Opbouw van een „Thuisfront” Baagsche Courant van Donderdag 15 Februari 1940 Vlucht uit Moskou IIn Finlaiïd- van Een interview met den Finschen minister Onderwijs Hannula ,1 Brieven aan soldaten. een van Leerplicht sedert 1921. Per trein terug naar Helsinki. FEUILLETON. IWordt vervolgd.) mogelijkheid bombardement” „Liever geen onderwijs, dan de kinderen bloot stellen aan de len aan de mogelijkheid, dat zij midden onder den schooltijd over- vallen worden door een bombarde ment. Dan maar geen onderwijs. Ik kan er ook niets aan doen". de Petsamo, que je ne comprends pas’’, verzuchtte ze gisteren tegen een Bel- Strijd om de geestelijke vrijheid. ongezonder en bovendien duurder. Se- gerstraale haalt brieven, die hij in ant woord op de zijne van soldaten heeft gekregen. Het blijkt inderdaad, dat zij blij waren met wet nieuws, waarop zij durven aangaan. „Ik hoop, dat het op treerd zijn op vechten en nog eens vech ten .gelijk wij dat hier allemaal wezen moeten. In den duisteren trein terug naar Hel sinki praatten de menschen over bom men. Bittere woorden hoorde ik over Maar het gaat den minister merk baar ter harte. „Wij hadden’*, zegt hij, „het hier met het onderwijs zoo ver gestuurdVroeger, In de Russische jaren, was er geen leerplicht, maar wel iets, dat er op leekmen mocht in Finland niet trouwen, indien men niet kon lezen, minstens den Bijbel en de catechismus. Het gevolg was, dat er practisch toch een soort leerplicht be stond, maar stelt u er zich niet teveel van voor. Het leeren van het alphabet ging in een week of vijf zes, en wie dan, zij het hakkelend, en stotterend, wat lezen kon, die was al „geslaagd”. De Finsche minister van onderwijs, Hannula. met 26.000 leerlingen in totaal, nu heb ben wij er 231 met samen rond 52000 leerlingen. En wat het hooger onderwija aangaattegen ongeveer 3200 studenten in 1918 hebben wij er nu een 7400. Als wij het terrein van het vakonderwijs en het landbouwonderwijs zouden bekij ken, zoudt u een-vooruitgang in onge veer dezelfde verhouding kunnen ccn- stateeren” (Van onzen specialen verslaggever.) XV. Robert klopte het hart in de keel, toen zijn wagen voor Lohr’s villa stop te. Het onderhoud met Daisy was nog niet eens het ergste. Nog veel~pijn- lijker vond hij het zjjn schoonvader onder de oogen te komen. In de vele jaren van hun samenwerking was Lohr hem zeer sympathiek geworden. Hem gekrenkt te hebben voelde Ro bert als een ernstige tekortkoming zij nerzijds. Hoe moest hij den ouden man alles duidelijk maken? O zeker, Lohr was in zijn jeugd ook een heethoofd geweest; dat bleek ook nu nog wel eens. Maar tot zoo iets achtte hij hem toch niet in staat. Robert stak tweemaal zijn hand naar de bel uit, om haar ook twee maal weer terug te trekken. Hij voelde zich bijna bevreesd voor hetgeen hem te wachten stond. Maar hü kon er nu eenmaal niet onder uit hij had voor zijn handelingen in te staan. Hoe vaak had hij zich dezen stelregel, zoowel bij zijn zaken, als in zijn particuliere leven, niet voor oogen gehouden? En zou hij daar dan nu, nu het hemzelf betrof, maar zonder meer afstand van doen? Juffrouw Lohr komt direct, zei het dienstmeisje en bracht hem in de woonkamer. Robert wachtte vijf mi nuten, tien minuten, een kwartier. Zijn zenuwen waren tot het uiterste gespan nen. Echt Daisy, om hem zoo lang te laten antichambreeren. Dat deed zi natuurlijk met opzet I Maar eindelijk kwam ze dan toch en Robert voelde het als een opluch ting, toen hij bij den eersten oogop slag bemerkte, dat Daisy zich volgens de regelen der kunst had „opgeknapt’*. Ze zag er stralend uit en van ver driet was al heel weinig te bespeuren. Alleen in haar oogen lag de onrustige dreigende flikkering, die hij zoo goed kende. Daisyl Zij negeerde zijn uitgestoken hand. Wil je niet gaan zitten? Ze liet zich zelf in een fauteuil glijden, welke aan den anderen kant van het ronde tafeltje stond. Het was, of ze daar mee de verwijdering tusschen hen bei den nog eens duidelijk wilde accentu- eeren. Daarna heerschte er een pijnlijk stil zwijgen. Hij probeerde een paar maal te spre ken maar voor dit knappe, effen gezicht met de scherpe oogen vond hij geen begin. Daisy dacht er blijkbaar ook niet aan het hem wat gemakke lijker te maken. Ze staarde wat af wezig langs hem heen, de handen in haar schoot gevouwen op de plaats van zijn verlovingsring met den fraaien matglanzenden parel schitterde een kostbare smaragd als een wraakgierig fonkelend oog. Geen spier in haar welverzorgd gezicht bewoog. Als ze hem tenminste maar anders tegemoet was getreden, hem desnoods een hevige scène had gemaakt, wan neer ze, zooals in Moskou, met be schuldigingen en sarcastische opmer kingen was gekomen dan was het ijs althans gebroken geweest. Maar dit ongenaakbare ijzig-gereserveerde was eenvoudig onuitstaanbaar! Hij was de schuldige, ongetwijfeld, maar nu leek Daisy hem nog schuldiger. Er beston den toch ook wel vrouwen, die genoeg van een man hielden om hem te kun nen begrijpen, althans om hem te ver geven, Genoeg van een man hielden? Zweedsche naast Finsche acholen. ZESDE BLAD, PAGINA 1. (Nadruk verboden.) ter wereld gestreden wordt en ook slechts gestreden worden kèn door enkelingen. Hij heeft zich vrijgevoch ten vin allerlei schablones en ideolo gieën, en is recht op de realiteit af- gentapt Hier, in den kouden kelder, zetten wij het gesprek voort, waarmee wij boven waren begonnen. Wij zaten goed en warm om een oude houten tafel op zonderlinge houten stoelen „zooiets raars vind je alleen bij mij”, zegt Segerstraale vergenoegd en kadden het over den oorlog. Hier doen wij niet anders dan over den oorlog praten. Gelukkig niet altijd zoo erger lijk als een Fransch sprekende dame in mijn hotel, die zich blijkbaar tot taak he*ft gesteld, de strategie der operaties te volgen en te begrijpen. I- -- Agrarische hervormingen. Minister Hannula is, als gezegd, van huis uit agrariër. Geen wonder dus, dal hij met voorliefde spreekt over wat de opeenvolgende Finsche regeeringen op het stuk van agrarische hervormingen tot stand hebben gebracht Maar eerst wil hij de rollen even omkeeren, en ik word aan den tand gevoeld over het Zui derzeewerk, dat ons ook in Finland een eerenaam heeft verschaft. De minister heeft ondertusschen de schier onver mijdelijke Finsche sigaret aangestoken ze zien eruit als onze oude „Rus sen” half papier en half tabak en ik krijg er ook een. Ik leef „op de sehob- berdebonk”, wat mijn sigaretten aan gaat want ze zijn immers niet te krij gen. Minister Hannula staat opeven later offreert hij mij hoffelijk een heel doosje. En ik denk bij mijzelf, dat zou bij ons niet overkomeneen minister in baggerlaarzen, een redacteur in sportkleeren, en dan een interview met een doosje sigaretten op den koop toe. Maar wij hervatten ons gesprek. „Finland heeft”, zegt de minister, „een grootscheepsche grondhervorming doorgevoerd. Wij hadden veel te veel kleine boeren zonder grond, of met een veel te klein lapje. In den loop van de jaren hebben wij het aantal boeren op eigen grond kunnen vergroaten van 100.000 tot 500.000. Die 400.000, die erbij gekomen zijn, hebben enorm ontgonnen: 600.000 hectare in ruim twintig jaar. En als u nu de verhoudingen hier be kijkt, zult u zien, dat wij overwegend kleine zelfstandige boeren hebben. Van alle boeren hebben 75 pCt hoogstens tien hectare land, 24% pCt hebben van 10 tot 100 hectare en maar één half procent van alle grondbezitters komt boven de honderd hectare uit Vooral de laatste jaren is het met onze ontgin ningen hard gegaan. Wij brengen het nu per jaar tot een 47.000 hectare nieuw ontgonnen land.” Ineens stopt minister Hannula, zoekt een gegeven, en gaat dan verder„In Italië wordt hoog op gegeven van de droogmaking van de Pontijnsche moerassen. Goed, dat zijn 75.000 hectare voor een volk van onge veer 43.000 000 menschen. Wij komen, als gezegd, op 47.000 hectare in een jaar met een volk van nog geen vier millioen. Zeven en veertig duizend hectare de minister rekent mij voor, dat dat een strook van tien meter breed is, die rond den heelen aardbol loopt, en dan nog een rest laat pakt zal worden, want het heeft zin", Finschen minister van onderwijs. Hij meent Segerstraale. Hij vertelt dan verder, hoe hij tallooze bijeenkomsten in elkaar zet, met de menschen achter de linies. „Vanavond moet ik er weer op uit, eerst een eind per auto en dan per slee met een paard. Ik deel dan materiaal uit voor het ma ken van die sneeuwjassen, die iedereen hier noodig heeft, want elk oogenblik kun je door zoo’n bombardement op je buik gedwongen worden, wij praten samen en versterken zoo het gevoel van gemeenschap, dat wij juist nu zoo noo dig hebben. Er is hier een enorme so ciale ontspanning, een sterke toenade ring van groep tot groep. De kunst zal zijn, om dat na den oorlog te behou den, en daartoe moet je het nu al aan pakken, opkweeken, verstevigen. Ik zie dat niet alleen als een zaak van Fin land, maar, zooals ik al zei als een zaak van Scandinavië, of wijder als een van al de kleine democratische landen. Zij moeten de geestelijke krachten opleve ren, die ons straks voor een nieuw Ver sailles, met nieuwen haat en nieuwe stommiteiten, kunnen behoeden Ik kan niet een tiende van ons ge sprek weergeven: het verloor zich ten slotte in verre verten, zooals rook in den wind. Maar het bracht even verademing hoe hij een allegorische voorstelling ge schilderd heeft van een appèl van de eugd op de vrijheid, hoe hij de kracht van zijn uitdrukking telkens zoekt in menschelijke figuren, en hoe levend in zijn werk, die drang is naar het om hoog stuwen van de gedachte, dat ieder eert taak en een verantwoordelijkheid heeft in den strijd om de vrijheid, voel ik mij meer thuis in de terminologie, i! waarvan hij zich bedient. „Ik kan hier zelf niet stil zitten”, zegt hij, nog in den kelder. „Je zult wel móéten”, ant- woordt iemand uit het gezelschap. Maar Segerstraale blijft ernstig. „Wij zijn hier bezig met de organisatie van het front achter het front Ik heb telkens ge merkt dat bij de soldaten de gedachte zit: wij klaren het hier wel, maar hoe hebben ze het thuis? Vergeet niet, dat de menschen hier vaak doodeenzaam wonen, en dat de Russen maar raak gooien. Brieven schrijven jawel, maar als Ik aan het front zat, en ik hoorde niets van thuis dan „alles is best hier” en zoo, dan zou ik het ge woonweg niet gelooven, maar bang zijn, dat de familie mij maar wat wijs maakt om er bij mij den moed in te houden. is zelf oud-journalist, redigeerde in Kemi, hoog in het Noorden, een krant Bijeenkomsten achter de linies. van de agrarische partij, waartoe hij Hoe kwam hij daar zoo plotseling bü? Hij wist toch maar al te goed, dat Daisy in hem slechts haar eigen ijdel heid lief had, dat het er haar alleen maar om te doen was gewest iemand te hebben, aan wiens zijde zij nóg meer zou opvallen en de aandacht zou trekken. En hij zelf? Had hij haar zelf ook niet een liefdeloos hart ge schonken? Vrouwen, die genoeg van een man hielden die dwaze illusie had hij ten opzichte van Lisaweta ge koesterd en ook zij had hem ten slotte bedrogen. Alles was leeg, alles uitgebrand er restte hem nog slechts één ding: op een zoo fatsoen lijk mogeljjke manier met Daisy tot een vergelijk te komen. Ik moet je m’n excuses aanbieden, Daisy, begon hij eindelijk. Zij reageer de met geen blik. Ik weet niet, hoe dat alles gekomen is... Een spottend lachje sneed door de stilte. Wat dat betreft, geloof ik, dat ik je wel een vingerwijzing kan geven, beste Robert. Ik heb namelijk in den korten tijd, die ik dank zij den verloren pas ze legde in het bijzon der den klemtoon op de beide laatste woorden) in Moskou moest blijven, zoo een en ander vernomen. Je behoeft me niets te vertellen. Ik ben van alles op de hoogte. Wat weet je dan bijvoorbeeld? Hoe je er toe gekomen bent om er met dat schepsel vandoor te gaan. Het pleit niet bepaald voor je Robert, dat je een dievegge, die 's nachts in breekt, de voorkeur geeft boven mij. Eschberg werd plotseling doods bleek. Maar Daisy, zoo was het Immers niet, luister toch eens naar me Ik heb daarover zitten piekeren, en toen ben ik op een idee gekomen. Ik be zoek nu al die gezinnen, die iemand aan een van de fronten hebben. En dan schrijf ik dien soldaat! Dèt gelooft hij! Maar dan moet ik natuurlijk niet met een algemeen kletsbriefje aankomen: nee, ik moet die menschen door en door kennen, détails weien, kunnen laten blijken, dat ik op de hoogte ben. Dat kost enorm veel tijd, maar enfin, we zitten soms halve dagen hier in den kelder, en dan schrijf ik series brieven. Het werk neemt kolossaal op Tuuuutzegt het in de verte. „Alles veilig!”. Even later warmen wij ons bij groote glazen thee in de eetkamer, die, naar ik graag gelooven wil, een prachtig uit zicht op het Finsche land geeft. Nu is er niets te zien dan zwart pappier: de mensch in oorlog heeft geen aanspraak Drang naar de vrijheid. jn een sfeer van gespannen geconcen- Later op den dag, als wij „ergens in Borgaa”, staan te kijken naar een enorm fresco, dat hij op een muur heeft aangebracht, begrijp ik meer van zijn houding. In hem leeft, als in eiken kun stenaar, die drang naar de vrijheid, die de grondslag is zoo meen ik althans van alle geestelijk leven. Als ik zie, Ons gesprek heeft al veel langer ge duurd dan „eraf kon” ik weet, dat de oud-miniater Cajander op de nominatie staat om te worden ontvangen. Maar de minister wil er mij vóór mijn vertrek nog op wijzen, dat van een staatsbegroo ting, die onder normale omstandigheden natuurlijk ruim vier milliard mark beloopt, rond 600.000.000 mark aan on derwijl wordt besteed. Toch kent Fin land niet de bonte echolenverscheiden» heid, waaraan ons vaderland zoo rijk ia. Hier bestaat alleen verschil tusschen de onderwijstaaler zijn Zweedsche scho len naast Finsche, maar het leerpro gramma, dat door den staat wordt opge steld, is voor beide schoolsoorten geheel hetzelfde. Als ik afscheid van den minister neem, en hem "voor zijn gastvrijheid dank, keert hij de rollen nog eens om „wij Finnen, zegt hij, „zijn dankbaar voor de belangstelling die ’t buitenland voor ons leven en lot aan dag legt”. Het is zeer duidelijk, dat minister Hannula geen phrase gebruikt. Neen, dit was. naar den vorm althans, een hoogst on gewoon interview (Nadruk verboden Auteursrecht voorbehouden). Sedert 1921 hebben wij hier nu leer plicht wij begonnen met een vierjarig schoolsysteem, en hebben dat tot een achtjarig uitgebouwd. Eerst twee jaar kleuterschool, dan vier jaar lagere school, en wie niet naar middelbaar onderwijs verlangt, krijgt er nog twee jaar lagere school bij, zoodat het tezamen acht jaar wordt. Wij hebben als grondregel, dat een kind niet ver der dan vijf kilometer van de school mag wonen. Elke school heeft dus haar rayon in een cirkel met een straal van vijf kilometer, maar in het Noorden, in Lapland, was dat natuurlijk niet vól te houdendaar wonen de menschen soms maar alleen of met twee of drie op een vierkanten kilometerDaarom hebben wij in Lapland een ander stel sel de kinderen wonen er in school huizen bij het schoolgebouw. Het ver blijf, inclusief eten en verzorging, wordt betaald door staat en gemeenten tezamen. Een gesprek met den schildei Segerstraale in den schuilkelder van diens woning te Borgaa J In de Scandinavische landen is een cultuur front aan ’t groeien, dat de basis worden kan voor een geheele nieuwe ontwikkeling in r het geestelijk leven van Europa j na den oorlog J De vooruitgang van het onderwijs. En als u nu weten wilt, hoe hard het lager onderwijs is vooruitgegaan, hier zijn cijfers”. Minister Hannula pakt een poUood en een stuk papier, en zet het zwart op wit: in 1920 waren er omtrent 6000 onderwijzers en 225.000 schoolgaande kinderen, in 1938 telden we rond 13.000 onderwijzers en een half millioen kinderen. Gaven wij in 1920 aan onderwijzers- salarissen 34 millioen mark uit, nu 200.000.000 Daarbij moet u bedenken, dat de onderwijzer op het platteland een deel van zijn inkomsten in natura ontvangthij krijgt twee kamers en een keuken, en bovendien een sauna het befaamde Finsche bad tot zijn be schikking. In de stad is dat natuurlijk niet zoo”. „De vooruitgang in andere onder deden van ons onderwijs is in de laat ste twintig jaar niet minder groot ge weest. In 1918 telden wij hier 154 lycea (Van onzen specialen verslaggever.) XVI. Ik zit in een klein kantoortje, „ergens in Helsinki”, tegenover een man in een khaki-sportpak, met hooge bruine Lapsche laarzen Hannula, den ik ben tot dusverre (afkloppen!) er san ontkomen om haar kijk op het geval te duchten, te toetsen of te ver rijken. Ik ben doodsbenauwd, dat zij 'oor kranten schrijft, en dat ik ergo terig ben een „chère collégue” te na te komen. Maar ik kan er niets aan doen menschen, die van oorlog, sport, of, wat nog erger is, sensatie maken, wensch ik naar de maan. Ik heb het front niet noodig, om mij te kunnen Wateren, dat daarginds geleden wordt op een schaal, welke wij met HELSINKI, 8 Februari. Stel u voor: een klein keldertje met ruimte voor een man of acht, mits ze bereid zijn, het de haringen in een ton Ea te doen. Het keldertje ligt in Bor gaa. buiten het huls van djn schilder Segerstraale. Boven dat keldertje is niets dan een schuurtje van planken. Erin zitten de schilder, zijn vrouw, een - Goed, dan zal ik straks nog wel wen bellen. Robert wendde zich tot Stephan: Dat komt mooi uit; nu hebben we tenminste tijd om even rustig te wer ken. Vertel me maar eens, waarde Stephan, wat er alzoo gebeurd is sinds we elkaar voor het laatst heb- ten gezien. Gedurende de twee volgende uren Wttkta Robert Eschberg in sjjn gewo- tempo. Hij wierp zich met alle waarover hü beschikte, op «aken. Nu ondervond hü weer eens ten zegen van den arbeid, voelde hte hij met dit alles hier was sa- Wegroeid. De doffe apathie, waar aan hjj zoolang ten prooi was geweest, 'iel van hem af. Dat wilde echter nog niet zeggen, dat Lisaweta thans ver der van hem verwijderd was, o neen. Zjj stond nog steeds in het centrum van zijn hart, daar, waar geen plaats wa» voor andere dingen. Het werkelij ke leven speelde zich evenwel op een ander terrein af. Stephan voelde zich al heel wat ge ruster. Wanneer Eschberg eerst maar *eer aan den gang was, kwam de r«st vanzelf wel. Die geschiedenis *aar Daisy Lohr hem terloops iets Van had verteld, zou zoo erg wel niet W -rot hel was aan aanval van Maar Daisy scheen thans aan het eind van haar zelfbeheersching. Wees tenminste zoo moedig het toe te geven! schreeuwde ze, met schel overslaande stem. Of wil je mis schien beweren, dat de Moskousche politie liegt? Vraag haar toch eenc wat ze aan het licht heeft weten fis brengen en wat ik zwart op wit bezitl Die Lisaweta Finschow heeft 's nachts bij je willen inbreken en jü hebt je niet geschaamd om er met zoo’n vod van een vrouw vandoor te gaan! 't Is genoeg, Daisy! Robert was zichzelf niet meer meester. Met een snellen, krachtigen greep pakte hü haar bij den pols. Wat Lisaweta hem ook had aangedaan, hij kon haar niet zoo grof laten beleedigen. Daisy rukte zich los. Wat, je zou mij verbieden te spreken? Ach kom, dat wordt toch wel wat al te gek, niet? Neen, waarde heer, we zullen de zaak niej omdraaien. Het ontbreekt er nog maar aan, dat je mij verwijten begint te maken, omdat ik je de waarheid durf te zeggen! Bah, wat gemeen is dat alles, hoe weerzinwek kend. Jij en die dievegge, die Robert keek haar aan. De onbc- heerschte woede was van zjjn gezicht verdwenen om plaats te maken voor een vastberaden trek, welke weinig kans bood op verdere toenadering. Je hebt gelijk, Daisy, zei hü kalm. -- Je kunt mjj dit niet vergeven. Ik heb me zeer onhebbelijk tegenover je gedragen. Er blijft dus niet veel an ders over, Daisy, dan dat ik ook jou je woord teruggeef. behoort Dat deed hij twintig jaar. Toen riep het was in 1937 de politiek hem naar Helsinki, waar hij sedertdien het ministerie van onder wijs beheert. Maar alle departemen ten zijn hier verplaatst. De Finnen we ten zelf niet, waar zij hun regeerders zoeken moeten, en ook ik heb moeite gehad om uit te vinden, waar ik mi nister Hannula zou kunnen treffen. Waar, en vooralwanneerDe regee- ring heeft hier natuurlijk de handen meer dan vol, maar niettemin vindt men een man als minister Hannula van harte bereid tot een gesprek. Zelfs ziet hij er veel heil in, dat een journa list nu eens niet uitsluitend komt pra ten over den oorlogFinland is, ook in Nederland, nog niet zoo bekend, of het loont de moeite, ook over het onderwijs en wat ermee samenhangt eens een en ander te vernemen. Maar toch begint ons gesprek over de om standigheden van het oogenblikik vraag den minister naar den school- toestand sedert December van het vorige jaar. „Vlak voordat n binnen kwam", krijg ik ten antwoord, „verliet een deputatie van vier lagere school onderwijzers mijn bureau. Zij wil den weten, of het nu niet mogelijk was de scholen, die sedert het be gin van den oorlog gesloten zijn, weer te openen. Neen, heb ik ge zegd, dat gebeurt niet. Ik ben niet bereid, onze kinderen bloot te stel- Boemm, dreunt het in de verte -- „Molotof bevestigt mijn inzicht”, zegt »0h, il y a des mouvements au front I Segerstraale onverstoorbaar. - Boemmm, gaat het weer... -- - „Nee, zeg ik, „de discussie is her- gischen redacteur, en kennelijk was zij I opend!” Wij lachen. Het is ook wel gek, door haar gebrek aan benul voor de I om jn steenkouden kelder op een gebeurtenissen bij Petsamo tot in haar Zondagmiddag in een oorlogvoerend ziel getroffen. De stakker rent heel den land onder het gedonder van bommen dag rond en spreekt iedereen aan en luchtafweergeschut te zitten praten over wat er na den vrede komen moet. Segerstraale is veel positiever dan ik kan zijn. krankzinnigheid, waarvan meer man nen het slachtoffer plegen te worden, als er een vrouw in het spel is. Maar nu scheen Eschberg dan toch weer normaal te zjjn. Hü zou zich wel weer met Daisy Lohr verzoenen. En wat den ouden Lohr betrof, die goeie man zou toch wel niet zóó bij zijn dochter onder den pantoffel zitten, dat hü haar dreigementen ten uitvoer zou brengen. Ruim twee uur later belde Robert wederom het huis van de Lohr’s op. Ditmaal was Daisy zelf aan de tele foon. Dag Daisy met Robert. Hü voelde zich toch wat onzeker, want steeds duidelüker begon het nu tot hem door te dringen, wat hij had aan gericht. Er volgde geen antwoord. Daisy, is het goed, dat ik even bü je aankom om een en ander met je te bespreken? O ja! Het klonk zeer gereser veerd, bijna als een oorlogsverklaring. Dank je Daisy; over een half uur ben ik bü je. Wederom bleef het stil. Daarna hoor de Robert, hoe de telefoon op den haak werd gelegd. Daisy scheen zich uitermate gekrenkt te voelen en dat was eerlük gezegd te begrüpen. Hü moest nu de consequenties van zün handelwüze aanvaarden. Welbe schouwd, had hü het er naar gemaakt. Robert keek nog even om den hoek in Stephan’s kantoor. Ik ga even, Stephan; als er wat belangrüks mocht zün, kun je mü bü de Lohrs bereiken. Succes, meneer Eschberg! Robert lachte bitter. Wenschen 1 kun je het me allicht Stephan— de bloedige gebeurtenissen van dë laat ste dagen En laat ik mü waarlijk boven die bitterheid niet willen verheffen wie weet, of niet die menschen iemand hadden verloren, aan wie zü diep ver bonden waren. Maar ik zat stil te den ken aan mün gesprek met Segerstraale. Wie een „thuisfront” opbouwt, erkent die niet, dat ook zün kük op den oorlog een „totale” is, dat ook naar zün in zicht de oorlog gewonnen moet worden door de menschen dan én door de men schen achter het front? Als ik dat juist zie, moet dan, gezien door Russischen bril, de vernietiging van het „thuis front” niet precies zoo belangrijk zijn als die van de Mannerheimlinie? En wat schiet er dan anders over dan dat afgrijselüke systeem van maar raak bardeeren? Dat doen de Russen! Zü sparen niets. Zü sparen niemand. Zü voeren hun oorlog harteloos, genade loos, gewetenloos. Maar wie teveel aan dingen als hart, genade, en geweten denkt kèn die wel oorlog voeren? Ik heb er van Borgaa naar Helsinki over zitten nadenken. Toen ik door de duis ternis van de Finsche hoofdstad strom pelde naar mün hotel had ik geen op lossing gevonden. En ik vrees, dat ik de quadratuur van den cirkel aan het zoeken ben geweest (Nadruk verboden. Auteursrecht voorbehouden.), het woord beestachtig niet aanduiden kunnen, want dat woord is te zwak. Oorlogsiboze toekomst. En zoo ziet het oot de schilder, Segerstraale: Hü aanvaardt voor zich zelf tenvolle de onvermüdehjkheid van architect, een student, 'een vriendin I dezen oorlog; hü werkt zoo hard hü des huizes en de ondergeteekende. kan aan de verlichting van zün ge- Het is Zondagmiddag. Wü hadden op volgen, maar alles is hem diepe ernst een alarmloozen dag gehoopt, maar de zü het opgewekte ernst. Neen, ik vet teer Molotof, of wie het wezen mag, schrijf mü niet. Segerstraale is vol heeft anders beschikt: de sirenes zijn doende diep doordrongen van de over- voor den zooveelsten keer aan het gil- tuiging, dat er in de verte voor de len gegaan, en daar zitten wü dan menschep een oorlogslooze toekomst weer: in een ü«kouden kelder, gehuld is weggelegd, dat hü als phase in een in alles waarin een mensch zich hullen Proces ka" ^en, wat hier nu voor kan. „De dominee boft er vandaag nog v^lcn onoverzienbare realiteit is. Maar bij”, zegt de architect „we hebben nu hü heeft dan ook alle geïdeologiseer al twee weken alarm gehad precies toen aan den kant gezet- en terwÜl wü in de kerkklokken luidden voor het begin den keIder 2111613 t6ek6nt hü op den van den dienst”. muur een lange streep: „Kük,” zegt Segerstraale, die van huis uit goed- hü, „de werkelükheid omvat honderd- lachsch is, kükt nüj aan: „Daar heb je tachtig graden, maar elke ideologie nu een reëel voorbeeld van den wed- "under. De heeren politici hebben ieder natuur Hü loop tusschen God en Satan", zegt hü- «n «yst6em met een moolen Slt lampen dit is ongezelliger Maar dit is nem ernst. maar ln F66*3 enkel daarva" is Plaats brandt lampen, dat is ongezellig I voor alle elementen van de samenle ving, en alüjd blüft er een sector over, waarmee ze geen raad weten. Wij moe ten alles w'llen zien, en vóór alles Hij, de schilder, die na een oplei-1 zelf voor onze overtuiging durven staan ding in Parijs, Rome en Londen, hier onverschillig wat ervan komt.” Ik ver- in zijn Finland is neergestreken, heeft zeker hem, dat ik er niets tegen heb. eze man er over e ee e a aang de laatste jaren een vooraanstaan- maar betwüfel, of er menschen genoeg de plaats ingenotnen in den strüd rondloopen, die dien kant uit willen, om de geestelijke vrüheid, welke overal Seegerstraale is optimist. „Er is”, zegt hü, „een cultuur- front in de Scandinavische lan den, met name in Finland, Noor wegen en Zweden aan het groeien, dat de basis worden kan voor een geheel nieuwe ontwikkeling in het geestelijk leven van Europa na den oorlog. Het wordt straks een van de grootste vraagstukken, hoe wü de ontwrichte samenleving weer in goed spoor zullen krügen. Er zullen samenwerkingen moeten ontstaan, welke tot nu toe ontbraken en on der de versleten formules en ideo logieën zal opruiming gehouden moeten worden.” 4 f t t t f l t f f y||lliaBBBaBBBBBBBBBBB8BBBBBBBBBBBB BBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBI - T-.' - f

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 21