Rampen, welke de Nederlandsche scheepvaart troffen p/f 1 HAAGSCHE C0URAN1 De ondergang de van NAZORG Simon Bolivar” Dertien opvarenden van de Den Haag” verdronken Zaterdag 24 Februari 1940. I i Een ander slachtoffer aangespoeld I DERDE BLAD. 55 Relaas van eersten machinist En de heer van Dijk heeft reden tot tevredenheid. Over de mede werking van de Arbeidsbeurs, van de politie, van families, die hem pupillen die hij natuurlijk in de eerste plaats van het B.L.O. ontvangt toezenden. Over de werkgevers vooral, die hem hun medewerking verleenen bij het plaatsen van pupillen in loon dienst. Niet in de laatste plaats reden tot tevredenheid over de resulta ten van zijn arbeid, want van zijn «1 X Weerkundige Waarnemingen Barometerstand van hedenmiddag 12 uur Het dunne pijltje geeft uen stand aan van gisteren DE TORPEDEERING VAN DE „TARA” groote waarde van zijn mensch- lievenden en socialen arbeid, die bovendien aan de gemeenschap geld bespaart door loonenden ar beid te verschaffen aan velen, die anders ten laste van die gemeen schap zouden komen. Ook mogen wij veilig aannemen, dat de cri minaliteit door de nazorg sterk wordt verminderd. Wie het bovenstaande heeft ge lezen en zich daaruit een denk beeld heeft kunnen vormen van het werk en de resultaten van Na zorg, zal het met ons eens zijn, dat deze voortreffelijke instelling de Voor de imbecillen staat de zaak natuurlijk minder gunstig dan voor de debielen. Voor eerstge- noemden wordt dan ook een an dere vragenlijst aan de school hoofden ter beantwoording gege ven, waarbij het vooral aankomt op het beoordeelen van de arbeids vaardigheid. De vraag is, of de pu pil al dan niet in loondienst zal kunnen treden, waarbij het in den regel gaat om arbeid als onge schoolde. Men heeft in dit opzicht goede resultaten mogen boeken. Zij, die voor loondienst niet in aanmerking komen, kunnen aan den chef van de afdeeling Psy chiatrie worden voorgedragen ter plaatsing in de werkinrichting, welke wordt beheerd door de be kende vereeniging „Dr. Schroeder van der Kolk”. Ook idioten kunnen meermalen voor een plaatsing in die inrich ting in aanmerking komen als zij voor bepaalde werkzaamheden mattenmakerij b.v. geschikt blijken. Het grootste deel van deze cate gorie echter is op gestichtsverple- ging aangewezen. Doch ook de verpleegden in ver schillende inrichtingen blijven in de belangstelling van den ambte naar. Blijken zij geschikt voor plaatsing in de maatschappij, mede op grond van de antwoorden van den directeur der inrichting op een vragenlijst, dan krijgen zij daartoe een proefverlof. Tevoren echter heeft de ambtenaar zich door huisbezoek op de hoogte ge steld van het milieu, waarin zijn pupil zal terechtkomen, want ook dit is een belangrijke factor bij de bcoordeeling. Blijkt de proef in de maatschappij een mislukking, dan keert de pupil terug naar de in richting. Alle pupillen blijven onder con trole van den ambtenaar voor de de overheid en van allen, die tot het welslagen kunnen bijdra gen, en dat zij, onder goede en toegewijde leiding, tot een zegen moet zijn voor velen van onze me- demenschen èn van onze samen leving. Hoe werkt nu ten onzent het instituut van de Nazorg? Laat ons beginnen met mede te deelen, dat men de zwakzinnigen globaal onderscheidt in drie cate gorieën: de debielen, de imbecil len en de idioten. Debielen en im becillen hebben gemeen, dat zij door de beperktheid van hun geest als gevolg van eenigerlei geeste lijke stoornis niet in staat zijn, het gewone lagere onderwijs te volgen. De debielen echter staan het dichtst bij de normale kinderen; zij kunnen wel wat leeren, maar het gaat slecht, te slecht om hen op de gewone school te hand haven, hetgeen zoowel tegen hun eigen belang als tegen dat van het onderwijs op die school zou zijn. Zou men dus de debielen de lichtere gevallen van zwakzinnig heid kunnen noemen, de imbecil len zijn de zwaardere. Hun iets bij te brengen, hoe eenvoudig ook, kost nog veel méér moeite; dat zij op de gewone school volkomen misplaatst zijn, springt onmiddel lijk in het oog. De idioten (het woord zegt het al) zijn de zwaar ste gevallen. Met hen is practisch maar weinig aan te vangen; zij zijn meestal voor de samenleving even ongeschikt als zij dit waren voor de gewone school en men kan in hun eigen belang en in dat van hun naaste omgeving en van de maatschappij doorgaans niet beter doen dan deze ongelukkigen onder te brengen in speciale inrichtingen, waar zij zich zooveel mogelijk op hun gemak zullen gevoelen. Het spreekt vanzelf, dat tus- schen de drie genoemde catego rieën geen scherpe grenslijnen zijn te trekken, doch de indeeling is zeer wel mogelijk en blijkt van practisch nut. Het is duidelijk, dat de Nazorg zich in hoofdzaak bezig houdt met de beide eerstgenoemde catego rieën, dat de eerste de debielen het dankbaarste materiaal op leveren en de imbecillen méér zorg en moeite baren aan wie hen voor de samenleving tracht ge schikt te maken. pupillen, jongens en meisjes, is volle medewerking verdient van reeds een groot gedeelte ge plaatst en met goed gevolg. Voor verschillenden is intusschen nog plaatsing noodig en ook hiervoor rekent de ambtenaar voor de Na zorg op de volstrekt onmisbare medewerking van werkgevers. gen, die het B.L.O. nog of weer genieten). Vóórdien kwamen de jeugdige zwakzinnigen na het bezoeken van de school terecht bij de afdeeling voor bijzondere bemiddelihg van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs, waar de ambtenaren, hoe ijverig en welgezind ook, de vereischte paedagogische kennis en ervaring misten en ook niet de bevoegdheid of gelegenheid hadden om hun zor gen in voldoende mate over de zwakzinnigen uit te strekken. Se dert het optreden van den specialen ambtenaar voor de nazorg draagt de Arbeidsbeurs dan ook deze ge gadigden gaarne aan den specialist over. Van het grootste belang is de beroepskeuze voor debielen en im becillen. Daarvoor ontvangt de ambtenaar voor Nazorg van de hoofden der B.L.O.-scholen uitvoerige inge vulde vragenlijsten omtrent alle jongens en meisjes, die de school verlaten, debielen en imbecillen. Hij houdt besprekingen met de on derwijzers, belegt een avondbij- eenkomst met hoofd en onderwij zers, spreekt daarna ook met de ouders, en is zoo in staat, zich een voorstelling te vormen van de ver schillende pupillen als richtsnoer bij het zoeken van een, voor elk van hen, geschikt beroep. Hij legt ook huisbezoeken af, teneinde de milieu’s te leeren kennen, waarin zijn pupillen leven, en het vertrou wen te winnen zoowel van de ouders als van de zwakzinnigen zelf. Zoo vormt hij zich een denk beeld van de opvoedingsmoeilijk heden, de sexueele moeilijkheden e.d. van elke(n) pupil en tracht bij de oplossing van die moeilijk heden zooveel mogelijk na a s t de ouders te staan. In verband met het intelligentie peil en de karaktereigenschappen enz. van de(n) pupil moet b.v. worden beoordeeld, of er voor hem of haar plaats is in het bedrijfsle ven, of een groote dan wel een kleine patroon gewenscht is, of routinewerk het meest in aanmer king komt, enz. Van groot belang is hierbij de medewerking van de werkgevers, die den ambtenaar dienen te waar schuwen als zij iemand noodig hebben voor werk, dat zeer wel door een der pupillen kan worden verricht. Natuurlijk zal de ambte naar heel graag met den werk gever samenwerken. Ook als een pupil is geplaatst, acht de ambte naar zijn taak te zijnen opzichte nog niet geëindigd. Hij zal den pupil opzoeken in diens werk, zijn arbeid zien en beoordeelen. Blijkt een plaatsing in het be drijfsleven te zijn geslaagd, dan is een groot doel bereikt: het etiket „zwakzinnige” is afgenomen van den jongen man (of het jonge meisje), die een volwaardige be trekking vervult en daarvoor dan ook een volwaardige salarieering moet genieten. Karaktermoeilijk- heden, die zich wellicht bij hem zullen voordoen, heeft men dit mag niet worden vergeten óók bij „normale” personen en zij be hoeven den pupil dan ook niet tot een minderwaardige te stempelen. De ervaring leert bovendien, dat zij, die als zwakzinnigen worden in dienst genomen, door toewijding dikwijls ruimschoots vergoeden wat zij aan intelligentie tekort schieten want veelal onderscheiden zij zich door hun groote aanhanke lijkheid jegens hen, die met begrip en gevoel tegenover hen staan en hen goed behandelen. Wij wezen er reeds op, dat onze ambtenaar voor de Nazorg zijn pu pillen nog niet „loslaat” als zij in het bedrijfsleven of elders een loo- nende plaats hebben gevonden. Inderdaad: deze zorg strekt zich uit ook over de toekomst van de(n) pupil, door controle, weder- zijdsch contact, inlichtingen bij patroons. Debielen kunnen ook, als zij daarvoor geschikt worden bevon den, op ambachtsscholen worden geplaatst. Wat betreft het onder wijs in lezen, schrijven en reke nen, dit wordt voor hen aange past aan dat, hetwelk zij op de B.L.O.-school hebben genoten, doch wat de practische werkzaam heden aangaat, krijgen zij het nor male onderwijs. Voor ambachten als die van stucadoor, schilder, meubelmaker e.a. blijken debie len, die niet te ver beneden het normale geestelijke peil staan, dik wijls zeer geschikt. Tweede sloep gevonden Nader vernemen wij, dat by de directie van de Standard Ameri- kaansche Petroleum Compagnie bericht is ingekomen, dat in de buurt van Falmouth (Z.W. Enge land) de tweede vermiste sloep van de vergane tankboot ledig is gevonden, ongeveer terzelfdertyd als waarop het lijk van den be diende C. van der Horst is aan gespoeld. Nazorg, tot gebleken is, dat zij op eigen beenen kunnen staan. Het blijkt o.a. uit brieven, dat de pu pillen doorgaans dit contact zeer op prijs stellen. Onder de oudere zwakzinnigen, die den schooltijd achter den rug hebben, komen verscheidene on dersteunden voor. Ook voor hen tracht 'men en vaak met succes een beroep te vinden, soms na dat zij eerst naar het B.L.O. zijn teruggezonden. Onze ambtenaar voor de Nazorg, de heer van Dijk, zou de arbeids mogelijkheid voor de pupillen, die voor loondienst niet in aanmerking komen, zeer gaarne zien uitge breid, met gezonden tuinarbeid vooral en boschonderhoud, verder kistenmaken, borstelmaken, schoen maken enz, Hoe méér keuze van werkzaamheden men heeft, des te méér kans ook om den pupillen be zigheid te verschaffen, het beste, wat men hun kan geven. Het is dan ook te hopen, dat het Gemeentebestuur dezen wensch zal verhooren. De zorg van den heer van Dijk voor de leerlingen van het B.L.O. betreft in het bijzonder den tijd n a de schooluren. Het is fataal als de pupillen des avonds op straat slenteren. Hij wil zoo graag zien, dat de school zal worden beschouwd als een clubhuis, waar op een pret tige manier, onder leiding van de onderwijzeressen en onderwijzers, ontwikkeling en ontspanning („O en O.”!) worden geboden, natuur lijk naast onderwijs, waarbij de leerstof moet worden gebaseerd op de moeilijkheden, welke de leer lingen ondervinden, en op de eischen, welke de practijk aan hen individueel zal stellen (voor den één rekenen-met-geld, voor een andere telefoneeren enz.). Maar behalve dat, zou de heer van Dijk zoo graag willen zien, dat de pu pillen sport beoefenden, wedstrij den hielden, ’s zomers naar buiten gingen, dat de meisjes speciaal huishoudonderricht kregen, enz. De band met de school zou zoo sterk moeten zijn, dat de pupillen verlangen naar de avonden, waar op zij op deze manier worden be ziggehouden. Twee weken geleden hebben wij, onder het opschrift „Kind en School”, de groote beteekenis ge schetst, welke het buitengewoon I jager onderwijs (kortheidshalve ais B.L.O. aangeduid), heeft voor ae opvoeding en opleiding van I kinderen, wier geestelijke vermo gens niet toereikend zijn om het gewone lager onderwijs te volgen, de z.g.n. achterlijke, zwakzinnige of abnormale kinderen. Wij heb ben aangetoond, dat het B.L.O. voor tal van kinderen en voor hun ouders een uitkomst biedt, omdat dit onderwijs zich aanpast aan het geestelijke peil van de leerlingen en aan hun individueele eigenschappen en karaktertrekken en hen daardoor zooveel mogelijk geschikt maakt voor de samenle ving, waarin zij zich later ge- plaats hopen te zien. Vermoedelijk zal menige lezer van bedoeld artikel zich hebben afgevraagd: En als nu het achter lijke kind het B.L.O. met meer of minder succes achter den rug heeft, is het dan zóó ver gebracht, dat de ouders de voorbereiding voor de maatschappij kunnen voortzetten? En zijn alle ouders voor die taak geschikt? Zal niet het achterlijke kind, dat door het B.L.O. wordt losgelaten, in zeer vele gevallen het stuur kwijtra ken en terugvallen in zijn on bruikbaarheid en daarmee in zijn ongeluk? Dit zijn inderdaad redelijke vragen en het stemt ons tot vol doening, dat wij er een bevredi gend antwoord op kunnen geven. Voor den Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam werd de ramp van het s.s. Simon Bolivar” van de K.N.S.M. behandeld. De voorzitter van den Raad voor de Scheepvaart, prof. mr. B. M. Taverne (2e van links) verhoort twee getuigen, n.l. den inspecteur van de K.N.S.M., den heer H. C. Thomsen (rechts met opgeheven handen) en den derden stuurman A. P. Praamsma, (geheel rechts). In verschillende gemeenten van ons land, waar het B.L.O. zijn in trede had gedaan en zijn goede werking had getoond, heeft men ingezien, dat tusschen dit zeer speciale onderwijs en de maat schappij een leemte gaapt, welke moet worden overbrugd. Zoo ont stond het instituut van de „Na zorg”, d.i. de zorg voor de oud- leerlingen van het B.L.O. Tot de gemeenten, waar dit in stituut zijn intrede deed, behoort ook ’s-Gravenhage. Reeds herhaal delijk was in den Gemeenteraad op zulk een voorziening aange- I drongen, toen in 1928 een com missie werd benoemd om deze zaak te bestudeeren, welke com missie in 1931 haar rapport uit bracht, een lijvig boekdeel, waar van de conclusie in het kort was: dat de benoeming van een specia len ambtenaar voor de Nazorg noodzakelijk was, evenals een werkinrichting voor zwakzinnigen, die niet in loondienst zijn. Het lijkt een logische conclusie. Want ieder begrijpt wel. dat zoo men met de zwakzinnigen blijvend iets wil bereiken in de eerste plaats iemand noodig is, die zich hun lot aantrekt als zij het B.L.O. hebben verlaten; iemand, die voor deze zeer bijzondere taak de ver eischte eigenschappen heeft, als paedagogisch en psychologisch* in zicht, karakterkennis en.veel ge duld en vooral toewijding. In de tweede plaats een gelegenheid, waar men de zwakzinnigen, voor wie niets noodlottiger is dan ledig gang, kan bezig houden met voor hen geschikten arbeid in een voor ben geschikte omgeving en onder een juiste leiding. De taak van den ambtenaar voor de Nazorg is stellig niet licht. Hij staat er hier alleen voor. In Am sterdam, waar de nazorg op de zelfde wijze onder den Gem. Ge- neesk. Dienst is georganiseerd als in onze Gemeente (men werkt daar al 18 jaren met succes) is de arbeid verdeeld over vier personen. In de overige gemeenten, die na zorg kennen in een vorm, die een dagtaak meebrengt (Rot terdam, Haarlem, Delft, Arn hem), is deze op andere leest geschoeid. Men schat in ons land het aantal zwakzinningen op •21 pCt. van de bevolking. De scholen voor B.L.O. in onze Ge meente worden bezocht door 1500 zwakzinnigen, die na 6 schooljaren onder de hoede van Nazorg ko men. Naar evenredigheid dus slechts een klein deel van het to taal aantal zwakzinnigen, die wij in den Haag mogen veronderstel len, maar toch op zichzelf een aan tal, dat respect afdwingt voor de taak van den ambtenaar voor de Nazorg, die tal van bezoeken moet afleggen, spreekuren houden, ad- ministreeren enz. Het is een taak, die den geheelen mensch vraagt, zijn tijd, zijn werkkracht, zijn ge duld, zijn toewijding vooral. Den heer van Dijk valt deze taak nochtans niet te zwaar, want hij hééft deze toewijding en beseft de Ten slotte is hier dan ook het zoo belangrijke vraagstuk in dezen geest opgelost. Er kwam een amb tenaar voor de nazorg B.L.O., de heer G. H. van Dijk, ressorteerend onder de afdeeling Psychiatrie van den Gemeentelijken Geneeskundi gen Dienst (welke afdeeling onder dr. J. J. Wuite staat). De heer van Dijk, die gedurende 16 jaren te ^otterdam bij het B.L.O. is werk zaam geweest en in die stad ver schillende werkzaamheden op so- I daal gebied verrichtte, bracht on- j getwijfeld de noodige ervaring mede voor zijn nieuwe taak. Hij vond bij zijn indiensttreding op 1 Juni 1939 50 z.g.n „gederailleer de” gevallen, gevallen dus, waarin het met een jeugdigen zwakzinnige fta het verlaten van het B.L.O. verkeerd liep en ingrijpen drin gend geboden was. Thans heeft hij feeds 275 van zulke gevallen te behandelen alle van oud-leer- l'ngen van het B.L.O. waar onder zeer enkele van „voorzorg” .(n.l. speciale zorg voor zwakzinni- b o kta A uur: Het waren: le stuurman P. de Jager uit Vlaardingen; 2de machinist van Wieringen uit Amsterdam; 3e machi nist W. de Romph uit Vlaardingen bankwerker C. Verwey uit Vlaardin gen; N. van Millingen uit Rotterdam en F. Bronkhorst uit Vlaardingen, bei den olieman; de stokers K. v. d. Plas en P. Huyser, beiden uit Rotterdam, en W. de Heer uit Vlaardingen; de matro zen C. v. d. Oever en Vons, beiden uit Vlaardingen en de chef-kok P. Stom uit Rotterdam. No. 17502. Nog een derde sloep vermist Er wordt dus ook nog steeds een derde sloep met bemanning vermist. De le-machinist van het getorpe deerde Nederlandsche s.s. „Tara”, die de reddingboot, welke aanvankelijk werd vermist, commandeerde, ver klaarde, dat zij den geheelen Woens dag op zee waren en ofschoon zij één of twee keer niet ver van de kust waren, zij er nimmer geheel in slaag den den veiligen wal te bereiken. In den namiddag zagen zij op eeni- gen afstand een visschersboot, maar daar zij geen vuurpijlen hadden, kon den zij niet de aandacht op zich vesti gen. In den nacht kwamen zij dichter bij de kust, maar door de duisternis stelden zij geen pogingen in het werk, om aan land te gaan. Den volgenden morgen slaagden zij hierin en na 20 minuten te hebben geloopen, kwamen zij aan een landhuis, waar zij met de grootste hartelijkheid werden ontvan gen. Later op den dag bracht een auto hen naar de kleine haven La Corme De Nederlandsche consul te La Co runa was inmiddels van het gebeurde op de hoogte gesteld en had een auto gezonden om hen af te halen. Het arktische gebied van hoogen lucht druk breidt zich naar het Zuiden uit. De polaire strooming uit het Poolgebied strekt zich reeds uit over Ijsland en deed ook op de Faröer de temperatuur sterk dalen. De voor van lagen luchtdruk over Scandinavië heeft zich naar het Zuiden verplaatst. De strooming van warme lucht, die de dooi gebracht heeft, trekt zich thans naar het Zuiden terug. Het scheidings- front van deze lucht met lucht massale van maritiem-populair karakter passeerde in den nanacht ons land. De dooi is doorgedrongen tot de Finsche golf. De vorst blijft streng in de Karpathen. Ook in Italië blijft het koud. Bij de Azoren verandert de luchtdruk weinig. Zonsopgang: 25 Febr. 6.59 u.; 26 Febr. 6.56 u. Zonsonergang: 25 Febr. 5.29 u.j 26 Febr. 5.31 u. Lantarens aan: 25 Febr. tot 6.28 u. ’sm.; 25 Febr. 5.59 u. nam.: 26 Febr. tot 6.26 u. ’sm.; 26 Febr. 6.01 u. nam. Hoogwater te Scheveningen: 25 Febr. ’sm. 3.40 u.; nam. 4 u.; 26 Febr. 'sm. 4.20 u.; nam. 4.40 u. Maandag schietoefeningen op het strand van Scheveningen tot Katwijk tusschen 10 u. v.m. en 6 u. nam. en tusschen strand- paal 97 en 98 van 8 uur nam. tot den vol genden ochtend 6 uur. Verwachting tot den avond van 25 Febr.: Wind: matig tot krachtig, Westelijk tot Noordwestelijk. Gedeeltelijk bewolkte lucht, enkele regenbuien, later wellicht met hagel of natte sneeuw. Kouder, wel licht temperatuur om het vriespunt des ’s nachts. De reederij van het op 15 Febr. j.l. door een ontploffing gezonken motortankschip „Den Haag” heeft van den Nederlandschen consul te Londen bericht ontvangen, dat te Falmouth (Eng.) het lijk is aange spoeld van den 29-jarigen C. van der Horst uit Rotterdam, bediende aan boord van het gezonken mo tor tank schip. Men zal zich herinneren, dat een Engelsch schip 13 opvarenden van de „Den Haag” te Londen aan land heeft gezet. De totale bemanning van het schip bestond uit 39 koppen, zoodat nog 25 schipbreukelingen, omtrent wier lot thans uit den aard der zaak zeer groote ongerust heid bestaat, worden vermist. Volgens inlichtingen van den kapi tein van het motortankschip had den in deze sloep de vermiste 13 opvarenden plaats genomen, zoodat thans moet worden aangenomen, dat deze menschen allen zijn ver dronken. Barometer alhier v.m. 8 u. 759 m.m., v.m. 12 u. 759 m.m.: thermometer resp. 5 gr. en +7 gr. Celsius. Barometer na hedenmiddag 12 stationnair. fel

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 9