HAAGSCHE COURANT De heel een Feit meneer- je voelt je ancjer mensch als je. overgaat op Het Ververschingskanaal r en duizenden watervogels oorlog, de Volkenbond Zaterdag 27 Januari 1940. als toevluchtsoord van ’n DERDE BLAD. wij Een bont gezelschap van internationale herkomst Opgejaagd door den scherpen Poolwind i i L' samenko- felle ET EEK ENDEN Staten. ontkennend Weerkundige Waarnemingen den Volkenbond heeft van Engeland i hiaatschap De minister toont dit dan dui delijk aan met een beroep op de feiten: kortheidshalve mogen wij voor dit betoog naar ons verslag in het nummer van j.l. Donder dag verwijzen. Zijn conclusie is, dat onder de door hem geschetste omstandigheden het wel ten eenen- male onbegrijpelijk is. hoe men zou kunnen volhouden, dat de Sta ten die lid van den Volkenbond blijven, in den strijd tusschen Duitschland eenerzijds. en Enge land en Frankrijk anderzijds, hun neutraliteit zouden hebben prijs gegeven. De loop van zaken op de jong ste Volkenbondsvergadering heeft, naar ’s ministers overtuiging, ten duidelijkste aangetoond dat voor spellingen omtrent gevaren, welke voor de neutraliteit der kleine Sta ten uit de bestendiging van hun Volkenbondslidmaatschap zouden voortvloeien, mede door de voor zorgen. door deze Staten gedu rende de laatste jaren ten aanzien van hun Volkenbondspolitiek ge nomen. niet in vervulling zijn ge gaan. gemeenschap kunnen men. Men ziet hieruit, dat het betoog van den minister vrijwel geheel dekt hetgeen wij reeds over de positie van ons land in verband met het lidmaatschap van den Volkenbond hadden geschreven; zoowel wat betreft de vereemg- baarheid van dit lidmaatschap met een strikte neutraliteit naar beide oorlogvoerende zijden, als wat be treft de wenschelijkheid om uit den Volkenbond te treden zoodra deze inderdaad een instrument zou blijken te zijn geworden van eenige groote Europeesche mo gendheden, die nog lid zijn En geland en Frankrijk), hetgeen thans echter niet het geval is; als ook de ongewenschtheid om thans tot uittreding te besluiten. Alleen op dit laatste punt loo- pen de redeneeringen eenigszins uiteen. Wij hadden ons vooral beroepen op de ongewenschtheid van zoodanig uittreden omdat ht den verkeerden en voor ons ge- 'SA 8 Doch dit is thans een punt van ondergeschikt belang. Waar het nu op aankomt, dat is: dat de Vol kenbond bestaat en dat wij er lid van zijn, dat dit lidmaatschap m geen enkel opzicht ons zelfbeschik kingsrecht als souvereinen staai beperkt en dat wij eventueel zelf en geheel zelfstandig zullen uitma ken of en wanneer wij voor het lidmaatschap zullen bedanken. Zou Nederland op dit of óp eenig ander punt ook maar iets van zijn zelfstandigheid prijsgeven, ook maar even zich laten afleiden van zijn zelf bepaalden weg door vrees voor den één of den ander of door het oor te leenen aan inblazingen van buiten de grenzen, dan zou het daarmee een hoogst gevaar lijken stap doen op een hellend vlak, waarlangs het snel omlaag zou kunnen glijden in een afgrond van ellende. De kranige rede van minister van Kleffens heeft ons volk an dermaal verzekerd, dat het in dit opzicht niets heeft te vreezen. dat onze Regeering haar plicht kent en zonder aarzelen volbrengt. Ir het buitenland zullen de ministe- rieele verklaringen ertoe bijdra gen, dat men daar wéét, wat men aan ons heeft. Het kan de positie van ons land naar binnen en naai buiten slechts steviger maken, voor zoover men in deze kritieke tijden dan van stevig kan spreken. Wij hebben reeds in ons vorige nummer eenige aandacht besteed aan de voortreffelijke rede, welke minister Kleffens Donderdag j.l. in de Eerste Kamer heeft gehou den naar aanleiding van de be groeting van Buitenlandsche Za ken, en daarbij doen uitkomen, hoe nauwkeurig in die rede de positie van ons vreedzame land te midden van de oorlogvoerenden en de uit die positie voortvloeien de politiek van de Regeering zijn geteekend. Op een belangrijk punt mogen wij thans iets uitvoeriger terug komen. Wij schreven reeds, dat minister van Kleffens overduidelijk zin speelde op de geruchtmakende radio-rede van den Britschen staatsman Churchill, een rede, die men in Engeland wel achteraf gemoedelijk een „praatje aan den haard” heeft genoemd en als een soort van persoonlijk woord van den heer Churchill heeft voor gesteld. maar die dan toch maar werd gehouden door een der voor naamste leden van de Britsche re geering ten aanzien van de oorlogvoering vermoedelijk wel het voornaamste lid. Van zóó iemand is ook het „persoonlijke” woord, waarmee hij zich tot zijn eigen volk en tot de geheele wereld richt, niet los te maken van zijn verantwoordelijkheid als regeeringspersoon en dus van de regeeringspolitiek. Churchill men weet het noodigde de kleine neutrale lan den uit om zich te scharen aan de zijde van Engeland en Frankrijk, tegen Duitschland. omdat z.i. die kleine landen door Duitschland met aggressie worden bedreigd en in beide eerstgenoemde landen hun verdedigers vinden. Hij liet het echter niet bij die uitnoodiging maar ging zóóver, dat hij de kleine neutralen zelfs in zekeren zin sommeerde om voor Engeland en Frankrijk partij te trekken en de wapenen op te nemen tegen Duitschland. op grond van hun lidmaatschap van den Volkenbond. Hij decreteerde, dat de kleine neu tralen ertoe verplicht zijn! Wij hebben tegen deze mislei dende voorstelling dadelijk krach tig geprotesteerd zooals nage noeg de geheele Nederlandsche pers en die in andere kleine neu trale landen deed in het num mer van j.l. Maandag, in ons ar tikel „Tusschen twee vuren”. Niet minder krachtig, en met klem van argumenten, heeft thans minister van Kleffens dit beroep op onzen z.g.n. „plicht” als Volkenbondslid afgewezen, en wij mogen consta- teeren, dat de redeneering van den minister in dit opzicht met de onze overeenkomt. Oók zijn stand punt en zijn redeneering ten aan zien van de (van Duitsche zijde opgeworpen) bewering, dat de kleine neutrale staten, dus ook ons land, voor het lidmaatschap van den Volkenbond moeten bedanken indien zij hun neutraliteit niet feitelijk willen prijsgeven aange zien volgens deze redeneering de Volkenbond een instrument Van Engeland en Frankrijk is en daardoor gericht tegen Duitsch land. Wij schreven: „Onze Regeering denkt er niet over, aan dit in Duitschland geuite verlangen te Voldoen. En terecht, dunkt ons. Niet alleen omdat men dit niet alleen hier te lande maar óók in Engeland. Frankrijk en elders zou kunnen uitleggen als een toegeven aan drang van èèn oorlogvoerende zijde ten nadeele van de andere zijde; maar vooral omdat het niet juist is. dat het lid-blijven van -1 de beteekenis een partijkiezen voor en Frankrijk. Het lid- p van den Volkenbond beperkt in geen enkel opzicht onze Vrijheid en zelfstandigheid. Eerst als onomstootelijk kon worden aangetoond, dat neutrale landen en wij denken hierbij natuur lijk in het bijzonder aan ons eigen Und in den Volkenbond zich in eenig opzicht schaarden aan de vast te stellen: onder omstandig heden. gelijk die op het oogenblik bestaan, zou er voor de kleine neutrale Staten zeker geen aanlet ding zijn om gesteld er ware nog geen Volkenbond deel te nemen aan een politieke organi satie, die. wat de grootp mogend heden betreft, een zoo eenzijdig karakter heeft als de Bond in zijn huidigen vorm. „Maar ik ga nog verder; ik wensch vast te stellen, dat op den duur bestendiging van het lid maatschap van een Volkenbond met politieken inslag dien ze ker het Geneefsche Instituut, on danks alles nog steeds heeft be houden onmogelijk zal worden, indien het eenzijdig karakter van den Bond, waarop ik zooeven doelde, zou blijven gehandhaafd.” Dan stelt hij deze andere vraag: is waarlijk het oogenblik wel aan gebroken, waarop de kleinere Sta ten, die in het conflict tusschen Frankrijk en Groot-Brittanniè eenerzijds en Duitschland ander zijds neutraal wenschen te blijven, den Volkenbond moeten verlaten? Deze vraag hebben de kleinere Europeesche Staten, waaronder Nederland, ontkennend beant woord. „Een land als Nederland, dat in den Volkenbond heeft begroet een grootsche poging om te geraken tot die organiseering van de Sta tengemeenschap, die naar onze vaste overtuiging, de eenige weg kan zijn waarlangs de menschheid tenslotte tot een vreedzame inter nationale samenleving kan ko men, werkt niet lichtvaardig tot den val van den Bond mede, door indien de resultaten voorshands teleurstellend zijn, den Bond te verlaten. „Zoolang er nog hoop bestaat, dat tenslotte, na een periode van ontwrichting en van storm, de or ganisatie zij het in gewijzigden vorm toch nog tot krachtig leven zal kunnen uitgroeien, zul len de kleine Staten dezen Vol kenbond trouw blijven. Eerst dan. wanneer zij alle hoop op cieze ont wikkeling zouden moeten opge ven. zou voor hen het oogenblik zijn gekomen om zich uit dezen Volkenbond terug te trekken.” Die positie achten de kleine sta ten thans echter niet aanwezig, en het verloop van de jongste Vol kenbondsvergadering heeft hen zeker niet van de onjuistheid de zer zienswijze overtuigd. ..Daar toch is wel duidelijk de eerbiedi ging van de zelfstandigheid der kleine naties gebleken, daar is wel duidelijk aan den dag geko men de onjuistheid van de bewe ring dat de Volkenbond door twee oorlogvoerende mogendheden wordt beheerscht.” de koude en de sneeuwval van de nog ternauwernood achter ons liggende periode een wereld vol ontberingen voor de gevleu gelde bewoners van bosch, plant soen en veld, nog ernstiger zijn hierdoor de watervogels getrof fen. De eerste konden door de zorgen van den behulpzamén mensch in hun eerste levensbe hoeften voorzien, de vogels daarentegen, wier bestaan uit sluitend van open water af hangt, zagen zich door een com pacte ijsmassa, welke zelfs de groote rivieren en meeren vast legde, gedwongen, elders een goed heenkomen te zoeken. Maar hier deed zich een moei lijkheid voor, waartegen tal van bedreigde vogels niet opgewas sen bleken: waar lag dat elders? zijde van Engeland en Frankrijk, tegen Duitschland. of als de Vol kenbond denatureerde tot in feite een orgaan van beide eerstgenoem de landen, die via dit orgaan de kleine neutralen in hun zog trok ken, eerst dan zou er voor onze Regeering aanleiding zijn om. ge heel uit eigen beweging en naar eigen inzicht de uittreding uit dien bond te overwegen. En wij twijfe len niet, of zij zou uit deze fei ten de eenige juiste conclusie trekken, in overeenstemming met den vasten wil om een eerlijke neutraliteit in acht te nemen. „Noch het ééne noch het andere zal echter op dit oogenblik kun nen worden aangetoond door wie onpartijdig, objectief oordeelt.” Omtrent het lid blijven van den Volkenbond schreven wij: „Wij hebben, lang vóór dezen oorlog, bij herhaling te kennen ge geven, dat wij maar heel weinig w’aarde meer hechten aan het lid maatschap van den Volkenbond, die steeds meer aan beteekenis heeft verloren. „Thans hiervoor te bedanken, zou echter den geheel verkeerden indruk kunnen maken, dat onze Regeering wijkt voor een onrecht- matigen en ongemotiveerden Duit- schen druk. „Wij hebben lang vóór den oor log óók betoogd, dat ons land goed zou doen door zich los te maken van de z.g.n. sanctie-verplichtingen van het Volkenbondshandvest, bepalingen, die trouwens door de houding van gróóte mogendheden- Volkenbondsleden. in het bijzon der Engeland, in meer dan één geval, een mislukking zijn geble ken. De z.g.n. Oslostaten. ook ons land dus, hebben zich niet lang daarna inderdaad van de sanctie- verplichtingen losgemaakt. Daar uit volgt, dat op hen. en dus op ons, thans niet de verplichting rust, om eenigerlei maatregel te nemen tegen een aanvaller, indien de Volkenbond zulk een aanvaller zo’u aanwijzen. Bedoelde kleine neutrale staten zijn in dit opzicht volkomen vrij om elk voor zich, óók wij dus. hun houding te be palen.” Iets verder maakten wij nog de opmerking: „Churchill schijnt te hebben vergeten, dat Engeland bij vroegere gelegenheden (China e.a.) uit het lidmaatschap van den Volkenbond voor zichzélf niet de conclusie heeft getrokken, welke hij nu aan anderen wil opdringen, hoewel z ij n land wél was gebon den aan de sanctieverplichtingen Wij hebben een en ander hier herhaald nu minister van Kleffens zich in zijn Eerste-Kamerrede uit.voerig met dit onderwerp heeft bezig gehouden, zoowel de z.g.n. verplichting, welke volgens Chur chill uit het lidmaatschap ook voor ons zou voortvloeien, als den drang van Duitsche zijde om als neutraal land voor dat lidmaat schap te bedanken. Na het bestaan voor ons land van een rechtsplicht of een mo- reelen plicht tot deelneming aan den oorlog scherp te hebben ontkend en te hebben betoogd, dat wij hebben gezorgd, vrij te staan en van die vrijheid gebruik te maken om een volkomen zelfstan dige politiek te voeren, zeide de minister: „Het is onjuist, den Volkenbond voor te stellen als een organisatie, waarin Frankrijk en Engeland het voor het zeggen zouden hebben Zóó is de positie niet. De Volken bond is gebouwd op de grondge dachte van de souvereiniteit der leden en op de algeheele rechts gelijkheid der Staten. Het is een organisatie, waarin de leden, met behoud van hun volledige souve reiniteit, tot een gemeenschappe lijk doel samenwerken, zonder dat daarbij een kleinere Staat kan worden overstemd of gedwongen worden tot handelingen uitslui tend op grond, dat deze door eeni ge groote mogendheden zouden worden gewenscht. „Deze organisatie had het doel, dat er bij de totstandkoming mede werd beoogd, slechts dan kunnen bereiken, indien zij universeel of nagenoeg universeel zou zijn ge worden. Wij weten allen, dat de werkelijkheid geheel anders is geweest. Door den loop der om standigheden is het er toe geko men. dat, hoewel de Bond nog 48 leden telt, daartoe slechts twee groote Europeesche mogendheden behooren, en dat deze beide mo gendheden tezamen in een strijd gewikkeld zijn met een andere grootere Europeesche mogendheid. Biedt, onder deze omstandigheden, het lidmaatschap van den Bond voor de kleinere neutrale Staten een gevaar?” Ter beantwoording van deze vraag zeide minister van Kleffens- „Eén ding wil ik beginnen met vaarlijken indruk zou kunnen ma ken, dat zulks geschiedde onder drang van Duitsche zijde, terwijl wij overigens op dit lidmaatschap weinig of geen prijs stellen sedert de Volkenbond als rechtsgemeen schap der staten vrijwel een mis lukking is geworden. De minister echter beroept zich juist op de ideale beteekenis, die z.i. de Vol kenbond nog steeds niet heeft ver loren, wel niet voor het heden maar dan toch voor de toekomst. Het valt ons moeilijk, dit opti misme van den minister te dee- len. Niet, dat ook wij niet vurig hopen, dat eenmaal de beschaafde landen zullen komen tot een ze kere rechtsgemeenschap, die vreedzame behartiging van aller belangen mogelijk maakt! Inte gendeel: dat is het hooge ideaal, dat lederen weldenkenden mensch moet voor oogen staan. Maar afgezien van het niet te ontken nen feit, dat de wereld thans nog niet rijp is voor de verwezenlij king van dit ideaal achten wij het niet waarschijnlijk, dat de bestaande Volkenbond zich in deze richting zal ontwikkelen. Zijn ge boorte uit de overwinning in den vorigen oorlog rust als een vloek op hem en zijn geheele tragische geschiedenis getuigt van gebrek aan vertrouwden evenzeer als aan onzijdigheid. Ons wil het dan ook voorkomen, dat de toekomst een geheel nieuwe organisatie zal moeten brengen, waarin de staten als leden eener werkelijke rechts- 4^0^" iMb - uur j Kuifeend. Tafeleend. Toppereend No. 17478. Verwachting tot den avond van 28 Jan.: Wind: matig, tijdelijk krachtig. Oostelijk tot Noordoostelijk; matige tot lichte vorst; betrokken tot halfbewolkte lucht; plaat selijk eenige sneeuw. Barometerstand van hedenmiddag 12 uur Het gebied van hoogen luchtdruk over Scandinavië neemt nog steeds in beteeke- nis toe. Aan de Zuidzijde van deze kern worden over de Oostzee, Zuid-Zweden en Denemarken koude luchtmassa’s aange voerd. zoodat daar overal lichte tot matige vorst voorkomt. In de Randstaten is het weer harder gaan vriezen. Ook over ons land bleef de Oostelijke luchtstrooming aanhouden; wel steeg de temperatuur, vooral in het Zuiden, be langrijk De storing, welke gisteravond over België passeerde, heeft hier te lande slechts sneeuw gebracht Zij trekt thans vermoedelijk naar de Adriatische Zee, zoodat de algemeene toestand ten onzent weer gunstig blijft voor het aanhouden van de vorst. Zonsopgang: 28 Jan. 7.50 u.; 29 Jan. 7.49 u. Zonsondergang: 28 Jan. 4.36 u.j 29 Jan. 4.38 u. Lantarens aan: 28 Jan. tot 7.19 u. v.m.; 28 Jan. 5.07 u. nam.: 29 Jan. tot 7.17 u. v.m.; 29 Jan. 5.09 u. nam. Hoogwater te Scheveningen. 28 Jan. ’s morgens 4.30 u.: nam. 5.u, 29 Jan. ’s morgens 5.20 u.; nam. 5.40 u. Maandag schietoefeningen op het strand tot Katwijk van 10 u. v.m.5 u. nam. CHIEFWHIP Weinig verandering door den dooi. De lichte dooi van de laatste dagen bracht hierin weinig verandering. Wel iswaar zijn met het keeren van den wind de zeldzaamste gasten uit het Hooge Noorden, zooals de rumoerige rietganzen en de pittige steenloopers uit het kanaal vertrokken, maar dit neemt niet weg. dat wat hier thans nog aan gevogelte rest, meer dan voldoende is om den meest verwenden vogelken ner in vervoering te brengen. Toen wij dezen morgen in de vroegte een wandeling langs het kanaal maak ten, was het ons niet mogelijk op het eerste gezicht uit de bonte schare wa terwild de afzonderlijke soorten te onderscheiden. Wel werden wij ge waar. dat naast de tallooze meeuwen het geslacht der eenden in veelsoortig heid domineerde. Deze naar verhouding slechte vliegers zijn ook wel zeer door de koude getroffen. Begrijpelijkerwijze biedt het Ververschingskanaal hun een welkom toevluchtsoord. Vandaar dat hier wel in de eerste plaats sprake is van een eendencongres. Onder de hon derden wilde eenden ontdekten wij de roodkoppige tafeleenden, een weinig schuwe soort, die hier te lande broedt, maar waarvan de hier thans verblij vende exemplaren stellig wel uit Scan dinavië afkomstig zullen zijn. Het veerenkleed van de tafeleend is vrij onopvallend. Van het mannetje in prachtkleed trekt de glanzende rood bruine kop de aandacht evenals de donkerblauwe snavel. Voor het overige toont het veerenkleed fraai verdeelde zwart met witte en parelgrijze kleur- partijen. Het wijfje geeft een tooniger aanzien; het is geheel bruingrijs ge kleurd. alleen de wangen onderschei den zich door hun witte bevedering. Een grappig en levendig schouwspel leveren de kleine kuif- en toppereend- jes op. Meestal in gezelschap \an twin tig of meer exemplaren, geëscorteerd door drommen kap- en stormmeeuwen. dobberen zij als donzige, zwart-witte stippen op het water. Schijnbaar doel loos drijven zij daar, tot plots buiten verwachting van den toeschouwer, zij. alsof één hiertoe het sein gaf, terzelfder vogels van bergde. Tal van statige grijze vischrelgers. sierlijke futen en meerkoeten, die bij het voortduren van de vorst hun schuwheid reeds hadden afgelegd en redding zochten dicht bij de bewoonde wereld, waar een enkele bijt of open gehouden boezemwater nog uitkomst bood, zagen zich op den duur ook deze laatste kans ontnomen en stiervan een bitteren hongerdood. Gelukkig was niet allen een dergelijk lot beschoren. Tegenover deze slacht offers stonden er duizenden, die in opengebroken havens, kanalen en rivieren een veilig toevluchtsoord von den. Voor de niet ingewijden kan het on derscheid tusschen beide soorten moei lijkheden opleveren. Zoowel bij de kuif- als de toppereend zijn de hoofd kleuren het diepste zwart en het blank- ste wit. Het eerste wat hiervan dan ook opvalt is het opmerkelijke contrast tus schen beide kleuren. Zooals zijn naam reeds zegt verheugt de kuifeend. het mannetje althans, zich in het bezit van een kopversiersel en dit kenteeken is bij de determinatie doorslaggevend. Van den kruin af hangen fraaie fluweel- zwarte veeren tot ver in den hals. Meestal houdt hij ze in liggenden toe stand, maar in geval van agitatie, wanneer bijvoorbeeld een hongerige kapmeeuw die tusschen twee haak jes niet voor niets zijn nabijheid zoekt hem een na talrijk duiken verkregen vischje afkaapt, uit hij zijn toorn door het kuifje parmantig op te zetten De toppereend mist dit kopaanhang- sel, terwijl zijn rug in tegenstelling met dien van de kuifeend. een egaal-grijze kleur heeft. Van beide soorten zijn de vrouwtjes, zooals trouwens bij alle een den, bruin-grijs gekleurd; het zwakke geslacht schijnt het hier in het liefdes spel zonder uiterlijke charme te kun nen stellen. tijd onderduiken. Dit spelletje heeft wel degelijk beteekenis; op deze wijze bemachtigen zij hun uit vischjes. en kreeftjes bestaande voedsel en het teit, dat zij dit gelijktijdig doen, is niet anders dan een gevolg van hun saam- hoorigheidszin: het troepverband eischt regel en discipline. Het Ververschingskanaal „vorstvrij”. Onder deze pleisterplaatsen in nood behoort stellig het Ververschingska naal. dat tot afvoer van het rioolwater en het koelwater van het Gem. Elec- trisch Bedrijf dient. De temperatuur van het water is immers van zoodani- gen graad, dat de vorst hier niet den minsten invloed op heeft. Neemt men hierbij nog in aanmerking, dat door de bijzondere functie van dit kanaal het water zeer voedselrijk is. dan baart het geen verwondering, dat toen enkele dagen geleden het kwik in<.den thermo meter zijn laagtepunt aanwees, het Ververschingskanaal van de uitmonding in zee af tot diep in de stad ontelbare Barometer alhier v.m. 8 uur 766J m.m,, v.m. 12 uur 767 m.m.; thermometer resp. -2J en -IJ gr. Celsius. Barometer na hedenmiddag 12 stijgende. Vreemde klanten. Voornoemde soorten vertegenwoordi gen wel in hoofdzaak het geslacht eend. Daarnaast echter zijn er enkele, die zich zoowel door hun opmerkelijke kleur als door hun gedrag van de andere onder scheiden. Zoo zagen wij tusschen een groep spelevarende wilde- en kuifeen- den plotseling een vreemden klant, die dan weer in het wildeweg onderdook, dan weer zijn vleugels uitsloeg en onder een zangerig hoog geluid als zwak klinkende bellen, opvloog en na enkele wilde zwenkingen weer pardoes op het diverse pluimage her- (-- L-1 ar I F3 O b-S V o i

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 9