STRAND-ID YLLE LETTERKUNDIG bijblad VAN DE haagsche courant Het verkeerde effect L®U®irkwmdlig® =Kiromu®k= Woensdag 28 Februari 1940, No. 17505. b 4 p 3 iemand, zou Jim. dom jou ren Mevr. Giza Ritschl. JOHAN KONING, En vlug Jim 1- zijn leven het dus hij o’-- in hij slofte hij zijn op, echtheid harer menschelijkheid. Maar voor het overige staat de los zich bewe gende, soms zelfs wat onhandige Giza Ritschl tot de met verfijnde gratie en majesteitelijken zwier rhythmisch-vol- maakte kunstenares Hélène Swarth, als hreid met eenige nog niet gepubliceerde van deze dichteres, was vol- om een bundel in het licht te geven, waaraan velen vreugde De café-terrassen waren, dank zij het heerlijke voorjaarsweer, druk bezocht. Met een paar vrienden genoot ik van een kleintje koffie, en meer nog van de warme zonnestralen, toen plotseling onze aandacht werd getrokken door een incidentje, dat eenige tafeltjes van het onze verwijderd, plaats vond. Het bleek niet bijzonders te zijn een kwajongen, die daar in de buurt speelde, had een pistooltje afgeschoten, hetgeen een dame zoodanig had doen schrikken, dat ze haar zenuwen niet meer meester was. Even veroorzaakte dit consternatie ge dienstige heeren beijverden zich, haar te helpen, een kelner schoot toe met een glaasje water, wandelaars bleven staan om te zien, wat er op het terras plaats vond. Jacobs, de eenige van ons, die was opgestaan, keerde terug met een scham per lachje om den mond. Een appelflauwte, spotte hij, één van die tegenwoordige hypermoder ne vrouwtjes, vermoed ik, die de allu res aannemen van mannen, aan alles mee willen doen, maar wier zenuwen niets kunnen verdragen. Aanstellerij 1 Niets dan comedie orakelde van den Burg, die bekend was om zijn cynisch oordeel, waar het vrou wen betrof. Waarschijnlijk een kleine repetitie, om haar man een zomer- toiletje, een duren hoed, of een biljan- ten ring af te zetten. Bah Zag je wel, hoe de heeren in haar omgeving trachtten zich verdienstelijk te maken insinueerde ik. Ik wed, dat ze jong en aantrekkelijk en niet af keer ig van een avontuurtje is 1 Alleen Haaks hield zijn mond en zijn ernstige oogen staarden droomerig, en naar het scheen een tikje melancholiek, in de verte. Mechanisch trommelden zijn vingers nerveus op het tafeltje. Ben je 't niet met ons eens vorschte van den Burg. Maar hoe kan ik dat eigenlijk vragen Jij, met je nobele principes, die de vrouwen nog altijd op een voetstuk plaatse, waar ze allang zijn afgetuimeld, natuurlijk ben jij in de contramine Haaks scheen uit zijn droom te ont waken. Peinzend keek hij van den Burg aan, toen schudde hij langzaam het hoofd en zijn stem klonk zonderling dof, toen hij antwoordde Neen, ik ben het inderdaad niet met jullie eens. En als ik vertel, waar om ik jullie cynisch oordeel niet deel, dan zullen jullie me misschien gelijk geven. Hij pauseerde even, en ziende, dat wij een verklaring van hem verwachtten ging hij voort Jullie kent me nog niet zoo lang, Een kin en een elegant landmeisje tot een vorstin. Hélène Swarth is de absolute kunste nares, die vóór alles artiest wil blijven en slechts de essentie harer mensche- lijke aandoening, als een bekorend aderwerk, laat loopen door het massieve marmer van haar taal. Giza Ritschl, daarentegen, denkt in geenen deele om pijp op en deed behagelijk een paar trekjes. Opeens hoorde hij op straat drie schoten vallen. Vinnige, bevelen de schoten, welke de stilte verbraken. Dan een schreeuw. Jim bleef geduldig wachten. Het duurde geen vijf minu ten of Verron kwam met Jake Crook binnen. Crook was gewond en geboeid. Jim zei: Heb ik je niet gezegd, Jake, dat Pat zoo dom niet was? Hij snapte meteen, dat er iets niet in den haak was, toen ik hem naar zijn vrouw en kinderen begon te vragen. Je moet weten, dat hij geen vrouw enkin- ders heeft. Ze plagen hem hier er al tijd mee, dat hij niet getrouwd is haar altijd nog iets brillants en phan- tastisch, schrijft Hendrik de Vries in zijn inleiding en er zijn vele verzen in dezen keurbundel, die van deze uit spraak de directe bevestiging geven. Giza Ritschl’s liefdeverzen zijn, ook wat betreft het thema, anders dan die van Hélène Swarth. Het verlangen en het leed komen bij Giza Ritschl onbevan- gener tot uiting, zij staat er niet lang bij stil en ze verliest er zich niet in. Zij zingt en ze vindt altijd weer nieuwe zangen; haalde een kiekje te voorschijn. Voor hij het mij gaf, keek hij er zelf even naar, en hij slikte moeilijk. Dat is ze! zei hij kort, het mij bruusk toereikend. Bij het schijnsel van het electrische lampje, dat op ons tafeltje stond, be keek ik de foto. Het meisje was knap, elegant, mondain. De Vos had er niets te veel van gezegd. Zwijgend gaf ik het hem terug. Want ik durfde niet te spre ken, anders zou mijn stem me mogelijk verraden hebben. Thuisgekomen heb ik lang nagedacht Maar ik besloot, hem niets te zeggen Waarom idealen te vernietigen? Waar om hem te zeggen, dat die papa waar schijnlijk heelemaal niet haar papa was, dat de kleine honderd gulden mogelijk in diens binnenzak zaten. Waarom hem te zeggen, dat ik diezelfde Grace, een paar jaar geleden in Knocke had leeren kennen, dat ze toen echter niet Grace, maar Angèle heette, en Francaise was, en dat ik met haar ook heel genoeglijke dagen had doorgebracht, en misschien net zoo teleurgesteld was als hij, toen haar „papa” kwam, die bepaald tegen mésalliances was. Tja, er zijn van die toevalligheden in het leven. Nog dienzelfden avond heb ik gesnuf feld in een doos vergeelde brieven en oude foto’s en ik heb de foto van Grace- Angèle, eenzelfde, als de Vos me had laten zien, in heel fijne stukjes ge scheurd. - O! Wat kan lijden heerlijk zijn! Ik kies het lijden om hem alleen te minnen maar zóó groot is de smart van haar teleurgesteld hart nu ook weer niet, of zij kan lachen en juichen: „Keur uit Liefdeverzen”, van Giza Ritschl, ingeleid door Hendrik de Vries. A. A. M. Stols, uitgever, Maastricht. De verzenbundels, welke in den loop der jaren van Giza Ritschl zijn ver schenen, zijn, op een enkele na, uit verkocht. In die bundels komen gedich ten voor, welke waard zijn herdrukt te worden. Hendrik de Vries vatte het Plan hiertoe op en dit aantal, uitge- fijn-gebeelde architecturale uitzegging en opstelling van wat er in haar leeft zij zegt alles vlotweg, in onbedenkende naïefheid van willen, zooals het in haar opkomt. Wars van aanstellerij en rheto- riek zijn beiden. Hélène Swarth zal altijd bewonderd en vereerd worden door ieder mensch» die waarde hecht aan groote, waarachtige kunst. Giza Ritschl daarentegen zal altijd ieder aan trekken, die leuke en gevoelige en zacht- schoone menschelijkheid op prijs weet te stellen, maar tevens, daar het ge mis aan de hoogere wijding van den plastischen vorm hier en daar wel eens sterk bij haar in ’t oog valt, zal er waar schijnlijk, schreef Kloos veertig jaar geleden later een bloemlezing van haar allerbeste uitingen tot een bou- quetje samengebonden moeten worden, maar een ruiker zal het zijn, die tegelijk met het werk harer zooveele groote kunstzusters, het nageslacht zal blijven bekoren door zijn frischheid en zijn zoe ten geur. Wat Kloos, veertig jaar ge leden, profeteerde en waarop Victor van Vriesland nog onlangs aandrong, is thans bewaarheid. Er i s „een bouquetje samengebonden”Hendrik de Vries heeft dit werk met hart en smaak ver richt en men moet hem er dankbaar voor zijn. Hij, op zijn beurt, dankt de dichteres, die hem toestond een keuze te doen uit haar liederen. „Uit haar liederen”, schrijft hij Hendrik de Vries legt dus ook wel, en terecht, na druk op het melodieuse, op de muzikali teit van haar gedichten. Het zijn, zegt hij, soms gezongen sprookjes, waarvan zij zelf de tooverprinses is, daar weer grillige muziek van haar land, haar eigen Hongarije. Of, zooals een on vergetelijke vriend van hem het uit drukte Het is een lentewind. Het zijn dauwdroppels Van het oogenblik af, dat zij haar allereerste lied, verrukt over de schoon heid van onze taal, neerschreef, heeft zij bewezen hoezeer de liefde meer ver mag dan de kennis, schrijft Hendrik de Vries in zijn inleiding voor dezen keur bundel. Want, gaat hij verder, zonder tot vol ledige beheersching van onze taal te komen, maar met een steeds weer hevig opwellende ontroering en een zuiver muzikaal versgehoor, deed ze wonde ren, door haar beroemdste tijdgenooten erkend en begrepen. Zij vertegenwoor digt het zeldzame verschijnsel, gelijk de „Javaansche Prins der Poëzie”, Noto Soeroto van een exotische, doch oor spronkelijk en onmiddellijk in het Ne- derlandsch gedichte verskunst. De eer, haar te hebben ontdekt, komt toe aan Henri Borel. Frederik van Eeden, door hem opmerkzaam gemaakt op haar be scheiden eerstelingen, schreefdeze kleine liedjes te rekenen tot het aller beste, dat hij ooit gekend had. Hij ver zamelde ze spoedig tot een bundel „Ver zen (1901); enkele fijne stemmings- momenten hieruit herinneren aan het Verre Oosten of ook aan het Westersch individualisme van dichters als Herman Gorter. In 1904 verscheen, eveneens door van Eeden verzorgd, een bundel „Nieuwe Verzen”, In 1905 „Gedichten”, in 1907 „Liederen", in 1914 „Vrome Lie-’ deren”. De simpelste eenvoud heeft bij en 8erept Veri baar Poëzie een aparte bekoring - eend. De thans negen-en-zestig ja- e dichteres is Holland trouw geble- gen van moed. Kloos, die Giza Ritschl meermalen met Hélène Swarth vergeleek, wees er- dat beiden overeenstemmen in de Het was een gloeiend heete dag ge weest, en ik ademde met welbehagen het koele windje in, dat het donkere water tegen de veerpont deed kabbe len. Droomerig stond ik naar het stads beeld te kijken, toen een vriendschap pelijk klapje op mijn schouder me deed opschrikken. Ik keek in het lachende gezicht van mijn vriend de Vos. Hallogroette ik, terug van va- cantie? Je was immers in Domburg dit jaar? Ja. gisteren ben ik terug gekomen. Prettige vacantie gehad? O ja antwoordde mijn vriend, maar ik merkte iets bijzonders in zijn toon. Vragend keek ik hem aan, maar hij sprak er overheen: Zeker ook op weg naar een koel zitje aan het wa ter? Laten we samen gaan. Na zoo’n heeten dag smaakte het wer kelijk ijskoude bier uitstekend. Mijn vriend leek nerveus, hij trommelde met de vingers op het tafeltje. Er is wat, constateerde ik, biecht eens op, een avontuurtje. Je hebt gelijk, er is inderdaad wat. Maar een avontuurtje zou ik het niet willen noemen, het heeft te veel indruk op me gemaakt. Even scheen hij nog te aarzelen, dan nam hij een flinken slok bier en ver telde: Ik ben een sentimenteele dwaas, een idealist. Misschien heb je al be grepen, dat het om een meisje gaat? Ik kon het niet helpen, dat ik even ironisch moest lachten. „Is het werke lijk?”, deed ik verwonderd. Sjonge...” Maak er geen grapjes over!, ver zocht hij. ’t Begin was overigens nogal banaal. Ik leerde haar kennen in het stille Domburg. Hoe gaat dat? Eerst een lachje, een blik, een toevallige ontmoe ting op de Donderdagsche markt in Middelburgenfin ik vond het een aardig avontuurtje, iets om later met genoegen aan terug te denken. Het was een meevallertje, op het rustige Wal cheren, zoo’n elegant, pittig meisje te ontmoeten, ik kende Walcheren niet en had het me heel anders voorgesteld, landelijk, alle menschen in Zeeuwsche drachtenfin, ik was erg in mijn nopjes met dat lieve vriendinnetje. *t Was een jong ding, misschien drie-, vierentwintig, haar gezichtje ach, frisch als de dauw, een paar oogen, die schitterden als kristallen, blauw als een Zwitsersch bergmeer Hij zuchtte even, en ik had moeite, me goed te houden. De Vos had het geweldig „te pakken”, dat was dui delijk. Ze was een Engelsche, ging hij verder, en haar naam, Grace, was in overeenstemming met haar charme en karakter. Het is heusch geen wonder, dat ik na een paar dagen tot over de ooren op haar verliefd was. We werden onaf scheidenlijk. Samen maakten we heerlijke wandelingen over het prach tige eiland, we gingen naar het oude Veere, bezochten Vlissingen, waar het heel wat bedrijviger was, bewonderden Middelburg, dat midden op het eiland als te droomen ligt. En ik voelde me gelukkig Dat kostte je zeker aardig wat, merkte ik droog op, die mondaine ty petjes van tegenwoordig drinken cock tails als water. Grace niet!, protesteerde hij ver ontwaardigd, natuurlijk, als je met Ik ween, ik lach Ik juich, ik schrei, O wondere dag! O schoone Mei!, het begin van een der vele melodieuse verzen, die in dezen met zooveel zorg en begrip samengestelden bundel voor komen. Natuur en eenvoud bepalen de schoonheid van Giza Ritschl’s verzen, waarin men niets zal vinden wat naar gecompliceerdheid zweemt. Deze keur bundel zal velen welkom zijn. Het is lang geleden, dat de Hongaarsche Nach tegaal als „het zingende kind” ons land binnenkwam. Maar welk een voldoe ning schenkt het nog te luisteren naar de zangen van haar liefhebbend hart! maakte ik nu maar, dat ik wegkwam Hij reikte Jake een pakje boterham men over. Dat zal ik wel doen ook! En denk erom als je een woord loslaat Geen denken aan. Zoo verstan dig ben ik zelf wel. Bij wijze van voorzorg rukte Crook eerst de telefoonleiding stuk. Alleen maar voor de zekerheid, zei hij. Misschien is het ook beter, dat je er niet op let, welken kant ik uitga. Wel te rusten. Goeien nacht, zei Jim. Hij begon op te ruimen en zijn boel tje schoon te maken. Dan stak hij zijn Verzen doende kunnen zullen beleven. Het geheugen zal moeten worden opgefrischt. Wie is, wie was Giza ltschl? Zij is nog altijd, wie zij was, Wen zij als jong meisje uit Hongarije •War ons land kwam en in onze taal, öie haar zeer lief geworden was, haar e«rste verzen schreef, ongekunstelde Uitingen van een gevoelig hart, zuiver, gïef, bloemrijk en melodieus, zoodat j*lo°s haar als de „Hongaarsche Mitegaal” in onze letteren biunen- vMfle. Die bijna kinderlijke eenvoud °Prechtheid zijn altijd in haar on- bewaard gebleven; zij hebben misschien een jaar of zeven. Wat er voor dien tijd in mijn leven is voor gevallen, is jullie dus onbekend. Wat ik nu wil vertellen, is 12 jaar geleden gebeurd. Destijds was ik getrouwd met een lief, zacht vrouwtje. Ik had haar in het bui tenland leeren kennen. De eerste maan den ging alles goed. We hadden een aardig huis, we hielden dolveel van el kaar en niets scheen ons geluk te kun nen verstoren. Maar langzamerhand kwamen er wol ken. In de eerste plaats kreeg mijn vrouw heimwee naar haar geboorte stadje. Want wij hadden bijna geen ken nissen, zoodat we veel alleen waren, en daar kan ’n vrou' niet altijd tegen. Bo vendien was ik den heelen dag weg, van ’s ochtends acht tot 's avonds zes uur, half zeven. Mijn vrouw had dan volop gelegenheid om te denken, en die ge dachten waren meestal niet van de prettigste. Langzaam maar zeker begon haar melancholie gevaarlijke dimensies aan te nemen, ’s Nachts droomde ze dik wijls van moordenaars en inbrekers. Vaak maakte ze mij wakker, en uren lang kon ze dan rillend van angst liggen luisteren naar allerlei imaginaire ge luiden. Dicht tegen me aangedrongen, vid ze dan meestal van oververmoeid heid tenslotte in slaap. Maar ook overdag begon de angst haar te vervolgen. Dikwijls meende zij buiten de deuren te hooren opengaan, ofschoon ze heelemaal alleen in huis was, en angstvallig sloot ze dan alle deuren en ramen dicht. Als ik thuis kwam, vond ik haar dan met behuilde oogen, stil en down. Ik probeerde zooveel mogelijk haar den dwazen angst uit het hoofd te pra ten. Voor een paar dagen gelukte mij dat wel eens. Ze was dan uitgelatener dan ooit, en met voldoening constateer de ik het feit, hopend, dat het geluk uit de eerste dagen van ons huwelijk zou terugkeeren. Maar de reactie volgde in den regel spoedig. Haar angst werd steeds dwazer, steeds onredelijker. Zij verbeeldde zich tenslotte, dat soms kou de handen over haar gezicht streken, het minste ongewone geluid kon haar doen verstijven van schrik, ook als ik zelf thuis was, het werd in één woord ziekelijk. Haaks zuchtte en zijn stem werd zachter, toen hij vervolgde Toen zon ik op een middel, om haar radicaal van haar kwaal te gene zen. Op een avond, dat zij me laat thuis verwachtte, sloop ik zacht naar binnen. Ik had me eenigszins vreemd toegetakeld met het doel haar hevig te doen schrik ken. Ik hoopte, dat ze het dwaze en on gerijmde van haar angst zou inzien, als ze naderhand bemerkte, dat ik het was, dat ze zich zou schamen en er zich moe dig tegen zou verzetten. Het lijkt nu, nuchter beschouwd, een vreemd genees middel, maar ik was ten einde raad en ik verwachtte er destijds succes mee Zacht liep ik dus door de gang en behoedzaam opende ik de kamerdeur. Ze was al in bed, maar ik hoorde, dat ze zich bewoog en een lichten kreet uitte. Ze had dus het opengaan van de deur bemerkt. Om haar angst te verhoogen, trad ik nog niet direct bin nen. Ik wachtte een minuut, toen trad ik in het vertrek. Nóóit vergeet ik haar gezicht op dat moment. Ze zat rechtop in bed, en in haar oogen lag een angst, zooals ik nooit eerder in een menschel'jk oog ge zien 'iad. Haar trekken waren als ver stard en ze maakte geen beweging. Toen deed ik een stap in haar richting, en zonder een kreet te uiten viel ze achter over in de kussens Weer hield Haaks op met spreken. Om zijn mond lag een droeve trek. Ze was bewusteloos en ze is nooit weer de oude geworden. Ze wordt nu verpleegd sinds jaren We waren stil geworden. Van den Burg hoestte luidruchtig om zijn ver legenheid te verbergen, Jacobs en ik keken strak naar het tafeltje, waarop onze koffie steenkoud was geworden. Toen ston 1 Haaks op en schudde ons de hand. Misschien, zei hij, en hij dwong zich tot een smal glimlachje, mis schien begrijpen jullie nu, waarom ik aan jullie critiek niet meedeed een meisje uit bent, ben je royaal, jij misschien niet? Hij was even van zijn a propos, maar na een flinken teug van het versche glas, ging hij voort: Ze hield ook van mij! Hoe innig konden haar mooie, blauwe oogen mij aankijken, met welk een aandoénlijk gebaar sloeg ze haar armen om mijn halsze was een engel. Alles scheen heerlijk en goed, ik leefde als in een andere wereld. Het zou tè mooi geweest zijn wanneer daar geen wreed einde aan was gekomen. Op een dag begon Grace onrustig te worden. Ze had nu en dan neerslach tige buien, soms kon ze stil naast me zitten in de duinen met tranen in de oogen. Tevergeefs vroeg ik haar de reden. Met een lachje en een lieven blik ontweek ze het antwoord. Tot ze het niet langer uitstellen kón. Dien ellendigen middag, ik zal het nooit vergeten! De dag begon zoo mooi. Ze was vroolijk, op het uitbundige af, zoo had ik haar nog geen enkele maal gezien. En toch, als ik er nu aan te rugdenk, was er iets wanhopigs in die uitbundigheid. Zooals ze mij kuste, precies als iemand, die afscheid neemt We waren er weer een dagje op uitge trokken, en toen we van Westkapelle terugliepen naar Domburg, waar we voor het diner zouden aankomen, werd ze steeds stiller. En toen ik weer bij haar aandrong, vertelde ze eindelijk. Ze was van zeer goede familie, haar vader was zelfs baronet of zooiets, en die had haar tot een verloving gedwon gen met iemand, waar ze absoluut niet van hield. Met moeite was het haar ge lukt van hem gedaan te krijgen, dat ze nog veertien dagen alleen met vacantie mocht. Hoe blij was ze achteraf, dat ze dat gedaan had gekregen. Het waren de heerlijkste dagen van haar leven gewor den. Kerel, je had den blik moeten zien in haar oogen, toen ze dat zei! Opnieuw trommelde hij met de vin gers op het tafeltje. Een paar diepe ha len aan zijn sigaret gaven hem een beetje rust. Het was nu afgeloopen, zei ze me verder. Den volgenden dag zou haar vader haar komen halen en twee maan den later trouwde ze al. Het verbijsterde me. Ik had met de mogelijkheid, haar te moeten opgeven, geen rekening gehouden. Ik pleitte en smeekte, maar het hielp me niet. Trou wens, Grace had karakter, woordbreuk zou ze zich nooit aan schuldig kunnen maken. Met den dood in het hart heb ik toen afscheid van haar genomen. Beiden be seften we, dat de herinnering aan el kaar, aan dat mooie Zeeuwsche eiland, waar we zulke gelukkige dagen hadden gekend, voor eeuwig in ons hart gegrift zou zijn. Den volgenden dag zag ik haar vader. Het type van den Engelschen aristo craat, correct, fijn, maar waarschijnlijk harteloos.Den dag daarop vertrokken ze! Het bleef even stil. De nacht wierp al zijn schaduwen over het IJ, een stoom schip passeerde, op weg naar verre oor den. Aan den overkant pinkten vroolijk de lichtjes van Amsterdam. Het was een pechdag, want ik merkte, dat ik ook een portefeuille ver loren had, waarin nog een kleine hon derd gulden zat. Maar één ding heb ik nog altijd. De Vos frommelde in zijn zak en reusachtige kerel met breede norsche grauwe, oogen kwam eethuis van Jim Burke binnen, zet- zich aan een tafeltje en bestelde Broodjes met vleesch. Twee groote. 3 ook had zich in de zestig jaren van nog nooit gehaast en deed _j nu ook niet. Langzaam kwam >vereind uit zijn rieten stoel, waar achter den koffieketel zat en bedaard naar de ijskast, waarin i vleeschwaren koel hield. Met uitjes en augurkjes vroeg hij uit de verte. Ja. Mij best. Jim had feitelijk weinig zin nog een gast te bedienen. Hij had reeds een half uur lang pogingen in het werk ge steld tot het verzamelen van voldoen de energie, om zijn eethuis te sluiten. Hij vond, dat het tijd werd, dat zijn dagtaak afgeloopen was. Door het ven ster heen staarde hij naar de statige pijnboomen, die zoo scherp afstaken tegen den maanlichten avondhemel. Mei liep ten einde. De avond was hel der en alleen boven het vennetje in de verte hing een vochtig waas. De geur van jasmijn, azalea’s en rozen dreef uit den tuin van zijn buurman door het open raam naar binnen. Die zou nu weer door uienlucht bedorven worden. Een mooie avond, dacht Jim. een verdraaid fijne avondOm na te denken en te droomen. Dat bedoelde hij ten minste, al bracht hij zijn ge voel niet onder woorden. Het eethuis van Jim lag aan het einde van de Wagenstraat, vlak bij den spoorwegovergang. Wie Barton uit het Oosten binnenkwam, moest er voorbij. Maar velen, die trek hadden, liepen er niet voorbij, als de heerlijke etensgeuren uit het huis hun invloed op hun hongerige magen deden gel den. Toch had Jim het er niet op be grepen, dat zijn eethuis nog zoo laat in den avond zijn aantrekkingskracht uitoefende, want hij was doodmoe van een langen werkdag. Hij legde dikke plakken vleesch op de broodjes, sneed augurkjes in keu rige figuurtjes en zette het bord met den mosterdpot er naast voor zijn laten klant neer. Hij schrok, toen hij in den loop van een zware revolver keek. Koffie. En houd je bedaard, zei de vreemdeling op effen toon. Jim schonk een dampend kop koffie uit den glimmend, nikkelen koffieke tel en toen hij den kop voor zijn be zoeker neerzette, zei hij zoo gewoon tjes mogelijkDan ben je zeker Jake Crook Waarom veronderstel je dat De politie zoekt overal naar je. Toch waar En, wat zou dat nog Ze schijnen het opgegeven te heb ben. Denken, dat je de plaat hebt ge poetst Binnenkort hebben ze daarin ge lijk, zei de man, nog even ijzig en norsch. Zeg, vader, je bent al aardig op leeftijd, is het zoo niet Och ja - Maar je hebt toch zeker geen zin, om er nu al tusschen uit te knij pen Needat nu juist niet. Doe dan, wat ik je zeggen zal. Ik moest wat eten hebben. En verder heb ik niks met je te maken. Ge snapt ven. Sedert zij in het laatste der vorige eeuw van Hongarije naar ons land kwam is zij hier gevestigd gebleven. Zij heeft zich onder de Nederlandsche lezers en Nederlandsche kunstenaars vele vrienden verworven en in haar huis te Voorburg, waar zij reeds vele jaren woonachtig is, hebben heel wat dichterlijke geesten elkaar ontmoet. Zij zelf bezit het dichterhart, dat altijd jong blijft; hoewel Hélène Swarth als dichteres gróóter is, heeft Giza Ritschl, misschien doordat zij altijd zooveel spontaner is geweest, op Hélène Swarth toch nog altijd een stuk jeugd vóór... Ja, het spontane oefent in Giza Ritschl’s verzen een groote aantrek kingskracht uit, in haar jeugd-verzen èn in die van lateren tijd. Haar eerste verzen, welke van 1901 dagteekenen („Verzen” van Giza Ritschl, P. N. van Kampen en Zoon, Amsterdam), zijn vaak nog onhandig van vorm, maar niemand kan dit het Hongaarsche meisje kwalijk nemen, dat nog niet lang daar vóór Nederlandseh had lee- schrijven. Ze zijn innerlijk fijn en gevoelig van observatie. Het waren allemaal min of meer spontane uitin- een gevoelig, dichterlijk ge- Ja zeker. Ik doe liefst andere lui geen kwaad. Jim herinnerde zich, hoe die kerel bij zijn geruchtmakende ont snapping nog geen drie dagen geleden, twee menschen neergeschoten had. Hij was een gevaarlijk heerschap. Maak nog wat voor me klaar. Voor onder weg. En vergeet dan, dat ik hier ge weest ben. ’n Oud mensch als ik is kort van geheugen. Niemand zal naar me vragen. En mocht het wel zoo zijn, nou dan heb je niet de minste verdenking tegen hem gehad, begrepen Ik kwam hier gewoon een kop koffie met een broodje gebruiken. Dat kan niemand jou kwa lijk nemen. En wat doe je nu verder Daar zorg ik zelf wel voor. Kun nen er nog menschen hier komen Niet waarschijnlijk. Het is al zoo laat. Mocht er een komen, dan houd jij je koestDoe heel gewoon. Anders schiet ik je neer, begrepen Ja, daar zie ik je best vöor aan. En zeg eens, vroeg Crook tus schen een paar slokken koffie door, had je me al herkend voordat je mijn pistool zag? Och, wat zal ik zeggenJe por tret hangt immers overal? Ik dacht het al aan je te zien. Daarom wou ik geen risico loopen. Buiten klonken voetstappen. Ze na derden het eethuis. Daar komt er een aan, zei Crook. Denk aan wat ik gezegd heb. Heel gewoontjes, hooranders Een schonkige man trad het eethuis binnen en nam een stoel. Jim zag, hoe de ontsnapte boef zijn wapen onder zijn oksel verstopte. Hij zei bedaard: Enhoe staat het leven, Pat? Alles wel thuis? Pat Verron bestelde twee broodjes. Heb van het niksdoen honger ge kregen, merkte hij op. Voelde het onder het naar huis gaan. Dat wil ik best gelooven, Pat, zei Jim. Hoe maakt je kleine meid het? De kleine? Pat scheen lang over het antwoord te moeten denken. Wel, die maakt het patent. Van avond kwam je oudste jon gen hier nog langs. Die gaat met den dag meer op jou lijken. Is dat zoo gek? Dat heb ik toch zeker niet ge zegd. Heelemaal niet gek, dat een oud ste zoon sprekend op zijn vader lijkt. Hij zette de broodjes voor den schon- kigen man neer. Misschien niet zoo lekker als je vrouw ze klaar maakt. Je wilt haar zoo laat op den avond zeker niet wakker maken, wat? Gaat ze vroeg naar kooi. Gewoonlijk wel. En ze is zoo ver draaid lastig, weet je? Verron schrokte zijn broodjes naar binnen en betaalde aan het buf fet. Nou, wel te rusten, Jim, zei hij. Genacht, Pat. De groeten aan je vrouw. Verron ging weg. Jacke Crook slaak te een zucht van verlichting. Dat heb je keurig opgeknapt, ouwe jongen, zei hij. Ik moest wel, antwoordde Pat Verron is de sheriff hier. Hè? Die houten Klaas? Tut, tut! hij is heusch zoo niet. Daarom moest ik hem wel aan de praat houden. Als ik jou was. [)RI CHOTEN KNALLEN,,,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 15