Opbouw van een „Thuisfront”
Baagsche Courant van Donderdag 15 Februari 1940
Vlucht uit Moskou
IIn Finlaiïd-
van
Een interview met
den Finschen minister
Onderwijs
Hannula
,1
Brieven aan soldaten.
een
van
Leerplicht sedert 1921.
Per trein terug naar Helsinki.
FEUILLETON.
IWordt vervolgd.)
mogelijkheid
bombardement”
„Liever geen onderwijs, dan de
kinderen bloot stellen aan de
len aan de mogelijkheid, dat zij
midden onder den schooltijd over-
vallen worden door een bombarde
ment. Dan maar geen onderwijs. Ik
kan er ook niets aan doen".
de Petsamo, que je ne comprends pas’’,
verzuchtte ze gisteren tegen een Bel-
Strijd om de geestelijke
vrijheid.
ongezonder en bovendien duurder. Se-
gerstraale haalt brieven, die hij in ant
woord op de zijne van soldaten heeft
gekregen. Het blijkt inderdaad, dat zij
blij waren met wet nieuws, waarop zij
durven aangaan. „Ik hoop, dat het op
treerd zijn op vechten en nog eens vech
ten .gelijk wij dat hier allemaal wezen
moeten.
In den duisteren trein terug naar Hel
sinki praatten de menschen over bom
men. Bittere woorden hoorde ik over
Maar het gaat den minister merk
baar ter harte. „Wij hadden’*, zegt hij,
„het hier met het onderwijs zoo ver
gestuurdVroeger, In de Russische
jaren, was er geen leerplicht, maar wel
iets, dat er op leekmen mocht in
Finland niet trouwen, indien men niet
kon lezen, minstens den Bijbel en de
catechismus. Het gevolg was, dat er
practisch toch een soort leerplicht be
stond, maar stelt u er zich niet teveel
van voor. Het leeren van het alphabet
ging in een week of vijf zes, en wie
dan, zij het hakkelend, en stotterend,
wat lezen kon, die was al „geslaagd”.
De Finsche minister van onderwijs,
Hannula.
met 26.000 leerlingen in totaal, nu heb
ben wij er 231 met samen rond 52000
leerlingen. En wat het hooger onderwija
aangaattegen ongeveer 3200 studenten
in 1918 hebben wij er nu een 7400. Als
wij het terrein van het vakonderwijs
en het landbouwonderwijs zouden bekij
ken, zoudt u een-vooruitgang in onge
veer dezelfde verhouding kunnen ccn-
stateeren”
(Van onzen specialen verslaggever.)
XV.
Robert klopte het hart in de keel,
toen zijn wagen voor Lohr’s villa stop
te. Het onderhoud met Daisy was nog
niet eens het ergste. Nog veel~pijn-
lijker vond hij het zjjn schoonvader
onder de oogen te komen. In de vele
jaren van hun samenwerking was
Lohr hem zeer sympathiek geworden.
Hem gekrenkt te hebben voelde Ro
bert als een ernstige tekortkoming zij
nerzijds. Hoe moest hij den ouden man
alles duidelijk maken? O zeker, Lohr
was in zijn jeugd ook een heethoofd
geweest; dat bleek ook nu nog wel
eens. Maar tot zoo iets achtte hij hem
toch niet in staat.
Robert stak tweemaal zijn hand
naar de bel uit, om haar ook twee
maal weer terug te trekken. Hij voelde
zich bijna bevreesd voor hetgeen hem
te wachten stond. Maar hü kon er nu
eenmaal niet onder uit hij had voor
zijn handelingen in te staan. Hoe vaak
had hij zich dezen stelregel, zoowel
bij zijn zaken, als in zijn particuliere
leven, niet voor oogen gehouden? En
zou hij daar dan nu, nu het hemzelf
betrof, maar zonder meer afstand van
doen?
Juffrouw Lohr komt direct, zei
het dienstmeisje en bracht hem in de
woonkamer. Robert wachtte vijf mi
nuten, tien minuten, een kwartier. Zijn
zenuwen waren tot het uiterste gespan
nen. Echt Daisy, om hem zoo lang te
laten antichambreeren. Dat deed zi
natuurlijk met opzet I
Maar eindelijk kwam ze dan toch
en Robert voelde het als een opluch
ting, toen hij bij den eersten oogop
slag bemerkte, dat Daisy zich volgens
de regelen der kunst had „opgeknapt’*.
Ze zag er stralend uit en van ver
driet was al heel weinig te bespeuren.
Alleen in haar oogen lag de onrustige
dreigende flikkering, die hij zoo goed
kende.
Daisyl
Zij negeerde zijn uitgestoken hand.
Wil je niet gaan zitten? Ze liet
zich zelf in een fauteuil glijden, welke
aan den anderen kant van het ronde
tafeltje stond. Het was, of ze daar
mee de verwijdering tusschen hen bei
den nog eens duidelijk wilde accentu-
eeren.
Daarna heerschte er een pijnlijk stil
zwijgen.
Hij probeerde een paar maal te spre
ken maar voor dit knappe, effen
gezicht met de scherpe oogen vond hij
geen begin. Daisy dacht er blijkbaar
ook niet aan het hem wat gemakke
lijker te maken. Ze staarde wat af
wezig langs hem heen, de handen in
haar schoot gevouwen op de plaats
van zijn verlovingsring met den fraaien
matglanzenden parel schitterde een
kostbare smaragd als een wraakgierig
fonkelend oog. Geen spier in haar
welverzorgd gezicht bewoog.
Als ze hem tenminste maar anders
tegemoet was getreden, hem desnoods
een hevige scène had gemaakt, wan
neer ze, zooals in Moskou, met be
schuldigingen en sarcastische opmer
kingen was gekomen dan was het
ijs althans gebroken geweest. Maar dit
ongenaakbare ijzig-gereserveerde was
eenvoudig onuitstaanbaar! Hij was de
schuldige, ongetwijfeld, maar nu leek
Daisy hem nog schuldiger. Er beston
den toch ook wel vrouwen, die genoeg
van een man hielden om hem te kun
nen begrijpen, althans om hem te ver
geven, Genoeg van een man hielden?
Zweedsche naast Finsche
acholen.
ZESDE BLAD, PAGINA 1.
(Nadruk verboden.)
ter wereld gestreden wordt en ook
slechts gestreden worden kèn door
enkelingen. Hij heeft zich vrijgevoch
ten vin allerlei schablones en ideolo
gieën, en is recht op de realiteit af-
gentapt Hier, in den kouden kelder,
zetten wij het gesprek voort, waarmee
wij boven waren begonnen. Wij zaten
goed en warm om een oude houten
tafel op zonderlinge houten stoelen
„zooiets raars vind je alleen bij mij”,
zegt Segerstraale vergenoegd en
kadden het over den oorlog. Hier doen
wij niet anders dan over den oorlog
praten. Gelukkig niet altijd zoo erger
lijk als een Fransch sprekende dame
in mijn hotel, die zich blijkbaar tot
taak he*ft gesteld, de strategie der
operaties te volgen en te begrijpen.
I- --
Agrarische hervormingen.
Minister Hannula is, als gezegd, van
huis uit agrariër. Geen wonder dus, dal
hij met voorliefde spreekt over wat de
opeenvolgende Finsche regeeringen op
het stuk van agrarische hervormingen
tot stand hebben gebracht Maar eerst
wil hij de rollen even omkeeren, en ik
word aan den tand gevoeld over het Zui
derzeewerk, dat ons ook in Finland een
eerenaam heeft verschaft. De minister
heeft ondertusschen de schier onver
mijdelijke Finsche sigaret aangestoken
ze zien eruit als onze oude „Rus
sen” half papier en half tabak en ik
krijg er ook een. Ik leef „op de sehob-
berdebonk”, wat mijn sigaretten aan
gaat want ze zijn immers niet te krij
gen. Minister Hannula staat opeven
later offreert hij mij hoffelijk een heel
doosje. En ik denk bij mijzelf, dat zou
bij ons niet overkomeneen minister
in baggerlaarzen, een redacteur in
sportkleeren, en dan een interview met
een doosje sigaretten op den koop toe.
Maar wij hervatten ons gesprek.
„Finland heeft”, zegt de minister,
„een grootscheepsche grondhervorming
doorgevoerd. Wij hadden veel te veel
kleine boeren zonder grond, of met een
veel te klein lapje. In den loop van de
jaren hebben wij het aantal boeren op
eigen grond kunnen vergroaten van
100.000 tot 500.000. Die 400.000, die erbij
gekomen zijn, hebben enorm ontgonnen:
600.000 hectare in ruim twintig jaar.
En als u nu de verhoudingen hier be
kijkt, zult u zien, dat wij overwegend
kleine zelfstandige boeren hebben. Van
alle boeren hebben 75 pCt hoogstens
tien hectare land, 24% pCt hebben van
10 tot 100 hectare en maar één half
procent van alle grondbezitters komt
boven de honderd hectare uit Vooral
de laatste jaren is het met onze ontgin
ningen hard gegaan. Wij brengen het nu
per jaar tot een 47.000 hectare nieuw
ontgonnen land.” Ineens stopt minister
Hannula, zoekt een gegeven, en gaat
dan verder„In Italië wordt hoog op
gegeven van de droogmaking van de
Pontijnsche moerassen. Goed, dat zijn
75.000 hectare voor een volk van onge
veer 43.000 000 menschen. Wij komen,
als gezegd, op 47.000 hectare in een jaar
met een volk van nog geen vier millioen.
Zeven en veertig duizend hectare de
minister rekent mij voor, dat dat een
strook van tien meter breed is, die rond
den heelen aardbol loopt, en dan nog
een rest laat
pakt zal worden, want het heeft zin", Finschen minister van onderwijs. Hij
meent Segerstraale.
Hij vertelt dan verder, hoe hij tallooze
bijeenkomsten in elkaar zet, met de
menschen achter de linies. „Vanavond
moet ik er weer op uit, eerst een eind
per auto en dan per slee met een paard.
Ik deel dan materiaal uit voor het ma
ken van die sneeuwjassen, die iedereen
hier noodig heeft, want elk oogenblik
kun je door zoo’n bombardement op je
buik gedwongen worden, wij praten
samen en versterken zoo het gevoel van
gemeenschap, dat wij juist nu zoo noo
dig hebben. Er is hier een enorme so
ciale ontspanning, een sterke toenade
ring van groep tot groep. De kunst zal
zijn, om dat na den oorlog te behou
den, en daartoe moet je het nu al aan
pakken, opkweeken, verstevigen. Ik zie
dat niet alleen als een zaak van Fin
land, maar, zooals ik al zei als een zaak
van Scandinavië, of wijder als een van
al de kleine democratische landen. Zij
moeten de geestelijke krachten opleve
ren, die ons straks voor een nieuw Ver
sailles, met nieuwen haat en nieuwe
stommiteiten, kunnen behoeden
Ik kan niet een tiende van ons ge
sprek weergeven: het verloor zich ten
slotte in verre verten, zooals rook in den
wind. Maar het bracht even verademing
hoe hij een allegorische voorstelling ge
schilderd heeft van een appèl van de
eugd op de vrijheid, hoe hij de kracht
van zijn uitdrukking telkens zoekt in
menschelijke figuren, en hoe levend in
zijn werk, die drang is naar het om
hoog stuwen van de gedachte, dat ieder
eert taak en een verantwoordelijkheid
heeft in den strijd om de vrijheid, voel
ik mij meer thuis in de terminologie,
i! waarvan hij zich bedient. „Ik kan hier
zelf niet stil zitten”, zegt hij, nog in
den kelder. „Je zult wel móéten”, ant-
woordt iemand uit het gezelschap. Maar
Segerstraale blijft ernstig. „Wij zijn hier
bezig met de organisatie van het front
achter het front Ik heb telkens ge
merkt dat bij de soldaten de gedachte
zit: wij klaren het hier wel, maar hoe
hebben ze het thuis? Vergeet niet, dat
de menschen hier vaak doodeenzaam
wonen, en dat de Russen maar raak
gooien. Brieven schrijven jawel,
maar als Ik aan het front zat, en ik
hoorde niets van thuis dan „alles is
best hier” en zoo, dan zou ik het ge
woonweg niet gelooven, maar bang zijn,
dat de familie mij maar wat wijs
maakt om er bij mij den moed in te
houden.
is zelf oud-journalist, redigeerde in
Kemi, hoog in het Noorden, een krant
Bijeenkomsten achter de linies. van de agrarische partij, waartoe hij
Hoe kwam hij daar zoo plotseling bü?
Hij wist toch maar al te goed, dat
Daisy in hem slechts haar eigen ijdel
heid lief had, dat het er haar alleen
maar om te doen was gewest iemand
te hebben, aan wiens zijde zij nóg
meer zou opvallen en de aandacht zou
trekken. En hij zelf? Had hij haar
zelf ook niet een liefdeloos hart ge
schonken? Vrouwen, die genoeg van
een man hielden die dwaze illusie
had hij ten opzichte van Lisaweta ge
koesterd en ook zij had hem ten
slotte bedrogen. Alles was leeg, alles
uitgebrand er restte hem nog
slechts één ding: op een zoo fatsoen
lijk mogeljjke manier met Daisy tot
een vergelijk te komen.
Ik moet je m’n excuses aanbieden,
Daisy, begon hij eindelijk. Zij reageer
de met geen blik. Ik weet niet,
hoe dat alles gekomen is...
Een spottend lachje sneed door de
stilte. Wat dat betreft, geloof ik,
dat ik je wel een vingerwijzing kan
geven, beste Robert. Ik heb namelijk
in den korten tijd, die ik dank zij den
verloren pas ze legde in het bijzon
der den klemtoon op de beide laatste
woorden) in Moskou moest blijven, zoo
een en ander vernomen. Je behoeft me
niets te vertellen. Ik ben van alles op
de hoogte.
Wat weet je dan bijvoorbeeld?
Hoe je er toe gekomen bent om
er met dat schepsel vandoor te gaan.
Het pleit niet bepaald voor je Robert,
dat je een dievegge, die 's nachts in
breekt, de voorkeur geeft boven mij.
Eschberg werd plotseling doods
bleek. Maar Daisy, zoo was het
Immers niet, luister toch eens naar
me
Ik heb daarover zitten piekeren, en
toen ben ik op een idee gekomen. Ik be
zoek nu al die gezinnen, die iemand
aan een van de fronten hebben. En dan
schrijf ik dien soldaat! Dèt gelooft hij!
Maar dan moet ik natuurlijk niet met
een algemeen kletsbriefje aankomen:
nee, ik moet die menschen door en door
kennen, détails weien, kunnen laten
blijken, dat ik op de hoogte ben. Dat
kost enorm veel tijd, maar enfin, we
zitten soms halve dagen hier in den
kelder, en dan schrijf ik series brieven.
Het werk neemt kolossaal op
Tuuuutzegt het in de verte. „Alles
veilig!”.
Even later warmen wij ons bij groote
glazen thee in de eetkamer, die, naar ik
graag gelooven wil, een prachtig uit
zicht op het Finsche land geeft. Nu is er
niets te zien dan zwart pappier: de
mensch in oorlog heeft geen aanspraak
Drang naar de vrijheid. jn een sfeer van gespannen geconcen-
Later op den dag, als wij „ergens in
Borgaa”, staan te kijken naar een
enorm fresco, dat hij op een muur heeft
aangebracht, begrijp ik meer van zijn
houding. In hem leeft, als in eiken kun
stenaar, die drang naar de vrijheid, die
de grondslag is zoo meen ik althans
van alle geestelijk leven. Als ik zie,
Ons gesprek heeft al veel langer ge
duurd dan „eraf kon” ik weet, dat de
oud-miniater Cajander op de nominatie
staat om te worden ontvangen. Maar de
minister wil er mij vóór mijn vertrek
nog op wijzen, dat van een staatsbegroo
ting, die onder normale omstandigheden
natuurlijk ruim vier milliard mark
beloopt, rond 600.000.000 mark aan on
derwijl wordt besteed. Toch kent Fin
land niet de bonte echolenverscheiden»
heid, waaraan ons vaderland zoo rijk ia.
Hier bestaat alleen verschil tusschen de
onderwijstaaler zijn Zweedsche scho
len naast Finsche, maar het leerpro
gramma, dat door den staat wordt opge
steld, is voor beide schoolsoorten geheel
hetzelfde.
Als ik afscheid van den minister
neem, en hem "voor zijn gastvrijheid
dank, keert hij de rollen nog eens om
„wij Finnen, zegt hij, „zijn dankbaar
voor de belangstelling die ’t buitenland
voor ons leven en lot aan dag legt”. Het
is zeer duidelijk, dat minister Hannula
geen phrase gebruikt. Neen, dit was.
naar den vorm althans, een hoogst on
gewoon interview
(Nadruk verboden Auteursrecht
voorbehouden).
Sedert 1921 hebben wij hier nu leer
plicht wij begonnen met een vierjarig
schoolsysteem, en hebben dat tot een
achtjarig uitgebouwd. Eerst twee jaar
kleuterschool, dan vier jaar lagere
school, en wie niet naar middelbaar
onderwijs verlangt, krijgt er nog twee
jaar lagere school bij, zoodat het
tezamen acht jaar wordt. Wij hebben
als grondregel, dat een kind niet ver
der dan vijf kilometer van de school
mag wonen. Elke school heeft dus haar
rayon in een cirkel met een straal van
vijf kilometer, maar in het Noorden,
in Lapland, was dat natuurlijk niet vól
te houdendaar wonen de menschen
soms maar alleen of met twee of drie
op een vierkanten kilometerDaarom
hebben wij in Lapland een ander stel
sel de kinderen wonen er in school
huizen bij het schoolgebouw. Het ver
blijf, inclusief eten en verzorging,
wordt betaald door staat en gemeenten
tezamen.
Een gesprek met den schildei
Segerstraale in den schuilkelder
van diens woning te Borgaa
J In de Scandinavische landen is
een cultuur front aan ’t groeien,
dat de basis worden kan voor een
geheele nieuwe ontwikkeling in
r het geestelijk leven van Europa j
na den oorlog J
De vooruitgang van het
onderwijs.
En als u nu weten wilt, hoe hard het
lager onderwijs is vooruitgegaan, hier
zijn cijfers”. Minister Hannula pakt
een poUood en een stuk papier, en zet
het zwart op wit: in 1920 waren er
omtrent 6000 onderwijzers en 225.000
schoolgaande kinderen, in 1938 telden
we rond 13.000 onderwijzers en een
half millioen kinderen.
Gaven wij in 1920 aan onderwijzers-
salarissen 34 millioen mark uit, nu
200.000.000 Daarbij moet u bedenken,
dat de onderwijzer op het platteland
een deel van zijn inkomsten in natura
ontvangthij krijgt twee kamers en een
keuken, en bovendien een sauna het
befaamde Finsche bad tot zijn be
schikking. In de stad is dat natuurlijk
niet zoo”.
„De vooruitgang in andere onder
deden van ons onderwijs is in de laat
ste twintig jaar niet minder groot ge
weest. In 1918 telden wij hier 154 lycea
(Van onzen specialen verslaggever.)
XVI.
Ik zit in een klein kantoortje,
„ergens in Helsinki”, tegenover een
man in een khaki-sportpak, met hooge
bruine Lapsche laarzen Hannula, den
ik ben tot dusverre (afkloppen!) er
san ontkomen om haar kijk op het
geval te duchten, te toetsen of te ver
rijken. Ik ben doodsbenauwd, dat zij
'oor kranten schrijft, en dat ik ergo
terig ben een „chère collégue” te na
te komen. Maar ik kan er niets aan
doen menschen, die van oorlog, sport,
of, wat nog erger is, sensatie maken,
wensch ik naar de maan. Ik heb het
front niet noodig, om mij te kunnen
Wateren, dat daarginds geleden
wordt op een schaal, welke wij met
HELSINKI, 8 Februari.
Stel u voor: een klein keldertje met
ruimte voor een man of acht, mits ze
bereid zijn, het de haringen in een ton
Ea te doen. Het keldertje ligt in Bor
gaa. buiten het huls van djn schilder
Segerstraale. Boven dat keldertje is
niets dan een schuurtje van planken.
Erin zitten de schilder, zijn vrouw, een
- Goed, dan zal ik straks nog wel
wen bellen.
Robert wendde zich tot Stephan:
Dat komt mooi uit; nu hebben we
tenminste tijd om even rustig te wer
ken. Vertel me maar eens, waarde
Stephan, wat er alzoo gebeurd is
sinds we elkaar voor het laatst heb-
ten gezien.
Gedurende de twee volgende uren
Wttkta Robert Eschberg in sjjn gewo-
tempo. Hij wierp zich met alle
waarover hü beschikte, op
«aken. Nu ondervond hü weer
eens ten zegen van den arbeid, voelde
hte hij met dit alles hier was sa-
Wegroeid. De doffe apathie, waar
aan hjj zoolang ten prooi was geweest,
'iel van hem af. Dat wilde echter nog
niet zeggen, dat Lisaweta thans ver
der van hem verwijderd was, o neen.
Zjj stond nog steeds in het centrum
van zijn hart, daar, waar geen plaats
wa» voor andere dingen. Het werkelij
ke leven speelde zich evenwel op een
ander terrein af.
Stephan voelde zich al heel wat ge
ruster. Wanneer Eschberg eerst maar
*eer aan den gang was, kwam de
r«st vanzelf wel. Die geschiedenis
*aar Daisy Lohr hem terloops iets
Van had verteld, zou zoo erg wel niet
W -rot hel was aan aanval van
Maar Daisy scheen thans aan het
eind van haar zelfbeheersching.
Wees tenminste zoo moedig het toe
te geven! schreeuwde ze, met schel
overslaande stem. Of wil je mis
schien beweren, dat de Moskousche
politie liegt? Vraag haar toch eenc
wat ze aan het licht heeft weten fis
brengen en wat ik zwart op wit bezitl
Die Lisaweta Finschow heeft 's nachts
bij je willen inbreken en jü hebt je
niet geschaamd om er met zoo’n vod
van een vrouw vandoor te gaan!
't Is genoeg, Daisy! Robert was
zichzelf niet meer meester. Met een
snellen, krachtigen greep pakte hü
haar bij den pols. Wat Lisaweta hem
ook had aangedaan, hij kon haar niet
zoo grof laten beleedigen.
Daisy rukte zich los. Wat, je zou
mij verbieden te spreken? Ach kom,
dat wordt toch wel wat al te gek,
niet? Neen, waarde heer, we zullen de
zaak niej omdraaien. Het ontbreekt er
nog maar aan, dat je mij verwijten
begint te maken, omdat ik je de
waarheid durf te zeggen! Bah, wat
gemeen is dat alles, hoe weerzinwek
kend. Jij en die dievegge, die
Robert keek haar aan. De onbc-
heerschte woede was van zjjn gezicht
verdwenen om plaats te maken voor
een vastberaden trek, welke weinig
kans bood op verdere toenadering.
Je hebt gelijk, Daisy, zei hü kalm.
-- Je kunt mjj dit niet vergeven. Ik
heb me zeer onhebbelijk tegenover je
gedragen. Er blijft dus niet veel an
ders over, Daisy, dan dat ik ook jou
je woord teruggeef.
behoort Dat deed hij twintig jaar.
Toen riep het was in 1937 de
politiek hem naar Helsinki, waar hij
sedertdien het ministerie van onder
wijs beheert. Maar alle departemen
ten zijn hier verplaatst. De Finnen we
ten zelf niet, waar zij hun regeerders
zoeken moeten, en ook ik heb moeite
gehad om uit te vinden, waar ik mi
nister Hannula zou kunnen treffen.
Waar, en vooralwanneerDe regee-
ring heeft hier natuurlijk de handen
meer dan vol, maar niettemin vindt
men een man als minister Hannula
van harte bereid tot een gesprek. Zelfs
ziet hij er veel heil in, dat een journa
list nu eens niet uitsluitend komt pra
ten over den oorlogFinland is, ook
in Nederland, nog niet zoo bekend, of
het loont de moeite, ook over het
onderwijs en wat ermee samenhangt
eens een en ander te vernemen. Maar
toch begint ons gesprek over de om
standigheden van het oogenblikik
vraag den minister naar den school-
toestand sedert December van het
vorige jaar.
„Vlak voordat n binnen kwam",
krijg ik ten antwoord, „verliet een
deputatie van vier lagere school
onderwijzers mijn bureau. Zij wil
den weten, of het nu niet mogelijk
was de scholen, die sedert het be
gin van den oorlog gesloten zijn,
weer te openen. Neen, heb ik ge
zegd, dat gebeurt niet. Ik ben niet
bereid, onze kinderen bloot te stel-
Boemm, dreunt het in de verte
-- „Molotof bevestigt mijn inzicht”, zegt
»0h, il y a des mouvements au front I Segerstraale onverstoorbaar.
- Boemmm, gaat het weer...
-- - „Nee, zeg ik, „de discussie is her-
gischen redacteur, en kennelijk was zij I opend!” Wij lachen. Het is ook wel gek,
door haar gebrek aan benul voor de I om jn steenkouden kelder op een
gebeurtenissen bij Petsamo tot in haar Zondagmiddag in een oorlogvoerend
ziel getroffen. De stakker rent heel den land onder het gedonder van bommen
dag rond en spreekt iedereen aan en luchtafweergeschut te zitten praten
over wat er na den vrede komen moet.
Segerstraale is veel positiever dan ik
kan zijn.
krankzinnigheid, waarvan meer man
nen het slachtoffer plegen te worden,
als er een vrouw in het spel is. Maar
nu scheen Eschberg dan toch weer
normaal te zjjn. Hü zou zich wel
weer met Daisy Lohr verzoenen. En
wat den ouden Lohr betrof, die goeie
man zou toch wel niet zóó bij zijn
dochter onder den pantoffel zitten, dat
hü haar dreigementen ten uitvoer zou
brengen.
Ruim twee uur later belde Robert
wederom het huis van de Lohr’s op.
Ditmaal was Daisy zelf aan de tele
foon.
Dag Daisy met Robert. Hü
voelde zich toch wat onzeker, want
steeds duidelüker begon het nu tot
hem door te dringen, wat hij had aan
gericht.
Er volgde geen antwoord.
Daisy, is het goed, dat ik even
bü je aankom om een en ander met
je te bespreken?
O ja! Het klonk zeer gereser
veerd, bijna als een oorlogsverklaring.
Dank je Daisy; over een half uur
ben ik bü je.
Wederom bleef het stil. Daarna hoor
de Robert, hoe de telefoon op den
haak werd gelegd. Daisy scheen zich
uitermate gekrenkt te voelen en dat
was eerlük gezegd te begrüpen.
Hü moest nu de consequenties van
zün handelwüze aanvaarden. Welbe
schouwd, had hü het er naar gemaakt.
Robert keek nog even om den hoek
in Stephan’s kantoor. Ik ga even,
Stephan; als er wat belangrüks mocht
zün, kun je mü bü de Lohrs bereiken.
Succes, meneer Eschberg!
Robert lachte bitter. Wenschen
1 kun je het me allicht Stephan—
de bloedige gebeurtenissen van dë laat
ste dagen En laat ik mü waarlijk boven
die bitterheid niet willen verheffen
wie weet, of niet die menschen iemand
hadden verloren, aan wie zü diep ver
bonden waren. Maar ik zat stil te den
ken aan mün gesprek met Segerstraale.
Wie een „thuisfront” opbouwt, erkent
die niet, dat ook zün kük op den oorlog
een „totale” is, dat ook naar zün in
zicht de oorlog gewonnen moet worden
door de menschen dan én door de men
schen achter het front? Als ik dat juist
zie, moet dan, gezien door Russischen
bril, de vernietiging van het „thuis
front” niet precies zoo belangrijk zijn
als die van de Mannerheimlinie? En
wat schiet er dan anders over dan dat
afgrijselüke systeem van maar raak
bardeeren? Dat doen de Russen! Zü
sparen niets. Zü sparen niemand. Zü
voeren hun oorlog harteloos, genade
loos, gewetenloos. Maar wie teveel aan
dingen als hart, genade, en geweten
denkt kèn die wel oorlog voeren? Ik
heb er van Borgaa naar Helsinki over
zitten nadenken. Toen ik door de duis
ternis van de Finsche hoofdstad strom
pelde naar mün hotel had ik geen op
lossing gevonden. En ik vrees, dat ik
de quadratuur van den cirkel aan het
zoeken ben geweest
(Nadruk verboden. Auteursrecht
voorbehouden.),
het woord beestachtig niet aanduiden
kunnen, want dat woord is te zwak.
Oorlogsiboze toekomst.
En zoo ziet het oot de schilder,
Segerstraale: Hü aanvaardt voor zich
zelf tenvolle de onvermüdehjkheid van
architect, een student, 'een vriendin I dezen oorlog; hü werkt zoo hard hü
des huizes en de ondergeteekende. kan aan de verlichting van zün ge-
Het is Zondagmiddag. Wü hadden op volgen, maar alles is hem diepe ernst
een alarmloozen dag gehoopt, maar de zü het opgewekte ernst. Neen, ik vet
teer Molotof, of wie het wezen mag, schrijf mü niet. Segerstraale is vol
heeft anders beschikt: de sirenes zijn doende diep doordrongen van de over-
voor den zooveelsten keer aan het gil- tuiging, dat er in de verte voor de
len gegaan, en daar zitten wü dan menschep een oorlogslooze toekomst
weer: in een ü«kouden kelder, gehuld is weggelegd, dat hü als phase in een
in alles waarin een mensch zich hullen Proces ka" ^en, wat hier nu voor
kan. „De dominee boft er vandaag nog v^lcn onoverzienbare realiteit is. Maar
bij”, zegt de architect „we hebben nu hü heeft dan ook alle geïdeologiseer
al twee weken alarm gehad precies toen aan den kant gezet- en terwÜl wü in
de kerkklokken luidden voor het begin den keIder 2111613 t6ek6nt hü op den
van den dienst”. muur een lange streep: „Kük,” zegt
Segerstraale, die van huis uit goed- hü, „de werkelükheid omvat honderd-
lachsch is, kükt nüj aan: „Daar heb je tachtig graden, maar elke ideologie
nu een reëel voorbeeld van den wed- "under. De heeren politici hebben ieder natuur Hü
loop tusschen God en Satan", zegt hü- «n «yst6em met een moolen Slt lampen dit is ongezelliger
Maar dit is nem ernst. maar ln F66*3 enkel daarva" is Plaats brandt lampen, dat is ongezellig
I voor alle elementen van de samenle
ving, en alüjd blüft er een sector over,
waarmee ze geen raad weten. Wij moe
ten alles w'llen zien, en vóór alles
Hij, de schilder, die na een oplei-1 zelf voor onze overtuiging durven staan
ding in Parijs, Rome en Londen, hier onverschillig wat ervan komt.” Ik ver-
in zijn Finland is neergestreken, heeft zeker hem, dat ik er niets tegen heb. eze man er over e ee e a aang
de laatste jaren een vooraanstaan- maar betwüfel, of er menschen genoeg
de plaats ingenotnen in den strüd rondloopen, die dien kant uit willen,
om de geestelijke vrüheid, welke overal Seegerstraale is optimist.
„Er is”, zegt hü, „een cultuur-
front in de Scandinavische lan
den, met name in Finland, Noor
wegen en Zweden aan het groeien,
dat de basis worden kan voor een
geheel nieuwe ontwikkeling in het
geestelijk leven van Europa na den
oorlog. Het wordt straks een van
de grootste vraagstukken, hoe wü
de ontwrichte samenleving weer in
goed spoor zullen krügen. Er zullen
samenwerkingen moeten ontstaan,
welke tot nu toe ontbraken en on
der de versleten formules en ideo
logieën zal opruiming gehouden
moeten worden.”
4
f
t
t
t
f
l
t
f
f
y||lliaBBBaBBBBBBBBBBB8BBBBBBBBBBBB BBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBI
- T-.' -
f