STRAND-ID YLLE
LETTERKUNDIG bijblad
VAN DE
haagsche courant
Het verkeerde effect
L®U®irkwmdlig®
=Kiromu®k=
Woensdag 28 Februari 1940, No. 17505. b 4 p 3
iemand,
zou
Jim.
dom
jou
ren
Mevr. Giza Ritschl.
JOHAN KONING,
En vlug
Jim 1-
zijn leven
het dus
hij o’--
in hij
slofte
hij zijn
op,
echtheid harer menschelijkheid. Maar
voor het overige staat de los zich bewe
gende, soms zelfs wat onhandige Giza
Ritschl tot de met verfijnde gratie en
majesteitelijken zwier rhythmisch-vol-
maakte kunstenares Hélène Swarth, als
hreid met eenige nog niet gepubliceerde
van deze dichteres, was vol-
om een bundel in het licht te
geven, waaraan velen vreugde
De café-terrassen waren, dank zij het
heerlijke voorjaarsweer, druk bezocht.
Met een paar vrienden genoot ik van
een kleintje koffie, en meer nog van
de warme zonnestralen, toen plotseling
onze aandacht werd getrokken door een
incidentje, dat eenige tafeltjes van het
onze verwijderd, plaats vond. Het bleek
niet bijzonders te zijn een kwajongen,
die daar in de buurt speelde, had een
pistooltje afgeschoten, hetgeen een
dame zoodanig had doen schrikken, dat
ze haar zenuwen niet meer meester was.
Even veroorzaakte dit consternatie ge
dienstige heeren beijverden zich, haar
te helpen, een kelner schoot toe met een
glaasje water, wandelaars bleven staan
om te zien, wat er op het terras plaats
vond.
Jacobs, de eenige van ons, die was
opgestaan, keerde terug met een scham
per lachje om den mond.
Een appelflauwte, spotte hij,
één van die tegenwoordige hypermoder
ne vrouwtjes, vermoed ik, die de allu
res aannemen van mannen, aan alles
mee willen doen, maar wier zenuwen
niets kunnen verdragen.
Aanstellerij 1 Niets dan comedie
orakelde van den Burg, die bekend was
om zijn cynisch oordeel, waar het vrou
wen betrof. Waarschijnlijk een kleine
repetitie, om haar man een zomer-
toiletje, een duren hoed, of een biljan-
ten ring af te zetten. Bah
Zag je wel, hoe de heeren in haar
omgeving trachtten zich verdienstelijk
te maken insinueerde ik. Ik wed,
dat ze jong en aantrekkelijk en niet
af keer ig van een avontuurtje is 1
Alleen Haaks hield zijn mond en zijn
ernstige oogen staarden droomerig, en
naar het scheen een tikje melancholiek,
in de verte. Mechanisch trommelden zijn
vingers nerveus op het tafeltje.
Ben je 't niet met ons eens
vorschte van den Burg. Maar hoe kan
ik dat eigenlijk vragen Jij, met je
nobele principes, die de vrouwen nog
altijd op een voetstuk plaatse, waar ze
allang zijn afgetuimeld, natuurlijk ben
jij in de contramine
Haaks scheen uit zijn droom te ont
waken. Peinzend keek hij van den Burg
aan, toen schudde hij langzaam het
hoofd en zijn stem klonk zonderling dof,
toen hij antwoordde
Neen, ik ben het inderdaad niet
met jullie eens. En als ik vertel, waar
om ik jullie cynisch oordeel niet deel,
dan zullen jullie me misschien gelijk
geven.
Hij pauseerde even, en ziende, dat wij
een verklaring van hem verwachtten
ging hij voort
Jullie kent me nog niet zoo lang,
Een
kin en
een elegant landmeisje tot een vorstin.
Hélène Swarth is de absolute kunste
nares, die vóór alles artiest wil blijven
en slechts de essentie harer mensche-
lijke aandoening, als een bekorend
aderwerk, laat loopen door het massieve
marmer van haar taal. Giza Ritschl,
daarentegen, denkt in geenen deele om
pijp op en deed behagelijk een paar
trekjes. Opeens hoorde hij op straat
drie schoten vallen. Vinnige, bevelen
de schoten, welke de stilte verbraken.
Dan een schreeuw. Jim bleef geduldig
wachten. Het duurde geen vijf minu
ten of Verron kwam met Jake Crook
binnen. Crook was gewond en geboeid.
Jim zei: Heb ik je niet gezegd,
Jake, dat Pat zoo dom niet was? Hij
snapte meteen, dat er iets niet in den
haak was, toen ik hem naar zijn
vrouw en kinderen begon te vragen. Je
moet weten, dat hij geen vrouw enkin-
ders heeft. Ze plagen hem hier er al
tijd mee, dat hij niet getrouwd is
haar altijd nog iets brillants en phan-
tastisch, schrijft Hendrik de Vries in
zijn inleiding en er zijn vele verzen in
dezen keurbundel, die van deze uit
spraak de directe bevestiging geven.
Giza Ritschl’s liefdeverzen zijn, ook wat
betreft het thema, anders dan die van
Hélène Swarth. Het verlangen en het
leed komen bij Giza Ritschl onbevan-
gener tot uiting, zij staat er niet lang
bij stil en ze verliest er zich niet in.
Zij zingt en ze vindt altijd weer nieuwe
zangen;
haalde een kiekje te voorschijn. Voor hij
het mij gaf, keek hij er zelf even naar,
en hij slikte moeilijk. Dat is ze! zei
hij kort, het mij bruusk toereikend.
Bij het schijnsel van het electrische
lampje, dat op ons tafeltje stond, be
keek ik de foto. Het meisje was knap,
elegant, mondain. De Vos had er niets
te veel van gezegd. Zwijgend gaf ik het
hem terug. Want ik durfde niet te spre
ken, anders zou mijn stem me mogelijk
verraden hebben.
Thuisgekomen heb ik lang nagedacht
Maar ik besloot, hem niets te zeggen
Waarom idealen te vernietigen? Waar
om hem te zeggen, dat die papa waar
schijnlijk heelemaal niet haar papa was,
dat de kleine honderd gulden mogelijk
in diens binnenzak zaten. Waarom hem
te zeggen, dat ik diezelfde Grace, een
paar jaar geleden in Knocke had leeren
kennen, dat ze toen echter niet Grace,
maar Angèle heette, en Francaise was,
en dat ik met haar ook heel genoeglijke
dagen had doorgebracht, en misschien
net zoo teleurgesteld was als hij, toen
haar „papa” kwam, die bepaald tegen
mésalliances was.
Tja, er zijn van die toevalligheden in
het leven.
Nog dienzelfden avond heb ik gesnuf
feld in een doos vergeelde brieven en
oude foto’s en ik heb de foto van Grace-
Angèle, eenzelfde, als de Vos me had
laten zien, in heel fijne stukjes ge
scheurd. -
O! Wat kan lijden heerlijk zijn!
Ik kies het lijden om hem alleen te
minnen
maar zóó groot is de smart van haar
teleurgesteld hart nu ook weer niet, of
zij kan lachen en juichen:
„Keur uit Liefdeverzen”, van
Giza Ritschl, ingeleid door
Hendrik de Vries. A. A. M.
Stols, uitgever, Maastricht.
De verzenbundels, welke in den loop
der jaren van Giza Ritschl zijn ver
schenen, zijn, op een enkele na, uit
verkocht. In die bundels komen gedich
ten voor, welke waard zijn herdrukt
te worden. Hendrik de Vries vatte het
Plan hiertoe op en dit aantal, uitge-
fijn-gebeelde architecturale uitzegging
en opstelling van wat er in haar leeft
zij zegt alles vlotweg, in onbedenkende
naïefheid van willen, zooals het in haar
opkomt. Wars van aanstellerij en rheto-
riek zijn beiden. Hélène Swarth zal
altijd bewonderd en vereerd worden
door ieder mensch» die waarde hecht
aan groote, waarachtige kunst. Giza
Ritschl daarentegen zal altijd ieder aan
trekken, die leuke en gevoelige en zacht-
schoone menschelijkheid op prijs weet
te stellen, maar tevens, daar het ge
mis aan de hoogere wijding van den
plastischen vorm hier en daar wel eens
sterk bij haar in ’t oog valt, zal er waar
schijnlijk, schreef Kloos veertig jaar
geleden later een bloemlezing van
haar allerbeste uitingen tot een bou-
quetje samengebonden moeten worden,
maar een ruiker zal het zijn, die tegelijk
met het werk harer zooveele groote
kunstzusters, het nageslacht zal blijven
bekoren door zijn frischheid en zijn zoe
ten geur. Wat Kloos, veertig jaar ge
leden, profeteerde en waarop Victor van
Vriesland nog onlangs aandrong, is
thans bewaarheid. Er i s „een bouquetje
samengebonden”Hendrik de Vries
heeft dit werk met hart en smaak ver
richt en men moet hem er dankbaar
voor zijn. Hij, op zijn beurt, dankt de
dichteres, die hem toestond een keuze
te doen uit haar liederen. „Uit haar
liederen”, schrijft hij Hendrik de
Vries legt dus ook wel, en terecht, na
druk op het melodieuse, op de muzikali
teit van haar gedichten. Het zijn, zegt
hij, soms gezongen sprookjes, waarvan
zij zelf de tooverprinses is, daar weer
grillige muziek van haar land, haar
eigen Hongarije. Of, zooals een on
vergetelijke vriend van hem het uit
drukte Het is een lentewind. Het zijn
dauwdroppels
Van het oogenblik af, dat zij haar
allereerste lied, verrukt over de schoon
heid van onze taal, neerschreef, heeft
zij bewezen hoezeer de liefde meer ver
mag dan de kennis, schrijft Hendrik de
Vries in zijn inleiding voor dezen keur
bundel.
Want, gaat hij verder, zonder tot vol
ledige beheersching van onze taal te
komen, maar met een steeds weer hevig
opwellende ontroering en een zuiver
muzikaal versgehoor, deed ze wonde
ren, door haar beroemdste tijdgenooten
erkend en begrepen. Zij vertegenwoor
digt het zeldzame verschijnsel, gelijk
de „Javaansche Prins der Poëzie”, Noto
Soeroto van een exotische, doch oor
spronkelijk en onmiddellijk in het Ne-
derlandsch gedichte verskunst. De eer,
haar te hebben ontdekt, komt toe aan
Henri Borel. Frederik van Eeden, door
hem opmerkzaam gemaakt op haar be
scheiden eerstelingen, schreefdeze
kleine liedjes te rekenen tot het aller
beste, dat hij ooit gekend had. Hij ver
zamelde ze spoedig tot een bundel „Ver
zen (1901); enkele fijne stemmings-
momenten hieruit herinneren aan het
Verre Oosten of ook aan het Westersch
individualisme van dichters als Herman
Gorter. In 1904 verscheen, eveneens
door van Eeden verzorgd, een bundel
„Nieuwe Verzen”, In 1905 „Gedichten”,
in 1907 „Liederen", in 1914 „Vrome Lie-’
deren”. De simpelste eenvoud heeft bij
en
8erept
Veri baar Poëzie een aparte bekoring
- eend. De thans negen-en-zestig ja-
e dichteres is Holland trouw geble-
gen van
moed.
Kloos, die Giza Ritschl meermalen
met Hélène Swarth vergeleek, wees er-
dat beiden overeenstemmen in de
Het was een gloeiend heete dag ge
weest, en ik ademde met welbehagen
het koele windje in, dat het donkere
water tegen de veerpont deed kabbe
len. Droomerig stond ik naar het stads
beeld te kijken, toen een vriendschap
pelijk klapje op mijn schouder me
deed opschrikken. Ik keek in het
lachende gezicht van mijn vriend de
Vos.
Hallogroette ik, terug van va-
cantie? Je was immers in Domburg
dit jaar?
Ja. gisteren ben ik terug gekomen.
Prettige vacantie gehad?
O ja antwoordde mijn vriend,
maar ik merkte iets bijzonders in zijn
toon. Vragend keek ik hem aan, maar
hij sprak er overheen: Zeker ook op
weg naar een koel zitje aan het wa
ter? Laten we samen gaan.
Na zoo’n heeten dag smaakte het wer
kelijk ijskoude bier uitstekend. Mijn
vriend leek nerveus, hij trommelde met
de vingers op het tafeltje.
Er is wat, constateerde ik, biecht
eens op, een avontuurtje.
Je hebt gelijk, er is inderdaad wat.
Maar een avontuurtje zou ik het niet
willen noemen, het heeft te veel indruk
op me gemaakt.
Even scheen hij nog te aarzelen, dan
nam hij een flinken slok bier en ver
telde:
Ik ben een sentimenteele dwaas,
een idealist. Misschien heb je al be
grepen, dat het om een meisje gaat?
Ik kon het niet helpen, dat ik even
ironisch moest lachten. „Is het werke
lijk?”, deed ik verwonderd. Sjonge...”
Maak er geen grapjes over!, ver
zocht hij.
’t Begin was overigens nogal banaal.
Ik leerde haar kennen in het stille
Domburg. Hoe gaat dat? Eerst een
lachje, een blik, een toevallige ontmoe
ting op de Donderdagsche markt in
Middelburgenfin ik vond het een
aardig avontuurtje, iets om later met
genoegen aan terug te denken. Het was
een meevallertje, op het rustige Wal
cheren, zoo’n elegant, pittig meisje te
ontmoeten, ik kende Walcheren niet en
had het me heel anders voorgesteld,
landelijk, alle menschen in Zeeuwsche
drachtenfin, ik was erg in mijn
nopjes met dat lieve vriendinnetje. *t
Was een jong ding, misschien drie-,
vierentwintig, haar gezichtje ach,
frisch als de dauw, een paar oogen,
die schitterden als kristallen, blauw als
een Zwitsersch bergmeer
Hij zuchtte even, en ik had moeite,
me goed te houden. De Vos had het
geweldig „te pakken”, dat was dui
delijk.
Ze was een Engelsche, ging hij
verder, en haar naam, Grace, was in
overeenstemming met haar charme en
karakter. Het is heusch geen wonder,
dat ik na een paar dagen tot over de
ooren op haar verliefd was. We werden
onaf scheidenlijk. Samen maakten we
heerlijke wandelingen over het prach
tige eiland, we gingen naar het oude
Veere, bezochten Vlissingen, waar het
heel wat bedrijviger was, bewonderden
Middelburg, dat midden op het eiland
als te droomen ligt. En ik voelde me
gelukkig
Dat kostte je zeker aardig wat,
merkte ik droog op, die mondaine ty
petjes van tegenwoordig drinken cock
tails als water.
Grace niet!, protesteerde hij ver
ontwaardigd, natuurlijk, als je met
Ik ween, ik lach
Ik juich, ik schrei,
O wondere dag!
O schoone Mei!,
het begin van een der vele melodieuse
verzen, die in dezen met zooveel zorg
en begrip samengestelden bundel voor
komen. Natuur en eenvoud bepalen de
schoonheid van Giza Ritschl’s verzen,
waarin men niets zal vinden wat naar
gecompliceerdheid zweemt. Deze keur
bundel zal velen welkom zijn. Het is
lang geleden, dat de Hongaarsche Nach
tegaal als „het zingende kind” ons land
binnenkwam. Maar welk een voldoe
ning schenkt het nog te luisteren naar
de zangen van haar liefhebbend hart!
maakte ik nu maar, dat ik wegkwam
Hij reikte Jake een pakje boterham
men over.
Dat zal ik wel doen ook! En denk
erom als je een woord loslaat
Geen denken aan. Zoo verstan
dig ben ik zelf wel.
Bij wijze van voorzorg rukte
Crook eerst de telefoonleiding stuk.
Alleen maar voor de zekerheid,
zei hij. Misschien is het ook beter,
dat je er niet op let, welken kant ik
uitga. Wel te rusten.
Goeien nacht, zei Jim.
Hij begon op te ruimen en zijn boel
tje schoon te maken. Dan stak hij zijn
Verzen
doende
kunnen
zullen beleven.
Het geheugen zal moeten worden
opgefrischt. Wie is, wie was Giza
ltschl? Zij is nog altijd, wie zij was,
Wen zij als jong meisje uit Hongarije
•War ons land kwam en in onze taal,
öie haar zeer lief geworden was, haar
e«rste verzen schreef, ongekunstelde
Uitingen van een gevoelig hart, zuiver,
gïef, bloemrijk en melodieus, zoodat
j*lo°s haar als de „Hongaarsche
Mitegaal” in onze letteren biunen-
vMfle. Die bijna kinderlijke eenvoud
°Prechtheid zijn altijd in haar on-
bewaard gebleven; zij hebben
misschien een jaar of zeven. Wat
er voor dien tijd in mijn leven is voor
gevallen, is jullie dus onbekend. Wat
ik nu wil vertellen, is 12 jaar geleden
gebeurd.
Destijds was ik getrouwd met een lief,
zacht vrouwtje. Ik had haar in het bui
tenland leeren kennen. De eerste maan
den ging alles goed. We hadden een
aardig huis, we hielden dolveel van el
kaar en niets scheen ons geluk te kun
nen verstoren.
Maar langzamerhand kwamen er wol
ken. In de eerste plaats kreeg mijn
vrouw heimwee naar haar geboorte
stadje. Want wij hadden bijna geen ken
nissen, zoodat we veel alleen waren, en
daar kan ’n vrou' niet altijd tegen. Bo
vendien was ik den heelen dag weg, van
’s ochtends acht tot 's avonds zes uur,
half zeven. Mijn vrouw had dan volop
gelegenheid om te denken, en die ge
dachten waren meestal niet van de
prettigste. Langzaam maar zeker begon
haar melancholie gevaarlijke dimensies
aan te nemen, ’s Nachts droomde ze dik
wijls van moordenaars en inbrekers.
Vaak maakte ze mij wakker, en uren
lang kon ze dan rillend van angst liggen
luisteren naar allerlei imaginaire ge
luiden. Dicht tegen me aangedrongen,
vid ze dan meestal van oververmoeid
heid tenslotte in slaap.
Maar ook overdag begon de angst
haar te vervolgen. Dikwijls meende zij
buiten de deuren te hooren opengaan,
ofschoon ze heelemaal alleen in huis
was, en angstvallig sloot ze dan alle
deuren en ramen dicht. Als ik thuis
kwam, vond ik haar dan met behuilde
oogen, stil en down.
Ik probeerde zooveel mogelijk haar
den dwazen angst uit het hoofd te pra
ten. Voor een paar dagen gelukte mij
dat wel eens. Ze was dan uitgelatener
dan ooit, en met voldoening constateer
de ik het feit, hopend, dat het geluk
uit de eerste dagen van ons huwelijk
zou terugkeeren. Maar de reactie volgde
in den regel spoedig. Haar angst werd
steeds dwazer, steeds onredelijker. Zij
verbeeldde zich tenslotte, dat soms kou
de handen over haar gezicht streken,
het minste ongewone geluid kon haar
doen verstijven van schrik, ook als ik
zelf thuis was, het werd in één woord
ziekelijk.
Haaks zuchtte en zijn stem werd
zachter, toen hij vervolgde
Toen zon ik op een middel, om
haar radicaal van haar kwaal te gene
zen. Op een avond, dat zij me laat thuis
verwachtte, sloop ik zacht naar binnen.
Ik had me eenigszins vreemd toegetakeld
met het doel haar hevig te doen schrik
ken. Ik hoopte, dat ze het dwaze en on
gerijmde van haar angst zou inzien, als
ze naderhand bemerkte, dat ik het was,
dat ze zich zou schamen en er zich moe
dig tegen zou verzetten. Het lijkt nu,
nuchter beschouwd, een vreemd genees
middel, maar ik was ten einde raad en
ik verwachtte er destijds succes mee
Zacht liep ik dus door de gang en
behoedzaam opende ik de kamerdeur.
Ze was al in bed, maar ik hoorde, dat
ze zich bewoog en een lichten kreet
uitte. Ze had dus het opengaan van
de deur bemerkt. Om haar angst te
verhoogen, trad ik nog niet direct bin
nen. Ik wachtte een minuut, toen trad
ik in het vertrek.
Nóóit vergeet ik haar gezicht op dat
moment. Ze zat rechtop in bed, en in
haar oogen lag een angst, zooals ik
nooit eerder in een menschel'jk oog ge
zien 'iad. Haar trekken waren als ver
stard en ze maakte geen beweging. Toen
deed ik een stap in haar richting, en
zonder een kreet te uiten viel ze achter
over in de kussens
Weer hield Haaks op met spreken.
Om zijn mond lag een droeve trek.
Ze was bewusteloos en ze is
nooit weer de oude geworden. Ze wordt
nu verpleegd sinds jaren
We waren stil geworden. Van den
Burg hoestte luidruchtig om zijn ver
legenheid te verbergen, Jacobs en ik
keken strak naar het tafeltje, waarop
onze koffie steenkoud was geworden.
Toen ston 1 Haaks op en schudde ons
de hand.
Misschien, zei hij, en hij dwong
zich tot een smal glimlachje, mis
schien begrijpen jullie nu, waarom ik
aan jullie critiek niet meedeed
een meisje uit bent, ben je royaal, jij
misschien niet?
Hij was even van zijn a propos, maar
na een flinken teug van het versche
glas, ging hij voort:
Ze hield ook van mij! Hoe innig
konden haar mooie, blauwe oogen mij
aankijken, met welk een aandoénlijk
gebaar sloeg ze haar armen om mijn
halsze was een engel. Alles scheen
heerlijk en goed, ik leefde als in een
andere wereld. Het zou tè mooi geweest
zijn wanneer daar geen wreed einde
aan was gekomen.
Op een dag begon Grace onrustig te
worden. Ze had nu en dan neerslach
tige buien, soms kon ze stil naast me
zitten in de duinen met tranen in de
oogen. Tevergeefs vroeg ik haar de
reden. Met een lachje en een lieven
blik ontweek ze het antwoord.
Tot ze het niet langer uitstellen
kón. Dien ellendigen middag, ik zal het
nooit vergeten! De dag begon zoo mooi.
Ze was vroolijk, op het uitbundige af,
zoo had ik haar nog geen enkele maal
gezien. En toch, als ik er nu aan te
rugdenk, was er iets wanhopigs in die
uitbundigheid. Zooals ze mij kuste,
precies als iemand, die afscheid
neemt
We waren er weer een dagje op uitge
trokken, en toen we van Westkapelle
terugliepen naar Domburg, waar we
voor het diner zouden aankomen, werd
ze steeds stiller. En toen ik weer bij
haar aandrong, vertelde ze eindelijk.
Ze was van zeer goede familie, haar
vader was zelfs baronet of zooiets, en
die had haar tot een verloving gedwon
gen met iemand, waar ze absoluut niet
van hield. Met moeite was het haar ge
lukt van hem gedaan te krijgen, dat ze
nog veertien dagen alleen met vacantie
mocht. Hoe blij was ze achteraf, dat ze
dat gedaan had gekregen. Het waren de
heerlijkste dagen van haar leven gewor
den. Kerel, je had den blik moeten zien
in haar oogen, toen ze dat zei!
Opnieuw trommelde hij met de vin
gers op het tafeltje. Een paar diepe ha
len aan zijn sigaret gaven hem een
beetje rust.
Het was nu afgeloopen, zei ze me
verder. Den volgenden dag zou haar
vader haar komen halen en twee maan
den later trouwde ze al.
Het verbijsterde me. Ik had met de
mogelijkheid, haar te moeten opgeven,
geen rekening gehouden. Ik pleitte en
smeekte, maar het hielp me niet. Trou
wens, Grace had karakter, woordbreuk
zou ze zich nooit aan schuldig kunnen
maken.
Met den dood in het hart heb ik toen
afscheid van haar genomen. Beiden be
seften we, dat de herinnering aan el
kaar, aan dat mooie Zeeuwsche eiland,
waar we zulke gelukkige dagen hadden
gekend, voor eeuwig in ons hart gegrift
zou zijn.
Den volgenden dag zag ik haar vader.
Het type van den Engelschen aristo
craat, correct, fijn, maar waarschijnlijk
harteloos.Den dag daarop vertrokken
ze!
Het bleef even stil. De nacht wierp al
zijn schaduwen over het IJ, een stoom
schip passeerde, op weg naar verre oor
den. Aan den overkant pinkten vroolijk
de lichtjes van Amsterdam.
Het was een pechdag, want ik
merkte, dat ik ook een portefeuille ver
loren had, waarin nog een kleine hon
derd gulden zat. Maar één ding heb ik
nog altijd.
De Vos frommelde in zijn zak en
reusachtige kerel met breede
norsche grauwe, oogen kwam
eethuis van Jim Burke binnen, zet-
zich aan een tafeltje en bestelde
Broodjes met vleesch. Twee groote.
3 ook
had zich in de zestig jaren van
nog nooit gehaast en deed
_j nu ook niet. Langzaam kwam
>vereind uit zijn rieten stoel, waar
achter den koffieketel zat en
bedaard naar de ijskast, waarin
i vleeschwaren koel hield.
Met uitjes en augurkjes vroeg
hij uit de verte.
Ja. Mij best.
Jim had feitelijk weinig zin nog een
gast te bedienen. Hij had reeds een
half uur lang pogingen in het werk ge
steld tot het verzamelen van voldoen
de energie, om zijn eethuis te sluiten.
Hij vond, dat het tijd werd, dat zijn
dagtaak afgeloopen was. Door het ven
ster heen staarde hij naar de statige
pijnboomen, die zoo scherp afstaken
tegen den maanlichten avondhemel.
Mei liep ten einde. De avond was hel
der en alleen boven het vennetje in
de verte hing een vochtig waas. De
geur van jasmijn, azalea’s en rozen
dreef uit den tuin van zijn buurman
door het open raam naar binnen. Die
zou nu weer door uienlucht bedorven
worden. Een mooie avond, dacht Jim.
een verdraaid fijne avondOm na te
denken en te droomen. Dat bedoelde
hij ten minste, al bracht hij zijn ge
voel niet onder woorden.
Het eethuis van Jim lag aan het
einde van de Wagenstraat, vlak bij
den spoorwegovergang. Wie Barton
uit het Oosten binnenkwam, moest er
voorbij. Maar velen, die trek hadden,
liepen er niet voorbij, als de heerlijke
etensgeuren uit het huis hun invloed
op hun hongerige magen deden gel
den. Toch had Jim het er niet op be
grepen, dat zijn eethuis nog zoo laat
in den avond zijn aantrekkingskracht
uitoefende, want hij was doodmoe van
een langen werkdag.
Hij legde dikke plakken vleesch op
de broodjes, sneed augurkjes in keu
rige figuurtjes en zette het bord met
den mosterdpot er naast voor zijn
laten klant neer. Hij schrok, toen hij
in den loop van een zware revolver
keek.
Koffie. En houd je bedaard, zei de
vreemdeling op effen toon.
Jim schonk een dampend kop koffie
uit den glimmend, nikkelen koffieke
tel en toen hij den kop voor zijn be
zoeker neerzette, zei hij zoo gewoon
tjes mogelijkDan ben je zeker
Jake Crook
Waarom veronderstel je dat
De politie zoekt overal naar je.
Toch waar En, wat zou dat
nog
Ze schijnen het opgegeven te heb
ben. Denken, dat je de plaat hebt ge
poetst
Binnenkort hebben ze daarin ge
lijk, zei de man, nog even ijzig en
norsch.
Zeg, vader, je bent al aardig op
leeftijd, is het zoo niet
Och ja
- Maar je hebt toch zeker geen
zin, om er nu al tusschen uit te knij
pen
Needat nu juist niet.
Doe dan, wat ik je zeggen zal.
Ik moest wat eten hebben. En verder
heb ik niks met je te maken. Ge
snapt
ven. Sedert zij in het laatste der vorige
eeuw van Hongarije naar ons land
kwam is zij hier gevestigd gebleven.
Zij heeft zich onder de Nederlandsche
lezers en Nederlandsche kunstenaars
vele vrienden verworven en in haar
huis te Voorburg, waar zij reeds vele
jaren woonachtig is, hebben heel wat
dichterlijke geesten elkaar ontmoet.
Zij zelf bezit het dichterhart, dat altijd
jong blijft; hoewel Hélène Swarth als
dichteres gróóter is, heeft Giza Ritschl,
misschien doordat zij altijd zooveel
spontaner is geweest, op Hélène Swarth
toch nog altijd een stuk jeugd vóór...
Ja, het spontane oefent in Giza
Ritschl’s verzen een groote aantrek
kingskracht uit, in haar jeugd-verzen
èn in die van lateren tijd. Haar eerste
verzen, welke van 1901 dagteekenen
(„Verzen” van Giza Ritschl, P. N. van
Kampen en Zoon, Amsterdam), zijn
vaak nog onhandig van vorm, maar
niemand kan dit het Hongaarsche
meisje kwalijk nemen, dat nog niet
lang daar vóór Nederlandseh had lee-
schrijven. Ze zijn innerlijk fijn en
gevoelig van observatie. Het waren
allemaal min of meer spontane uitin-
een gevoelig, dichterlijk ge-
Ja zeker.
Ik doe liefst andere lui geen
kwaad. Jim herinnerde zich, hoe die
kerel bij zijn geruchtmakende ont
snapping nog geen drie dagen geleden,
twee menschen neergeschoten had. Hij
was een gevaarlijk heerschap. Maak
nog wat voor me klaar. Voor onder
weg. En vergeet dan, dat ik hier ge
weest ben.
’n Oud mensch als ik is kort van
geheugen.
Niemand zal naar me vragen. En
mocht het wel zoo zijn, nou dan heb
je niet de minste verdenking tegen
hem gehad, begrepen Ik kwam hier
gewoon een kop koffie met een broodje
gebruiken. Dat kan niemand jou kwa
lijk nemen.
En wat doe je nu verder
Daar zorg ik zelf wel voor. Kun
nen er nog menschen hier komen
Niet waarschijnlijk. Het is al zoo
laat.
Mocht er een komen, dan houd jij
je koestDoe heel gewoon. Anders
schiet ik je neer, begrepen
Ja, daar zie ik je best vöor aan.
En zeg eens, vroeg Crook tus
schen een paar slokken koffie door,
had je me al herkend voordat je
mijn pistool zag?
Och, wat zal ik zeggenJe por
tret hangt immers overal?
Ik dacht het al aan je te zien.
Daarom wou ik geen risico loopen.
Buiten klonken voetstappen. Ze na
derden het eethuis.
Daar komt er een aan, zei Crook.
Denk aan wat ik gezegd heb. Heel
gewoontjes, hooranders
Een schonkige man trad het eethuis
binnen en nam een stoel. Jim zag, hoe
de ontsnapte boef zijn wapen onder
zijn oksel verstopte. Hij zei bedaard:
Enhoe staat het leven, Pat?
Alles wel thuis?
Pat Verron bestelde twee broodjes.
Heb van het niksdoen honger ge
kregen, merkte hij op. Voelde het
onder het naar huis gaan.
Dat wil ik best gelooven, Pat, zei
Jim. Hoe maakt je kleine meid het?
De kleine? Pat scheen lang over
het antwoord te moeten denken.
Wel, die maakt het patent.
Van avond kwam je oudste jon
gen hier nog langs. Die gaat met den
dag meer op jou lijken.
Is dat zoo gek?
Dat heb ik toch zeker niet ge
zegd. Heelemaal niet gek, dat een oud
ste zoon sprekend op zijn vader lijkt.
Hij zette de broodjes voor den schon-
kigen man neer. Misschien niet zoo
lekker als je vrouw ze klaar maakt.
Je wilt haar zoo laat op den avond
zeker niet wakker maken, wat? Gaat
ze vroeg naar kooi.
Gewoonlijk wel. En ze is zoo ver
draaid lastig, weet je?
Verron schrokte zijn broodjes
naar binnen en betaalde aan het buf
fet.
Nou, wel te rusten, Jim, zei hij.
Genacht, Pat. De groeten aan je
vrouw.
Verron ging weg. Jacke Crook slaak
te een zucht van verlichting.
Dat heb je keurig opgeknapt,
ouwe jongen, zei hij.
Ik moest wel, antwoordde
Pat Verron is de sheriff hier.
Hè? Die houten Klaas?
Tut, tut! hij is heusch zoo
niet. Daarom moest ik hem wel aan
de praat houden. Als ik jou was.
[)RI
CHOTEN
KNALLEN,,,