I
In Abo, de Finsche stad
zonder kinderen..
Baagsche Courant van Vrijdag 16 Februari 1940
flucht uit Moskou
LIn Finland-
Inteekenbiljet
van
weggenomen
Sociale tegen
stellingen
1918 goeddeels
fen uur
Geïllustreerd Zondags
blad
in
een
De binnenlandsche
kolonisatie
FEUILLETON.
schuilloopgraaf bij
21 graden vorst...
VIERDE BLAD, PAGINA 1.
I
van
vesw
Weer loeien de sirenes!
sirenes
XVIL
Bij gouverneur Kytta.
(Vos onzen tpecialen verslaggever.)
Abo, 8 Februari.
Woonplaats
Afscheid.
XVIIL
(Van onzen specialen correspondent.
Alarm, alarm!
Een trieste tocht.
4
(Wordt vervolgd.)
Vertegenwoordiger van een
voorbijen tijd.
(Nadruk verboden.)
De ondergeteekende verzoekt de
administratie van de „Haagsche Cou
rant’’ hem (haar) te noteeren voor een
abonnement op het „Geïllustreerd
Zondagsblad” tegen den prijs van 6»
cent per kwartaal 0.90 en 1.30 per
posty.
Links: Eenzaam steken de schoorsieenen in de lucht. De huizen, welke ze eens verwarmden, zijn weggeslagen. Rechts: De spring-
bom sloeg dwars door het hoogste huis. De ontploffing-, welke volgde, verwoestte tevens een heele rij huisje» van bescheidener
omvang, waarvan deze foto enkele laat zien.
Gaten in den grond, verbogen
hekken, ingestorte daken...
Den volgenden morgen trek ik er
vroeg op uit. Op mijn wandeling zie
ik telkens vernielde huizen, gaten in
den grond, verbogen hekken, ingestorte
daken. Ik oriënteer mij op de oude
Domkerk, welke midden op een groot
wijd plein ligt. Al de Gothische kerk
ramen zijn kapot. Op hooge ladders
staan werklieden, die planken spijke
ren, waar eens glas-in-lood was. Naast
de kerk ligt een groot gebouw: ge
rechtshof en provinciale administratie.
Het dak is deels afgescheurd en alle
ruiten zijn verbrijzeld. Maar gewerkt
wordt er tóch. Ik zie menschen in- en
uitgaan. Langs den Dom kom ik in een
villawijk: weinig huizen, veel tuinen
en parken. Hier is het stil. De klim
mende zon verlicht de duizenden ijs
pegels welke langs de dakgooten han
gen, en heel de sfeer is zóó vredig, dat
ik er den oorlog door vergeten zou.
den kelder, want de sirene loeit vaak
pas op het allerlaatste oogenblik. Als
het lage bewolking is, komen de Rus
sen op drie, vierduizend meter hoog,
zetten hun motoren af, en glijden in
razende vaart op de stad aan: wee den-
geen, die zich niet in weinige seconden
weet te bergen! Ik neem de hier ge
bruikelijke voorzorgsmaatregelen: leg
wat kleeren, een pelsmuts, mijn geld
en mijn paspoort voor het grijpen.
Maar het blijft stil, gelukkig.
Dan stappen de prefect en ik in een
dienstautoeen trieste tocht begint,
door het geteisterde Abo.
Stop, beveelt de prefect den chauf
feur. Wij stappen uit Op den hoek van
een straat zie ik een heele rij ingestorte
huizen. „Daar was een tennishal", zegt
de prefectik zie een stapel verwrongen
ijzeren staven en geroosterde balken.
„Dit is het huis van eea particulier”
Zoo is het voor den stedeling in Abo
iederen dag. Hier zijn de menschen
opgejaagd wild. Elke seconde kan het
loeien van de sirenes beginnen.
Zeker vijftig menschen hebben hier
op straat den dood gevonden, omdat zij
niet op tijd uit den weg konden komen.
Verleden week sloeg een voltreffer in
een tram zeven passagiers waren op
slag dood, vijf andere liggen hier ergens
in een ziekenhuis.
Na drie kwartier komt het bevrij-
dingssignaal.
Ik heryat mijn wandeling en begeef
mij naar het huis van den gouverneur
der provincie Abo-Bjorneborg, waar
van Abo de hoofdstad is. Een Ameri
kaan, die hem kent, en dien ik toevallig
ontmoette, heeft mij een introductie
voor hem gegeven, en ik word met Fin
sche gastvrijheid door gouverneur Kytta
ontvangen. Zijn statig, uit hout opge
trokken huis er zijn hier veel houten
huizen en daardoor is de uitwerking
van brandbommen hier zoo verschrikke
lijk heeft hij, zooals hij lachend zegt,
gedeeltelijk geëvacueerd. In den tuin
ligt zijn schuilkelderhij heeft dien
juist verlaten, maar houdt alles voor
den volgenden gang gereed. Dat doet
hier iedereen. Winkelpersoneel loopt
achter de toonbanken in pelsjas en met
muts op. Soms is het moeilijk, bij het
binnenkomen klant en bediende te on
derscheiden. Gouverneur Kytta be
stuurt een van de zwaarst getroffen
provincies van Finland. Hij vertelt mij,
hoe het provinciehuis de provinciale
griffie, zouden wij zeggen zwaar is
beschadigd en hoe branden op tallooze
punten verwoestingen hebben aange
richt. „Maar u zult het zelf zien. Ik zal
den politieprefect vragen, u den weg
te wijzen hij kan u het allerbest van
dienst zijn”. Het duurt niet lang, of de
vice-gouvemeur heeft inmiddels voor
koffie laten zorgen, en gedrieën praten
wij over het ongeluk van deze stad, de
tweede van Finland, naar haar grootte,
met een 70.000 inwoners.
Ik ga er wat eten en schrijven, maar
de inkt is nog niet droog, of voor den
zooveel sten keer loeien de sirenes. Jas
aan, muts op, rennen. De straat op, een
pijl volgen; ik zit weer gevangen in den
schuilkelder. Het duurt een half uur.
Als ik teruggekeerd ben om af te reke
nen bij alarm laten wij hier alles
maar zooals het is, het eenige, dat we
doen is: wegrennen! zoek ik het sta
tion op. Ik heb het overdag nog niet ge
zien. Maar de Russen hebben het van
daag op Abo begrepen; wéér gillen de
sirenes, wéér zoek ik berging. Wéér zit
ten wij een klein uur opgesloten, dezen
keer* in een loopgraaf, die in een park
is aangebracht. Buiten vriest het 21
graden. In den loopgraaf is het bitter
koud. Wij zetten onze beenen tegen den
wand aan de overzijde, hoog opgetrok
ken, maar het baat niet: de kou kruipt
door alle naden en kieren en langzaam
verkillen wij, hier onder den keiharden
grond.
maar overal zoudt u hetzelfde zien. In
Hangö is het minstens even erg. Maar
daar valt het zoo mogelijk nog méér op.
omdat de stad zooveel kleiner is. Och,
nee, zeg ik ik weet het nu wel.
Wij nemen afscheid van elkaar en ik ga
naar „Hamburger Börs”, waarvan mij
verteld was en op het gezag van mijn
zegsman heb ik dat, naar ik meen, u ook
bericht dat het gansch en al werd
verwoest. Zóó erg is het gelukkig niet:
één verdieping heeft zwaar geleden,
maar de rest staat en het bedrijf
draait.
ik zie een ingestort pand, waarvan de
plafonds naar beneden hangen. Een
Steinwayvleugel ligt op zijn rug. De
drie pooten steken uit den rommel om
hoog, het blad is afgescheurd en ligt
een eind verder. De man, die hier woon
de, verloor alles op één dagzijn huis
en zijn zaak kregen beide een voltreffer.
Men verzekert hier tot nu toe alleen
huisschade, geen verlies van meubilair,
geen schade door bcdrijfsstilstand. De
getroffene, over wien ik het nu heb,
was welvarend. Nu heeft hij niets meer
over dan een verzekeringssom, maar
wie begirjt onder deze omstandigheden
te bouwen? Wij reden verder. „Kijk”,
wijst mij de prefect. Ik zie een rij
schoorsteenen, die eenzaam in de lucht
steken de huizen, die ze eens verwarm
den, zijn weggeslagen. Uit de puinhoo-
pen kringelt nog rook. De prefect ver
telt, hoe de brandweer hier voor een
veelal onvervulbare taak staatsoms
dertig branden tegelijk. „Kijk, daar
staat het gebouw van de Aabosche cou
rant”: Abo Underrettelser (onderrich
ting, tijding). Het voorgedeelte, waar
redactie en administratie huisden, is
leeggebrand. Zwartgeblakerd en behan
gen met zware ijspegels van het blus-
schingswerk, staat het in de huizenrij.
Maar de courant verschijntdrukkerij
en zetterij zijn gespaard gebleven, re
dactie en administratie hebben daar nu
hun intrek genomen. Voort gaat de rit.
„Hier”, zegt prefect Nummi, en hij wijst
op het gebouw van de Finlandsche
Bank, „zijn acht menschen omgekomen.
Het alarm kwam op het laatste oogen
blik. Ze renden de straat op naar den
naastbijen schuilkelder, maar acht haal
den het niet. Een Russisch toestel schoot
omlaag, opende mitrailleurvuur en hier,
vlak voor dit gebouw, vonden zij den
dood”.
Wat eens een trotsche
burcht was
Abo is trotsch op een ouden burcht,
aan den buitenkant van de stad. Nog
onlangs voteerde het stadsbestuur
6.000.000 mark voor restauratie van dit
historisch monument. Steigers werden
klaar gelegd, steenen aangevoerd. Toen
kwam de oorlog. Tegenover den burcht
lagen groote opslagplaatsen. De Russen
verschenen. Een heftig bombardement:
de veemen waarin o.a. millioenen siga
rettendoosjes lagen opgeslagen waren
grondig verwoest, de oude burcht, die
in den loop der eeuwen zijn bewoners
zoo vaak tegen aanvallers beschermde,
was niet bestand tegen de moderne ver-
nielingsmiddelen. Een van zijn torens
stortte in, het dak werd gedeeltelijk
weggeslagen, en een paar muren vielen
onder donderend geraas ineen. In het
park naast den burcht stond een oud
houten landhuis. Eens was het het bui
tenverblijf van een vooraanstaand
Aaboër, en om zijn karakteristieke ar
chitectuur werd het tien jaar geleden
naar hier overgebracht. Er is niets van
over dan een trieste puinhoop.
Waartoe tot het einde het relaas van
al die woesternij
Waartoe het eentonig verhaal van ka
pot gebombardeerde huizen, van heele
blokken, die nu rookende puinmassa’s
zijn? Ik zou”, zegt de prefect mistroos
tig, „nog uren met u kunnen rondrijden”
Als het eindelijk voorbij is, ga ik
maar draven om warm te worden. Op
het station, waarvan een bijgebouw ook
al een bomscherf heeft gehad, staat een
trein frontsoldaten, die terugkeeren van
hun verlof. Vrouwen en meisjes doen
uitgeleide. Ze praten opgewekt, en als
de trein zich in beweging zet, wuiven ze
lachend met zakdoeken. Maar dan in
eens. zie ik achter den schijn de bittere
werkelijkheid. Dezelfde zakdoeken, die
zooeven moedig gezwaaid werden, dro
gen nu tranen weg. Een jonge vrouw
staat in mijn buurt; bewegingloos kijkt
zij de twee kleine roode lampjes na. die
de laatste wagon voert. Het worden
twee stippen, kleiner en kleiner. Dan
komt de eerste bocht; weg is het licht.
De menschen keeren naar huis, de sol
daten keeren naar het front. Oorlog is
wreed en gruwelijk. Ik loop de stad
weer in. deze gewonde stad zonder kin
deren. Nooit heb ik geweten, dat ik zóó
gewend ben aan kinderen in een stads
beeld! Hier zijn zij niet. Bij dit harde
oorlogs besta an. met zijn oneindige alar
men, met zijn gerèn naar kelders en
kluizen, hoort het vroolijke kleine volk
niet. Het leeft ..ergens in Finland”, of in
Zweden en het speelt en lacht, onbewust
van de verschrikkingen, die groote men
schen over groote menschen brengen
kunnen.en brengen. Want dit Abo
is meerendeels verschrikking en ontken
ning van alle menschelijkheid.
In den nachttrein naar Helsinki zitten
de schaarsche passagiers weggedoken in
een hoekje. Als wij Karis na eindeloos
boemelen bereikt hebben, gaat de coupé
open: een man stapt binnen.met een
klein kind op den arm! En ineens inte
resseert zich ons heele gezelschap voor
dien éénen peuter; hij is de vertegen
woordiger van een voorbijen tijd, toen
het hier nog vrede was en veiligheid...
Dicht tegen zijn vader aan slaapt hij als
een steen. Maar wij, ouderen, praten
over oorlog en bommen, totdat wij
elkander verliezen in het dichte duister
van Helsinki’s stationsplein.
(Nadruk verboden. Auteursrecht voor
behouden).
één mij toe. Wij racen. Boem,
boem, hooren we in de verte.
„Hardloopen”, roept iemand, een
vierde, die ook nog geen heenko
men heeft. Boem. Een donderslag
valt op de stad. Een voltreffer?
Menschenlevens? Brand? Wij vlie
gen voort: daar is het verlossende
bordje: Vaestönsuojaan! Hijgend
schieten we naar binnen. Een man
van de luchthescherming wijst ons
den weg over een binnenplaats, en
dan duiken wij in den kelder van
’n drukkerij, 't Is er vol. Eivol. Wij
vinden een staanplaatsje met z’n
vieren en blazen uit.
Hier zijn de menschen
als het opgejaagde
wild, dat elke seconde
opgeschrikt kan
worden door loeiende
toch niets wijs maken, Daisy. Wij heb
ben onze verloving op een leugen op
gebouwd. Omdat alles zoo mooi bij el
kaar paste, dachten we, dat het met
de liefde ook wel zou gaan. Het on
waarachtige van een dergelijke ver
bintenis moest zich vroeg of laat wre
ken. Geloof me toch, Daisy. Ook zon
der Lisaweta zou het op den duur tus-
schen ons beiden nooit goed zijn ge
gaan.
Ik wil niet, dat je in mijn te
genwoordigheid over die vrouw
spreekt! Haar stem sloeg over.
Je kunt me niet verbieden aan
haar te denken. Robert zei het eigen
lijk zonder het te willen.
Nou, denk dan aan d’r! barstte
Daisy los. Maar misschien wil je
dan nog wel even goed luisteren naar
hetgeen ik ie te zeggen heb! Ik heb
in Moskou het verlies van mijn pas
eerst ’s middags bemerkt, 's Avonds
kregen we bezoek van een paar poli
tiemannen en die vertelden ons een en
ander over die juffrouw Finschow.
Men scheen jullie samen te hebben ge
zien. Een inspecteur hoe heette hü
ook weer het begon met een T
Terschilow, dacht Robert. Hij had
vooruit geweten, dat die knaap hem
nog wel eenige onaangename oogen-
blikken zou bezorgen. Het was eigen
lijk een wonder geweest, dat hij zich
zoo om den tuin had laten leiden.
Het komt er ook niet op aan, hoe
hij heet, vervolgde Daisy. In ieder
geval heeft hij ons trachten uit te hoo
ren.
En bij diè gelegenheid heb je na
tuurlijk mij aangewezen als degeen,
die je pas
had gestolen? viel Daisy hem
jn de rede, Nee, dat heb ik niet
gedaan. Ik wilde eerst nog eens af
wachten. Ik heb er dien inspecteur
van kunnen overtuigen, dat er tusschen
het verlies van mijn pas en jouw plot
seling verdwijnen geen enkel verband
bestond. Ik heb hem verteld, dat ik
den pas in een taxi ben kwijt geraakt
en Gattersworth heeft dat op mijn
verzoek bevestigd. Gattersworth is nu
eenmaal een gentleman Zij keek
hem even hoonend aan. Of ze het
geloofden of niet, weet ik niet precies.
In ieder geval heeft vader zich er
verder voor gespannen. Het Handels-
commissariaat wilde geen schandaal,
omdat het prijs stelde op goede be
trekkingen met het buitenland, zoolang
de heeren dat althans wenschelijk oor-
deelen. Overigens behoeft het me
maar één woord te kosten en er wordt
een bevel tot opsporing en aanhouding
van je beminde uitgevaardigd!
Robert voelde, hoe zijn knieën knik
ten.
Daisy stond triomfeerend tegenover
hem. Zie het toch in, Robert, zy
sprak nu bijna vleiend, maar dat was
nog veel erger dan haar woede van
zooeven, die geschiedenis met dat
schepsel leidt immers tot niets. Je
maakt jezelf ongelukkig, je werkt je
totaal in den put en haar er by. Als
wy de zaak aanhangig maken, wordt
zij natuurlijk wegens diefstal aan de
Russische politie-autoriteiten uitgele
verd.
Hy kromp ineen. Naar Rusland uit
geleverd wat dat beteekende, daar
aan durfde hij zelfs niet te denken.
Die Pjotr met zijn aartsgemeen ge
zicht Terschilow met zijn wezenloo-
ze oogen en de onderkaak van een
rund Niet aan te denken!
Het eenige wat je voor haar kunt
doen, is je niet meer met haar te be
moeien. Dat zie je zelf toch ook wel
in? hoorde hy Daisy weer oreeren.
Hij knikte mechanisch.
Zij legde met een wat geforceerd
vriendschappelijk gebaar haar hand
op zijn schouder. Haar gezicht ver
toonde nu geen spoor meer van eenige
innerlijke emotie; het droeg weer het
zelfde effen masker als bij het begin
van hun gesprek. Dan blijft alles
bij het oude; ik zal probeeren het te
vergeten, Robert, begrijp je?
Hij keek haar ongeloovig-verschrikt
aan. Ondanks alles wat er gebeurd
was, wilde ze zich dus toch nog aan
hem binden?
Ik heb alles al overdacht en te
vens een en ander met vader bespro
ken. Je onverwachte reis naar Londen
was noodzakelijk, omdat Beerly en Co.
hun betalingen hebben gestaakt. Dat
weet je misschien al wel; je zult er
waarschijnlijk in Londen wel van in
de krant hebben gelezen? Zij lachte
even. Eigenlijk bijzonder attent van
Beerly om juist nu in financieele
moeilijkheden te geraken dat ver
schaft je een uitstekend alibi, Robert.
En vader vond, dat je de vijfduizend
pond, welke jullie nog van Beerly te
vorderen hebben, dan maar als smar-
tegeld moet beschouwen.
Robert wist van niets. Hij had er
in Londen zelfs geen moment aan ge
dacht een krant in te zien. Enfin, de
debacle van Beerly en Co. vormde
dus zyn alibi. Goed, waarom niet?
Daisy had haar maatregelen inder
daad op geniale wijze getroffen.
Behalve dr. Stephan weet nie
mand er iets van. Stephan heeft van
daag op het kantoor laten dóórsche
meren, hoe het met Beerly en Co, go-
Helsinki, 9 Februari.
Toen ik nog in Stockholm zat, onh-
moette ik er een Amerikaan, voorzien
van die typische „o wij weten alles”-
mentaliteit, den Yankee veelal eigen.
Hoorende, dat ik met kranten te doen
had, stak hij zonder verwijl van wal, om
mij met tallooze „you see's” aan hot
verstand te brengen, dat hij den Finscb-
Russischen oorlog „door” had: het is. zei
hij, dóódsimpel: de strijd van het kapi
talisme tegen het bolsjewisme, you see.
En ieder verstandig mensch staat na
tuurlijk aan de zijde van het kapitalis
me. you see. Ik heb een zwakke poging
ondernomen om dezen Amerikaan van
zijn ongelijk te overtuigen. Vergeef bet
mij: ieder mensch heeft wel eens iets
van Don Quichotte. Mijn Amerikaan
was méér dan vriendelijk: a charming
boy, you see. Maar zijn opvatting zat
zóó vast als een klinknagel in een
scheepshuid: kapitalisme tegen bolsje
wisme, you see.
Hier ligt, wat de oude Abraham Kui
per een „afschuwelijk misverstand” zou
hebben genoemd. Ik wil mij nu niet op
houden met de politieke democratie van
Finland, dat bewaar ik voor later. Wel
echter met de economische. Ik wil pro
beeren, uit te leggen hoe het in groote
trekken met de verhouding van den Fin
se hen Staat tot het economisch leven ge
schapen is. Gij vraagt wellicht wat dat
nu met den oorlog te maken heeft, en ik
antwoord: niet zoo weinig! Indien het
Finsche volk, dat voor het overgroots
deel uit „kleine” menschen bestaat, te
gen zijn staat moest opzien als tegen een
kapitalistischen onderdrukker, zou hei
tegenover den huldigen oorlog geheel
anders staan dan het nu doet En ook
steld is. Wat dat betreft, is dus alles
in orde. En wanneer overigens iemand
zich geroepen mocht voelen praatjes
over ons rond te strooien nu, dan
zal ons huwelijk haar of hem wel
spoedig het bewijs leveren, dat die ge
ruchten van allen grond ontbloot zijn.
Robert keek op. Hoe zoo? Dacht
je er over om spoedig te trouwen?
Ja natuurlijk. Waar zouden we
nog op wachten? Ik stel voor, over zes
weken dan hebben we juist tijd ge
noeg om de noodige voorbereidingen
te treffen en met zorg te overwegen,
wie we zullen inviteeren. Als we ver
der in den zomer komen, zyn de
meesten van onze vrienden al op reis.
Zoo kan het nog net. Wees dus zoo
goed ook van jouw kant met een en
ander rekening te houden. Ik kan in
ieder geval tegen dien tijd klaar zyn.
En nu wil je me verder wel excusee-
ren ik moet vader even op zyn
kantoor gaan opzoeken. Je kunt je
voorstellen, dat hy met smart naar
eenig bericht uitziet.
Jy doet maar, Daisy. Alleen
zou ik niet liever eerst met je vader...
Daisy liet hem niet eens uitspreken.
Alsjeblieft niet. Als ik hem mee
deel, dat alles in orde is, dan is dat
voldoende. Vooral geen ellenlange uit
eenzettingen tusschen vader en jou. Ge
loof maar gerust, dat de laatste dagen
hem geen goed hebben gedaan.
Robert voelde zich aan handen en
voeten gebonden. Daisy beschikte een
voudig over hem alsof zij met een
willoos werktuig te doen had. Zü had
hem volkomen in haar macht, hem
zoowel als het meisje Lisaweta.
22)
Daisy Lohr lachte schamper. In den
blik, waarmee zy hem strak aankeek,
lag zoowel haat als iets van triomf.
- Zoo, is dat het eenige, denk je?
Dat is wel heel gemakkelijk, waarde
Robert, zeldzaam gemakkelijk. Ik geef
je je woord terug daarmee denk je
dus de heele zaak te hebben afge
daan daarmee denk je vrij te zijn,
wn met dat schepsel, die inbreekster
herder te kunnen leven
"Ach, Daisy... Robert zei het bijna
fluisterend Hij voelde zich plotseling
moe. Waarom toch al die hatelij-
Woorden?! Daisy en hy stonden zoo
'"'eindig ver van elkaar ook al zou
ef au toevallig niet een derde in het
9el zijn geweest.
Maar zoo gemakkelyk maak ik
M je niet, Robert. Ik behoor niet tot
die edelmoedige en offervaardige ro-
n'anmeisjes. Ik bepaal mijn leven
Zelf. Ik denk er niet aan om als ver
aten verloofde uit dit drama te voor-
scRijn te treden en daardoor onzen be-
n,iimelüken kennissen reden te geven
5°or allerlei praatjes: Hebt u het ge-
h°ord? Daisy Lohr’s verloofde heeft
"Uar laten zitten, or.idat hij zich meer
een Russische landloopster aange-
^r°kken voelde... O nee, Robert, ik
h°Ud je aan je woord en ik denk er
aan onze verloving te verbreken.
Naam
Daisy, wat is een woord? Veel,
als het gestaafd wordt door een bij
elkander willen behooren niets,
wanneer men al van elkaar ver
vreemd is.
Razend van woede trad zij een paar
passen op hem toe. Ik gevoel op
het oogenblik niet de minste behoefte
om te filosofeeren. Kort en goed: onze
verloving blijft bestaan!
Daar behooren twee menschen
toe, Daisy.
Je dreigt me dus?
Hij schudde zijn hoofd. Nee, Dai
sy, ik wys je alleen maar op de on
mogelijkheid om mij tegen mijn wil te
binden.
Je wilt dus alles voor dat schep
sel opofferen? Bedenk toch eens, wat
vader en jou verbindt!
Er trok een schaduw over Robert’s
gezicht. Dat heb ik mijzelf al wel
duizend maal voorgehouden, Daisy.
’t Zou je in je zaken ernstig kun
nen schaden, Robert. Vader laat zich
door mij nogal beïnvloeden 1 als jullie
gemeenschappelij ke Russisch-Zweed-
sche onderneming mis loopt, zou er in
jouw firma zeker heel wat op losse
schroeven komen te staan.
Robert keek haar aan. Aha, bedoel
de ze het zoo. Hy had slechts aan
zyn persoonlijke gevoelens jegens haar
vader gedacht, toen zy van den band
tusschen hen beiden gewaagde. Het
persoonlijke karakter van deze ge
schiedenis liet by hem geen ruimte
voor zakelijke overwegingen. Zy had
eigenlijk een man moeten zijn, ging
het hem door het hoofd. Zij kan zoo
nuchter denken, als ik nooit zou ver
mogen te doen.
Beste Daisy, ook dat zal mij niet
kunnen weerhouden. Wij moeten elkaar
Ik kijk op mijn horloge: tien uur.
Alsof ik er het sein toe had gege
ven, begint op hetzelfde oogenblik
het loeien van de sirene: alarm,
alarm! Waarheen? Ik weet nergens
een schuilkelder te vinden. Ev°n
sta ik besluiteloos: dekking zoe
ken hier, in een park? Onzin: er
is niets, dat er zich toe leent
Daar zie ik twee mannen rennen.
Ik zet het op een loopen.
„Hierheen, hierheen”, schreeuwt
Het is diep in den nacht. Na meer
dan 7 uur sporen rolt mijn trein
welke het anders in goed drie uur af
kan het kleine, lage station van
Abo binnen. Ik stap uit: dikke duis
ternis is er om mij heen. Geen lampje
brandt, geen mensch is te onderschei
den. Waar moet ik heen? Ik ken de
namen van een paar hotels, maar van
het eene werd mij gezegd, dat het door
eau voltreffer geruïneerd is. En waar
ligt het andere? Ik ga op pad, op goed
pluk af. Een zaklantaarn heb ik bij
mij, maar het gebruik ervan is ver
boden. De straten- zijn leeg en verla
ten. Ik neem mijn rugzak over de
schouders en begin aan wat voor mij
een avontuur is. Ik loop recht toe recht
aan: ah: ginds brandt warempel een
rood pitje. Daar maar op aan! Het is
niets dan een ontzaglijk gat in den
grond waarvoor het lichtje mij waar
schuwt: hier sloeg blijkbaar een bom
den grond in. Verder loop ik, strompe
lend over stoepen en sneeuwruggen.
Hoor ik iemand? Ik roep in het
Zweedsch: „kunt u me hier misschien
den weg wijzen?”
„Jo, det kan jag”, hoor ik.
Goed zoo, dat helpt. De man uit de
duisternis scharrelt naar mij toe: een
korporaal blijkt hij te zijn. Wij zetten
de nachtelijke wandeling voort, terwijl
mijn metgezel mij vertelt, hoe erg de
Russen hier schier dagelijks huishou
den. Helsinki is, bij Abo vergeleken,
een doodrustig oord. Hier worden de
menschen dag aan dag opgejaagd door
het geloei van de sirenes; hier zijn al
honderden gebouwen in puin gestort
of zwaar beschadigd. Aha, daar is het
hotel! Ik zou het alleen nooit gevon
den hebben, want geen glimp verraadt
ajn aanwezigheid. Op de kamer, welke
ik te pakken kan krijgen, hangt een
narschuwing: bij alarm rennen naar
premle-uitgave van de „HaagscM
Courant" 16 pagina’s omvang,
schijnt Iedere week. Afgehaald aaa
onze bureaux Wagenstraat 37, 5 cen|
per nummer.
Abonnementsprijs uitsluitend voo»
onze abonné’s 65 cento per date
maanden.
Postabonnementen voor binnenland
ƒ0.90, buitenland 1.30 per 3 mnd,
bij vooruitbetaling.
Men kan zich ook bij den courante»»
bezorger abonneeren.
Heden is het nummer van 18 Fe»
bruari verzonden.
I
■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■•■■■■■■■■■ij
t*