HAAGSCHE COURANT
KONING WINTER
Vlucht uit Moskou
Zaterdag 3 Februari 1940.
IN EN OM DEN HAAG
BINNENLAND
FEUILLETON.
VIERDE BLAD.
'ZB/
h '/ii
No. 17484.
Ik
OOM KOOS.
(Nadruk verboden
Wordt vervolgd^
Uitvoering van de wet behoud
scheepsruimte
zich zelf te vervullen, de politie zooveel werk
uit handen nemen.
Het verkeerssein op den hoek van Wagen
straat en Groote Marktstraat (ik herinner er
vroeger eens over te hebben geschreven), dat
niet in allen deele tegemoetkwam aan de daar
te stellen verkeerseischen, zal na de vorst
periode worden gewijzigd. Ik zou er niet spe
ciaal de aandacht op gevestigd hebben, ware
het niet, dat mij vroeger verweten was ge
worden, dat door mij, namens vele anderen,
te berde gebrachte bezwaren ongegrond waren.
Het systeem was goed en op de juiste wijze
toegepast, zoodat er voor mopperen geen aan
leiding was. Nu hebben we gelijk gekregen.
Wij (d.w.z. de anderen en ik) laten ons er niet
op voorstaan. Zoo zijn we niet, maar memo-
reeren mag men het wel I
De „Noordam” te Rotterdam
aangekomen
Gisteravond is het m s. „Noordam” van de
HollandAmerika Lijn van New York te Rot
terdam aangekomen. Het schip had elf passa
giers aan boord.
De lading bestond voor een deel uit graan,
bestemd voor de Nederlandsche Regeling en
uit stukgoederen.
Toegepast op de binnenvaart
Bij Kon. besluit is ingesteld een commissie,
welke tot taak zal hebben de ministers van
Waterstaat en van Defensie van advies te die
nen bij de uitvoering van artikel 4, vierde lid
der Wet behoud scheepsruimte. (Het ver-
leenen of onthouden van vergunningen ten aan
zien van binnenschepen).
In deze commissie zijn benoemd a. tot voor
zitter, de heer F. J. H. Geraets, referendaris bij
het departement van Waterstaatb. tot leden,
de heerenL. Binnendijk, directeur van de
Nieuwe Rijnvaartmaatschappij te Amsterdam
S. Kammerstein, voorzitter van de stichting
Nederlandsche Particuliere Rijnvaart Centrale
te RotterdamG. C. Nuy, directeur der N.V.
Nederlandsche Stoomsleepdiénst v.h. P. Smit
jr. te Rotterdam C. M. Roelofs, reserve-kapi-
tein voor speciale diensten, werkzaam bij de
sectie Vaartuigendienst van de étappen-direc-
tie, alhierA. G. K. Schouten, voorzitter der
Nederlandsche Particuliere Sleepvaart Cen
trale te Rotterdamir. E. Smit Fzn., scheeps
bouwkundig ingenieur, werkzaam bij de
Scheepvaartinspectie, alhiermr. K. Vonk,
hoofd van afdeeling VI der Rijksverkeers
inspectie, alhierc. tot lid en secretaris, de
heer H. H. van Asch jr., tijdelijk ambtenaar
bij het departement van Waterstaat
Eenige bepalingen.
Voorts heeft de minister van Waterstaat het
volgende bepaald
Het is verboden op eenigerlei wijze te be
werken of er toe mede te werken, dat een
sleepboot indien deze is een in Nederland
thuisbehoorend binnenschip, zonder door of
namens den minister van Waterstaat ver
leende vergunninga. haar hoedanigheid van
in Nederland thuisbehoorend binnenschip ver
liest b. in eigendom, in gebruik of ter be
schikking wordt overgedragen, met dien ver
stande, dat geen vergunning is vereischt voor
de overdracht in gebruik of ter beschikking
voor een tijdvak, korter dan 8 etmalen c. een
vaart, een reis of een reeks van reizen aan
vangt welke niet geheel binnen het Rijk in
Europa valtd. een vaart een reis of een reeks
van reizen vervolgt welke niet geheel binnen
het Rijk in Europa valt indien deze vaart reis
of reeks van reizen was aangevangen vóór het
in werking treden van het verbod.
Het verbod onder b. geldt niet voor sleep»
booten, welke door de overdracht in eigendom,
in gebruik of ter beschikking komen van Ne
derlanders, van wie niet blijkt, dat zij hun ge
woon verblijf buiten Nederland hebben, of aan
hier te lande gevestigde vennootschappen, ver-
eenigingen, stichtingen of andere rechtsper
sonen, tenzij blijkt dat de zetel van haar
I scheepsbedrijf buiten Nederland is gelegen.
er gebeuren als ik weg ben
Daisy lachte schamper.
Moet ik dat ook nog gelooven? Je
verlangt wel wat heel veel van me,
Robby. Zal ik je eens zeggen, wat ik
geloof? Dat alles, wat je me daar
verteld hebt niets anders is dan een
schamele poging, om je ware gevoe
lens voor deze vrouw voor mjj te ver
bergen. Ik moet zeggen, gezien den
korten tijd van voorbereiding, is tjet
niet onhandig in elkaar gezet. Ik moet
je helpen deze nieuwe liefde over de
grens te krijgen om het jullie beiden
in het buitenland zoo gemakkelijk mo
gelijk te maken!
Daisy! Robert balde zijn vuisten.
Hij kon Lisaweta niet zoo laten belee-
digen.
Zij sloeg met haar vlakke hand op
tafel. Laat me met rust! Ik wil
niets meer hooren! Zoolang jij nog
maar iets met die vrouw hebt, besta
je voor mij eenvoudig niet meer!... Je
hebt maar te kiezen: óf die Lisaweta,
óf mij! En nu heb ik geen tijd meer;
Gattersworth wacht op me!
Zij duwde hem woedend opzij, het
tafeltje, waar hij voor stond, wankel
de, een damestaschje van grijs peau
de suède viel er af en de inhoud ver
spreidde zich over den grondeen poe
derdoosje, een barnsteen sigaretten
pijpje, een zakdoek, een manicure-étui,
een paar brieven
Robert stond er bij en het was, of
dit alles langs hem heen ging, maar
intusschen werd zijn blik magisch
aangetrokken door een enkel voorwerp,
dat daar op den grond lag: een bruin
paspoort. En voor hij nog zichzelf re
kenschap kon geven van zijn handel
wijze, schoof hij met zijn voet, welke
door een vreemde macht scheen te
worden gedreven, het bruine boekje
onder het, tot den grond afhangende
gordijn.
De slag, waarmede Daisy de deur
achter zich in het slot had geworpen,
zij hier bij
weest
Robert slaagde er'zoowaar in onge-
loovig te lachen.
Zij gleden over alles heen en schenen
toch niets op te nemen. Desondanks
voelde Robert, hoe deze man zelfs de
kleinste kleinigheid in de kamer re
gistreerde en hoe aan elk gebaar en
elk woord van hemzelf een bepaalde
uitlegging werd gegeven.
Inspecteur Terschilow, stelde hij
zich voor. Ik moet u met een paar
vragen lastig vallen, meneer Eschberg.
Hij sprak gebroken, maar nochtans
vrij goed verstaanbaar Duitsch.
Gaat uw gang!
Robert’s zenuwen waren tot het
uiterste gespannen, maar hij wist zich
voortreffelijk te beheerschen.
Wilt u niet plaats nemen? Rookt
u?
Nee, dank u. Er is ons meegn-
deeld, dat een zekere Lisaweta Fin-
schow zich aan u heeft opgcdron^sp.
Het op een dergelijke manier lastig
Vallen van vreemdelingen door vrou
welijke personen is streng verboden.
Mag ik u daarom verzoeken my to
willen zeggen
Robert verwonderde zich over zich
zelf, dat hij zijn stem zoo volkome» m
bedwang had.
Met genoegen, inspecteur, voor
zoover ik u daarover tenminste kan
inlichten. Het is waarschijnlijk niet
veel. Ik neem aan, dat u de jonge
vrouw bedoelt, die mij op de vodden
markt iets wilde verkoopen. Ik heb
haar wat geld gegeven en sindsdien
heb ik haar niet meer gezien. Ik weet
haar naam alleen, doordat iemand,
die zich in haar gezelschap bevond,
haar Lisaweta noemde.
De rechercheur keek hem onderzoe
kend aan. Ons is medegedeeld, dat
zij hier b|| u In het hotel is ge
trilde nog na. Op Robert’s voorhoofd
parelden zweetdruppels; zijn handen
waren ijskoud.
Mechanisch bukte hij zich. Nu had
hij het paspoort in zijn hand.
Nu, op dit oogenblik moest hij be
slissen. Lisaweta of Daisy. Daisy
had het immers zelf gezegd. Zij had
hem zelf voor de keus gesteld. En al
had zijn leven er bij op het spel ge
staan, hij zou Lisaweta hebben geko
zen. Dat was het eenig juiste in Dai
sy’s zinnelooze beschuldigingen: hij
hield van Lisaweta. Hij moest haar
redden tot eiken prijs.
Toen hij Daisy’s kamer wilde ver
laten, kwam de nachtportier hem op
de gang tegemoet.
Pardon, meneer, zei hij, bijna
fluisterend, terwijl hü schuw naar alle
kanten om zich heen keek, ik wilde
u even waarschuwen. U bent vannacht
toch ook naar buiten geweest en
zoo
Robert knikte. Wat stond hem nu
weer te wachten? Hij liet een bankbil
jet in de hand van den portier glijden.
Wat is daarmee?
Dank u zeer. Ja, ik weet niet, of
meneer er belang bij heeft, maar be
neden in de hal zit een rechercheur.
En buiten voor het hotel loopt een
man op en neer, dien ik daar van
morgen vroeg al eerder heb gezien.
Zij hebben samen buiten staan praten
en daarna kwam die rechercheur naar
u vragen en of er ook een dame bij u
op bezoek was geweest. Ik heb ge
zegd, dat u direct beneden kwam,
maar ik denk, dat hij niet zoo erg
lang meer zal willen wachten. Ver
moedelijk zal hij dan wel naar boven
komen. Ik weet niet, of het kwaad
kan, maar in ieder geval leek het mij
beter u even te waarschuwen...
De portier zweeg, toen hij Robert’s
woedend gezicht zag.
krugt tien dollar van me.
„Europa scheldt wel op me, maar wat zal
u komt inf or meeren. Stil toch, stil!
Hij voelde aan haar hand, hoe zij
schrok. Niet bang zijn! Moed hou
den! U gaat nu hier op den divan lig
gen en ik dek u tot uw hals toe. Hij
keek om zich heen. Hier, deze
handdoek leg ik als een koude com-
pres op uw -hoofd. U bent familie van
me, u heet Daisy Lohr. U bent pas
vanmorgen met den nachttrein uit
Warschau aangekomen. U hebt hevige
hoofdpijn. De rechercheur mag niets
van u zien dan een stukje van uw ge
zicht.
Lisaweta staarde hem sprakeloos
aan. Zij was doodsbleek, maar Robert
liet haar geen tijd om bezwaren te op
peren. Hij duwde haar op den divan
en tilde eenvoudig haar voeten op. Het
volgende oogenblik was zij tot haar
hals toegedekt met een deken, welke
hij uit de slaapkamer haalde. Een
natte handdoek om haar voorhoofd en
slapen voltooide de mise-en-scène.
Robert streelde vluchtig haar hand.
Dit is het laatste en dan bent u
geredl
Hij keek haar bemoedigend aan.
Haar lippen trilden, maar zij wist
haar tranen te bedwingen.
Robert was de kamer alweer uit,
maar de uitdrukking van doffe wan
hoop, welke hij in haar oogen had ge
lezen, liet hem niet los en verdreef het
laatste restje van zijn kleinzielige be
denkingen. Zij zou en zij moest gered
worden door hem!
Nauwelijks had hij zich in zijn eigen
kamer geïnstalleerd, toen er reeds ge
klopt werd.
-r Binnen!
Op den drempel stond een man, in
wien men op honderd pas afstand den
rechercheur herkende. Hij was klein,
vrij gezet, had een laag voorhoofd en
een brutale onderkaak. Zijn oogen
hadden iets zeldzaam onpersoon
man, als je me nu helpt. En nog eens
tien dollar extra als de zaak lukt! Be
grepen?
Jawel, meneer.
Weet je, of mijn verloofde, juf
frouw Lohr, het hotel al verlaten
heeft?
Zij is juist weggegaan, meneer.
Kijk, de sleutel zit nog in het slot.
Die behoort toch eigenlijk beneden
aan het bord.
Laat zitten! beval Robert.
De portier keek hem in gespannen
verwachting aan,
Je wacht drie minuten daar bij
de trap, gaf Robert, koel overleggend,
zijn aanwijzingen. Dan ga je lang
zaam naar beneden en zegt dien re
chercheur, dat ik nog niet klaar ben
en dat ik hem daarom laat verzoeken
boven te komen, als hij iets van mij
wenscht te weten.
In uw kamer, meneer?
In mijn kamer!
En de kamer van die dame hier?
Blijft open!
De portier verdween. Zoodra hij om
den hoek was verdwenen, stormde Ro
bert zijn eigen kamer binnen. Met een
paar stappen was hij bij de deur, wel
ke toegang gaf tot zijn slaapkamer.
Lisaweta slaakte een onderdrukten
kreet, toen zij zijn volkomen veran
derd gezicht zag.
Wees stil! zei hij op een toon,
welke geen tegenspraak duldde.
Doet u alles, wat ik u zeg!
Hij had haar reeds bij den pols vast
en trok haar met zich mee. Met een
oogopslag overtuigde hij zich, dat de
gang leeg was, zoodat hij veilig kon
oversteken. Zij volgde hem willoos.
Hier in!
Hij duwde haar zachtjes voor zich
uit in Daisy’s kamer en sloot haastig
de deur.
En luistert u nu goed: Beneden
zit een rechercheur, die hjj mu naar
moet hier eerst eenige woorden wijden
aan een zeer ouden stadgenoot, die van ons
is heengegaan en die gedurende zijn zeer lang
leven zooveel bewijzen van liefde voor de stad
zijner inwoning heeft gegeven. De Oude Hage
naar zooals hij zich placht te noemen, heeft in
de jaren, nadat hij zich uit zaken had terugge
trokken, zijn volle energie en belangstelling
gericht op allerlei typische Haagsche aange
legenheden en in vele gevallen heeft hij door
zijn groote kennis van oud den Haag en ge
dreven door een hooggestemd gemeenschaps
gevoel voor het belang van onze stad en de
Verfraaiing daarvan heel wat kunnen bereiken.
Hij was daardoor een populaire figuur gewor
den met o.a. onwankelbaren trouw aan ons
Vorstenhuis, een van die alleroudste garde, die
zoo moeilijk te vervangen zijn, doch aan wie
de latere Hagenaars een goede herinnering
zullen behouden.
Wat een winter beleven we. Ik heb dien van
’91 meegemaakt en uiteraard ook 1929, maar
1940 is op weg om het record te slaan. Wé be
hoeven waarlijk niet meer te praten over die
strenge winters van weleer, toen ons als het
meest ongeloofelijke staaltje van koud zijn
werd verteld, dat zelfs met paard en wagen
over de groote rivieren kon worden getrokken.
Onze jeugd kan straks nog sterkere verhalen
doen en in herinnering brengen hoe in Neder
land treinen en auto’s ingesneeuwd werden.
Neen, wij ouderen behoeven den jongeren niets
meer te vertellen. Wies merkt hierbij zeer
kattig op, dat zulks op bijna elk gebied het
geval is. Enfin, ik noteer de opmerking wel,
maar verder ga ik er stilzwijgend over heen,
rakende het mijn koude kleeren niet.
De sneeuwruimingJa, ik zou er nog veel
over kunnen babbelen, doch nieuws kan ik niet I
vertellen aan een Hagenaar over dit onder
werp. Wie door onze straten, speciaal de
buitenwijken heeft gereden per auto, per fiets
of er heeft gewandeld, is op dit gebied aan den
lijve ingelicht. Nu ik dit schrijf, valt de sneeuw
weer in schijnbaar onschuldige vlokjes neer,
vlokjes, welke straks der Reiniging weer han
den vol werk kunnen geven. Neen, we raken
de sneeuw niet gemakkelijk kwijt, de liquidatie
van de sneeuwpret gaat uiterst moeilijk.
Merkwaardig, dat door dien sneeuwval de
schaatseprij sport slecht beoefend kan worden.
Behalve op de ijsbanen waar telkens met her
nieuwd optimisme de witte massa’s worden
weggeveegd, is er weinig gelegenheid om toch
ten te maken, hetgeen voor den waren lief
hebber toch het hoogste genot is. Of zijn de
Hagenaars niet zulke puike rijders Wij heb
ben er ons al over verwonderd, dat er bij den
Frieschen Elfstedentocht slechts zeer weinig
Hagenaars waren, die dezen prestatietocht
wisten te volbrengen. Een apart complimentje
derhalve voor het groepje politie-agenten, dat
en bloc vertrok en en bloc arriveerde. Maar
verder waren er van de tallooze sportvereeni-
gingen in de Residentie geen groep-deelnemers.
Het heeft mij wel teleurgesteld. Als je de jon
geren altijd zoo hoog hoort opgeven over sport
en nog eens sport en we hier een werkelijk I
sportevenement zien gebeuren zonder betalende
toeschouwers enz. enz., dan valt het tegen om I
maar zoo weinig stadgenooten te zien onder I
hen, die den tocht volbrachten. Wij Hagenaars
moeten een volgenden keer beslist revanche I
nemen.
Nu ik een vriendelijk woord tot de politie
richtte, mag ik waarschijnlijk ook wel namens
haar een vriendelijk verzoek doen aan de bur
gerij. Als het glad is, verzuim dan niet, bur-
gers, om zand of asch te strooien. Het is zoo’n
kleine moeite om even ter breedte van uw
pand wat zand of asch te verspreiden. Ge
helpt er u zelf mee, uw buren, uw stadge
nooten en bovenalu bent het per saldo
verplicht volgens de politieverordening. Men
kan hiermee, n.l. door dezen burgerplicht uit
ii)
Daisy! Hij herademde en wilde
haar hand grijpen. Zij glimlachte
eigenaardig.
Langzaam, Robby. Ik ben nog
niet aan het eind. Ik wil dus een en
ander nog eens overdenken, als je me
naar eer en geweten kunt verzekeren,
dat je voor deze vrouw niets anders
voelt dan medelijden, zooals je dat
voor elk ander ook zou voelen en dat
je dus niet met andere gedachten aan
haar denkt. Dat moet ik in de eerste
plaats weten, Robert. En dan zou ik
dat meisje wel eens zelf willen spre
ken. Tenslotte is het toch niet meer
dan billijk, dat men degeen, voor wie
men zich misschien in moeilijkheden
,8t°rten, ook persoonlijk kent. Zeg
«Ion haar a^es, dan zal ik haar
gaan opZOeken
E'S<nherg Was vaalbleek geworden.
Wat gaat niet, Daisy.
n t l. gaat niet? vroeg ze scherp,
r ~at dat meisje bezoek - of dat
J me ae verlangde toezegging doet?
Hij wilde antwoorden, maar hij zag
ans toe' Waar woonde Lisa-
d' Hat "dst hij immers zelf niet
kn zelfs, wanneer hij het wel
geweten, zou hij het niet hebben
mogen verraden. Want dan zou zeker
p.es aan het licht komen, dan zou ook
Jotr Lisaweta’s spoor weldra weten
vinden en zou zijn heele plan in
duigen vallen.
K ik, ik weet niet waar zij woont,
br*Vht hij er tenslotte met moeite uit.
U»
II/H