroemde namen, die een kost
baar stuk porcelein of een paar oude,
mooie boeken te koop aanboden om
zich voor het aldus verkregen geld
’s Avonds was het hier de verzamel
plaats van de vreemdelingen, die er
al het door hen gewenschte amuse
ment vonden en alle delicatessen, wel
ke waar ook ter wereld verkrijgbaar
zijn. Maar een paar straten verder
ontdekte men het werkelijke Rusland,
waar nood en wanhoop den voorbij
ganger tegangrijnsden. Daar was de
afgrond, waarin alles, wat nog op be
schaving leek, reddeloos verzonk;
daar was de markt, waarop de rest
van de beter gesitueerden en de adel
uit den czarentijd haar laatste scha
mele eigendommen aan den man
trachtte te brengen. Daar stonden zij
De voorzitter deelde tenslotte
nog mede, dat het wetsontwerp inzake
het verleenen van een opsporings- en
mijnbouwconcessie aan de N.V. Mijn-
„Celebes”, alhier,
niet eerder dan de volgende week zal
worden behandeld.
kunnen krijgen, dat ons volk voortdu
rend gedrukt wordt door de vraag of
we moeten meedoen. Dat is gelukkig
niet het geval, want de overgroote
meerderheid van ons volk wil neutraal
blijven.
De heer van Vessem zou bij deze be
grooting niet ingaan op aanvallen te
gen de N.S.B. Hij wees er echter op,
dat eenige dagen geleden een hofstede
bij Amersfoort is bezet door een af-
deeling soldaten van 24 man alsof het
een burgeroorlog gold.
In dezen tijd moeten de nationale
geschillen blijven rusten, zooals Troel-
stra het in 1914 heeft gewild.
Van den aanvang af heeft de N.S.B.
de neutraliteitspolitiek der Regeering
gesteund. De term „zelfstandigheids-
politiek” is niet duidelijk en leidt tot
verwarring. Nog steeds wordt door de
N.S.B. betreurd, dat Nederland niet
uit den Volkenbond is getreden. Wat
gevreesd werd, is gebeurd: Churchill
heeft een beroep op de vroegere Vol-
kenbondsverplichtingen tegenover de
neutralen gedaan. Ook de publieke
opinie in ons eigen land mag niet in
verwarring worden gebracht.
De goede verstandhouding met Bel
gië moet worden toegejuicht; men
hoede zich echter voor een politiek
samengaan.
De heer van Vessem betoogde, dat
voor Nederland slechts één belang be
staat, n.l. niet meegesleept te worden
in den oorlog. Een spoedige vrede,
waarin 'geen der partijen wordt ver
nietigd, moet ook door Nederland wor
den gewenscht.
Aansluiting bij een door Daladier
gepropageerde federatie zou niet aan
te bevelen zijn. Uitbreiding van de
Duitsche Lebensraum-theorie doet wei
nig verwachten voor onze onafhanke
lijkheid. Wie zijn gevoelens voor een
der partijen niet kan bedwingen, doet
beter te gaan vechten in het kamp van
een dier strijdenden.
Om 4.15 uur werd de vergadering
verdaagd tot hedenmorgen 11 uur.
.Vergadering van Woensdag
24 Januari
(Slot)
De heer An ema (A.R.) vroeg zich
vervolgens af of er dan niet een objec
tieve aanleiding voor de neutralen be
staat om aan den oorlog deel te nemen,
zoo iets als een categorisch impera
tief: gij zult meedoen, want er is on
recht gepleegd tegenover kleine sta
ten.
Daarmede raakt men de kern van
de kwestie. Doch het is niet de eerste
keer dat onrecht in de wereld wordt
gepleegd. Het is een vraag, welke de
menschheid al eeuwen bezighoudt.
En mocht al principieel voor een
oplossing zijn beslist, die moreel en
religieus hoog stond, doch dan meng
den allerlei minderwaardige motieven
zich erin, zoodat de zaak werd vertroe
beld. Men is tot de conclusie, na een
eeuwenlange ervaring, gekomen, dat
’n onpartijdige, machtige staat, of nog
beter, een collectiviteit van staten zich
met het optreden tegen een onrecht
zou bemoeien. Het internationaal or
gaan, dat daarvoor bestemd werd,
bleek onmachtig daartoe. Waar dit
het geval is, kan men niet van de neu
tralen verwachten, dat zij zullen gaan
meedoen.
De heer Anema was dankbaar er
voor, dat ons land, wat zijn toekomst
betreft, zooveel belangstelling heeft.
Wij behouden echter het voorrecht om
zelf te handelen en onafhankelijk te
zijn.
Hoe donker de toekomst ook is, toch
moet er een tijd komen, dat men weer
tot een algemeene ordening van de in
ternationale verhoudingen geraakt,
doch een organisatie, die zuiver is en
waaraan alle landen op gelijken voet
kunnen deelnemen.
Wat de berechting van geschillen be
treft, de politieke geschillen zijn be-
langrijker dan de rechtsgeschillen.
Doch men zal nooit de volken bereid
vinden hun politieke geschillen te on
derwerpen aan een rechtscollege. De
•plossing is een instituut, zooals de
eonstitutioneele monarchie, maar dan
voor de buitenlandsche geschillen.
Het valt moeilijk te zeggen,, hoe die
organisatie er uit zal zien, maar men
moet niet beginnen met beginselen te
trans igeeren. Rusland had nooit tot
den Volkenbond toegelaten mogen wor
den. Men toone vooral werkelijkheids
besef.
Een rechtsorganisatie zou natuurlijk
het meest gewenscht zijn, doch de fei
ten zullen wel niet meer gedoogen dan
„een soort politieke jaarbeurs”.
Verdeeling van de wereld in belan-
gensfeeren zou verderfelijk zijn, want
het zal niet lang duren of een paar
van die belangensfeeren zullen tegen
elkaar botsen, waarvan de kleine lan
den de dupe worden.
ben gekocht, zonder op den prijs af
te dingen, wanneer de eigenaar niet
zoo’n weerzinwekkenden indruk had
gemaakt. Hij had een typisch Sarma
tengezicht spleetoogen, een platten
neus en een breeden mond met dikke
lippen, waaromheen een valsch lachje
speelde. Hij voelde er weinig voor de
zen man den sterk overvraagden prijs
te betalen.
Te duur, te duur! Robert stond
reeds op het punt nu voor goed van
den koop af te zien, toen hij plotseling
achter den man een jong meisje ont
waarde. Het eerst viel hem haar zon
derlinge kleeding op: een ruwe Rus
sische boerenrok, danig verschoten en
hier en daar versteld, afgedragen
schoenen, welke door kapotte veters
bijeen werden gehouden tot zoover
in deze omgeving niets ongewoons.
Maar bij deze verwaarloosde, goed-
koope kleedingstukken droeg het
meisje een, met de hand geborduurde
zijden blouse en daaroverheen een nu
wat kaal geworden, half lange bont
jas, waarvoor echter eens een behoor
lijk bedrag moest zijn betaald. Een
bonte doek, welke over het hoofd was
geslagen, liet slechts het teere ovaal
van het gezicht vrij.
Bij het aanschouwen van dit ge
zichtje echter bleef Robert als aan
den grond genageld staan, terwijl hij
het vreemde meisje onafgebroken
aanstaarde. Annegreet, dacht hij, om
’s hemels wil, dat is toch Annegreet!
Het leek haar teer gezichtje met
dien fijn geteekenden, bleeken kinder
mond. Het leken haar blauwe oogen,
haar voorhoofd.
het haar? Waarom kon hy datl
geschakeerdheid van ons nationale
leven een zeer bijzondere beteeke-
nis geven. Sedert het begin van
November is nog niet overgegaan
tot publicatie van een tweede
Oranjeboek. Zoodra daarvoor vol
doende stof aanwezig is, zal zulk
een nieuwe uitgave van officieele
bescheiden het licht zien.
Ik vertrouw, dat daaruit opnieuw
den indruk zal worden verkregen,
dat de Regeering actief is geble
ven bij de verdediging van ’s lands
belangen, en ik kan reeds thans
verklaren, dat zij daarbij zelfstan
dig haar gedragslijn heeft bepaald,
uitgaande van die eenvoudige en
klare beginselen, welke de ervaring
ons heeft doen kennen als in elk
opzicht de beste voor een land
met de unieke ligging van het on
ze. Deze laatste woorden uitspre
kende, heb ik het oog zoowel op
Nederland in Europa als op ons
overzeesch gebied.
Tegenover elke schending van onze
onzijdigheid wordt opgetreden in
strikte overeenstemming met de
eischen van het volkenrecht. Door
hen die ons, door eigenbelang ge
dreven, van het tegendeel betich
ten, zullen wij ons niet in de war
en van den rechten weg af laten
brengen.
Zelfs gaat de Regeering zoover dat
zij, zoodra zij kennis krijgt van
voornemens van oorlogvoerende re-
geeringen welke haar strijdig voor
komen met ’s-lands rechten of wet
tige belangen, niet nalaat ter
stond een waarschuwend geluid te
doen hooren, opdat haar naderhand
niet kan worden verweten, niet tij
dig bezwaren te hebben voorgedra
gen.
Zoo is met name geschied toen de
Britsche en Fransche Regeeringen
nadat de Duitsche oorlogsme-
thoden ter zee helaas ook reeds
vele Nederlandsche levens hadden
gekost (ik denk aan de „Slie-
drecht”) overgingen tot repre
sailles, die, behalve hun tegenstan
der, in ernstige mate Nederlandsche
belangen moesten deren, en die
der Nederlandsche Regeering voor
kwamen volkenrechtelijk ontoelaat
baar te zijn. Naar beide zijden
wordt getracht, zoo zuiver moge
lijk den koers te zeilen die onze
huidige volkenrechtelijke positie
voorschrijft.
Onzijdigheid geen dank
bare roL
Het is geen dankbare rol voor een
staat en voor zijn burgers, onzijdig te
zijn. Zij mist dat heroisch karakter, dat
kan toevallen aan dengeen die wapen
feiten bedrijft Ook biedt die rol gele
genheid te over, in conflict te komen
met beide strijdende partijen. En ten
slotte dwingt zij ten aanzien van de
oorlogvoerende staten tot beperking
van particuliere sympathiebetuiging
daar, waar voor den een meer sym
pathie mocht worden gevoeld dan voor
dei ander. Onzijdigheid kan zelfs, zoo
als de voorzitter der R.K. Staatspartij
onlangs in een dagbladartikel deed uit
komen waarin hij het overigens voor
onze onzijdigheid opnam, de vraag
doen rijzen of neutraal zijn niet be-
teekent verzaking van geestelijke waar
den die ons bij uitstek dierbaar zijn.
En toch, zooals ik heb getracht aan de
overzijde van het Binnenhof uiteen te
zetten, vervult Nederland, naar het der
Regeering voorkomt, in de tegenwoor
dige omstandigheden en voorzoover het
ons gegeven is vooruit te zien (want
wij verheffen de onzijdigheid niet tot
een voor alle omstandigheden geldend
De minister vervolgde daarna:
Aangaande de handhaving van
onze neutraliteit, is het mij een
buitengewoon groot voorrecht, te
mogen vaststellen, dat het Neder
landsche volk in overgroote meer
derheid achter de Regeering staat
Ten aanzien van deze aangelegen
heid van overwegend belang, weet
ook het buitenland, dat hier te
lande geen beteekenend verschil
van meening bestaat Men moge
wei hier of daar een accent eenigs-
zins anders gelegd wenschen, men
moge soms geneigd zijn de gren
zen van het bereikbare voorbij te
willen streven, hoofdzaak is, dat
Nederland in dezen zorgvollen tijd
ten aanzien van de buitenlandsche
zaken een mate van spontane een
heid vertoont, die ieder land ons
mag benijden, en waaraan de vrij
heid van opvatting en meenings-
uiting, die wij kennen en de rijke
niet zien? Het moest als Annegreet’s
haar zijn, blond en zacht en met dien
eigenaardigen, prikkelenden geur. Hij
kon zijn oogen niet van haar afhou
den. Zij bloosde onder zijn blik en
streek zich wat verlegen over het
voorhoofd, waardoor de doek wat ver
schoof.
De spanning viel van hem af. Neen,
dit diepzwarte, glad naar achteren ge
kamde haar was niet dat van Anne
greet. Alleen het gezicht leek veel op
het hare. Het was, of hij dit alles in
een droom had beleefd; ook dan kun
nen personen vaak plotseling en zon
der eenigen overgang in heel andere
menschen veranderen, die men dan
niet meer vermag te onderscheiden.
Het jonge meisje keerde zich af.
Het was haar aan te zien, dat zij zich
ergerde aan de houding van den
vreemdeling, die haar zoo onbe
schaamd fixeerde. Zij liep een paar
passen verder en verdween achter een
groepje menschen.
Robert keerde tot de werkelijkheid
terug en wilde eveneens zijn weg ver
volgen.
Laat meneer het toch koopen,
teemde de koopman kruiperig, zoo’n
mooi beeldje! Meneer zal er plezier
van hebben!
Te duur! herhaalde Robert nog
eens, maar het klonk al niet meer zoo
gedecideerd.
De man lachte veelbeteckenend.
Meneer zal nog wel eens terug ko
men. Meneer doet er goed werk mee,
als hy het koopt.
absoluut beginsel) door onzijdig te zijn
de taak die het tegenover zichzelf heefti
te vervullen, wat mede een Europeesch
belang van de allereerste orde is dat
wij, al is er geen verplichting, niet
en ook niet willen voon-
wat thee, suiker of meel te kunnen
aanschaffen.
Robert Eschberg was de laatste ja-
ren vaak in Rusland geweest. Hij had
steeds belangstellend en met een niets
zeggend gezicht geluisterd, wanneer
men hem van den cultureelen en eco-
nomischen vooruitgang van Rusland
vertelde en van de gunstige uitwer
king der vele ingrijpende maatregelen
van het Sovjet régime. Maar wanneer
hij dan eens een wandeling maakte
over een dergelijke markt, dan had
hy, als vele anderen, die zich niet
door het uiterlijke lieten verblinden,
voorloopig weer genoeg gezien, om
zich een eigen meening te kunnen vor
men.
Nooit verzuimde Robert hier een
paar inkoopen te doen. Zelfs wanneer
er niets was, dat zijn belangstelling
vermocht op te wekken, keerde hij
niet met leege handen terug. Dit was
de eenige manier om hier nog wat
goed te doen en hoe vaak gebeurde
het niet, dat hij een ontroerend dank
baren blik uit de moede oogen van een
of anderen grijsaard opving, omdat
voor het gekochte eigenlijk een te hoo-
ge prijs werd betaald.
Ook vandaag had hij weer lang
over de markt geslenterd. Ditmaal
was het een uit hout gesneden en met
de hand beschilderd heiligenbeeldje,
dat zijn belangstelling opwekte. Hij
had verstand van zulke dingen. Dit
fijne figuurtje was ongetwijfeld uit
een of andere koergane, een der oud
ste grafheuvels in Oost-Rusland en Si
berië, afkomstig. Hij was reeds twee,
drie maal voorbij geloopen en zou het haar wenkbrauwen,
begeerde voorwerp zeker reeds heb-1 En
Betrekkingen met België.
Een wederkeerige gezindheid van
werkelijk goede-buurschap kan niet
anders dan een heilzame uitwerking
hebben op de gaandeweg zoozeer ver
beterde, en heden ten dage uitsteken
de betrekkingen met België. Dat deze
verheugende verhouding allengs op ge
heel natuurlijke wijze is gegrond, komt
de positie van elk der beide Koninkrij
ken ten goede. In het voorloopig ver
slag is er zoo volkomen terecht op ge
wezen, dat België eensdeels in menig
opzicht dezelfde belangen heeft als
Nederland, en anderdeels aan overeen
komstige gevaren blootstaat, gevaren,
waarvan denkbaar is dat zij die geza
menlijk onder het oog zullen moeten
zien, al is voorafgaand militair over
leg volgens onze bijzondere politiek
niet mogelijk. België en Nederland
kunnen elkaar daarom wederkeerig
helpen, en dat komt dan ook bij het
werk van eiken dag voortdurend aan
den dag, niet het minste op economisch
gebied. Het is meer dan ooit de wensch
van de Belgische- als van de Neder
landsche Regeering, het onderling han
delsverkeer zoo hoog mogelijk op te
voeren, uit de algemeene overweging,
dat, naarmate de handelsbeweging met
oorlogvoerende- en in dezen tijd min
der gemakkelijk bereikbare neutrale
landen daalt, het zoeken van eenige
compensatie in het verkeer met ge
makkelijk bereikbare neutralen van
groot gewicht is. En ook al is het waar,
dat de belanghebbenden in beide lan
den wat trouwens voor belangheb
benden vanzelf spreekt geneigd zijn
een eenzijdig standpunt in te nemen,
dit mag toch met vreugde worden ge
constateerd, dat b.v. de geest waarin de
besprekingen worden gevoerd van de
Nederlandsch-Belgisch Havencommis
sie, van breeder gezichtskring een ver
heugend getuigenis aflegt. Die commis
sie zet haren arbeid voort, en ik ben
overtuigd, dat veel goeds daaruit kan
groeien, met een gunstige uitwerking
ook op de staatkundige verhouding tus-
schen Nederland en België.
Naar aanleiding van het verslag dat
door den heer Carton de Wiart namens
de commissie uit de Belgische Kamer
der Volksvertegenwoordigers over de
begrooting van het ministerie van Bui- I
tenlandsche Zaken en Buitenlandschen I
Handel onlangs is uitgebracht, ver-1
klaarde minister Spaak, wiens helderen I
en onbevooroordeeldenkijkopdedingen I
ik zeer heb leeren te waardeeren, in de I
vergadering van de Belgische Kamer I
van 19 December j.l., en ik zeg het hem I
gaarne na
„Wat mij betreft, en ik ben er ze
ker van met deze woorden de ge
voelens van de geheele regeering
te vertolken, ben ik mij diep be
wust van alles wat Nederland met I
België verbindt.” Moge dit weder
keerig bewustzijn ook in de toe
komst rijke vruchten dragen.
Wielingen. Tegemoetkoming I
aan België.
In verband met hetgeen is opgemerkt
met betrekking tot voorzorgen in het I
belang van onze landsverdediging in de
Wielingen, zou ik allereerst willen op
merken, dat de maatregelen die daar I
genomen zijn, van zelf spreken voor I
een land als het onze dat zijn positie I
naar alle zijden wenscht te handhaven. I
Nu deze quaestie ter sprake is ge
bracht, heb ik daaraan eenige woorden
willen wijden in verband met de zeer
begrijpelijke bezorgdheid die in België
uit den aard van de zaak moet worden
gewekt door eiken maatregel die, hoe
uitzonderlijk ook en hoezeer gerecht- I
vaardigd door primordiale eischen on- I
zer landsverdediging en neutraliteits- I
Moskou! Steeds, wanneer hij deze
stad naderde, dacht Robert Eschberg
aan dien voor-oorlogschen tijd, waarin
hij haar honderden koepels zoo vaak
had gezien. Destijds was hij nog zeer
jong geweest. Zijn andere vrienden
reisden naar het Zuiden en het Westen,
naar Italië, Zwitserland en Frankrijk.
Hem echter had het onmetelijke Rus
land steeds aangetrokken. En Moskou
Was immers het hart van Rusland.
Het vereenigde zoowel Europa als
Azië in zich. In de oude Czarenstad,
de erfgename van Byzantium, leefde
de ziel van eeuwen, leefde de Russi
sche geschiedenis en ontwikkelde zij
zich als in geen andere Russische stad.
Petersburg, nu Leningrad, had altijd
een Westersch karakter gehad. Mos
kou was evenmin Westersch als Oos-
tersch. Het was nu eenmaal Moskou,
►.Moedertje Moskou”, zooals de Rus
sen het zelf noemden. Het had nog iets
behouden van de droomerige provin
ciestad, waarin het leven door de eeu
wen heen zoo stil en gemoedelijk was
J'oortgegleden. Daartusschen echter
de herinnering aan den tijd, waar-
Moskou zich tot een wereldstad had
’otwikkeld, den tijd der oude koop- .druk van den angst.
king en dr. Ph. C. Visser, gezant te
Ankara.
De minister begon met de herha
ling vaq de dankbetuiging, die hij in
de memorie van antwoord neerschreef
voor de welwillende wijze waarop ve
len in deze Kamer zijn optreden aan
het hoofd van het departement van
Buitenlandsche Zaken wel hebben wil
len begroeten. Ik heb aldus de be
windsman mij daarover oprecht
verheugd, en wel niet slechts op mij
zelven, doch ook en in het bijzonder,
omdat het Landsbelang mij voorkomt
gediend te zijn met vertrouwen in de
Regeering.
mansgeslachten. Nog verhieven zich
daar de trotsche paleizen van deze
oude families, de Naidow’s en de Sa-
lenewew’s. Nu had men er een speel-
goedmuseum in ondergebracht en het
fraaie patriciërshuis der Paschkow’s
was als Leninbibliotheek ingericht.
Ook de prachtige gebouwen der gun
stelingen uit de dagen van keizerin
Katharina waren nog niet verdwenen
en dan stonden er nog een paar
oude kerken, onvergelijkelijke bede
huizen uit een vervlogen tijd, de Pe-
troeski en de Basilius kathedraal met
hun tallooze koepels en torens en
boven dit alles verhief zich majestu
eus de allesbeheerschende silhouet
van het Kremlin.
Maar al was er dan veel gebleven
na den oorlog en de revolutie had
dit Moskou veel van haar oude pracht
en praal ingeboet. Het deed bijna ge
welddadig aan, zóó, alsof een grove,
niets en niemand ontziende hand hier
had huisgehouden. Naast de monu
menten der oudheid verrezen moderne
wolkenkrabbers van Amerikaansch
formaat. De muren waren beplakt
met schreeuwende reclames en pro
clamaties der Sovjets. Tusschen kost
bare bouwwerken ontwaarde men ver
woeste kerken en half vervallen hui
zen. Het was een bedroevende mengel
moes van oud en nieuw, van rijkdom, in lange ryen, vrouwen met de lijdens-
armoede en verwaarloozing. trekken op haar gelaat, dat ondanks
Dit alles kende Eschberg. Hij kende alle zorg en verdriet, nog van haar
ook den droeven stoet van menschen, betere afkomst getuigde. Daar ston-
die door de straten slenterden. Allen
gingen zy gebukt onder den zichtbaren
last van den honger of den onzichtba-
ren, maar misschien nog zwaarderen
kunnen
I bij zien.
I Dat België een overeenkomstige
houding aanneemt, kan tot groote
voldoening strekken. Een uitbrei
ding van den oorlog tot onze landen
zou den oorlog slechts complicee-
ren, want nooit zal eenige groote
Europeesche mogendheid in deze
streken kunnen dulden, dat Neder
land of België in de handen van
den tegenstander geraakt. Daarom
is het aan ons, om, als het kan,
buiten den strijd te blijven. Eén
ding is echter wel verstaanwie
de wapenen tegen ons opneemt,
stuit op ónze wapenen.
De verlokkende stemmen
uit het buitenland.
Het verheugt mij, deze gelegenheid
te hebben om dat nog eens duidelijk
te zeggen met het oog op die sirenen
van weerszijden, die, nu eens grof en
maar al te doorzichtig, dan weer met
behulp van schoonschijnende of van
even ingewikkelde als onlogische rede-
neeringen, ons langs rechtstreeksche
baan of langs een omweg willen drij
ven in den oorlog, niet omdat het heil
van Nederland of van België hun zoo
zeer ter harkte gaat, maar omdat zij
denken, dat hun eigen ware of ver
meende belangen gediend zouden zijn
met het betrekken aan hun zijde
natuurlijk van de lage landen in den
krijg. Aan Britsche zijde is dezer
dagen zelfs een enkele stem opgegaan,
die een juridische verplichting van de
neutralen poneert tot deelneming aan
den oorlogals lid van den Volken
bond zouden wij daartoe gehouden
zijnIk acht het niet noodig, gelet
ook op een van hooggeachte zijde in
gezonden stuk in het „Vaderland” van
gisterenochtend en vooral op hetgeen
de heer Anema in het licht bracht,
hier meer te doen dan het bestaan
voor Nederland van een rechtsplicht
of een moreelen plicht tot deelneming
aan den oorlog scherp te ontkennen.
Wij hebben ervoor gezorgd, vrij te
staan en, van die vrijheid gebruik ma
kend, houden wij vol dat, zooals nog
onlangs professor Telders, en voor
hem mannen als Struyken en van Kar-
nebeek hebben uiteengezet, en zooals
het in rustiger tijden met name ook
in het buitenland door bevoegde staats
lieden steeds is begrepen, onze wel
overwogen taak iseigen erf in eigen
handgeen aansluiting bij anderen.
Dat is een positieve houding, en posi
tieve politiek en het voeren van die po
litiek is bovendien nog ons goed recht.
Ik wil mij niet overgeven aan het le
veren van vele citaten van gezagheb
bende schrijvers in binnen- en buiten
land om die te adstrueeren, wat overi
gens een eenvoudige zaak is, en ik vol
sta er daarom mede, in herinnering te
brengen wat Struyken in kemachtige
woorden schreef„Het maxime der
geschiedkundige ontwikkeling Neder
land zelfstandig, niet dienstbaar aan
welke vreemde politiek ook, de grond
idee van de actieve politiek der vade
ren, is zoo ook in zijn huidigen vorm;
die der politieke afzijdigheid, het juiste
richtsnoer gebleken”. Dat is „een
maxime die geen staat” en dus ook
Nederland zelf niet „straffeloos kan
voorbijzien of overtreden”.
Laten wij, wanneer anderer verlei
ding of eigen sentiment ons mocht
willen verlokken anders te handelen,
dien wijzen raad nooit vergeten. In
tijden als deze moeten wij allen, ge-
handhaving, eenigen invloed zou kun
nen hebben op de toegankelijkheid der
Belgische havens. Ik geloof echter, dat
Nederland heeft laten zien, nu zoowel
als in 1914, niets te willen doen wat de
bereikbaarheid der Belgische havens
ongunstig zou kunnen beïnvloeden. Dat
men in België van verscheidene zijden
heeft getoond, daarvan overtuigd te
zijn, stemt tot voldoening, want hét is
niet genoeg, zelf doordrongen te zijn
van den wil, een goede buurman te
zijn het is voor de goede verhoudin
gen wel zeer gewenscht, dat men bo
vendien als zoodanig wordt erkend. De
Nederlandsche Regeering volgt ook in
dit opzicht een vaste politiek, en nie
mand in België behoeft voor afwijking
daarvan de geringste bezorgdheid te
hebben. De goede verhouding, die ten
aanzien van het punt waarover ik thans
spreek in 1914 bestond men leze er
het in dat jaar verschenen Belgische
grijsboek maar op na is ook thans
aanwezig, en zulks op goede gronden.
NOVEMBERCRISIS.
Wat de gebeurtenissen van begin No
vember betreft zal de Kamer, geen te
rugblik van mij verwachten, en ook
geloof ik niet dat het op mijn weg
ligt nog daargelaten of het nut zou
I hebben in retrospectieve beschou-
I wingen te treden naar aanleiding van
de radio-rede, die de voorzitter van den
I raad van ministers op 13 November
I heeft gehouden.
Maar één les hoop ik dat men uit
hetgeen toen voorviel zal hebben
getrokken en dat is deze, dat de
Regeering op een gegeven oogen-
blik aanleiding kan vinden tot een
intensiveering van militaire maat
regelen, welke naderhand weer on
gedaan kunnen worden gemaakt,
doch welke zij niettemin tevoren
niet verantwoord zou zijn, na te la
ten. Zoo is het ook de vorige week
gegaan. In zoo’n geval kunnen de
motieven niet altijd worden bloot
gelegd, doch het Nederlandsche
volk mag eenerzijds vertrouwen
hebben, dat buitengewone maat
regelen in verband met ’s lands de
fensie noch lichtvaardig-, noch
zonder reden worden genomen, en
is anderzijds kloekmoedig genoeg
om daardoor niet in een paniek
stemming te geraken.
De minister besprak vervolgens de
bezetting van de diplomatieke posten.
Hij achtte deze niet onvoldoende, gelijk
de heer Briët. Ook de outillage laat I
weinig te wenschen over. In vele hoofd
steden heeft Nederland eigen gebou-1
wen. De minister van Financiën zou I
niet vriéndelijk kijken als een aanvra- I
ge voor een eigen gebouw in Rome I
werd gedaan.
Wat de Rijnvaart betreft is de mi- I
nister volledig doortrokken van het be- I
sef van het belang voor Nederland van I
de vrije vaart op de groote rivieren.