I In Abo, de Finsche stad zonder kinderen.. Baagsche Courant van Vrijdag 16 Februari 1940 flucht uit Moskou LIn Finland- Inteekenbiljet van weggenomen Sociale tegen stellingen 1918 goeddeels fen uur Geïllustreerd Zondags blad in een De binnenlandsche kolonisatie FEUILLETON. schuilloopgraaf bij 21 graden vorst... VIERDE BLAD, PAGINA 1. I van vesw Weer loeien de sirenes! sirenes XVIL Bij gouverneur Kytta. (Vos onzen tpecialen verslaggever.) Abo, 8 Februari. Woonplaats Afscheid. XVIIL (Van onzen specialen correspondent. Alarm, alarm! Een trieste tocht. 4 (Wordt vervolgd.) Vertegenwoordiger van een voorbijen tijd. (Nadruk verboden.) De ondergeteekende verzoekt de administratie van de „Haagsche Cou rant’’ hem (haar) te noteeren voor een abonnement op het „Geïllustreerd Zondagsblad” tegen den prijs van 6» cent per kwartaal 0.90 en 1.30 per posty. Links: Eenzaam steken de schoorsieenen in de lucht. De huizen, welke ze eens verwarmden, zijn weggeslagen. Rechts: De spring- bom sloeg dwars door het hoogste huis. De ontploffing-, welke volgde, verwoestte tevens een heele rij huisje» van bescheidener omvang, waarvan deze foto enkele laat zien. Gaten in den grond, verbogen hekken, ingestorte daken... Den volgenden morgen trek ik er vroeg op uit. Op mijn wandeling zie ik telkens vernielde huizen, gaten in den grond, verbogen hekken, ingestorte daken. Ik oriënteer mij op de oude Domkerk, welke midden op een groot wijd plein ligt. Al de Gothische kerk ramen zijn kapot. Op hooge ladders staan werklieden, die planken spijke ren, waar eens glas-in-lood was. Naast de kerk ligt een groot gebouw: ge rechtshof en provinciale administratie. Het dak is deels afgescheurd en alle ruiten zijn verbrijzeld. Maar gewerkt wordt er tóch. Ik zie menschen in- en uitgaan. Langs den Dom kom ik in een villawijk: weinig huizen, veel tuinen en parken. Hier is het stil. De klim mende zon verlicht de duizenden ijs pegels welke langs de dakgooten han gen, en heel de sfeer is zóó vredig, dat ik er den oorlog door vergeten zou. den kelder, want de sirene loeit vaak pas op het allerlaatste oogenblik. Als het lage bewolking is, komen de Rus sen op drie, vierduizend meter hoog, zetten hun motoren af, en glijden in razende vaart op de stad aan: wee den- geen, die zich niet in weinige seconden weet te bergen! Ik neem de hier ge bruikelijke voorzorgsmaatregelen: leg wat kleeren, een pelsmuts, mijn geld en mijn paspoort voor het grijpen. Maar het blijft stil, gelukkig. Dan stappen de prefect en ik in een dienstautoeen trieste tocht begint, door het geteisterde Abo. Stop, beveelt de prefect den chauf feur. Wij stappen uit Op den hoek van een straat zie ik een heele rij ingestorte huizen. „Daar was een tennishal", zegt de prefectik zie een stapel verwrongen ijzeren staven en geroosterde balken. „Dit is het huis van eea particulier” Zoo is het voor den stedeling in Abo iederen dag. Hier zijn de menschen opgejaagd wild. Elke seconde kan het loeien van de sirenes beginnen. Zeker vijftig menschen hebben hier op straat den dood gevonden, omdat zij niet op tijd uit den weg konden komen. Verleden week sloeg een voltreffer in een tram zeven passagiers waren op slag dood, vijf andere liggen hier ergens in een ziekenhuis. Na drie kwartier komt het bevrij- dingssignaal. Ik heryat mijn wandeling en begeef mij naar het huis van den gouverneur der provincie Abo-Bjorneborg, waar van Abo de hoofdstad is. Een Ameri kaan, die hem kent, en dien ik toevallig ontmoette, heeft mij een introductie voor hem gegeven, en ik word met Fin sche gastvrijheid door gouverneur Kytta ontvangen. Zijn statig, uit hout opge trokken huis er zijn hier veel houten huizen en daardoor is de uitwerking van brandbommen hier zoo verschrikke lijk heeft hij, zooals hij lachend zegt, gedeeltelijk geëvacueerd. In den tuin ligt zijn schuilkelderhij heeft dien juist verlaten, maar houdt alles voor den volgenden gang gereed. Dat doet hier iedereen. Winkelpersoneel loopt achter de toonbanken in pelsjas en met muts op. Soms is het moeilijk, bij het binnenkomen klant en bediende te on derscheiden. Gouverneur Kytta be stuurt een van de zwaarst getroffen provincies van Finland. Hij vertelt mij, hoe het provinciehuis de provinciale griffie, zouden wij zeggen zwaar is beschadigd en hoe branden op tallooze punten verwoestingen hebben aange richt. „Maar u zult het zelf zien. Ik zal den politieprefect vragen, u den weg te wijzen hij kan u het allerbest van dienst zijn”. Het duurt niet lang, of de vice-gouvemeur heeft inmiddels voor koffie laten zorgen, en gedrieën praten wij over het ongeluk van deze stad, de tweede van Finland, naar haar grootte, met een 70.000 inwoners. Ik ga er wat eten en schrijven, maar de inkt is nog niet droog, of voor den zooveel sten keer loeien de sirenes. Jas aan, muts op, rennen. De straat op, een pijl volgen; ik zit weer gevangen in den schuilkelder. Het duurt een half uur. Als ik teruggekeerd ben om af te reke nen bij alarm laten wij hier alles maar zooals het is, het eenige, dat we doen is: wegrennen! zoek ik het sta tion op. Ik heb het overdag nog niet ge zien. Maar de Russen hebben het van daag op Abo begrepen; wéér gillen de sirenes, wéér zoek ik berging. Wéér zit ten wij een klein uur opgesloten, dezen keer* in een loopgraaf, die in een park is aangebracht. Buiten vriest het 21 graden. In den loopgraaf is het bitter koud. Wij zetten onze beenen tegen den wand aan de overzijde, hoog opgetrok ken, maar het baat niet: de kou kruipt door alle naden en kieren en langzaam verkillen wij, hier onder den keiharden grond. maar overal zoudt u hetzelfde zien. In Hangö is het minstens even erg. Maar daar valt het zoo mogelijk nog méér op. omdat de stad zooveel kleiner is. Och, nee, zeg ik ik weet het nu wel. Wij nemen afscheid van elkaar en ik ga naar „Hamburger Börs”, waarvan mij verteld was en op het gezag van mijn zegsman heb ik dat, naar ik meen, u ook bericht dat het gansch en al werd verwoest. Zóó erg is het gelukkig niet: één verdieping heeft zwaar geleden, maar de rest staat en het bedrijf draait. ik zie een ingestort pand, waarvan de plafonds naar beneden hangen. Een Steinwayvleugel ligt op zijn rug. De drie pooten steken uit den rommel om hoog, het blad is afgescheurd en ligt een eind verder. De man, die hier woon de, verloor alles op één dagzijn huis en zijn zaak kregen beide een voltreffer. Men verzekert hier tot nu toe alleen huisschade, geen verlies van meubilair, geen schade door bcdrijfsstilstand. De getroffene, over wien ik het nu heb, was welvarend. Nu heeft hij niets meer over dan een verzekeringssom, maar wie begirjt onder deze omstandigheden te bouwen? Wij reden verder. „Kijk”, wijst mij de prefect. Ik zie een rij schoorsteenen, die eenzaam in de lucht steken de huizen, die ze eens verwarm den, zijn weggeslagen. Uit de puinhoo- pen kringelt nog rook. De prefect ver telt, hoe de brandweer hier voor een veelal onvervulbare taak staatsoms dertig branden tegelijk. „Kijk, daar staat het gebouw van de Aabosche cou rant”: Abo Underrettelser (onderrich ting, tijding). Het voorgedeelte, waar redactie en administratie huisden, is leeggebrand. Zwartgeblakerd en behan gen met zware ijspegels van het blus- schingswerk, staat het in de huizenrij. Maar de courant verschijntdrukkerij en zetterij zijn gespaard gebleven, re dactie en administratie hebben daar nu hun intrek genomen. Voort gaat de rit. „Hier”, zegt prefect Nummi, en hij wijst op het gebouw van de Finlandsche Bank, „zijn acht menschen omgekomen. Het alarm kwam op het laatste oogen blik. Ze renden de straat op naar den naastbijen schuilkelder, maar acht haal den het niet. Een Russisch toestel schoot omlaag, opende mitrailleurvuur en hier, vlak voor dit gebouw, vonden zij den dood”. Wat eens een trotsche burcht was Abo is trotsch op een ouden burcht, aan den buitenkant van de stad. Nog onlangs voteerde het stadsbestuur 6.000.000 mark voor restauratie van dit historisch monument. Steigers werden klaar gelegd, steenen aangevoerd. Toen kwam de oorlog. Tegenover den burcht lagen groote opslagplaatsen. De Russen verschenen. Een heftig bombardement: de veemen waarin o.a. millioenen siga rettendoosjes lagen opgeslagen waren grondig verwoest, de oude burcht, die in den loop der eeuwen zijn bewoners zoo vaak tegen aanvallers beschermde, was niet bestand tegen de moderne ver- nielingsmiddelen. Een van zijn torens stortte in, het dak werd gedeeltelijk weggeslagen, en een paar muren vielen onder donderend geraas ineen. In het park naast den burcht stond een oud houten landhuis. Eens was het het bui tenverblijf van een vooraanstaand Aaboër, en om zijn karakteristieke ar chitectuur werd het tien jaar geleden naar hier overgebracht. Er is niets van over dan een trieste puinhoop. Waartoe tot het einde het relaas van al die woesternij Waartoe het eentonig verhaal van ka pot gebombardeerde huizen, van heele blokken, die nu rookende puinmassa’s zijn? Ik zou”, zegt de prefect mistroos tig, „nog uren met u kunnen rondrijden” Als het eindelijk voorbij is, ga ik maar draven om warm te worden. Op het station, waarvan een bijgebouw ook al een bomscherf heeft gehad, staat een trein frontsoldaten, die terugkeeren van hun verlof. Vrouwen en meisjes doen uitgeleide. Ze praten opgewekt, en als de trein zich in beweging zet, wuiven ze lachend met zakdoeken. Maar dan in eens. zie ik achter den schijn de bittere werkelijkheid. Dezelfde zakdoeken, die zooeven moedig gezwaaid werden, dro gen nu tranen weg. Een jonge vrouw staat in mijn buurt; bewegingloos kijkt zij de twee kleine roode lampjes na. die de laatste wagon voert. Het worden twee stippen, kleiner en kleiner. Dan komt de eerste bocht; weg is het licht. De menschen keeren naar huis, de sol daten keeren naar het front. Oorlog is wreed en gruwelijk. Ik loop de stad weer in. deze gewonde stad zonder kin deren. Nooit heb ik geweten, dat ik zóó gewend ben aan kinderen in een stads beeld! Hier zijn zij niet. Bij dit harde oorlogs besta an. met zijn oneindige alar men, met zijn gerèn naar kelders en kluizen, hoort het vroolijke kleine volk niet. Het leeft ..ergens in Finland”, of in Zweden en het speelt en lacht, onbewust van de verschrikkingen, die groote men schen over groote menschen brengen kunnen.en brengen. Want dit Abo is meerendeels verschrikking en ontken ning van alle menschelijkheid. In den nachttrein naar Helsinki zitten de schaarsche passagiers weggedoken in een hoekje. Als wij Karis na eindeloos boemelen bereikt hebben, gaat de coupé open: een man stapt binnen.met een klein kind op den arm! En ineens inte resseert zich ons heele gezelschap voor dien éénen peuter; hij is de vertegen woordiger van een voorbijen tijd, toen het hier nog vrede was en veiligheid... Dicht tegen zijn vader aan slaapt hij als een steen. Maar wij, ouderen, praten over oorlog en bommen, totdat wij elkander verliezen in het dichte duister van Helsinki’s stationsplein. (Nadruk verboden. Auteursrecht voor behouden). één mij toe. Wij racen. Boem, boem, hooren we in de verte. „Hardloopen”, roept iemand, een vierde, die ook nog geen heenko men heeft. Boem. Een donderslag valt op de stad. Een voltreffer? Menschenlevens? Brand? Wij vlie gen voort: daar is het verlossende bordje: Vaestönsuojaan! Hijgend schieten we naar binnen. Een man van de luchthescherming wijst ons den weg over een binnenplaats, en dan duiken wij in den kelder van ’n drukkerij, 't Is er vol. Eivol. Wij vinden een staanplaatsje met z’n vieren en blazen uit. Hier zijn de menschen als het opgejaagde wild, dat elke seconde opgeschrikt kan worden door loeiende toch niets wijs maken, Daisy. Wij heb ben onze verloving op een leugen op gebouwd. Omdat alles zoo mooi bij el kaar paste, dachten we, dat het met de liefde ook wel zou gaan. Het on waarachtige van een dergelijke ver bintenis moest zich vroeg of laat wre ken. Geloof me toch, Daisy. Ook zon der Lisaweta zou het op den duur tus- schen ons beiden nooit goed zijn ge gaan. Ik wil niet, dat je in mijn te genwoordigheid over die vrouw spreekt! Haar stem sloeg over. Je kunt me niet verbieden aan haar te denken. Robert zei het eigen lijk zonder het te willen. Nou, denk dan aan d’r! barstte Daisy los. Maar misschien wil je dan nog wel even goed luisteren naar hetgeen ik ie te zeggen heb! Ik heb in Moskou het verlies van mijn pas eerst ’s middags bemerkt, 's Avonds kregen we bezoek van een paar poli tiemannen en die vertelden ons een en ander over die juffrouw Finschow. Men scheen jullie samen te hebben ge zien. Een inspecteur hoe heette hü ook weer het begon met een T Terschilow, dacht Robert. Hij had vooruit geweten, dat die knaap hem nog wel eenige onaangename oogen- blikken zou bezorgen. Het was eigen lijk een wonder geweest, dat hij zich zoo om den tuin had laten leiden. Het komt er ook niet op aan, hoe hij heet, vervolgde Daisy. In ieder geval heeft hij ons trachten uit te hoo ren. En bij diè gelegenheid heb je na tuurlijk mij aangewezen als degeen, die je pas had gestolen? viel Daisy hem jn de rede, Nee, dat heb ik niet gedaan. Ik wilde eerst nog eens af wachten. Ik heb er dien inspecteur van kunnen overtuigen, dat er tusschen het verlies van mijn pas en jouw plot seling verdwijnen geen enkel verband bestond. Ik heb hem verteld, dat ik den pas in een taxi ben kwijt geraakt en Gattersworth heeft dat op mijn verzoek bevestigd. Gattersworth is nu eenmaal een gentleman Zij keek hem even hoonend aan. Of ze het geloofden of niet, weet ik niet precies. In ieder geval heeft vader zich er verder voor gespannen. Het Handels- commissariaat wilde geen schandaal, omdat het prijs stelde op goede be trekkingen met het buitenland, zoolang de heeren dat althans wenschelijk oor- deelen. Overigens behoeft het me maar één woord te kosten en er wordt een bevel tot opsporing en aanhouding van je beminde uitgevaardigd! Robert voelde, hoe zijn knieën knik ten. Daisy stond triomfeerend tegenover hem. Zie het toch in, Robert, zy sprak nu bijna vleiend, maar dat was nog veel erger dan haar woede van zooeven, die geschiedenis met dat schepsel leidt immers tot niets. Je maakt jezelf ongelukkig, je werkt je totaal in den put en haar er by. Als wy de zaak aanhangig maken, wordt zij natuurlijk wegens diefstal aan de Russische politie-autoriteiten uitgele verd. Hy kromp ineen. Naar Rusland uit geleverd wat dat beteekende, daar aan durfde hij zelfs niet te denken. Die Pjotr met zijn aartsgemeen ge zicht Terschilow met zijn wezenloo- ze oogen en de onderkaak van een rund Niet aan te denken! Het eenige wat je voor haar kunt doen, is je niet meer met haar te be moeien. Dat zie je zelf toch ook wel in? hoorde hy Daisy weer oreeren. Hij knikte mechanisch. Zij legde met een wat geforceerd vriendschappelijk gebaar haar hand op zijn schouder. Haar gezicht ver toonde nu geen spoor meer van eenige innerlijke emotie; het droeg weer het zelfde effen masker als bij het begin van hun gesprek. Dan blijft alles bij het oude; ik zal probeeren het te vergeten, Robert, begrijp je? Hij keek haar ongeloovig-verschrikt aan. Ondanks alles wat er gebeurd was, wilde ze zich dus toch nog aan hem binden? Ik heb alles al overdacht en te vens een en ander met vader bespro ken. Je onverwachte reis naar Londen was noodzakelijk, omdat Beerly en Co. hun betalingen hebben gestaakt. Dat weet je misschien al wel; je zult er waarschijnlijk in Londen wel van in de krant hebben gelezen? Zij lachte even. Eigenlijk bijzonder attent van Beerly om juist nu in financieele moeilijkheden te geraken dat ver schaft je een uitstekend alibi, Robert. En vader vond, dat je de vijfduizend pond, welke jullie nog van Beerly te vorderen hebben, dan maar als smar- tegeld moet beschouwen. Robert wist van niets. Hij had er in Londen zelfs geen moment aan ge dacht een krant in te zien. Enfin, de debacle van Beerly en Co. vormde dus zyn alibi. Goed, waarom niet? Daisy had haar maatregelen inder daad op geniale wijze getroffen. Behalve dr. Stephan weet nie mand er iets van. Stephan heeft van daag op het kantoor laten dóórsche meren, hoe het met Beerly en Co, go- Helsinki, 9 Februari. Toen ik nog in Stockholm zat, onh- moette ik er een Amerikaan, voorzien van die typische „o wij weten alles”- mentaliteit, den Yankee veelal eigen. Hoorende, dat ik met kranten te doen had, stak hij zonder verwijl van wal, om mij met tallooze „you see's” aan hot verstand te brengen, dat hij den Finscb- Russischen oorlog „door” had: het is. zei hij, dóódsimpel: de strijd van het kapi talisme tegen het bolsjewisme, you see. En ieder verstandig mensch staat na tuurlijk aan de zijde van het kapitalis me. you see. Ik heb een zwakke poging ondernomen om dezen Amerikaan van zijn ongelijk te overtuigen. Vergeef bet mij: ieder mensch heeft wel eens iets van Don Quichotte. Mijn Amerikaan was méér dan vriendelijk: a charming boy, you see. Maar zijn opvatting zat zóó vast als een klinknagel in een scheepshuid: kapitalisme tegen bolsje wisme, you see. Hier ligt, wat de oude Abraham Kui per een „afschuwelijk misverstand” zou hebben genoemd. Ik wil mij nu niet op houden met de politieke democratie van Finland, dat bewaar ik voor later. Wel echter met de economische. Ik wil pro beeren, uit te leggen hoe het in groote trekken met de verhouding van den Fin se hen Staat tot het economisch leven ge schapen is. Gij vraagt wellicht wat dat nu met den oorlog te maken heeft, en ik antwoord: niet zoo weinig! Indien het Finsche volk, dat voor het overgroots deel uit „kleine” menschen bestaat, te gen zijn staat moest opzien als tegen een kapitalistischen onderdrukker, zou hei tegenover den huldigen oorlog geheel anders staan dan het nu doet En ook steld is. Wat dat betreft, is dus alles in orde. En wanneer overigens iemand zich geroepen mocht voelen praatjes over ons rond te strooien nu, dan zal ons huwelijk haar of hem wel spoedig het bewijs leveren, dat die ge ruchten van allen grond ontbloot zijn. Robert keek op. Hoe zoo? Dacht je er over om spoedig te trouwen? Ja natuurlijk. Waar zouden we nog op wachten? Ik stel voor, over zes weken dan hebben we juist tijd ge noeg om de noodige voorbereidingen te treffen en met zorg te overwegen, wie we zullen inviteeren. Als we ver der in den zomer komen, zyn de meesten van onze vrienden al op reis. Zoo kan het nog net. Wees dus zoo goed ook van jouw kant met een en ander rekening te houden. Ik kan in ieder geval tegen dien tijd klaar zyn. En nu wil je me verder wel excusee- ren ik moet vader even op zyn kantoor gaan opzoeken. Je kunt je voorstellen, dat hy met smart naar eenig bericht uitziet. Jy doet maar, Daisy. Alleen zou ik niet liever eerst met je vader... Daisy liet hem niet eens uitspreken. Alsjeblieft niet. Als ik hem mee deel, dat alles in orde is, dan is dat voldoende. Vooral geen ellenlange uit eenzettingen tusschen vader en jou. Ge loof maar gerust, dat de laatste dagen hem geen goed hebben gedaan. Robert voelde zich aan handen en voeten gebonden. Daisy beschikte een voudig over hem alsof zij met een willoos werktuig te doen had. Zü had hem volkomen in haar macht, hem zoowel als het meisje Lisaweta. 22) Daisy Lohr lachte schamper. In den blik, waarmee zy hem strak aankeek, lag zoowel haat als iets van triomf. - Zoo, is dat het eenige, denk je? Dat is wel heel gemakkelijk, waarde Robert, zeldzaam gemakkelijk. Ik geef je je woord terug daarmee denk je dus de heele zaak te hebben afge daan daarmee denk je vrij te zijn, wn met dat schepsel, die inbreekster herder te kunnen leven "Ach, Daisy... Robert zei het bijna fluisterend Hij voelde zich plotseling moe. Waarom toch al die hatelij- Woorden?! Daisy en hy stonden zoo '"'eindig ver van elkaar ook al zou ef au toevallig niet een derde in het 9el zijn geweest. Maar zoo gemakkelyk maak ik M je niet, Robert. Ik behoor niet tot die edelmoedige en offervaardige ro- n'anmeisjes. Ik bepaal mijn leven Zelf. Ik denk er niet aan om als ver aten verloofde uit dit drama te voor- scRijn te treden en daardoor onzen be- n,iimelüken kennissen reden te geven 5°or allerlei praatjes: Hebt u het ge- h°ord? Daisy Lohr’s verloofde heeft "Uar laten zitten, or.idat hij zich meer een Russische landloopster aange- ^r°kken voelde... O nee, Robert, ik h°Ud je aan je woord en ik denk er aan onze verloving te verbreken. Naam Daisy, wat is een woord? Veel, als het gestaafd wordt door een bij elkander willen behooren niets, wanneer men al van elkaar ver vreemd is. Razend van woede trad zij een paar passen op hem toe. Ik gevoel op het oogenblik niet de minste behoefte om te filosofeeren. Kort en goed: onze verloving blijft bestaan! Daar behooren twee menschen toe, Daisy. Je dreigt me dus? Hij schudde zijn hoofd. Nee, Dai sy, ik wys je alleen maar op de on mogelijkheid om mij tegen mijn wil te binden. Je wilt dus alles voor dat schep sel opofferen? Bedenk toch eens, wat vader en jou verbindt! Er trok een schaduw over Robert’s gezicht. Dat heb ik mijzelf al wel duizend maal voorgehouden, Daisy. ’t Zou je in je zaken ernstig kun nen schaden, Robert. Vader laat zich door mij nogal beïnvloeden 1 als jullie gemeenschappelij ke Russisch-Zweed- sche onderneming mis loopt, zou er in jouw firma zeker heel wat op losse schroeven komen te staan. Robert keek haar aan. Aha, bedoel de ze het zoo. Hy had slechts aan zyn persoonlijke gevoelens jegens haar vader gedacht, toen zy van den band tusschen hen beiden gewaagde. Het persoonlijke karakter van deze ge schiedenis liet by hem geen ruimte voor zakelijke overwegingen. Zy had eigenlijk een man moeten zijn, ging het hem door het hoofd. Zij kan zoo nuchter denken, als ik nooit zou ver mogen te doen. Beste Daisy, ook dat zal mij niet kunnen weerhouden. Wij moeten elkaar Ik kijk op mijn horloge: tien uur. Alsof ik er het sein toe had gege ven, begint op hetzelfde oogenblik het loeien van de sirene: alarm, alarm! Waarheen? Ik weet nergens een schuilkelder te vinden. Ev°n sta ik besluiteloos: dekking zoe ken hier, in een park? Onzin: er is niets, dat er zich toe leent Daar zie ik twee mannen rennen. Ik zet het op een loopen. „Hierheen, hierheen”, schreeuwt Het is diep in den nacht. Na meer dan 7 uur sporen rolt mijn trein welke het anders in goed drie uur af kan het kleine, lage station van Abo binnen. Ik stap uit: dikke duis ternis is er om mij heen. Geen lampje brandt, geen mensch is te onderschei den. Waar moet ik heen? Ik ken de namen van een paar hotels, maar van het eene werd mij gezegd, dat het door eau voltreffer geruïneerd is. En waar ligt het andere? Ik ga op pad, op goed pluk af. Een zaklantaarn heb ik bij mij, maar het gebruik ervan is ver boden. De straten- zijn leeg en verla ten. Ik neem mijn rugzak over de schouders en begin aan wat voor mij een avontuur is. Ik loop recht toe recht aan: ah: ginds brandt warempel een rood pitje. Daar maar op aan! Het is niets dan een ontzaglijk gat in den grond waarvoor het lichtje mij waar schuwt: hier sloeg blijkbaar een bom den grond in. Verder loop ik, strompe lend over stoepen en sneeuwruggen. Hoor ik iemand? Ik roep in het Zweedsch: „kunt u me hier misschien den weg wijzen?” „Jo, det kan jag”, hoor ik. Goed zoo, dat helpt. De man uit de duisternis scharrelt naar mij toe: een korporaal blijkt hij te zijn. Wij zetten de nachtelijke wandeling voort, terwijl mijn metgezel mij vertelt, hoe erg de Russen hier schier dagelijks huishou den. Helsinki is, bij Abo vergeleken, een doodrustig oord. Hier worden de menschen dag aan dag opgejaagd door het geloei van de sirenes; hier zijn al honderden gebouwen in puin gestort of zwaar beschadigd. Aha, daar is het hotel! Ik zou het alleen nooit gevon den hebben, want geen glimp verraadt ajn aanwezigheid. Op de kamer, welke ik te pakken kan krijgen, hangt een narschuwing: bij alarm rennen naar premle-uitgave van de „HaagscM Courant" 16 pagina’s omvang, schijnt Iedere week. Afgehaald aaa onze bureaux Wagenstraat 37, 5 cen| per nummer. Abonnementsprijs uitsluitend voo» onze abonné’s 65 cento per date maanden. Postabonnementen voor binnenland ƒ0.90, buitenland 1.30 per 3 mnd, bij vooruitbetaling. Men kan zich ook bij den courante»» bezorger abonneeren. Heden is het nummer van 18 Fe» bruari verzonden. I ■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■•■■■■■■■■■ij t*

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 13