LETTERKUNDIG bijblad
LetefflkuimdEg®
VAN DE
- Woensdag 6 Maart 1940, No. 17511. 6 8 p
Voor
keoK
D
dat
wereld
JOHAN KONING.
met
Gedachten tijdens de „Boeken
week”. Over boeken en boek-
verkoopers.
vol
later
aandeel
ontvangen kon, stoorde ze zich niet, ze
liep kalm door naar zijn kamer.
Dolf zat met het hoofd in de handen
aan tafel.
Daar ben ik om je eens even wat
te zeggen, zei Ada streng. Dolf sprong
op. Ada jij? Zooals je ziet en ik
wil je alleen dit maar zeggen, dat je di
rect je jas aantrekt en met me mede
gaat, de taxi wacht.
Ada, wat bedoel je? Er is toch niets
met Truus? vroeg hij en angst klonk
Toen mevrouw de Jong even later
de kamer binnenkwam, vond ze haar
dochter met een verdrietig gezichtje bij
het raam staan. Maar Truus, wat
scheelt er nu aan?, had haar moeder
gevraagd. Och moes, Ada was weer
zoo onvriendelijk, ze ging boodschap
pen doen en ik bood aan met haar
mede te gaan en ik werd afgesnauwd.
Ik kan Ada nooit eens naderen, ze zou
toch een heel wat prettiger leven kun
nen hebben, als ze niet altijd zoo on
aangenaam deed; ze verwijdert ieder
een van zich en eigenlijk heb ik zoo
innig met haar te doen. Ze heeft toch
ook niets aan haar leven, met al haar
geld niet.
Ja kind, het is moeilijk met Ada
en het is toch zoo’n stakkerd. En wat
vreemd dat ze alleen boodschappen ging
doen, anders heeft ze er een hekel aan
om alleen te gaan. Heeft ze je niet ge
zegd, wat ze, voor gewichtige inkoo-
pen moest doen? Neen moes, niets
heeft ze ervan verteld en ze ging met
een taxi. Nu kindje, kijk maar gauw
wat vroolijker hoor! Ada is nu eenmaal
zoo en misschien meent ze het niet
zoo kwaad.
welbegrepen
het meest
Twee jaar later gaf een nieuwbakken
vader zijn eersteling, een Hef dochtertje
bij den Burg. Stand aan, het meisje
heette Ada. Truus en hij hebben echter
nooit geweten, dat dien dag de peet
tante van het meisje, voor haar groo-
ten spiegel gehuild heeft van geluk.
Toen Ada dien middag thuis kwam
vertelde ze geen woord over haar aan
koop. En de verbazing van de familie
was wel heel groot, toen er den volgen
den dag uit een der eerste magazijnen,
een groote, prachtige spiegel werd be
zorgd en op Ada s kamer geplaatst. Ze
repte met geen woord hierover en Frits,
de student, had tegen zijn moeder en
zuster heimelijk lachend gezegd, dat hij
niet begreep hoe Ada er pleizier in had
steeds haar mismaakte gestalte ten
voeten uit, weerkaatst te zien. Maar zijn
moeder had hem het zwijgen opgelegd
met de opmerking, dat dit Ada’s zaak
was en niet d zijne. Over den spiegel
was nooit meer gesproken.
Reeds negen jaar was Ada in het
huis van mevrouw de Jong. Mevrouw
was heel jong weduwe geworden en met
haar twee kinderen achter gebleven met
een zeer klein inkomen. De strijd om het
bestaan was heel moeilijk voor haar ge
worden en ze had het als een ware uit
komst beschouwd, toen één harer oude
kennissen uit de hoofdstad op een dag
haar in de provinciestad, waarheen ze
na den dood van haar man verhuisd
was, kwam bezoeken om haar te vragen
zijn nichtje van 17 jaar in huis te willen
nemen.
Kijk eens, had de heer de Bruin ge
zegd, ik wil openlijk met je praten. Mijn
broer is elf jaar geleden gestorven zijn
vrouw bleef achter met een dochtertje,
dat toen zes jaar was. Een zwak zieke
lijk kind met een misvormd lichaam.
Alles is gedaan om haar lichamelijken
toestand te verbeteren. Ze is nu 17 ge
worden en ofschoon altijd teer, toch
sterker dan vroeger. Haar sterk ver
groeid lichaam is een bron van heel veel
verdriet voor haar, zooals je trouwens
wel zult begrijpen. Ze is heel lastig, dat
moet ik je zeggen, nukkig en kan heel
onaangenaam zijn. Dit alles klinkt niet
erg aanlokkelijk, zal je denken, maar
Ada heeft geen kwade inborst. Mijn
schoonzuster, die zes weken geleden v rij
plotseling stierf, heeft haar in alles toe
gegeven, misschien begrijpelijk, omdat
het kind al zooveel ioet missen, maar
't heeft Ada erg egoïstisch gemaakt. Op
het oogenblik logeert ze bij ons. ik ben
haar voogd en zoek een tehuis voor
haar, waar men haar met zachtheid en
geduld wil leiden. Ze moet nog enkele
lessen aan huis nemen en ik zag haar
ook graag in een gezin, waar nog een
jong meisje is. Ze is door haar onvrien
delijke uitvallen geen aardig vriendin
netje en dat heeft haar verwijderd ge
houden van jonge meisjes. Nu heb ik je
over een en ander ingelicht, ik had ge
dacht misschien wil jij het met haar
probeeren, ’t zou voor mijn vrouw en
mij een groote geruststelling zijn, als we
wisten, dat ze bij jou was. Wij zelf kun
nen haar niet houden, je kent den
slechten gezondheidstoestand van mijn
vrouw. Ada is geen aangename huis-
genoote, dat herhaal ik nog eens, maar
met liefde en tact is allicht veel te be
reiken. Daar ze zeer gefortuneerd is,
kan een goed kostgeld betaald worden.
Ik weet, dat ze bij jou in uitstekende
handen zal zijn, dat is natuurlijk van
groot belang en niet met geld te vergoe-
DS GOEDE DAAD
den grooten spiegel in haar
slaapkamer stond Ada de Bruin en
als gewoonlijk met een verbeten
blik naar haar spiegelbeeld. Leelijk,
erg leelijk ben je met je krommen rug,
je gele vette haren en den grooten mond,
zei ze met een ziekelijken lust zich zelf
te Kwe ’en. Hoe vaak had ze al een
dergelijk gesprek tegen haar eigen
beeld gehouden. *t Was een inval van
Ada geweest, welke niemand van haar
huisgenooten ooit had kunnen begrij
pen, dat Ada op een dag een spiegel
had gekocht, welke van het plafond tot
aan den grond reikte. Nooit had ze
over een dergelijk plan gesproken,
maar op een middag, toen ze haar man
tel aantrok, had Truus, de dochter des
huizes, vriendelijk gevraagd of Ada
boodschappen ging doen. Dat gaat
je niets aan, was het weinig welwil
lende antwoord geweest. Ik had an
ders met je, mee willen gaan, Ada, ik
heb noghad Truus zacht ge
antwoord. Nergens voor noodig, had
Ada snibbig gezegd, jelui moesten nu
eindelijk eens begrijpen, dat ik met mijn
26 jaren heusch oud en wijs genoeg
ben om alleen mijn boodschappen te
doen en geen kinderjuffrouw meer noo
dig heb. Maar Ada, dat bedoel ik
toch niet, ik dacht, dat je het mis
schien gezellig zou vinden, als je ge
zelschap had. Niets op gezelschap
gesteld hoor!, ik heb geen pottenkijk-
ster noodig. Toen was de taxi, door Ada
besteld, voorgereden en met een triom
fantelijk gezicht was ze vertrokken.
des Trappistes 457. Maar het is beter,
vader
Jean Dupuis luisterde al niet meer.
Wacht hier op me, beval hij
ik zal probeeren te redden, wat er
nog te redden valt.
Haastig sprong Jean Dupuis op, toen
Justin Carnot, in een chamberloack
binnentrad. U excuseert wel? glim
lachte de laatste, ik ben niet zeer
matineus en daarom nog niet gekleed.
Waarmee kan ik u van dienst zijn?
Ik ben Jean Dupuis, stelde Mar
cel’s vader zich voor, en ik kom
voor de eereschuld van mijn zoon.
U won gisteravond honderdduizend
francs van hem.
Ah, juist. En u komt de cheque
terugkoopen. Het angstige vaderhart
had geen rust en daarom is U er zoo
vroeg bij’. Justin Carnot lachte.
Helaas, meneer Carnot, is dat
niet precies het geval. Ik kom uw
medewerking inroepen. Het is mij heel
lastig, het bedrag nu te betalen. Als
U veertien dagen, een maand wellicht
geduld zoudt willen hebben en zoolang
de cheque niet presenteeren
Verwonderd haalde Carnot de wenk
brauwen op. Een eereschuld, me
neer Dupuis, wordt gewoonljjk binnen
vier-en-twintig uur afgedaan.
Dat vertelde mijn zoon me, be
vestigde Dupuis bitter, maar dat is
me onmogelijk. Ik smeek U, sta ons
dit uitstel toe. Hethet zou mijn
ondergang beteekenen en die van mijn
zoon, als U de cheque presenteerde.
Het gezicht van Carnot verried geen
enkele emotie.
Een valsche handteekening. meneer
Dupuis, als ik me niet heel sterk
vergis?
Er kwam geen antwoord. Jean Du
puis speelde met den rand van zijn
hoed, nerveus, zonder opzien
Welnu, ik weiger! Als jonge
dwazen geen geld bezitten, moeten zij
niet spelen!
Voor Dupuis’ oogen kwam een
waas. Zijn stem miste alle vastheid
en zijn gevouwen handen trilden.
Ik smeek U, meneer Carnot, het is
voor mijn kind, het geldt mijn
maar vooral zijn levensgeluk. Als U
een hart hebt
Zoo sprak je vyfentwintig jaar
geleden niet, Jean Dupuis! klonk Car
not’s stem hoonend. Toen nam je
Maryse van me weg, toen was jij de
man, die het geld had, maar „hart”
miste, toen wist je gedaan te krijgen,
dat Maryse met je trouwde, door je
geld. Ik was toen een arme stak
ker. Vandaag zijn de rollen omge
keerd!
Dupuis’ oogen werden groot. Ont
steld keek hij Justin Carnot aan.
Gaston! stamelde hy, Gaston de
Brieux!
Juist! Gaston de Brieux, die na
vyf-en-twintig jaar het groote leed, dat
je hem aandeed, kan wreken. Je wist
dat Maryse en ik van elkaar hielden,
maar je intrigeerde zoolang, dat je je
doel bereikte. Of ik daardoor ongeluk
kig werd kon je niet schelen. Welnu,
vandaag is het myn beurt. Ik heb er
op gewacht al die jaren
Dupuis waagde ’n laatste poging.
Gaston, smeekte hy, heb mede
lijden. Al is het dan alleen ter wille
van Maryse’s nagedachtenis. Marcel
is toch ook hèar zoon
Gaston de Brieux schelde. Het
is beter, dat de knecht, die je uit zal
laten, je niet in die houding ziet,
zei hij koud. Adieu!
Toen Jean Dupuis als een geslagen/
hond de kamer had verlaten, haalde
Gaston de Brieux de cheque te voor
schijn en scheurde die in kleine snip
pertjes.
Een paar slapelooze nachten en
pijnigende dagen, dat is toch wel het
minste, wat je me schuldig was, voor
het leed, dat je my veroorzaakte, Jean
Dupuis, mompelde hy, terwyl hij om
zyn ontbijt schelde.
Zenuwachtig liep Marcel Dupuis in
de kamer op en neer. Zijn gezicht was
bleek en zijn oogen stonden dof, als
na een slapeloozen nacht.
Het is een eereschuld, vader,
herhaalde hij, en vandaag nog zal ik
het geld moeten hebben, anders
De oudere man, die nog aan tafel
zat, vouwde werktuigelijk zijn ser
vet op en zijn gezicht stond zorgelijk
toen hij zijn stoel achteruitschoof.
Honderdduizend francs in één
avond! mompelde hij verslagen.
Honderdduizend! Hoe kon je zoo roe
keloos zijn, jongen?
Marcel vermeed het, zijn vader
aan te zien. Hij leunde tegen het
raamkozijn en keek naar de Zondag
stille straat. Het was waanzin, be
kende hy, ik begrijp zelf niet, hoe
ik me liet verleiden, zoo hoog te
spelen. Dan keerde hij zich hartstoch-
telyk om en met iets wilds in zijn
oogen keek hij zijn vader aan. Maar
u helpt me toch, vader, voor dezen
eenen keer nog smeekte hy.
Er was een smartelijk trekje om
Jean Dupuis’ mond.
Honderdduizend francs, jongen,
hoe moet ik die op Zondag bij elkaar
krijgen? En zelfs al was het geen
Zondag, dan nog Hij sprak niet
verder, zyn hand frommelde nerveus
het servet in elkaar.
Marcel werd nog bleeker. Wilt
u zeggen, dat dat U geen hon
derdduizend francs
Ziji) vader knikte. Ónmogelijk,
jongen. Al een paar jaar lang heb ik
de zaak nog maar net drijvende kun
nen houden. Het laatste jaar ging het
nóg slechter we hebben veel schul
den, maar heel weinig vorderingen....
Aschgrauw keek Marcel zijn vader
missen zou schreef eens een recen
sent*wanneer zij zouden worden
gebruikt om er de Zuiderzee mede te
dempen.
Een lezer leest een boek. Dat ver
schijnsel beteekentdat-en-dat psycho
logisch en psychisch organisme onder
gaat de werking van dat-en-dat onder
werp. feitelijk van dat-en-dat instru
ment. Hoe is de aard van deze wer
king Waarom is deze juist zoo Hoe
verandert zij onder verschillende om
standigheden, hoe openbaart zij zich
bij verschillende volken in verschillen
de landen Welke sporen zijn erdoor
nagelaten in de cultureele en moreele
ontwikkeling der menschheid De bi
bliograaf werkt in de stilte der biblio
theken, maar de bibli-psycholoog werkt
te midden van net actieve leven. Hij
bestudeert het boek in verband met
zijn lezers, met dozijnen, met vele
honderden, met vele duizenden lezers.
Hij bewijst, dat een boek niets anders
is dan de projectie van de ziel van den
lezer, dat de inhoud van een boek ver
anderlijk is, dat hij verandert al naar
gelang de geestelijke gesteldheid van
den lezer. Alleen de letters en de
woorden veranderen niet, overigens is
de inhoud het beeld, dat in de ziel van
den lezer ontstaat.
Het opbouwen van een goede biblio
theek kost geld en deze omstandigheid
telt in dezen tijd óók een hartig
woordje mee
Onlangs zei een bekend Nederlan
der, die bij tal van groote zaken in
Indië en Holland is geïnteresseerd,
tegen ons ik constateer tegenwoordig
bij herhaling het merkwaardige ver
schijnsel, dat men gemakkelijker geld
vindt voor zaken van min of meer
cultureel dan voor zuiver commercieel
belang. Men steekt op het oogenblik
niet zoo vlot geld in commercieele
ondernemingen, maar wanneer het om
cultureele belangen gaat, dan heeft
men er grif wat voor over.
Laten wij eens in dit opzicht
WRAAK
aan. Dan, bracht hij uit, dan
is er alleen nog maar de ‘gevangenis
of
Jean Dupufs sprong op, zijn stoel
viel met een bons op den grond.
Marcel! zijn stem was heesch en zijn
handen beefden. Er is dus méér
dan alleen die schuld?
De jongen beet zich op de lippen.
Ik teekende een cheque met uw
naam! bekende hij zacht, ik hoopte
die vandaag terug té kunnen koopen, en
anders hoopte ik, dat U de bank zou
authoriseeren, het bedrag uit te be
talen. Maar als er geen dekking is...
Er i s geen dekking! hijgde zyn
vader ontzet, En er is ook geen
kans, dat die er morgen zal zyn.
Een oogenblik was het stil in het
vertrek. Met starre oogen staarden de
beide mannen voor zich uit. Dan
liep Jean Dupuis op zyn zoon toe en
hy pakte hem bij zyn schouders.
Er is maar één hoop op redding. Ik
moet den man spreken, die de chèque
in handen heeftIk moet hem uit
stel vragen, een week, een maand
desnoods, en in dien tyd trachten van
onze oude vrienden hulp te krijgen.
Het zal moeilijk zijn, maar het is
de eenige kans. Zeg mij zijn naam,
jongen, en geef mij zijn adres.
Moedeloos keek Marcel zyn vader
aan. Het is een eereschuld vader.
En een eereschuld moet binnen vier-
en-twintig uur worden afgedaan, in dit
geval morgen. En anders
Jean Dupuis’ greep werd vaster.
Even kreeg zijn woede de overhand.
Eereschuld! smaalde hij. De eer
van een speler! Bah! Zeg my zyn
naam en onmiddellijk!
Justin Carnot, antwoordde Mar
cel onwillig, hij woont in de Rue
naar uw biblio-
in zijn stem Nee, maar schiet op.
de taximeter loopt door. Maar
AdaNiets maar Ada, ben je
haast klaar? Dolf gehoorzaamde werk
tuigelijk en volgde haar in de taxi.
En nu heb je alleen te doen, wat ik
zeg, genood ze, en haalde n enveloppe
uit haar tasch. Hier pak aan, er zit
10.000 in, je aandeel om die positie
te krijgen. Overbluft staarde hij haar
aan. En nu stap je op den hoek van de
straat uit en wandelt, terwijl ik naar
huis rijd en je vraagt Truus vergeving,
dat je haar hebt willen verlaten.
Ada ik kan je niet zeggen Je
hebt niets te zeggen. Chauffeur wilt u
stoppen? en voor Dolf het goed besefte,
stond hij op den hoek van Truus’ straat.
Ada kwam thuis en verdween naar
haar kamer. Even keek ze in haar spie
gel, doch ze zei geen woord. Ze hoorde
bellen, een vlugge stap. Om 10 uur
hoorde ze de buitendeur dichtslaan.
Een paar vlugge voeten vlogen de trap
op. Ada’s deur werd opengegooid, en
bij het flauwe licht zag Ada het geluk
kige gezicht van Truus. ze voelde twee
armen om haar hals, en een hartelijken
kus op haar wang. r O Ada, dat je dit
hebt willen doen, ik kan je nooit zeg
gen hoe dankbaar we je zijn. Zeg
het dan ook maar niet Truus. zei Ada
moeilijk, want er zat zoo’n nare prop
In haar keel ineens. Eindelijk was de
ijskort om haar hart gesmolten.
ons-zelf te rade gaan. Welk deel van
het wekelijksche huishoudgeld, voor
uw eten-en-drinken, voor uw mate-
rieele voeding, besteedt gij aan uw
geestelijk voedsel Hebt gij, waarde
dames, die zoo graag met „potjes”
werkt, een potje voor kleeding, een
potje voor een extra-uitgangelje, een
potje voor dit-en-voor-dat, hebt u óók
een potje voor het boek, voor het boek,
dat in de duisternis en in de benauwe
nis van onzen lijd zooveel licht en
zooveel ontspanning der zenuwen kan
brengen Zegt u nu niet, dat het aan
schaffen van boeken zoo bezwaarlijk
is en dat ge het noodzakelijke postje
daarvoor niet op uw beperkt budget
van heden kunt laten drukken. Want
dan volhardt men in een volkomen
verkeerde opvatting bovendien bewijst
het, dat ge u een verkeerde voorstel
ling maakt van den man. dien gij moet
rekenen onder uw beste raadgevers, ik
bedoelden boekverkooper. Beschouw
toch uw boekverkooper als uw vriend,
die het goed met u voor heeft. Hy is
lang in discrediet geweest, maar hij is
in zijn eer en waarde hersteld. Houdt
met uw boekverkooper geregeld con
tact, laat hem weten in welke rich
ting uw verlangens gaan, of ge hel
ethische of het romantische boek ver
kiest, of ge voorkeur aan het reisver
haal of aan „Memoires” geeft. Hij zal
u waarschuwen wanneer er iets bij
zonders voor u is. Ge kiest natuurlijk
naar uw persoonlijke overtuigingen,
maar hij kan toch een voortreffelijk
gids voor u zijn. Hy zal u met genoegen
zichtzendingen doen toekomen van
boeken, waarvan hij vermoedt, dai zij
in uw bibliotheek thuisbehooren De
goede boekverkooper slaat voor ieder
een open. Zeg hem uw ieesveriangens
en budget-mogelykheden in vol ver
trouwen en ge zult hem later dank
baar zijn voor zijn aandeel in uw
bibliotheek-opbouw.
Heusch. geeft uw I
volle vertrouwen. Voor het
goede boek bestaan geen grenzen. Het
tijden Wij meenen op deze vraag een
volkomen bevestigend antwoord te
mogen geven. Er wordt inderdaad méér
gelezen in tijden van geestelijke ont
wrichting het is of de mensch in
stinctief naar een krachtiger geeste
lijke afweer zoekt. Toen de oorlog in
begin September uitbrak, liet een be
kend Nederlandsch uitgever een der
leden van zijn staf bij zich komen.
Jongeman, zei hij, je legt je werk
eet) week lang neer. Je trekt er uit,
t kan me niet schelen waar je naar
toe gaat en wat je doet, maar na een
week vertel je me hoe het met den
boekverkoop is gegaan in het eerste
jaar van onze mobilisatie in den
wereldoorlog van 1914. De jonge man
ging naar het bureau van de statistiek,
hij ging naar oude, lang gevestigde
boekverkoopers in het geheele land, hij
snuffelde archieven, statistieken en
oude leggers van dagbladen en tijd
schriften door en na een week diende
hij zijn degelijk gefundeerd rapport in
met de conclusie in de eerste maan
den van de mobilisatie werd er te druk
gehamsterd om veel tijd voor lezen
over te houden. Maar daarna werd er
véél gelezen en in den loop der mobi-
lisatie-jaren kwam de boekverkoop ver
boven het normale uit. Hetzelfde ver
schijnsel doet zich in de mobilisatie
van onzen tijd voor. Gij zult het in uw
eigen kring van vrienden en bekenden
constateerener js een véél levendiger
gedachtenwisseiing over allerlei onder
werpen dan in normale tijden. U wilt
natuurlijk aan deze gedachtenwisseiing
mogelijk deelnemen,
ge veel lezen en dan
-- zorgen, dat uw
Zelfs pessimisten zullen moeten toe
geven, dat de jaarlijks weerkeerende
„Boekenweek” bij velen het verlangen
prikkelt de bibliotheek, welke men be-
zi op goed peil te houden en bij an
deren stimuleerend werkt om den
boekenschat, dien men bezig is te vor
men, zoo goed mogelijk uit te breiden.
De macht van het boek vindt in steeds
eenegoed o n\erkenning het nut van
4? ti?P8eb0Uwde bibHotheek staat
t hetallernauwste verband tot onze
geestelyke macht, onze geestelijke
weerua^heid’ °ns geestellik evenwicht
Wij hebben enkele jaren geleden ook
by gelegenheid van een „Boekenweek”
gewezen op het werk van een Ge-
Roubakine
krijgen, geheel naar zijn zin, als hij
10.000 gulden kon inbrengen in de
zaak. Ik zou dan later mede-direc-
teur kunnen worden, maar het is na
tuurlijk uitgesloten, want hoe zou ik
ooit aan het geld kunnen komen? O.
Ada haa wel opgemerkt, hoe smal
Truus’ gezicht werd en hoe het blijde
en gelukkige plaats begon te maken
voor verdriet; er zou op deze wijze
nooit iets van een eigen nestje komen.
Eenige dagen later brak haar hart, toen
Dolf een wanhopigen brief schreef, dat
hij haar woord teruggaf, omdat hij niet
langer haar binden wilde, waar hij
geen enkel vooruitzicht had. Truus
snikte aan moes’ schouder en Frits bal
de zijn vuiét achter Ada’s rug, toen
deze zonder een woord van troost de
kamer uitging. Ze heeft vast nog
plezier toe, zei hij bitter. Den volgen
den morgen bestelde Ada een taxi en
vertrok. Na een uur kwam ze terug en
deed den heelen dag nerveus. Maar ze
verbaasde de familie, toen ze des
avonds opnieuw in een auto uitging.
O, ze zouden nog iets meer verwonderd
zijn geweest als ze hadden geweten, dat
Ada naar Dolf ging, die op kamers
woonde. Aan dé opmerking van zijn
hospita, dat ze niet wist of mijnheer
haagsche courant
boekverkooper uw
1 werkelijk
bij gelegenheid t- -
gewezen op het werk v:
neefsch geleerde, Nicolas'
ïogjtque”CHOet ‘a Psycbol°*ie bib?o
?glq,u® Het was een boek óver het
?°ek \Het ™*k droeg een motto
haalrtP?et °ogenb'ik niet genoeg her
haald kan worden„Vive ie liVre
luttetFpXn| le-plus Puissant dans la
het boek h t Véntó et ‘a Justice” ‘eve
den sSè vn machti8ste instrument in
moet nu nLt°rdi:aarh/ld en recht' Men
kleurde boektn denken aan de ge-
Witboek aan Va” dezen aan een
gelyk7VelVeotsBc^Wboek en
beteekenis hebben °°k die hun
waarheid en recht den Stnjd °m
Neen, het „Vive u r
Nicolas RoubakinZ Vre waart«ede
inzond, wa,
dende gedachte is ri,„C °e d’ Z^n lei*
zijn bepaalde typen geweest er
iypen van hn<>u<a„ en er
Aan
is deze
zijn bepaalde typen Van b,°eken
•'v'-u van lezers.
vindt zijn weg, ook
theek.
Er zijn uitgevers, die goedkoope
series in het licht geven van vijf, zes
boeken tegen senappelijken prijs Zij
hebben natuurlijk óók hun afzetgebied,
maar ge moet bedenken, dat deze
series als regel slechts één werkelijk
goéd boek als vlagvoerder dragen en
dat de overige boeken op lager plan
staanWanneer ge uw bibliotheek
op hoog peil wilt houden, dan moet ge
ten aanzien van deze zoogenaamde
goedkoope series voorzichtig te werk
gaan. Ook hier zal uw boekverkooper
u zeker gaarne goeden raad geven en
de goede uitzonderingen in deze sene-
verschijningen onder uw aandacht
brengen.
Op het uiterlijk van het boek, dient
ge al evenzeer te letten. Er zijn uit
gevers, die ten einde het boek goed
koop te maken werkelijk prachtige ro
mans op ordinair papier gedrukt de
wereld in zenden. Dit is een verkeerd
beginsel. De uitgever is aan een mooien.
inhoud een waardig kleed verplicht.
Band- en binnen-illustraties dienen
harmonisch met den inhoud te zijn.
Hier komen wij nog op een ander on
derwerp de illustratie van het boek.
Er zijn uitgevers, die van de groote be
teekenis der goede illustratie geen
notie hebben. Anderen rusten niet vóór
zij het allerbeste hebben gevonden,
archiefstudies, reizen naar en bezoeken
aan plaatsen waar het boek speelt,
achten zy, terecht, een eisch. De illus
trator moet zoo min mogelijk men-
schen willen typeeren. Iedere lezer
maakt zich een andere voorstelling van
de menschen in net boek hij wil door
den illustrator niet gesuggereerd wor
den. De illustrator van een werkelijk
mooien roman heeft vóór alles tot taak
de sfeer duidelijk voelbaar te ma
ken zijn illustraties moeten deze sfeer
accentueerenzij mogen niet méér
zijn dan accent.
Wordt er in dezen bewogen tijd ge
lezen, méér gelezen dan in normale
zoo vruchtbaar
Maar dan moet
hebt ge er voor te r
tibliotheek in orae is.
Er staan genoeg wegen open om dit
doel te bereiken. Men heeft zijn oogen
slechts goed den kost te geven gedu
rende de „Boekenweek”. Maar natuur-
lyk niet gedurende die week alléén
iederen lezer geven het boek, waar
aan bij behoefte heeft en dat beant
woordt aan zijn type, beteekent zich
houden aan een welbegrepen econo
misch principehet meest nuttige
effect met de minst nuttelooze inspan
ning. Bijgevolg, het kennen van de
lezerstypen en het kennen der typen
van de bestaande boeken, zal er toe
leiden, dat ieder krijgt waaraan hij be
hoefte heeft, zoodat hij op zeker oogen
blik op de meest volmaakte wijze zijn
intellectueele en moreele verlangens
bevredigd kan zien.
Nicolas Roubakine heeft door zijn
jarenlange, diepgaande studie van de
bibliografische psychologie er voor ge
zorgd, dat wij niet langer van het toe
val bij onze lectuur afhankelijk be
hoeven te zijn. Theoretisch gedoe, is
men geneigd te denken. Tot op zekere
hoogtehet is ontstellend wat er te
voorschijn komt wanneer men, statis
tisch goed toegerust, gaat speuren op
het gebied van boek en lezer. Bij Rou
bakine werd de theorie uit de practijk
geboren en deze practijk wordt be-
heerscht door een hartstochtelijke lief
de voor de kunsten en wetenschappen
en voor de menschheid. Aan het slot
van het tweede deel geeft de schrijver
een overzicht van de methode door
hem gevolgd om aan personen op hun
aanvraag de boeken op te geven waar
aan zij voor de ontwikkeling van hun
geestelijk en innerlijk leven het meeste
hebben.
Welke boekenvriend heeft in aeze
tijden van overproductie van boeken
niet eens, niet herhaaldelijk misgetast
en daardoor kostbaren tijd zoekge-
bracht zonder eenig nuttig effect
Er schrijven tegenwoordig meer mid
delmatigheden dan talenten en in de
literatuur is een heel nieuw filister
dom ontstaan. Uitgevers hebben er aan
medegewerkt, dezen misstand in het
leven te roepen men denke maar eens
aan het aantal romans de laatste jaren
verschenen, boeken, die niemand
den. Enfin, we begrijpen elkaar wel.
Mevrouw de Jong had aandachtig ge
luisterd. Laat ik over een week je
mededeelen, wat ik beslote,. heb, je be
grijpt, dat ik eerst ook eens met de
kinderen wil praten. En zoo vertrok
mijnheer de Bruin met de afspraak, dat
hij over een week terug zou komen. Me
vrouw had ernstig met haar tweetal ge
sproken. Een meisje als Ada mist door
haar lichamelijken toestand veel, dat
maakt, dat ze lastig en moeilijk is. Ze
heeft haar ouders verloren en haar
vader stierf toen ze nog maar zes jaar
was, jelui weet wat dat Jjeteekent niet
waar Natuurlijk zou het groote kost
geld, dat voor haar betaald zou worden,
mij van veel zorg ontlasten, maar ik
zou het toch liever missen, als jelui de
huisgenoote niet op alle manieren met
liefde en vriendschap tegemoet wilt
treden en jelui best doen haar als een
zuster te beschouwen. Ze moet als ze
hier komt, een echt tehuis vinden. Den
ken jelui hier eens een paar dagen over
na. O, Frits en Truus hadden er heel
wat woorden over vuil gemaakt. Ze
waren altijd onafscheidelijk en nooit
was er een akelig woord tusschen hen
gevallen. Zie je, had Frits gezegd, het
zou moes ontlasten, maar als dat kind
hier akelig gaat doen en jou plaagt, dan
timmer ik erop. Och Frits, misschien
valt het mede, het is ook een stakkerd.
Het einde van alle besprekingen was
geweest, dat Ada haar intocht hield in
het lieve tehuis van mevrouw de Jong
en een broer en zuster klaar vond staan
om haar met liefde te ontvangen.
Maar hoeveel malen had mevrouw de
Jong geen spijt gehad over haar besluit;
Ada kon plagen, was onaardig en moei
lijk en ze zag maar al te goed, hoe haar
lieve jongen zijn vuisten kon ballen, en
eenmaal toen hij zijn zuster in tranen
vond door Ada’s getreiter, had hij Ada
\olgens de regelen der bokskunst op
den grond gewerkt. Wat men ook deed
Ada bleef wantrouwend, alle goede be
doelingen werden verkeerd uitgelegd
Noch met zachtheid, noch met hardheid
kreeg men iet- gedaan. Zoo waren vier
jaren verloopen. Ada werd meerderjarig
en ze was in het bezit gekomen van haar
aanzienlijk vermogen, tot nu ioe in han
den van haar oom. En toen was ze on
uitstaanbaar geworden, zooals Frits had
verklaard. Ze genoot alleen al bij de ge
dachte, dat zij alles met haar geld kon
koopen, wat Truus moest missen. Zij
bezat dan toch iets wat Truus lekker
niet had.
En als deze eens argeloos vertelde
iets moois te hebben gezien, dat ze wel
graag zou willen hebben als de beurs
het maar toeliet, kon Ada dit gauw
voor zichzelf gaan koopen, al gaf ze
er ook niets om. Ze was bij mevrouw
de Jong blijven wonen, had er alleen
een zitkamer bij genomen en in stille
oogenblikken, als haar beter ik sprak,
moest ze Dij zichzelf bekennen, dat ze
toch nergens liever zou zijn dan bij de
familie de Jong, die eigenlijk heel lief
voor haar was. Truus was op kantoor
en werkte nog een paar avonden op
een ander kantoor om er wat bij te
verdienen, dat vond Ada echt fijn,
want nu had Truus met haar knappe
gezicht ook niets aan haar leven, want
van uitgaan kwam niets En Ada had
wel wat beduusd gekeken, toen Truus
haar verloving aankondigde. Ada had
zich direct voorgenomen, dien verloofde
een mispunt te vinden, maar ze had
zich moeten toegeven, dat hij heel aar
dig was geweest en ook telkens haar
in het gesprek had betrokken. Maar
nooit had ze een welwillend woord over
hem geuit.
Het geluk van Truus had maar kort
geduurd; Dolf had ontslag gekregen en
ondanks zijn mooie getuigschriften en
ettelijke sollicitaties, ja niettegenstaan
de alle relaties, kon hij niet slagen. Tot
hij op een avond mismoedig vertelde,
dat hij een mooie positie zou kunnen