HAAGSCHE COURANT HULP AAN FINLAND.. Vlucht uit Moskou Zaterdag 27 Januari 1940 BINNENLAND IN EN OM DEN HAAG 5»* VIERDE BLAD. FEUILLETON. SM ili II i k J F k B OOM KOOS. No. 17478. de ge- Meer trawlers naar zee. maar wie grijpt in in dan medelijden meer 'IWordt vervolg (k) Commissie voorbereiding Kinder bijslagwet geïnstalleerd Gisteren vertrokken van IJmuiden de stoom trawlers „Bergen”, IJm. 16, en „Alma”, IJm. 44, naar zee. Voorts vertrok ook de „Hercules”, IJm. 44, welk schip voor het eerst na den oorlog ter visscherij uitvoer, daar het zeer be langrijke reparaties had ondergaan. ders meel, schaamte Wat denkt u eigenlijk wel van aan de slechts rend: me? (Nadruk verboden.) zicht van Anne gr eet! Hij probeerde rustig te overleggen. Wat moest hij nu doen! De politie alarmeeren? Dat leek hem nu nog onmogelijker dan zooeven. Maar wat moest hij in ’s he melsnaam met die jonge vrouw be ginnen? Al haar trots was verdwenen. Zij scheen zich volkomen aan hem overgeleverd te voelen. Eindelijk kwam hij tot een besluit. Luistert u eens even! We zullen de politie er buiten laten en u hebt van mij niets te vreezen, maar onder één voorwaarde... Ze keek hem schuw vragend aan. Dat u zich niet van hier verwij dert vóór ik terugkom! Belooft u mij dat? Wat wilt u doen? Hij bemerkte het wantrouwen haar stem. Ik wil mjj gaan vergewissen, wat er met dien man daar beneden ge beurd is. Zult u zoolang hier blijven? Zij knikte. Goed, zei hij, ik wil me al leen hiernaast maar even aankleeden. Ik kom direct weer terug. Na een paar minuten verscheen hij weer. De Russin scheen zich zelfs niet bewogen te hebben. Zij zat gelaten in een fauteuil. Slechts haar oogen volg den elk zijner bewegingen. Het was, of hij onmiddellijk alles begreep, wat er in haar omging. U denkt zeker, dat ik de kamer van buiten wil afsluiten? vroeg hij lachend. Maar dan vergist u zich, Ik verlaat mij op uw woord. U kunt ook op het mjjne vertrouwen. Hij verliet het vertrek en trok de deur zachtjes achter zich dicht. Daar na haastte hij zich door de slecht verlichte gang. Om den tuin te kunnen bereiken, moest hij den nachtportier passeeren. Wat zou hij dien man zeggen? Enfin, er zou hem wel het een of ander te binnen schieten. Hij behoefde echter niet eens een leugen te verzinnen, want toen hjj de portiersloge genaderd was, bleek, dat deze Cerberus zijn taak nogal gemoe delijk opvatte en met het hoofd in de handen in slaap was gesukkeld. Zonder moeite bereikte Robert den tuin. Het was frisch buiten. De ver bleekte sterren en de vale schemering getuigden van het aanbreken van den iets van ontzetting, en zij leed ook nu honger. Wilt u misschien iets gebruiken? Zal ik thee voor u laten komen? Neen, dank u! Het klonk beslist afwijzend, maar de glans in haar oogen bewees, dat dit antwoord niet van harte kwam. Hij keek haar aan en legde al zijn goeden wil in dezen blik. Ik meen het werkelijk eerlijk met u. Weest u nu ook eens verstandig en laat dien dommen trots varen! Ik wil voor u doen, wat in mjjn macht ligt. Gaat u alstublieft een oogenblik in die andere kamer, dan zal ik bellen en een paar ververschingen laten aanrukken. Hij opende de deur, welke toegang gaf tot de slaapkamer. Een seconde aarzelde zij nog, maar daarop ging zij zwijgend naar binnen. Hij deed de deur achter haar dicht en nam de huistelefoon van den haak. De nacht portier meldde zich. Kan ik wat thee en sakoesta krij gen? vroeg Robert. Dat zal moeilijk gaan, meneer, de keuken' is gesloten. Het is mij een behoorlijke ver goeding waard, als u mij direct wat kunt brengen! Komt in orde, meneer. De samo var brandt toch dag en nacht. Een kwartier later werd er geklopt. De nachtportier in eigen persoon kwam het verlangde brengen, een schaal met brood, vleesch, kaviaar, augurkjes en paddestoelen in azijn, alsmede een grooten pot thee. Ik hoop, dat het uw goedkeuring kan wegdragen, meneer. Een dollar verwisselde van eige naar. Ik wensch u goeden nacht, me neer! Rede van minister dr. J. van den Tempel. De dezer dagen ingestelde commissie voor de voorbereiding van de uitvoeringsmaatregelen der Kinderbijslagwet is gisteren door den mi nister van Sociale Zaken geïnstalleerd. De commissie heeft haar arbeid bereids aange vangen. In de rede, welke dr. van den Tempel in deze eerste vergadering van de commissie hield, zeide de minister, dat het hem aanbe- velenswaardig toescheen, bij de voorbereiding van de algemeene maatregelen van bestuur en verdere regelingen, welke met het oog op de inwerkingtreding van de Kinderbijslagwet noodig zijn, de bestaande uitvoeringsorganen op het gebied van de sociale verzekering in te schakelen en daartoe een commissie in te stellen, waarin naast de betrokken afdeelingen van het departement ook de Rijksverzekerings- bank, de Vereeniging van Raden van Arbeid en de federatie van bedrijfsvereenigingen ver tegenwoordigd zijn. Het betrekken van de or ganen, welke straks de kinderbijslagverzeke- ring zullen hebben uit te voeren bij de voor bereiding van de te treffen uitvoeringsmaat regelen, kan, naar het spr. voorkomt, deugdelijkheid van die maatregelen ten goede komen. Spr. is er van uitgegaan, dat ook noemde uitvoeringsorganen met deze oplossing zouden kunnen instemmen. In deze verwach ting is hij niet teleurgesteld. Bij het ontwerpen van de Kinderbijslagwet, waarin het lid der commissie, de heer Masten broek, zoo belangrijk aandeel heeft gehad, is, in het belang van de gewenschte unificatie der sociale verzekeringswetten, op tal van pun ten nauwe aansluiting gezocht van de bepa lingen van de Ziektewet. Dit brengt mede, dat bij het ontwerpen van een aantal uitvoerings maatregelen aangesloten zal kunnen worden bij reeds krachtens de Ziektewet vastgestelde besluiten en beschikkingen. Voor andere uit voeringsmaatregelen zal dit uiteraard niet het geval zijn. De Kinderbijslagwet bevat ook een aantal bepalingen, welke met den eigen aard van het daarin geregelde onderwerp verband houden. Het is van groot belang, dat de administra tieve beslommeringen, welke uit de nieuwe wet voortvloeien, tot het strikt noodzakelijke worden beperkt. Gestreefd dient te worden naar een efficiënte wijze van uitvoering, waar bij een voldoende controle vanwege het uit voeringsorgaan mogelijk is, zonder dat te hooge kosten ontstaan. Om dit te bereiken, is voor den ontwerper der regelingen naast juri dische kennis ook een ruime mate van prac- tisch inzicht onontbeerlijk. Gelet op de samen stelling van de commissie, twijfelt spr. niet aan het welslagen van het werk. Bij de behandeling van de wettelijke rege ling inzake de Kinderbijslagverzekering in de Eerste Kamer heeft spr. de toezegging gedaan, de inwerkingtreding der wet zooveel mogelijk te zullen bespoedigen. droogje. Voor Piet, mijn kater, was het straf om zoo zorgvuldig te worden binnenge houden, doch wij begrepen, dat we deze con cessie moesten doen aan het voederen der vogels. HOOFDSTUK IV. Robert Eschberg draaide de deur achter den man in het slot. Daarna klopte hij aan de deur van de slaap kamer. Aarzelend gaf zij aan zijn uitnoodi- ging gevolg. Hij zag, hoe bij het ont waren van den kouden schotel even iets van begeerigheid in haar oogen opflikkerde. Gaat u toch zitten! Ik zal thee inschenken. Bedient u zich maar. Ik heb intusschen hiernaast nog een en ander te doen. nieuwen dag. Hij kon zich vrij spoedig oriënteeren en na eenig zoeken vond hjj de plaats onder het balcon, waar de indringer moest zijn neergekomen. Er was echter geen levend wezen meer te zien. Eenige voetsporen en wat losgewoelde aarde was alles, wat de man als bewijs van zijn aanwezig heid had achter gelaten. Robert voelde zich merkbaar opge lucht. Hij spoedde zich terug naar het hotel. De portier, die intusschen wak ker was geworden, keek hem in het voorbijgaan met een paar lodderige oogen eenigszins verbaasd aan, maar scheen het niet de moeite waard te vinden naar het doel van deze nach telijke wandeling in den tuin te infor- meeren. Robert snelde naar boven. Zou het meisje werkelijk op hem hebben ge wacht, of was zij intusschen misschien reeds langs het balcon omlaag ge klauterd? Hij kon niet vlug genoeg in zjjn kamer terugkomen. Toen hij de deur met een zwaai open wierp, zag hij, dat de onbekende mid den in het vertrek stond en met een angstigen blik het resultaat van zijn onderzoek verbeidde. Is hij dood? fluisterde zij. Hoe Robert wilde iets antwoorden, maar hij kreeg geen gelegenheid haar on middellijk gerust te stellen, want zij liet zich gebroken op een stoel vallen en sloeg haar handen voor het gezicht, terwijl zjj in snikken uitbarstte. Het simpele woordje „hoe” scheen den in druk te hebben gewekt, dat haar ang stig vermoeden gegrond was. Eschberg stond een oogenblik per plex. Hoe komt u er bij? had hij willen zeggen en deze reactie was dan ook wel heel anders dan hij zich had voorgesteld. Weest u nu toch eens kalm! zei hij, terwijl hij zijn handen op haar schouders legde. Hij is immers niet dood! Hij kan nog niet eens ern stig gewond zijn, want hij is nergens meer te zien. Ik heb geen spoor van hem kunnen ontdekken. Het scheen niet tot haar door te dringen. Nog steeds schokte haar ten ger lichaam in krampachtig gesnik. Verstaat u me niet? herhaalde hij. Hij is verdwenen; er is zelfs geen enkel bloedspoor te vinden en er En nu mag de wethouder met enthousiasme onze sneeuwruiming hebben verdedigd in den Gemeenteraad en een der Raadsleden met het geval eenigszins in z’n maag gezeten hebben, dat alles neemt niet weg, dat we dit jaar op het gebied van sneeuwrommel een slechte plaats hebben ingenomen. Waar de fout zit en hoe het voorkomen had kunnen worden, zijn vraagstukken, welke buiten mijn competentie liggen, doch gehoord de tallooze klachten van fietsers, automobilisten en voetgangers, maar bovenal van bewoners der buitenwijken, heeft de zaak niet geklopt. Van zelf strooien met zand of asch was ook vrijwel nergens iets te bemerken, evenmin van politie, die de burgerij kwam herinneren aan een bepaling, welke lang niet iedereen bekend is. Enfin, zoo zou men nog een tijdje door kunnen gaan, wilde men een gewillig oor verleenen aan al de moppe raars over sneeuwellende. Ik schei er mee uit, doch ik ben er wel van overtuigd in een vol gend jaar te zien, dat er vlotter opgetreden wordt. Het is wel een les geweest. Wie niet geboft hebben door de sneeuw, dat zijn de winkeliers met hun opruimingen. Het was dan ook geen pretje voor de menschen om in zulk weer hun huizen uit te moeten gaan en duidelijk spreekt hier ook uit, dat een starre tijdsaanwijzing door den wetgever voor het houden van opruimingen groot ongerief en nadeel kan beteekenen voor den middenstan der. Op die manier kom ik echter op het ge vaarlijke terrein van de overheidsbemoeiing, hetwelk in den tegenwoordigen tijd zoodanig geploegd en geëgd wordt, dat er nauwelijks een kluit eigen initiatief wordt heel gelaten. Maar als gezegd dit terrein is dus danig ge vaarlijk en ik stap er liever maar van af. Wies heeft deze week weer genoten van de kloeke rede van onzen minister van Buiten- Jandsche Zaken. Trouwens, Jodocus en ik deden het ook en wij kwamen tot de conclusie, dat we nog maar zelden een bewindvoerder aan het Buitenlandsche departement hebben gehad, die zoo klaar en helder tot het Neder- landsche volk kan spreken. Zonder veel om haal van woorden vertelt hij iedereen op dui delijke wijze waar men aan toe is en hij vindt daarbij gelegenheid aan dezen en genen waar heden te zeggen op een wijze, welke niets te wenschen overlaat. Dat is iets wat we juist nu noodig hebben. Wies was er zeer van onder den indruk en naar aanleiding van de passage over eendrachtig samenwerken of iets in dien geest, is ze thans ook weer zeer fanatiek aan het breien geslagen. Hoe enthousiast namelijk vele vrouwen ook aan polsmoffen en anderszins werken, schijnt de productie nog altijd niet groot genoeg te zijn om hoeveelheden af te le veren, welke de behoeften van de onder de wapenen zijnde jongelingschap dekken. Wies wilde zelfs Jodocus op een oogenblik aan brei- arbeid zetten, doch hoeveel hij ook voor zijn nicht èn voor den Nederlandschen soldaat over had, dat werd hem toch een beetje te gortig. Daarom bleef hij maar aan een andere nuttige bezigheid, zijnde het voeren van de vogels in de felle koude. De heele familie kwam er wel af en toe aan te pas, maar het resultaat was dan ook zeer groot. In onze omgeving zijn de beestjes waarlijk niet vergeten wat hun natje en droogje betreft, al leverde het natje soms I heel wat meer moeilijkheden op dan het I kan hem dus niets ernstigs zijn over komen. Nu scheen zij hem eindelijk te be grijpen. Zij vouwde haar handen in haar schoot en Robert geloofde nog nooit zooveel innige dankbaarheid op het gelaat van een mensch te hebben gelezen. Of toch? Had ook Annegreet er niet zoo uitgezien op dien avond, toen hij haar zjjn liefde bekende? En tegelijkertijd, dat hem dit door het hoofd ging, voelde hij, ondanks het ongewone en emotioneele van het oogenblik, iets van schrijnende jaloe zie, waaraan hij, zonder het zelf te beseffen, uiting gaf, toen hjj vroeg: Was die man uw verloofde? Zij aarzelde even met haar ant woord. Daarop zei ze gedecideerd: Neen! Uw broer dan? Zjj slaakte een zucht, waarin het verdriet nog natrilde. Ja En daarop vroeg ze met haar donkere stem: Wilt u nog meer van mjj weten? Hij knikte ernstig. Zeer zeker! Ik zou bijvoorbeeld wel graag willen weten, wie u bent. U spreekt vrij goed Duitsch. Mijn moeder was een Oostenrijk- sche. En uw vader? Rus. Hij voelde met haar. Waarom wilde u hier inbreken? Of, beter gezegd: waarom moest uw broer dat doen? Zij haalde haar schouders op. We derom kreeg haar gezicht een trot- schen, weerspannigen trek. Vertelt u het mij toch! Ging het u zoo slecht? Zij keek hem met een onbeschrijfe- lijken blik aan. Wat weet u daar van, hoe het menschen hier kan ver gaan? Er lag matelooze wanhoop en ver bittering in deze paar woorden. En eerst nu viel het hem op, hoe slecht zij er uitzag. Bleek en vermagerd was haar gezicht, waarin de jukbeenderen en de smalle slapen zich duidelijk af- teekenden; vermagerd ook de sierlij ke, smalle handen, welke nu nerveus in haar schoot woelden. Zij had hon ger geleden, besefte hy plotseling met 5) Doet u toch dien doek af, fluis terde hij, zonder er bij te denken Duitsch sprekend. Toen hij het ge zegd had, bedacht hy, dat ze hem natuurlijk niet verstond. Maar merkwaardigerwijze vol deed zy aan zijn verzoek. Met een vermoeid gebaar tastte zij naar den doek, zoodat deze over haar schou ders gleed. Nu zag hij het lieve ge zicht, dat hem zoo sterk aan Anne greet had herinnerd, vlak voor zich. Robert zocht naar woorden en vond er slechts een: Waarom? Nu sprak hij Russisch. Het meisje had moeite haar tranen te bedwingen. Langzaam scheen zij zich echter van den schrik te herstel len. Waarom? vroeg Robert nog eens. Opnieuw kreeg hij reden zich te ver bazen, want met een donkere, maar melodieuze en zeer beschaafde stem antwoordde zij: Schiet toch! Maar schiet u dan toch! Het klonk wanho pend, bijna bevelend. Nu zult u toch wel beter treffen Zij keerde zich met een ruk naar het raam en trachtte naar buiten te zien. u hebt hem gedood. En hij heeft zich niet eens verzet! U had hem toch ook zoo kunnen pakken? Nu was het met haar beheersching Voorbij. Zij wankelde en tastte naar een stoel. Met een blik vol haat keek zij hem aan. Waarom laat u mij nu hog leven? Het is me immers alle maal onverschillig, wat u met me doet. Het kan me nu niets meer sche len Haar woorden smoorden in een snik. Neemt u me niet kwalijk! sta melde hij, maar op hetzelfde oogen blik besefte hy het onzinnige van deze Verontschuldiging. Daar zat een die vegge en hij stond hier voor haar en bood zijn excuses aan. Maar hij kon niet meer hard zjjn. Bijna fluisterend zei ze: U bent heel goed voor me. Hij maakte een afwerende bewe ging. Ook nu moest hij weer onwille keurig aan Annegreet denken. Hoe weinig tijd had hij maar gehad om voor haar goed te zjjn! Hij voelde het als zijn roeping dit meisje te geven, wat Annegreet te kort was gekomen. Onopvallend verliet hij de kamer. Zijn tegenwoordigheid zou nu slechts hinderlijk zyn. Hij kon zich maar al te goed voorstellen, hoe zjj zich aan de gerechten te goed zou doen. Hon ger het was een woord, waarvan de beteekenis tot dusver voor hem verborgen was gebleven. Hjj had ge dacht het te kunnen afdoen met fooien en weldaden en door van tijd tot tijd eens een paar snuisterijen te koopen, welke hjj zelf toch ook wel aardig vond en waardoor hjj a.h.w. een muur tusschen zichzelf en dit woord had op getrokken. Maar nu was het hem plot seling zeer na gekomen en tot een ont zettend levend begrip geworden. In zjjn slaapkamer zat hij dicht bij de deur; hij hoorde het klokkend ge luid, waarmee de thee in het glas werd gegoten en het rinkelen van mes en vork. Het gaf hem een gevoel van rust en tevredenheid. Sinds Annegreet hem door den dood was ontnomen, had hij deze innerlijke voldoening niet meer gekend. Eindelijk werd het stil in de andere kamer en even later naderden zachte voetstappen zijn deur. Wilt u niet komen? hoorde hij haar vragen. In haar stem was geen spoor van trots meer te bekennen. Zij scheen al le gereserveerdheid te hebben afge legd. Er lag iets van een blos op haar wangen en haar oogen met de donkere schaduwen daaronder, stonden helder der. Een vluchtige blik overtuigde hem, dat zij alles had opgegeten. Op de schotels was geen stukje meer over. Vermoedde zij, wat er in hem om ging? Zjj kreeg een kleur en sloeg ver legen haar oogen neer. Sinds dagen hebben we niets an- in huis gehad dan een beetje bekende ze met iets van en daarop vroeg ze hape- V--1 is La.» F" 1 s :p.: y

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 13