NORTH STATE
Met de 3 Dampo producten bestrijdt
□ampo-verkoudheids-balsem, Pot 50, Doos 30 ct Dampo-hoestbonbons,
druppelspuitje 60 ct.
U alle verkoudheden
HAAGSCHE COURANT VAN DONDERDAG 25 JANUARI 1940. VIERDE BLAD, PAGINA 2.
POST EN TELEGRAAF
1 W [AMERICAN CIGARETTES
NEDERLAND EN DE VOLKENBOND.
RECLAMES.
vergel-
naar
be-
De lessen der geschiedenis.
Zeeoorlogsschade.
Het „Lebensraum”-vraagstuk.
door
dat
op-
rechtvaardig-
aan an-
De wensch naar vrede.
Het zijn dergelijke vragen, waarop
1940 ons wellicht het antwoord zal
brengen. Moge dat antwoord over
eenkomen met datgene, wat in mil-
van
geven,
De humanitaire steun aan
Finland.
De jongste Volkenbonds
vergadering.
HET RAÜ1OTELEFOON VERKEER
MET INDIË OVER HET AFGE-
LOOPEN JAAR.
Voorbereid zijn voor be
proevingen.
Eenzijdig karakter mag niet
worden gehandhaafd.
Maar ik ga nog verder; ik wensch vast
te stellen, dat op den duur bestendiging
van het lidmaatschap van een Volken
bond met politieken inslag dien zeker
het Geneefsche Instituut, ondanks alles
nog steeds heeft behouden onmogelijk
zal worden, indien het eenzijdig karak
ter van den Bond, waarop ik zooeven
doelde, zou blijven gehandhaafd.
Een andere vraag is echter: is waar
lijk' het oogenblik wel aangebroken,
waarop de kleinere Staten, die in het
conflict tusschen Frankrijk en Groot-
Brittannië eenerzijds en Duitschland an
derzijds neutraal wenschen te blijven,
den Volkenbond moeten verlaten?
Deze vraag hebben de kleinere Euro-
peesche Staten, waaronder Nederland,
ontkennend beantwoord. Een land als
Nederland, dat in den Volkenbond heeft
begroet een grootsche poging om te ge
raken tot die organiseering van de Sta
tengemeenschap. die naar onze vaste
overtuiging, de eenige weg kan zijn
waarlangs de menschheid tenslotte tot
een vreedzame internationale samenle
ving kan komen, werkt niet lichtvaardig
tot den val van den Bond mede, door
indien de resultaten voorshands teleur
stellend zijn, den Bond te verlaten.
Zoolang er nog hoop bestaat, dat ten
slotte, na een periode van ontwrichting
en van storm, de organisatie zij het
in gewijzigden vorm toch nog tot
krachtig leven zal kunnen uitgroeien,
zullen de kleine Staten dezen Volken
bond trouw blijven. Eerst dan, wanneer
zij alle hoop op deze ontwikkeling zou
den moeten opgeven, zou voor hen het
oogenblik zijn om zich uit dezen Volken
bond terug te trekken.
Dat gebied is uit politiek oogpunt
nu eenmaal even gewichtig als het,
wat het Moederland betreft, gering
is van oppervlakte. In onze dagen
heeft de eisch van bestaansruimte,
van „Lebensraum”, in meer dan
één land de aandacht. Naar Neder
land’s inzicht kan en behoort dat
probleem, dat voor onszelf in uit
zonderlijk sterke mate bestaat,
met vreedzame middelen te worden
opgelost.
zien de ontstentenis van de verplich
ting om anders te handelen, ons wel
bewust er toe zetten, politiek te den
ken. Dat eischt de toekomst van ons
land als onafhankelijke staat, en wij
hebben noch tegenover onszelf, noch
tegenover onze nazaten, noch tegenover
Europa, het recht anders te doen.
mogendheden tezamen in een strijd ge
wikkeld zijn met een andere gtoote
Europeesche mogendheid. Biedt, onder
deze omstandigheden, het lidmaatschap
van den Bond voor de kleinere neutrale
Staten een gevaar?
Eén ding wil ik beginnen met vast te
stellen; onder omstandigheden, gelijk die
op het oogenblik bestaan, zou er voor
dt kleine neutrale Staten zeker geen
aanleiding zijn om gesteld er ware
nog geen Volkenbond deel te nemen
aan een politieke organisatie, die, wat
d«. groote mogendheden betreft, een zoo
eenzijdig karakter heeft als de Bond in
zijn huidigen vorm.
LICHTVAARDIG WORDT OVER
INVALLEN IN ONZIJDIGE
LANDEN GESPROKEN,
r
Een punt van groot belang, waar
aan ik gaarne nog enkele ©ogen
blikken zou willen wijden, schijnt
mij de hoogst lichtvaardige wijze,
waarop men hier en in niet min
dere mate elders gaandeweg wel
haast gewoon dreigt te worden te
spreken over invallen van buiten-
landsche legers in onzijdige landen.
Men spreekt daarover niet slechts in
oorlogvoerende, maar evepgoed in neu
trale landen, alsof een dergelijke inval
min of meer ware een zaak van op
portuniteit, van toevallig inzicht aan
gaande oogenblikkelijk krijgsbelang;
alsof over neutraal gebied, vooral in
dien het kleinere staten geldt, elk
oogenblik zou kunnen worden beschikt
om met betere kans den tegenstander
te lijf te gaan.
Die positie achten zij thans echter niet
aanwezig, en het verloop van de jong
ste Volkenbondsvergadering heeft hen
zeker niet van de onjuistheid dezer
zienswijze overtuigd. Daar toch is wel
duidelijk de eerbiediging van de zelf
standigheid der kleine naties gebleken,
daar is wel duidelijk aan den dag ge
komen de onjuistheid van de bewering
dat de Volkenbond door twee oorlog
voerende mogendheden wordt be-
heerscht. Het was zeker niet de wensch
dezer beide mogendheden, die tot het
bijeenroepen van deze vergadering heeft
geleid; ik mag wel als bekend aanne
men, dat noch de Britsche. noch de
Fransche Regeering deze vergadering
hebben gewild; het was echter de kleine
mogendheid die het slachtoffer was van
een aanval, welke het initiatief tot het
bijeenroepen, overeenkomstig de voor
schriften van het Volkenbondsverdrag
heeft genomen. Ik doel hier op het held
haftige Finland, waaraan in deze verga
dering treffende woorden zijn gewijd
Dat op die vergadering de politieke
discussie zich heeft beperkt tot het ge
schil, waarvoor zij was geconvoceerd
met uitsluiting dus van het gewapend
conflict, waarin de twee bedoelde groote
mogendheden waren gewikkeld, ge
schiedde op uitdrukkelijk verlangen der
kleine Staten, die weigerden aan de be
spreking omtrent eenig ander politiek
punt deel te nemen.
En dat men in de aanvaarde resolutie
elk denkbeeld van een verplichte collec
tieve actie ingevolge art. 16 van het
Volkenbondsverdrag heeft laten varen,
het is wederom de wil der Kleine Mo
gendheden, die deze houding heeft be
paald.
wordt gesteld. Hopen wij, dat tegenover
die open deur de poorten bij anderen
zich weldra opnieuw zullen openen.
Wij moeten varen en handel
drijven.
Wij moéten varen, wij moéten handel
drijven, wij moéten anderen diensten
bewijzen, anders kan ons volk niet be
staan. De landen, die thans, om den
tegenstander te treffen, onzen handel
beperkingen opleggen, mogen dat niet
voorbijzien. In de ultra-protectionisti-
sche en verarmende wereld, welke wij
thans kennen, moeten wij in de naaste
toekomst dat feit hebben wij een
voudig te aanvaarden, of wij willen of
niet op een vermindering van onzen
levensstandaard zijn voorbereid. Hopen
wij echter, dat gezond inzicht en ver
standig beleid, wellicht door nood ge
dreven, weldra een reactie in die wereld
zullen teweeg brengen, opdat de bar
rières worden afgebroken, welke ook
ons volk zoozeer benauwen.
Daartoe is echter in de eerste plaats
noodig: begrip voor elkanders moeilijk
heden. Hoe het niét moet, al ware het
slechts omdat het op den duur zoo niet
kan, heeft de liquidatie van den vorigen
oorlog getoond.
De minister vervolgde:
Indien de ontwikkeling van zaken
mij de overtuiging mocht geven, dat
instelling van een orgaan overeenstem
mend met het in 1919 opgerichte Bu
reau voor Zeeoorlogsschade wensche-
lijk en verantwoord zou zijn", zal ik
gaarne het mijne doen om tot die op
richting te geraken. Vooralsnog is de
omvang der zaken echter niet van dien
aard, dat de stichting van zulk een
instantie mij gerechtvaardigd of wen-
schelijk zou voorkomen.
Geen gelegenheid wordt overigens
verzuimd om belanghebbenden er op
te wijzen, dat hun belang medebrengt
te zorgen voor het verzamelen van een
zoovolledig mogelijke documentatie be
treffende gevallen van zeeoorlogsscha
de, terwijl het departement van Buiten-
landsche Zaken ieder die daarom
vraagt, met raad en daad ter zijde
staat, daarbij geholpen door de erva
ring, opgedaan in en na den vorigen
oorlog, en door het nauwe contact, dat
steeds heeft bestaan tusschen het de
partement en het Bureau voor Zeeoor
logsschade, toen dat nog in werking
was.
De loop van zaken op de jongste Vol
kenbondsvergadering heeft, naar mijn
overtuiging, ten duidelijkste aangetoond
dat voorspellingen omtrent gevaren,
welke voor de neutraliteit der kleine
Staten uit de bestendiging van hun Vol-
kenbondslidmaatschap zouden voort
vloeien, mede door de voorzorgen, door
deze Staten gedurende de laatste ja-
ren ten aanzien van hun Volkenbonds-
politieke genomen, niet in vervulling
zijn gegaan en dat er met name geen
gevaar bestaat, dat de oorlog in Finland
en de oorlog in West-Europa door mid
del van den Volkenbond aan elkaar zul
len worden gekoppeld. De Volkenbond
k a n de neutraliteit in het conflict tus
schen Duitschland- en Engeland en
Frankrijk niet, gelijk beweerd is „on
dermijnen”, omdat de Volkenbond zich
buiten dit conflict houdt. Wie het te
gendeel zou willen beweren, moet méér
doen dan aankomen met een enkele re
devoering in een Volkenbondsorgaan
waarin Nederland overigens niet is ver
tegenwoordigd waarbij door gedele
geerden der belligerenten toespelingen
op een dusdanige samenknooping zijn
gemaakt.
Vergeleken met andere staten hebben
wij een buitengewoon groot bevolkings
overschot. Op ons Europeesch gebied
moeten wij, het buitenland moge zich
goed voorstellen wat dat beteekent,
per vierkante mijl 618 menschen voe
den, dat is meer dan anderhalf maal
zooveel als Duitschland, drie maal zoo
veel als Frankrijk en nog altijd niet
minder dan 100 zielen méér dan het
Vereenigd Koninkrijk. Acht en drie
kwart millioen menschen te voeden in
een land, welks bodem slechts vier
millioen in het leven kan houden, dat
is een kunststuk, dat slechts mogelijk
is door groote krachtsinspanning. Onze
overzeesche gebiedsdeelen, schoon niet
geschikt voor duurzame vestiging van
Europeanen, helpen ons daarbij, al is
de groote bevolkingsdichtheid van Java
(met 784 inwoners per vierkante mijl
één der allerdichtstbevolkte gebieden
ter wereld) een probleem op zichzelf.
Die overzeesche Rijksdeelen beschou
wen wij niettemin niet als een voor
anderen gesloten gebied, integendeel
zijn anderen daar welkom onder onze
milde wetgeving en ons bestuur, dat
door bevoegde beoordeelaars in den
vreemde aan anderen tot voorbeeld
Onder die omstandigheden is het
wel ten eenenmale onbegrijpelijk,
hoe men zou kunnen volhouden,
dat de Staten, die lid van den Vol
kenbond blijven, in den strijd tus
schen Duitschland eenerzijds, en
Engeland en Frankrijk anderzijds,
hun neutraliteit zouden hebben
prijsgegeven.
DE BEVOORRADING VAN ONS
LAND.
De moeilijke onder handelingen be
treffende de bevoorrading van Ne
derland hebben nog niet tot over
eenstemming geleid. De rechten en
wenschen der oorlogvoerenden en
de aanspraken en verlangen der
onzijdigen staan op dit gebied
tegenover elkaar. Ik geloof niet,
dat het in het belang der zaak zou
zijn indien ik op dit oogenblik die
per op deze voor ons land niet al
leen in economisch doch uiteinde
lijk ook in sociaal opzicht zoo
uiterst belangrijke aangelegenheid
dieper inging.
Slechts wil ik opmerken, dat de
Regeering niet den indruk heeft,
dat wij, ondanks deze moeilijke
ligging en het feit, dat wij een
betrekkelijk groote koopvaardij
vloot bezitten, t.a.v. deze onder-
handelingen in een slechtere positie
verkeeren dan andere landen.
Zulke woorden mogen, dunkt mij, in
dezen tijd wel eens gezegd worden op
een plaats als deze, in een neutraal
land, dat geen eigen gewin beoogt, en
noch West- noch Midden-Europa zou
willen zien ondergaan in verarming en
bolsjewisme.
Verscheidene sprekers hebben aan
dacht gewijd aan den Volkenbond en
aan ons lidmaatschap van die organisa
tie, een lidmaatschap waarvoor men bij
dc strijdende partijen een bijzondere en
niet altijd onverdachte belangstelling
heeft. Dat geldt trouwens voor alle
kleinere neutralen. Wat verwijt men
hun? Eenerzijds is daar de bewering,
dat lidmaatschap van den Volkenbond
noopt tot deelneming aan den oorlog,
met die bewering heb ik daareven reeds
afgerekend. Maar anderzijds verwijt
men ons, dat wij, door dat lidmaatschap
min of meer aan de zijde van Engeland
en Frankrijk staan, omdat deze landen,
waarmede Duitschland in oorlog is, in
den Volkenbond den toon zouden aan
geven. Aan dat verwijt moge ik nog en
kele woorden wijden.
Het is onjuist den Volkenbond voor te
stellen als een organisatie, waarin
Frankrijk en Engeland het voor het zeg
gen zouden hebben. Zóó is de positie
niet. De Volkenbond is gebouwd op de
grondgedachte van de souvereiniteit der
leden, en op de algeheele rechtsgelijk
heid der Staten. Het is een organisatie,
waarin de leden, met behoud van hun
volledige souvereiniteit, tot een gemeen
schappelijk doel- samenwerken, zonder
dat daarbij een kleinere Staat kan wor
den overstemd of gedwongen worden tot
handelingen uitsluitend op grond, dat
deze door eenige groote mogendheden
zouden worden gewenscht.
Deze organisatie had het doel, dat er
bij de totstandkoming mede werd be
oogd, slechts dan kunnen bereiken, in
dien zij universeel of nagenoeg univer
seel zou zijn geworden. Wij weten alle
dat de werkelijkheid geheel anders is
geweest. Door den loop der omstandig
heden is het er toe gekomen, dat, hoe
wei de Bond nog 48 leden telt, daarto<
slechts twee groote Europeesche mo
gendheden behooren, en dat deze beide
Aanmerkelijke stijging.
In het radiotelefoonverkeer met Ned*
Indië is in het afgeloopen jaar een aan»
zienlijke vooruitgang te bespeuren ge
weest. Werden in 1938 in totaal 13.383 ge
sprekken over en weer gevoerd, in 1939
bedroeg dit aantal 16.865, een stijging du$
van ruim 26 pCt. Voor een groot deel ia
deze stijging ongetwijfeld een gevolg van
den oorlogstoestand, welke in vele ge
vallen tot dadelijke gedachtenwisseling
van Indië met het moederland en omge
keerd, leidde.
Ook het .verkeer van andere landen via
Nederland met Ned.-Indië is gestegen, en
wel van 252 gesprekken in 1938 tot 374
in 1939, dus bijna met 50 pCt.
De periode van het Kerst- en Nieuw-
jaarsverkeer, van 18 December t./m. 6
Januari geeft eveneens een belangrijke
stijging te zien. In het rechtstreeksch en
transit verkeer werden in totaal 1873 ge
sprekken tegen 1520 in de periode va»
1938/1939 gevoerd.
Elk organisme, óók de Volkenbond,
kan slechts aansprakelijk worden ge
steld voor zijn beslissingen, niet voor
Toen na 1815 de Napoleontische oor
logen een einde namen, hebben de
overwinnaars met ware staatsmans-
wijsheid Frankrijk, niettegenstaande
alles wat er was voorgevallen, een zoo
danige plaats in de Europeesche vol
kerengemeenschap gelaten, dat de
Fransche natie die ook op den duur
volkomen kon aanvaarden. Hoe schril
en voor onze generatiebeschamend
steekt die koele zelfbeperking, dat ver
standig beleid af tegen de regeling,
welke na den wereldoorlog tot stand
kwam. In 1815 een vruchtbaar vooruit
zien naar de toekomstna 1918 een
onvruchtbaar debat achteraf over de
schuldvraag (welke ik overigens geens
zins licht tel, maar waarin ik hier niet
kan treden), met alle gevolgen van
dien. Ongetwijfeld past het een land,
dat niet aan den vorigen oorlog deel
nam niet, over deze zaken anders dan
met bescheidenheid te spreken, maar
het moet toch erkend worden van
Duitschland’s nooden en problemen
welke er nu eenmaal waren trok
men zich in de overwinnende landen
bitter weinig aan financieele hulp op
eenigszins groote schaal gelijk Neder
land in 1920, toen daarvoor nog eenige
moed noodig was, aan Duitschland ver
leende, stond in die jaren als voorbeeld
van begrip voor wat de overwonnene
ook, en niet het minst, in het alge
meen belang dringend behoefte,
alleen. Dat hetgeen vóór 1918 bekend
was geworden omtrent Duitschland’s
oogmerken ingeval van een Duitsche
overwinning, weinig goeds beloofde, zal
ik slechts pro memoire vermelden.
Het gebrek aan begrip voor hetgeen
in het belang van Europa ten aanzien
van Duitschland had moeten en kun
nen geschieden, moest bij elke natie,
en zeker bij een volk van die grootte,
een krachtdadige reactie wekken. Over
wegingen der overwinnaars hoe be
grijpelijk op zichzelf, van hun stand
pint gezien omtrent de schuld aan
den oorlog van 1914 hebben het ge
wonnen van wijsheid in den trant van
het Weener Congres, tot aller ongeluk
En zoo is het dan ook, dat, wat in
1919 geschied is, reeds twintig jaar
later was uitgedelgd, helaas mede (al
thans op dit oogenblik) ten koste van
natiën, die zich verheugden in nau
welijks herwonnen vrijheid, van door
den uitgebroken oorlog benarde staten
welke aan de regeling van Versailles
en wat daarop volgde, part noch deel
hadden, en van tallooze onschuldige
particulieren, in de eerste plaats in de
overweldigde landen. Mag men zich
niet afvragen, of het nu eindelijk geen
tijd is geworden voor een juiste en ver
standige regeling der zaken van Euro
pa Men zegt ons, dat de tijd voor
vrede nog niet is gekomen. Maar wat
baat doorvechten indien het, te eener-
zoo goed als ter andere zijde, tegen
standers betreft, die men, wegens hun
grootte, op den duur niet vernietigen
kan, ook al wilde men het en achtte
men dat niet ontoelaatbaar
Het getuigt van oppervlakkigheid,
wanneer de vreemdeling ons phlegma
houdt voor vadsigheid, onze gezonde
skepsis voor zelfvoldane onaandoenlijk
heid, ons „bezint eer gij begint” voor
gemis aan besluitvaardigheid en wat
de Duitscher noemt „Einsatzbereit-
schaft”. Wanneer buitenlanders willen
zien hoe het met de levenskracht van
Nederland gesteld is, laten zij dan eens
bij onze weermacht gaan kijken, of in
Indië; of laat hen bij onze padvinders
te gast gaan, of een vierdaagsche af-
standsmarsch; of laat hen de Zuider
zeewerken bezoeken.
De minister was gereed met zijrt
antwoord.
Algemeen applaus volgdw
op deze rede.
Begrooting aangenomen,
De begrooting van Buitenlandsch»
Zaken werd z.h.s. aangenomen.
Vele leden kwamen den minister d»
hand drukken, ook de voorzitter.
Om 12.05 uur werd de vergaderinfl
gesloten.
en rechtmatigen drang
ding.
Het zij verre van mij, hier zedepree-
ken te willen houden. Maar wél zou
ik hier willen doen uitkomen, dat de
internationale moraal zich evenmin op
den duur tot zwijgen laat brengen als
het menschelijk geweten, dat haar bron
is zij is een realiteit, een politieke
realiteit, en dus een zakelijke factor,
waarover men kan spreken zonder in
moraliseeren te vervallen.
Indien de bij allen, volkeren zoo
wel als individuen, aanwezige mo
raal geweld wordt aangedaan, dan
is dat geen zaak van ondergeschikt
belang, waarover wie ook zich kan
veroorloven met onverschilligheid,
gelatenheid of lichtvaardigheid te
spreken of te schrijven, maar dan
komt allerlei in beweging, dat een
beslissenden invloed kan hebben op
den loop van zaken.
En daar komt nog iets bij. In alte
oorlogvoerende landen wordt de waar
heid belicht door het prisma der pro
paganda. Maar nog nooit is zelfs de
meest geraffineerde propaganda er in
geslaagd in hoofdzaken, zooals die
waarop ik thans doel, de waarheid
door een perscampagne of anderszins
zóó te verteekenen, dat zij onherken
baar wordt. Ook daarom beduiden de
moreele waarden, waarop ik thans doel
(al kunnen zij niet in meters, ponden
of andere maten worden uitgedrukt)
veel, zeer veel zij kunnen zelfs den
doorslag geven.
Bovendien en daarmede moge ik
eindigen wat geeft ons of anderen
het recht, met een even bedenkelijke
als onverantwoordelijke oppervlakkig
heid den oorlogvoerenden bedoelingen
aan te wrijven, die zóózeer in strijd
zijn met elementaire eischen en be
hoeften van de internationale gemeen
schap, waartoe zij zelf van nature be
hooren Zeker, wanneer wij aan
welke zijde dan ook aan onze gren
zen vreemde strijdmachten opmerken,
dan moeten wij voorzorgsmaatregelen
nemen, niets toch is in zulk een geval
gevaarlijker dan een militair vacuum
of iets wat daarop gelijktzulke voor
zorgsmaatregelen nemen wij dan ook
naar alle zijden. Maar anderzijds zou
niets bedenkelijker zijn, dan uit die
overweging te besluiten, dat de staten
willen leven naar de wet van het oer-
bosch, als verscheurende dieren, „homo
homini lupus”. Waar zou het met de
wereld heen moeten, indien de men
schen zich er in arren moede bij neer
leggen, dat geen overweging een re
geering er van behoeft terug te hou
den, in een ander land binnen te
vallen, en daar te vernielen wat ge
slachten met geduld en toewijding heb
ben opgebouwd, waarden, waarmede
zij wezenlijke, opbouwende bijdragen
hebben geleverd tot wat het blanke ras
het meest eert Voor een dergelijken
afstand aan moeizaam verkregen be-
schavingsgoederen mag de wereld niet
rijp gemaakt worden, integendeel, daar
tegen moet met klem worden gewaar
schuwd. Voor eerbied voor elkanders
erf, óók in de samenleving der staten,
zal Nederland altijd bereid zijn op te
komen op alle wijzen, die met onze po
sitie strooken. Zelf handelt ons land
naar den regel, dat het richtig wil
leven, anderen niet wil deren, en iede»
het zijne wil geven. Blijven wij ook in»
dit opzicht paraat, en laten wij on»
niet op sleeptouw nemen door dea
waan van den dag.
Het komt mij voor, dat het tijd is,
daartegen eens krachtig te waar
schuwen. Want al dat onverschillig
gepraat van „morgen kan dit of dat
onzijdige land worden binnengeval
len”, als ware dat de natuurlijkste
zaak ter wereld, stompt op den
duur de openbare meening af voor
het verachtelijke, het monsterlijke,
dat in zulk een handelwijze, had
zij inderdaad plaats, zou zijn ge
legen. En wat in het bijzonder de
bevolking der oorlogvoerende lan
den betreft, stompt dat gepraat
bovendien haar gevoel af voor het
bedenkelijke, het gevaarlijke,
zulk bedrijf voor haarzelve
levert.
lioenen harten leeft, ook, ja wel
licht in de eerste plaats, bij de
oorlogvoerenden. Dat Europa kan
vechten heeft het in den loop der
eeuwen meer dan genoeg getoond.
Dat het echter het eigen continent
kan ordenen op een zoodanige
wijze, dat het zijn bijdragen tot de
beschaving zal kunnen blijven
leveren, dat moet het nog bewijzen.
Kan Nederland ertoe bijdragen dat
men tot overleg komt, dan gaarne.
Dat wij ten deze diligent zijn, heb
ben wij tezamen met België
wezen. Maar wij dringen ons niet
op, en heeft men onze hulp om el
kaar weer te vinden niet noodig,
zeer wel. Als men elkaar maar
vindt.
Doos 25 ct. Dampo-neusdruppels, Flacon met
91t
Welke intusschen de invloed zal kun
nen zijn, welken de neutralen zullen
vermogen te doen gelden op de toe
komstige vredesregeling, is thans niet
te voorzien. Ik wil dien invloed even
min onderschatten als overschatten, en
we zullen deze zaak met bijzondere op
merkzaamheid in het oog houden;
maar wel moet mij van het hart, dat
de heer van Emden dienaangaande wel
zéér optimistisch denkt. Meer dan hij
in de memorie van antwoord had ge
vraagd zou de minister thans niet zeg
gen.
In enkele buitenlandsche persorga
nen wordt degene, die zich mocht wil
len verstouten thans over vrede te
spreken aldus vervolgde de minis
ter reeds bij voorbaat gedoodverfd
als handelend onder den invloed van
den een of anderen oorlogsmoeden bel
ligerent. Ik geloof niet, dat dij iemand,
wie dan ook, die naar beste weten zijn
steeentje zou willen bijdragen tot be
houd en welzijn der Westersche we
reld, ervan zou moeten weerhouden,
uiting te geven aan gedachten, welke
vechtersbazen in redactiebureaux wel
licht goed zouden doen eens ernstig te
overdenken alvorens verdachtmakingen
te lanceeren. Natuurlijk is ook Neder
land aan herstel van den vrede veel
gelegen. Maar wanneer het dien be
pleit, kan het dat doen zonder bij-be-
doelingen, in de overtuiging, daarmede
ook de hoogste belangen voor te staan
van de statengemeenschap, waarmede
het onafscheidelijk is verbonden.
Wat voorts de Britsche Order in
Council van 27 November j.l. betreft,
heeft de Regeering zich alle rechten
voorbehouden, en doen uitkomen dat
zij, mocht zij aanleiding vinden om op
te komen tegen de practische toepas
sing van dien maatregel, daardoor niet
geacht wil worden de rechtmatigheid
van deri maatregel zelf te hebben er
kend. Dat zij overigens wat die toepas
sing aangaat niet minder gunstig
wenscht te worden gehandeld dan eenig
ander neutraal land spreekt vanzelf;
dat is een eisch van elementaire recht
vaardigheid.
De minister besprak vervolgens eeni
ge vragen met betrekking tot de scheep
vaart op Indië. Hij achtte dit een
moeilijke kwestie; er zijn vele gelegen
heden tot het scheppen van een con
flict.
De A.N.I.C. behoort tot de ambts-
sfeer van den minister van Economi
sche Zaken. Tot dusvet werkt de
A.N.I.C. bevredigend. Nederland is het
eerste land geweest, dat zich tegen de
inbeslagneming van post heeft verzet.
Over deze zaak is het laatste woord
nog niet gesproken.
Men wantrouwt de eerlijke bedoelin
gen van den tegenstander een be
grijpelijke, doch onvruchtbare gezind
heid. Men verlangt oj) zichzelf ook
al begrijpelijk garanties. Ik zou de
vraag willen stellen hoe verkrijgt men
betere waarborgen dan door zich om
de tafel te scharen en, op grondslagen
van werkelijkheid en
heid, met wederkeerige inachtneming
van den eerbied, welke men
dere volken verschuldigd is, een rege
ling tot stand te brengen, welke wegens
haar intrinsieke waarde de belofte in
zich houdt, dat zij den vrede voor zeer
geruimen tijd verzekert
Er is dat zeg ik mét grooten na
druk niet gebleken, dat zulk een
resultaat onbereikbaar is.
Zoolang Nederland, dat, mits het
zelfstandig is, evenals trouwens België
een element van rust vormt in Europa,
het vrijheidlievende, arbeidzame land
is, dat het altijd is geweest, sterk ook
door den religieuzen inslag zijner be
woners, de verscheidenheid hunner
gaven, hun ondernemingszin, vooruit
strevendheid en verrichtingen op het
gebied van wetenschap en kunst
zoo lang verdient het de onaantast
baarheid van zijn gebied en zijn zelf
standigheid, voor welker bescherming
het, zoo het moet, alles over heeft.
De naaste toekomst, onzeker als zij
is, zal mede aan ons volk menige be
proeving brengen, ook dan indien de
oorlog in militairen zin buiten onze
grenzen blijft. Het is goed daarop te
zijn voorbereid, en te trachten den sa
menhang der dihgen te begrijpen, op
dat Nederland met oud-vaderlandsche
kloekheid maatregelen neme waar het
kan, en voor het overige datgene wat
het zich bewust is, alleen niet te kun
nen veranderen, manmoedig aanvaarde
en drage. Juist in een periode van ma-
terieelen tegenspoed kunnen en moeten
wij toonen, dat wij het levenskrachtig
volk zijn, waarop ons uitzonderlijk
hoog geboortecijfer en ons uitzonder
lijk laag sterftecijfer wijzen, cijfers
waarvan het verschil zóó groot is, dat
wij daarin alle Europeesche groote
mogendheden en de Vereenigde Staten
achter ons laten.
Die vitaliteit is vóór den oorlog van
1914 wel eens in twijfel getrokken. Ook
in den laatsten tijd is op onze levens
kracht in het oorlogvoerend buitenland
wel eens een verkeerd licht geworpen,
doch en dit moge ons tot gerust
stelling strekken veelal in den vorm
van begripsverwarring. Men stelde als
gebrek aan ruggegraat voor, wat niets
anders was dan een openbaring van
het feit, dat onze kracht ter zee gerin-
gers is dan die van de groote mogend
heden, zoodat wij ter zee geweld
slechts in bijzondere gevallen met ge
weld kunnen keeren.
meeningsuitingen van leden, loorzoover
deze niet in die beslissingen zijn ge-
sanctionneerd. De resolutie van de Vol
kenbondsvergadering wekt de Staten,
die daartoe in de gelegenheid zijn, op
tot materieelen en humanitairen steun
aan Finland, als slachtoffer eener
agressie van de zijde van sovjet-
Rusland. Wie beweert dat zij een
verdere strekking heeft, spreekt on
waarheid. De Kleine Staten zullen aan
de resolutie geen toepassing geven, die
de grenzen harer strekking overschrijdt.
Nederland, althans zeker niet.
Voor het niet-politieke Volkenbonds-
werk, waarover speciaal de heer Vor-
rink sprak, heeft de Regeering de meest
mogelijke belangstelling.
Vertrouwen wij echter op wel-
gefundeerde gegeven beloften en op
het inzicht in het buitenland, dat Ne-
derland’s ligging nu eenmaal zoodanig
is, in Europa zoowel als in Azië, dat
geen groote mogendheid zich kan ver
oorloven, ons gebied in anderer handen
te zien vallen.
Nog afgezien immers van het feit,
dat de betrokken neutrale staten, on
geacht den tegenstander, er wel voor
zouden weten te zorgen, dat zulk een
inval geen militaire pleizierreis zou
worden, komen hier moreele krachten
in het geding, welke geen oorlogvoe
rende straffeloos zou kunnen onder
schatten. Men kan desnoods begrijpen,
dat twee of meer staten, tusschen wie
onoverbrugbare geschillen bestaan,
naar de wapenen grijpen. De moreele
factor is daar zeker niet afwezig, maar
betreft meer de wijze, waarop de strijd
wordt ontketend en gevoerd; niet zoo
zeer het feit, dat de eene staat den
ander aanvalt. Geheel anders ligt de
zaak, indien een oorlogvoerende op
grond van een of ander voorwendsel
op drogreden een aanval zou doen op
een onzijdige, met wien geen enkel
serieus geschil hem verdeeld houdt.
Dat raakt de collectiviteit in haar
diepste roerselen dat roept alom in
de gansche wereld krachten op van
weerzin, van verzet, van bittere haat