HAAGSCHE COURANT
De
heel
een
Feit meneer- je voelt je
ancjer mensch als je. overgaat op
Het Ververschingskanaal
r
en
duizenden watervogels
oorlog, de
Volkenbond
Zaterdag 27 Januari 1940.
als toevluchtsoord van
’n
DERDE BLAD.
wij
Een bont
gezelschap van
internationale
herkomst
Opgejaagd door den
scherpen Poolwind
i i
L'
samenko-
felle
ET EEK ENDEN
Staten.
ontkennend
Weerkundige Waarnemingen
den Volkenbond
heeft van
Engeland i
hiaatschap
De minister toont dit dan dui
delijk aan met een beroep op de
feiten: kortheidshalve mogen wij
voor dit betoog naar ons verslag
in het nummer van j.l. Donder
dag verwijzen. Zijn conclusie is,
dat onder de door hem geschetste
omstandigheden het wel ten eenen-
male onbegrijpelijk is. hoe men
zou kunnen volhouden, dat de Sta
ten die lid van den Volkenbond
blijven, in den strijd tusschen
Duitschland eenerzijds. en Enge
land en Frankrijk anderzijds, hun
neutraliteit zouden hebben prijs
gegeven.
De loop van zaken op de jong
ste Volkenbondsvergadering heeft,
naar ’s ministers overtuiging, ten
duidelijkste aangetoond dat voor
spellingen omtrent gevaren, welke
voor de neutraliteit der kleine Sta
ten uit de bestendiging van hun
Volkenbondslidmaatschap zouden
voortvloeien, mede door de voor
zorgen. door deze Staten gedu
rende de laatste jaren ten aanzien
van hun Volkenbondspolitiek ge
nomen. niet in vervulling zijn ge
gaan.
gemeenschap kunnen
men.
Men ziet hieruit, dat het betoog
van den minister vrijwel geheel
dekt hetgeen wij reeds over de
positie van ons land in verband
met het lidmaatschap van den
Volkenbond hadden geschreven;
zoowel wat betreft de vereemg-
baarheid van dit lidmaatschap met
een strikte neutraliteit naar beide
oorlogvoerende zijden, als wat be
treft de wenschelijkheid om uit
den Volkenbond te treden zoodra
deze inderdaad een instrument
zou blijken te zijn geworden van
eenige groote Europeesche mo
gendheden, die nog lid zijn En
geland en Frankrijk), hetgeen
thans echter niet het geval is; als
ook de ongewenschtheid om thans
tot uittreding te besluiten.
Alleen op dit laatste punt loo-
pen de redeneeringen eenigszins
uiteen. Wij hadden ons vooral
beroepen op de ongewenschtheid
van zoodanig uittreden omdat ht
den verkeerden en voor ons ge-
'SA
8
Doch dit is thans een punt van
ondergeschikt belang. Waar het
nu op aankomt, dat is: dat de Vol
kenbond bestaat en dat wij er lid
van zijn, dat dit lidmaatschap m
geen enkel opzicht ons zelfbeschik
kingsrecht als souvereinen staai
beperkt en dat wij eventueel zelf
en geheel zelfstandig zullen uitma
ken of en wanneer wij voor het
lidmaatschap zullen bedanken.
Zou Nederland op dit of óp eenig
ander punt ook maar iets van zijn
zelfstandigheid prijsgeven, ook
maar even zich laten afleiden van
zijn zelf bepaalden weg door vrees
voor den één of den ander of door
het oor te leenen aan inblazingen
van buiten de grenzen, dan zou
het daarmee een hoogst gevaar
lijken stap doen op een hellend
vlak, waarlangs het snel omlaag
zou kunnen glijden in een afgrond
van ellende.
De kranige rede van minister
van Kleffens heeft ons volk an
dermaal verzekerd, dat het in dit
opzicht niets heeft te vreezen. dat
onze Regeering haar plicht kent
en zonder aarzelen volbrengt. Ir
het buitenland zullen de ministe-
rieele verklaringen ertoe bijdra
gen, dat men daar wéét, wat men
aan ons heeft. Het kan de positie
van ons land naar binnen en naai
buiten slechts steviger maken,
voor zoover men in deze kritieke
tijden dan van stevig kan spreken.
Wij hebben reeds in ons vorige
nummer eenige aandacht besteed
aan de voortreffelijke rede, welke
minister Kleffens Donderdag j.l.
in de Eerste Kamer heeft gehou
den naar aanleiding van de be
groeting van Buitenlandsche Za
ken, en daarbij doen uitkomen,
hoe nauwkeurig in die rede de
positie van ons vreedzame land te
midden van de oorlogvoerenden
en de uit die positie voortvloeien
de politiek van de Regeering zijn
geteekend.
Op een belangrijk punt mogen
wij thans iets uitvoeriger terug
komen.
Wij schreven reeds, dat minister
van Kleffens overduidelijk zin
speelde op de geruchtmakende
radio-rede van den Britschen
staatsman Churchill, een rede,
die men in Engeland wel achteraf
gemoedelijk een „praatje aan den
haard” heeft genoemd en als een
soort van persoonlijk woord van
den heer Churchill heeft voor
gesteld. maar die dan toch maar
werd gehouden door een der voor
naamste leden van de Britsche re
geering ten aanzien van de
oorlogvoering vermoedelijk wel
het voornaamste lid. Van zóó
iemand is ook het „persoonlijke”
woord, waarmee hij zich tot zijn
eigen volk en tot de geheele
wereld richt, niet los te maken
van zijn verantwoordelijkheid als
regeeringspersoon en dus van de
regeeringspolitiek.
Churchill men weet het
noodigde de kleine neutrale lan
den uit om zich te scharen aan de
zijde van Engeland en Frankrijk,
tegen Duitschland. omdat z.i. die
kleine landen door Duitschland
met aggressie worden bedreigd en
in beide eerstgenoemde landen
hun verdedigers vinden. Hij liet
het echter niet bij die uitnoodiging
maar ging zóóver, dat hij de
kleine neutralen zelfs in zekeren
zin sommeerde om voor Engeland
en Frankrijk partij te trekken en
de wapenen op te nemen tegen
Duitschland. op grond van hun
lidmaatschap van den Volkenbond.
Hij decreteerde, dat de kleine neu
tralen ertoe verplicht zijn!
Wij hebben tegen deze mislei
dende voorstelling dadelijk krach
tig geprotesteerd zooals nage
noeg de geheele Nederlandsche
pers en die in andere kleine neu
trale landen deed in het num
mer van j.l. Maandag, in ons ar
tikel „Tusschen twee vuren”. Niet
minder krachtig, en met klem van
argumenten, heeft thans minister
van Kleffens dit beroep op onzen
z.g.n. „plicht” als Volkenbondslid
afgewezen, en wij mogen consta-
teeren, dat de redeneering van den
minister in dit opzicht met de
onze overeenkomt. Oók zijn stand
punt en zijn redeneering ten aan
zien van de (van Duitsche zijde
opgeworpen) bewering, dat de
kleine neutrale staten, dus ook ons
land, voor het lidmaatschap van
den Volkenbond moeten bedanken
indien zij hun neutraliteit niet
feitelijk willen prijsgeven aange
zien volgens deze redeneering
de Volkenbond een instrument
Van Engeland en Frankrijk is en
daardoor gericht tegen Duitsch
land.
Wij schreven: „Onze Regeering
denkt er niet over, aan dit in
Duitschland geuite verlangen te
Voldoen. En terecht, dunkt ons.
Niet alleen omdat men dit niet
alleen hier te lande maar óók in
Engeland. Frankrijk en elders zou
kunnen uitleggen als een toegeven
aan drang van èèn oorlogvoerende
zijde ten nadeele van de andere
zijde; maar vooral omdat het niet
juist is. dat het lid-blijven van
-1 de beteekenis
een partijkiezen voor
en Frankrijk. Het lid-
p van den Volkenbond
beperkt in geen enkel opzicht onze
Vrijheid en zelfstandigheid. Eerst
als onomstootelijk kon worden
aangetoond, dat neutrale landen
en wij denken hierbij natuur
lijk in het bijzonder aan ons eigen
Und in den Volkenbond zich in
eenig opzicht schaarden aan de
vast te stellen: onder omstandig
heden. gelijk die op het oogenblik
bestaan, zou er voor de kleine
neutrale Staten zeker geen aanlet
ding zijn om gesteld er ware
nog geen Volkenbond deel te
nemen aan een politieke organi
satie, die. wat de grootp mogend
heden betreft, een zoo eenzijdig
karakter heeft als de Bond in zijn
huidigen vorm.
„Maar ik ga nog verder; ik
wensch vast te stellen, dat op den
duur bestendiging van het lid
maatschap van een Volkenbond
met politieken inslag dien ze
ker het Geneefsche Instituut, on
danks alles nog steeds heeft be
houden onmogelijk zal worden,
indien het eenzijdig karakter van
den Bond, waarop ik zooeven
doelde, zou blijven gehandhaafd.”
Dan stelt hij deze andere vraag:
is waarlijk het oogenblik wel aan
gebroken, waarop de kleinere Sta
ten, die in het conflict tusschen
Frankrijk en Groot-Brittanniè
eenerzijds en Duitschland ander
zijds neutraal wenschen te blijven,
den Volkenbond moeten verlaten?
Deze vraag hebben de kleinere
Europeesche Staten, waaronder
Nederland, ontkennend beant
woord.
„Een land als Nederland, dat in
den Volkenbond heeft begroet een
grootsche poging om te geraken
tot die organiseering van de Sta
tengemeenschap, die naar onze
vaste overtuiging, de eenige weg
kan zijn waarlangs de menschheid
tenslotte tot een vreedzame inter
nationale samenleving kan ko
men, werkt niet lichtvaardig tot
den val van den Bond mede, door
indien de resultaten voorshands
teleurstellend zijn, den Bond te
verlaten.
„Zoolang er nog hoop bestaat,
dat tenslotte, na een periode van
ontwrichting en van storm, de or
ganisatie zij het in gewijzigden
vorm toch nog tot krachtig
leven zal kunnen uitgroeien, zul
len de kleine Staten dezen Vol
kenbond trouw blijven. Eerst dan.
wanneer zij alle hoop op cieze ont
wikkeling zouden moeten opge
ven. zou voor hen het oogenblik
zijn gekomen om zich uit dezen
Volkenbond terug te trekken.”
Die positie achten de kleine sta
ten thans echter niet aanwezig, en
het verloop van de jongste Vol
kenbondsvergadering heeft hen
zeker niet van de onjuistheid de
zer zienswijze overtuigd. ..Daar
toch is wel duidelijk de eerbiedi
ging van de zelfstandigheid der
kleine naties gebleken, daar is
wel duidelijk aan den dag geko
men de onjuistheid van de bewe
ring dat de Volkenbond door
twee oorlogvoerende mogendheden
wordt beheerscht.”
de
koude en de sneeuwval van
de nog ternauwernood achter
ons liggende periode een wereld
vol ontberingen voor de gevleu
gelde bewoners van bosch, plant
soen en veld, nog ernstiger zijn
hierdoor de watervogels getrof
fen. De eerste konden door
de zorgen van den behulpzamén
mensch in hun eerste levensbe
hoeften voorzien, de vogels
daarentegen, wier bestaan uit
sluitend van open water af
hangt, zagen zich door een com
pacte ijsmassa, welke zelfs de
groote rivieren en meeren vast
legde, gedwongen, elders een
goed heenkomen te zoeken.
Maar hier deed zich een moei
lijkheid voor, waartegen tal van
bedreigde vogels niet opgewas
sen bleken: waar lag dat elders?
zijde van Engeland en Frankrijk,
tegen Duitschland. of als de Vol
kenbond denatureerde tot in feite
een orgaan van beide eerstgenoem
de landen, die via dit orgaan de
kleine neutralen in hun zog trok
ken, eerst dan zou er voor onze
Regeering aanleiding zijn om. ge
heel uit eigen beweging en naar
eigen inzicht de uittreding uit dien
bond te overwegen. En wij twijfe
len niet, of zij zou uit deze fei
ten de eenige juiste conclusie
trekken, in overeenstemming met
den vasten wil om een eerlijke
neutraliteit in acht te nemen.
„Noch het ééne noch het andere
zal echter op dit oogenblik kun
nen worden aangetoond door wie
onpartijdig, objectief oordeelt.”
Omtrent het lid blijven van den
Volkenbond schreven wij:
„Wij hebben, lang vóór dezen
oorlog, bij herhaling te kennen ge
geven, dat wij maar heel weinig
w’aarde meer hechten aan het lid
maatschap van den Volkenbond,
die steeds meer aan beteekenis
heeft verloren.
„Thans hiervoor te bedanken,
zou echter den geheel verkeerden
indruk kunnen maken, dat onze
Regeering wijkt voor een onrecht-
matigen en ongemotiveerden Duit-
schen druk.
„Wij hebben lang vóór den oor
log óók betoogd, dat ons land goed
zou doen door zich los te maken
van de z.g.n. sanctie-verplichtingen
van het Volkenbondshandvest,
bepalingen, die trouwens door de
houding van gróóte mogendheden-
Volkenbondsleden. in het bijzon
der Engeland, in meer dan één
geval, een mislukking zijn geble
ken. De z.g.n. Oslostaten. ook ons
land dus, hebben zich niet lang
daarna inderdaad van de sanctie-
verplichtingen losgemaakt. Daar
uit volgt, dat op hen. en dus op
ons, thans niet de verplichting
rust, om eenigerlei maatregel te
nemen tegen een aanvaller, indien
de Volkenbond zulk een aanvaller
zo’u aanwijzen. Bedoelde kleine
neutrale staten zijn in dit opzicht
volkomen vrij om elk voor zich,
óók wij dus. hun houding te be
palen.”
Iets verder maakten wij nog de
opmerking: „Churchill schijnt te
hebben vergeten, dat Engeland bij
vroegere gelegenheden (China
e.a.) uit het lidmaatschap van den
Volkenbond voor zichzélf niet de
conclusie heeft getrokken, welke
hij nu aan anderen wil opdringen,
hoewel z ij n land wél was gebon
den aan de sanctieverplichtingen
Wij hebben een en ander hier
herhaald nu minister van Kleffens
zich in zijn Eerste-Kamerrede
uit.voerig met dit onderwerp heeft
bezig gehouden, zoowel de z.g.n.
verplichting, welke volgens Chur
chill uit het lidmaatschap ook voor
ons zou voortvloeien, als den
drang van Duitsche zijde om als
neutraal land voor dat lidmaat
schap te bedanken.
Na het bestaan voor ons land
van een rechtsplicht of een mo-
reelen plicht tot deelneming aan
den oorlog scherp te hebben
ontkend en te hebben betoogd, dat
wij hebben gezorgd, vrij te staan
en van die vrijheid gebruik te
maken om een volkomen zelfstan
dige politiek te voeren, zeide de
minister:
„Het is onjuist, den Volkenbond
voor te stellen als een organisatie,
waarin Frankrijk en Engeland het
voor het zeggen zouden hebben
Zóó is de positie niet. De Volken
bond is gebouwd op de grondge
dachte van de souvereiniteit der
leden en op de algeheele rechts
gelijkheid der Staten. Het is een
organisatie, waarin de leden, met
behoud van hun volledige souve
reiniteit, tot een gemeenschappe
lijk doel samenwerken, zonder dat
daarbij een kleinere Staat kan
worden overstemd of gedwongen
worden tot handelingen uitslui
tend op grond, dat deze door eeni
ge groote mogendheden zouden
worden gewenscht.
„Deze organisatie had het doel,
dat er bij de totstandkoming mede
werd beoogd, slechts dan kunnen
bereiken, indien zij universeel of
nagenoeg universeel zou zijn ge
worden. Wij weten allen, dat de
werkelijkheid geheel anders is
geweest. Door den loop der om
standigheden is het er toe geko
men. dat, hoewel de Bond nog
48 leden telt, daartoe slechts twee
groote Europeesche mogendheden
behooren, en dat deze beide mo
gendheden tezamen in een strijd
gewikkeld zijn met een andere
grootere Europeesche mogendheid.
Biedt, onder deze omstandigheden,
het lidmaatschap van den Bond
voor de kleinere neutrale Staten
een gevaar?”
Ter beantwoording van deze
vraag zeide minister van Kleffens-
„Eén ding wil ik beginnen met
vaarlijken indruk zou kunnen ma
ken, dat zulks geschiedde onder
drang van Duitsche zijde, terwijl
wij overigens op dit lidmaatschap
weinig of geen prijs stellen sedert
de Volkenbond als rechtsgemeen
schap der staten vrijwel een mis
lukking is geworden. De minister
echter beroept zich juist op de
ideale beteekenis, die z.i. de Vol
kenbond nog steeds niet heeft ver
loren, wel niet voor het heden
maar dan toch voor de toekomst.
Het valt ons moeilijk, dit opti
misme van den minister te dee-
len. Niet, dat ook wij niet vurig
hopen, dat eenmaal de beschaafde
landen zullen komen tot een ze
kere rechtsgemeenschap, die
vreedzame behartiging van aller
belangen mogelijk maakt! Inte
gendeel: dat is het hooge ideaal,
dat lederen weldenkenden mensch
moet voor oogen staan. Maar
afgezien van het niet te ontken
nen feit, dat de wereld thans nog
niet rijp is voor de verwezenlij
king van dit ideaal achten wij
het niet waarschijnlijk, dat de
bestaande Volkenbond zich in deze
richting zal ontwikkelen. Zijn ge
boorte uit de overwinning in den
vorigen oorlog rust als een vloek
op hem en zijn geheele tragische
geschiedenis getuigt van gebrek
aan vertrouwden evenzeer als
aan onzijdigheid. Ons wil het dan
ook voorkomen, dat de toekomst
een geheel nieuwe organisatie zal
moeten brengen, waarin de staten
als leden eener werkelijke rechts-
4^0^" iMb
-
uur j
Kuifeend.
Tafeleend.
Toppereend
No. 17478.
Verwachting tot den avond van 28 Jan.:
Wind: matig, tijdelijk krachtig. Oostelijk
tot Noordoostelijk; matige tot lichte vorst;
betrokken tot halfbewolkte lucht; plaat
selijk eenige sneeuw.
Barometerstand van hedenmiddag 12 uur
Het gebied van hoogen luchtdruk over
Scandinavië neemt nog steeds in beteeke-
nis toe. Aan de Zuidzijde van deze kern
worden over de Oostzee, Zuid-Zweden en
Denemarken koude luchtmassa’s aange
voerd. zoodat daar overal lichte tot matige
vorst voorkomt. In de Randstaten is het
weer harder gaan vriezen.
Ook over ons land bleef de Oostelijke
luchtstrooming aanhouden; wel steeg de
temperatuur, vooral in het Zuiden, be
langrijk De storing, welke gisteravond
over België passeerde, heeft hier te lande
slechts sneeuw gebracht Zij trekt thans
vermoedelijk naar de Adriatische Zee,
zoodat de algemeene toestand ten onzent
weer gunstig blijft voor het aanhouden
van de vorst.
Zonsopgang: 28 Jan. 7.50 u.; 29 Jan.
7.49 u.
Zonsondergang: 28 Jan. 4.36 u.j
29 Jan. 4.38 u.
Lantarens aan: 28 Jan. tot 7.19 u.
v.m.; 28 Jan. 5.07 u. nam.: 29 Jan. tot
7.17 u. v.m.; 29 Jan. 5.09 u. nam.
Hoogwater te Scheveningen.
28 Jan. ’s morgens 4.30 u.: nam. 5.u,
29 Jan. ’s morgens 5.20 u.; nam. 5.40 u.
Maandag schietoefeningen op het strand
tot Katwijk van 10 u. v.m.5 u. nam.
CHIEFWHIP
Weinig verandering door
den dooi.
De lichte dooi van de laatste dagen
bracht hierin weinig verandering. Wel
iswaar zijn met het keeren van den
wind de zeldzaamste gasten uit het
Hooge Noorden, zooals de rumoerige
rietganzen en de pittige steenloopers
uit het kanaal vertrokken, maar dit
neemt niet weg. dat wat hier thans nog
aan gevogelte rest, meer dan voldoende
is om den meest verwenden vogelken
ner in vervoering te brengen.
Toen wij dezen morgen in de vroegte
een wandeling langs het kanaal maak
ten, was het ons niet mogelijk op het
eerste gezicht uit de bonte schare wa
terwild de afzonderlijke soorten te
onderscheiden. Wel werden wij ge
waar. dat naast de tallooze meeuwen
het geslacht der eenden in veelsoortig
heid domineerde. Deze naar verhouding
slechte vliegers zijn ook wel zeer door
de koude getroffen. Begrijpelijkerwijze
biedt het Ververschingskanaal hun een
welkom toevluchtsoord. Vandaar dat
hier wel in de eerste plaats sprake is
van een eendencongres. Onder de hon
derden wilde eenden ontdekten wij de
roodkoppige tafeleenden, een weinig
schuwe soort, die hier te lande broedt,
maar waarvan de hier thans verblij
vende exemplaren stellig wel uit Scan
dinavië afkomstig zullen zijn.
Het veerenkleed van de tafeleend is
vrij onopvallend. Van het mannetje in
prachtkleed trekt de glanzende rood
bruine kop de aandacht evenals de
donkerblauwe snavel. Voor het overige
toont het veerenkleed fraai verdeelde
zwart met witte en parelgrijze kleur-
partijen. Het wijfje geeft een tooniger
aanzien; het is geheel bruingrijs ge
kleurd. alleen de wangen onderschei
den zich door hun witte bevedering.
Een grappig en levendig schouwspel
leveren de kleine kuif- en toppereend-
jes op. Meestal in gezelschap \an twin
tig of meer exemplaren, geëscorteerd
door drommen kap- en stormmeeuwen.
dobberen zij als donzige, zwart-witte
stippen op het water. Schijnbaar doel
loos drijven zij daar, tot plots buiten
verwachting van den toeschouwer, zij.
alsof één hiertoe het sein gaf, terzelfder
vogels van
bergde.
Tal van statige grijze vischrelgers.
sierlijke futen en meerkoeten, die bij
het voortduren van de vorst hun
schuwheid reeds hadden afgelegd en
redding zochten dicht bij de bewoonde
wereld, waar een enkele bijt of open
gehouden boezemwater nog uitkomst
bood, zagen zich op den duur ook deze
laatste kans ontnomen en stiervan een
bitteren hongerdood.
Gelukkig was niet allen een dergelijk
lot beschoren. Tegenover deze slacht
offers stonden er duizenden, die in
opengebroken havens, kanalen en
rivieren een veilig toevluchtsoord von
den.
Voor de niet ingewijden kan het on
derscheid tusschen beide soorten moei
lijkheden opleveren. Zoowel bij de
kuif- als de toppereend zijn de hoofd
kleuren het diepste zwart en het blank-
ste wit. Het eerste wat hiervan dan ook
opvalt is het opmerkelijke contrast tus
schen beide kleuren. Zooals zijn naam
reeds zegt verheugt de kuifeend. het
mannetje althans, zich in het bezit van
een kopversiersel en dit kenteeken is bij
de determinatie doorslaggevend. Van
den kruin af hangen fraaie fluweel-
zwarte veeren tot ver in den hals.
Meestal houdt hij ze in liggenden toe
stand, maar in geval van agitatie,
wanneer bijvoorbeeld een hongerige
kapmeeuw die tusschen twee haak
jes niet voor niets zijn nabijheid zoekt
hem een na talrijk duiken verkregen
vischje afkaapt, uit hij zijn toorn door
het kuifje parmantig op te zetten
De toppereend mist dit kopaanhang-
sel, terwijl zijn rug in tegenstelling met
dien van de kuifeend. een egaal-grijze
kleur heeft. Van beide soorten zijn de
vrouwtjes, zooals trouwens bij alle een
den, bruin-grijs gekleurd; het zwakke
geslacht schijnt het hier in het liefdes
spel zonder uiterlijke charme te kun
nen stellen.
tijd onderduiken. Dit spelletje heeft
wel degelijk beteekenis; op deze wijze
bemachtigen zij hun uit vischjes. en
kreeftjes bestaande voedsel en het teit,
dat zij dit gelijktijdig doen, is niet
anders dan een gevolg van hun saam-
hoorigheidszin: het troepverband eischt
regel en discipline.
Het Ververschingskanaal
„vorstvrij”.
Onder deze pleisterplaatsen in nood
behoort stellig het Ververschingska
naal. dat tot afvoer van het rioolwater
en het koelwater van het Gem. Elec-
trisch Bedrijf dient. De temperatuur
van het water is immers van zoodani-
gen graad, dat de vorst hier niet den
minsten invloed op heeft. Neemt men
hierbij nog in aanmerking, dat door de
bijzondere functie van dit kanaal het
water zeer voedselrijk is. dan baart
het geen verwondering, dat toen enkele
dagen geleden het kwik in<.den thermo
meter zijn laagtepunt aanwees, het
Ververschingskanaal van de uitmonding
in zee af tot diep in de stad ontelbare
Barometer alhier v.m. 8 uur 766J m.m,,
v.m. 12 uur 767 m.m.; thermometer resp.
-2J en -IJ gr. Celsius.
Barometer na hedenmiddag 12
stijgende.
Vreemde klanten.
Voornoemde soorten vertegenwoordi
gen wel in hoofdzaak het geslacht eend.
Daarnaast echter zijn er enkele, die zich
zoowel door hun opmerkelijke kleur als
door hun gedrag van de andere onder
scheiden. Zoo zagen wij tusschen een
groep spelevarende wilde- en kuifeen-
den plotseling een vreemden klant, die
dan weer in het wildeweg onderdook,
dan weer zijn vleugels uitsloeg en
onder een zangerig hoog geluid als zwak
klinkende bellen, opvloog en na enkele
wilde zwenkingen weer pardoes op het
diverse pluimage her-
(--
L-1
ar I F3
O b-S V
o i