HAAGSCHE COURANT
Flink aanpakken 1
BINNENLAND
i
Zaterdag 9 Maart 1940.
DERDE BLAD.
de leden der Roede
Kruis
Finland
naar
Bijeenkomst
ambulance
Een ligger voor het viaduct aan de Schenkkade
aan
van
peulvruchten
dat
in
men
voor
Weerkundige Waarnemingen
barometeratand van hedenmiddag 12 uur
wel-
ook
ïn be-
Heden is alhier aangekomen een 20 tons ligger voor het in aanbouw
zijnde viaduct aan de Schenkkade. De ligger, welke vervaardigd is
op de werf Gusto te Schiedam, zal in den loop der volgende week
worden geplaatst.
Met ingang van 15 Maart
Er zijn nog andere gevaren, die
een krachtige bestrijding eischen.
Wij hebben reeds eerder gewe
zen op het in ons land wijdver
takte werk van spionnen, vreem
delingen en, helaas, eervergeten
Nederlanders, die door behartiging
van de belangn van oorlogvoeren
de partijen onze neutraliteit en
door het verraden van defensie-
en andere geheimen ons land en
onze landgenooten in gevaar bren
gen. Wij hebben er op gewezen,
ioe noodig het is, scherp jacht te
maken op zulke spionnen en land
verraders en hen zoo snel en zoo
zwaar mogelijk te straffen, ook als
afschrikkend voorbeeld voor an
deren. Dat minister Gerbrandy
geen verscherping van de be
staande strafbepalingen tegen spi-
onnage noodig acht, is niet bemoe
digend voor wie denkt aan de vele
hoogst ernstige gevallen van
spionnage, landverraad, geheim
zinnige lichtkogels, uniformen
smokkelarij e.d.
Wij hebben ook het gevaar ge
schetst, dat ons land kan loopen
door te groote mededeelzaamheid
(ook zonder kwade bedoeling) in
gesprek of in geschrifte, waar
spionnen en landverraders overal
loeren en luisteren.
Wij denken ook aan de nood
zaak van scherp toezicht op en
krachtige maatregelen tegen uit
latingen, geschrift en monde-
Tenslotte nog enkele opmer
kingen over onze economische ge
varen en voorzieningen. Dat ons
in dit opzicht gevaren dreigen
hebben wij hierboven al betoogd
Ook van deze gevaren mag men
den ernst niet onderschatten. Men
denke aan de voedselvoorziening
in ons dichtbevolkte land, een
vraagstuk, dat wellicht buitenge
woon moeilijk zal worden, ook als
wij buiten den oorlog blijven, en
dat nog véél moeilijker zal zijn
als wij in den strijd mochten wor-
I den betrokken en dan bovendien
de bevolking op een veel kleiner
grondgebied zal worden samenge
trokken (evacuatie).
Is op dit punt alles in orde?
Wij vragen dit vooral naar aan
leiding van de klacht van den
heer J. A. van Nieuwenhuijzen
te Ooltgensplaat op 1 dezer in
een der bladen. Hij klaagt er zeer
ernstig over, dat door de te lang
zame werkwijze van Regeerings-
instanties de Nederlandsche boer
niet «n staat is om te voldoen aan
den eisch, dat hij in de gegeven
omstandigheden alles in het werk
zal stellen om te zorgen, dat onze
bodem de hoogst mogelijke op
brengst zal geven aan voedings
middelen voor mensch en dier.
„Hoe zal dat echter mogelijk
zijn vraagt de schrijver als
wij zien, dat thans, op 1 Maart,
de Nederlandsche boer nog niet
heelemaal weet wat hij nu wel
en wat niet mag of moet zaaien
Hoe kan hij zich dan al geheel
voorzien van goed zaai- en poot-
goed, om dit zoodra de grond
daarvoor geschikt is, aan den bo
dem toe te vertrouwen?
„Hoe zal dit mogelijk zijn als
thans op 1 Maart de kunstmest-
toewijzing nog maar door een deel
van de boeren ontvangen is zoodat
zelfs het kalizout voor aardappe
len, waarvan de uitstrooiing ten
gevolge van weersomstandigheden
toch al laat zou zijn, zelfs nu nog
niet kan plaats hebben, hoewel de
gelegenheid hiervoor thans ge
schikt is?
„Met iederen dag, die onnoodig
wordt gewacht, neemt het gevaar
voor chloorbeschadiging toe. Het
Schijnt tot onze regeeringsbureaux
nog steeds niet doorgedrongen te
zijn, dat de natuur, waarmee het
boerenbedrijf zoo veel te maken
heeft, niet wacht maar onverbid
delijk voortschrijdt.
„Door dezen gang van zaken be
staat er ernstig gevaar, dat de
voedselvoorziening van ons volk
onnoodig belangrijk wordt ge
schaad.”
Hij vraagt o.m. dat een grondig
onderzoek worde ingesteld, waar
de oorzaken liggen van dezen
grooten achterstand van het werk
op de Regeeringsbureaux; n.l. of
dit een kwestie is van onbekwa
me leiding, overbelasting van de
leiders, dan wel gebrek aan ge-.
ling, welke een landsverraderlijk
karakter dragen of onze neutrali
teit in ernstig gevaar kunnen
brengen en die de grenzen van
een geoorloofde critiek welke
critiek wij niet wenschen te zien
onderdrukt te buiten gaat.
Zou ook op al deze gebieden
een krachtige organisatie, onder
de leiding van een „sterken man'
met veel gezag en macht, niet
hoogst gewenscht zijn? Versnip
pering van gezag en macht over
allerlei organen en orgaantjes,
plaatselijke „overheden” enz. leidt
altijd tot slapheid en zwakheid
Belangrijke zaken moeten in één
forsche hand zijn.
Laat ons intusschen erkennen,
dat de aangekondigde uitbreiding
van in staat van beleg verklaarde
gebieden waar dus door de mi
litaire overheid een streng bewind
wordt gevoerd in de goede rich
ting wijst
bescherming vereischt, moet men
grootendeels bijeen bedelen bij de
burgerij, die lang niet algemeen
genoeg het groote belang inziet
van een zaak, die aan particulie
ren wordt overgelaten.
Men houdt zijn hart vast, als
men bedenkt wat van deze be
scherming zal terecht komen als
waarlijk eens de nood aan den
man komt.
Het betreft hier een zaak van
zóó enorm belang, dat zij alleen
behoorlijk kan worden geregeld
door de overheid, die de burgerij
aan dwingende verplichtingen
kan onderwerpen onder voldoen
de sanctie.
Zoo goed als de overheid een
zeer groot deel van de valiede
mannen onder de wapenen roept
voor de verdediging des lands,
zoo goed dient zij ook een vol
doend deel van de burgerij op te
roepen voor den verplichte narbeid
der luchtbescherming, die een on
misbare aanvulling vormt van de
taak der militairen. Noodig is
hiervoor een door de overheid in
gestelde. stevig georganiseerde en
gedisciplineerde organisatie onder
de krachtige leiding van één ener-
gieken en terzake kundigen man.
die het geheele arbeidsveld ver
mag te overzien en zijn gezag
doet afdalen door verschillende
provinciale en plaatselijke orga
nen tot de individueele burgers,
die tot het vervullen van dezen
burgerplicht zijn aangewezen na
geschikt te zijn bevonden. De gel
den, welke noodig blijken, dienen
niet afhankelijk te zijn van de
welwillendheid van goede gevers,
maar moeten door de geheele be
langhebbende burgerij naar draag
kracht verplicht worden opge
bracht.
Nóg is het. mogen wij hopen, tijd
om deze allerbelangrijkste zaak van
b o v e n-af krachtig te organisee-
ren, zooals het behoort en drin
gend noodig is. Uiteraard zal van
de keuze van den „sterken man”
aan het hoofd en van de mate van
zelfstandigheid en dwingende
macht, welke hem wordt toege
kend, zeer veel afhangen. Wordt
hiermee lang gedraald, dan zal
men, vreezen wij, te laat inzien,
dat men heeft verzuimd den groo
ten ernst van deze zaak in te zien
en den goeden weg in te slaan.
Distributie van
zonder dat wij er direct
trokken worden, hier te
een wellicht zeer ernstigen
nomischen noodtoestand z°u
ontstaan (en de kans daarop
helaas, verre van denkbeeldig/’
de handhaving van het V?^S.
staan en de verdediging >n qC,
geval te eenigertijd ons land
in den oorlog mocht worden mc C’'
gesleurd, dit alles vereisen
dat óók de burger-overheid en de
het allen is niet een oorlog al
leen tusschen gewapende militai
ren. Hij is óók een porlog tegen
de burgerbevolking, die wordt
bedreigd met bommen en kogels,
vooral uit de lucht, en met honger
en ellende.
Hoe staat het met de verdedi
ging en bescherming van de bur
gerij tegen het luchtgevaar?
Wij nemen aan, dat de militaire
verdediging in orde is. Maar de
burgerlijke luchtbescherming?
Wij mogen niet verhelen, dat
wij alles behalve gerust zijn op
dit punt. Wat wij zoo nu en dan
hebben vernomen, vervult ons
met angst tegen het oogenblik,
moge het nimmer aanbreken,
maar het kan zeer wel komen!
waarop vijandelijke vliegtui
gen hun brand- en andere bom
men op onze steden en dorpen
werpen en hun mitrailleurs op
onze burgers richten.
Van de zijde der Gemeentebe
sturen is het een en ander gedaan.
Voldoende? Waar zijn b.v. in onze
stad de schuilplaatsen, waar de
burgerij, die in haar huizen geens
zins veilig is. zich kan verbergen
bij luchtalarm? Is om maar
weer bij onze eigen stad te blij
ven overal voldoende brand-
bluschmaterieel met voldoende
geoefende bedienaars beschik
baar? (Wat een in brand gebom
bardeerde stad beteekent, heeft
men door beschrijvingen b.v. uit
Finland en door films geleerd!)
Heeft men niet veel te veel op
dit gebied overgelaten aan het
initiatief, de bereidwilligheid en
de werkkracht van particulieren?
Wij hebben alle respect voor
’t particuliere initiatief en de par
ticuliere werkzaamheid in het al-
gemeene belang; en wij brengen
graag hulde aan degenen, die zoo
danig initiatief hebben genomen
en hun krachten hebben beschik
baar gesteld. Maar er zijn zaken,
die zóó belangrijk, zóó omvang
rijk en zóó ingewikkeld zijn, dat
het onverantwoord is, haar over
te laten aan het initiatief en den
arbeid van vrijwilligers.
Tot die zaken behoort zeer ze
ker de bescherming tegen het
luchtgevaar. Dit is een veel te
ernstige aangelegenheid, dan dat
men haar mag toevertrouwen aan
particulieren, ook al zijn dezen in
een of ander verband vereenigd.
Bij particulieren ontbreekt uiter
aard het dwingende gezag, dat
broodnoodig is. ontbreekt de ge
disciplineerde organisatie, die kan
werken met de onfeilbaarheid
van een goede machine.
Want evenzeer als bij de mili
taire macht, is bij de luchtbescher
ming dit gezag noodig. eveneens
als dwingende burgerplicht.
In onze Gemeente riep
10.000 vrijwilligers op
het werk der luchtbescher
ming. Wij meenen, dat men
er een drieduizend ongeveer bij
een kreeg met kunst en vlieg
werk. drieduizend man. die niet
/■“ns in disciplinair verband staan.
van ver
even
en ooren
burger-bevolking paraat zijn om
de nooden en gevaren, die reeds
bestaan en vooral die, welke kun
nen komen, zoo goed mogelijk te
weerstaan.
Wat het laatste punt betreft:
de hemel geve, dat het afgrij
selijke spook van den oorlog
onze grenzen niet zal overschrij
den. Ook zonder deze matelooze
ramp betaalt Nederland reeds een
droevig-zware tol aan den mee-
doogenloozen Mars. Men denke
aan de vele Nederlandsche zeelie
den, die nu reeds het leven heb
ben gelaten door den oorlog ter
zee, en aan de vele Nederlandsche
schepen, die daardoor reeds naar
den kelder gingen (en hoeveel van
onze dappere zeelieden en hoeveel
kostbare schepen zullen» nog vol
gen!), om niet te spreken van de
bedreiging van ons bestaan door
de vernietiging van onze voor
raden en het gevaar van een af
snijding van onze aanvoeren.
En toch durft men er bijna niet
aan denken, hoeveel verschrik
kelijker het voor ons land en ons
volk zou zijn, als zij in de hel van
den oorlog zélf wenden gestort.
Men durft het bijna niet en toch
moet het. Want er is voor ons
op het oogenblik geen grooter
gevaar dan d i t. dat wij gaan
denken- het is tot nu toe goed
gegaan, het zal verder óók wel
losloopen.
Wij mogen dat hopen, vurig
hopen, ervoor bidden met hart en
ziel, maar wij moeten ons
steeds voor oogen houden, dat het
behoud van den vrede ons aller
minst gewaarborgd is en slechts
voor een deel van onszelf afhangt,
voor een grooter deel echter van
de wijze, waarop de oorlog zich
zal ontwikkelen en waaromtrent
wij niets w'eten of zelfs kunnen
vermoeden Laat ons aan onszelf
en aan elkander eerlijk bekennen:
het gevaar i s er, is er eiken dag
en eiken nacht zoolang de oorlog
voerenden het zwaard niet in de
scheede steken En laten wij ons er
goed van bewust zijn, dat alleen
hij, die een dreigend gevaar moe
dig erkent en het rustig onder de
oogen ziet, kans heeft om het te
boven te komen zoo het eenmaal
werkelijkheid mocht worden. Wie
echter de oogen sluit voor het
gevaar, het niq,t w i 1 zien, en doet
en denkt alsof hem niets kan ge
beuren, hij zal, zoo eens de
nood aan den man komt, opge
schrikt worden en onvoorbereid
staan tegenover de werkelijkheid
die hem overweldigt.
Doch het is niet voldoende, het
gevaar te zien en te erkennen.
Men moet ook gereed zijn om het
te ontvangen, zoo het grimmige
werkelijkheid mocht worden, en
er met rustige kracht weerstand
aan te bieden.
Dit is alleen mogelijk, als de
burgerij, evenals de weermacht
goed voorbereid is op de dingen,
die komen kunnen, en gereed om
de harde stooten op te vangen.
De moderne oorlog wij weten De gelden welke een behoorlijke
schikte medewerkers of bekwaam
personeel.
„Een volgend jaar is de toestand
misschien nog kritieker, dan mo
gen deze fouten zich niet her
halen”, aldus besluit hij.
Doch óns wil het voorkomen,
dat men zoo lang niet mag wach
ten. De grief, die hier tot uiting
komt, is zéér ernstig. Als inder
daad de werkwijze van Regee
ringsbureaux zóó traag is en
dat in dezen tijd! dat de
voedselvoorziening hierdoor dreigt
te mislukken, dan dient onmiddel-
lijk en zéér krachtig door de v e r-
antwoordelijke ministers
én door de in laatste instantie in
haar geheel verantwoordelijke
Regeering te worden ingegrepen,
opdat aan zulk een schandelijken
toestand, waarbij ons bestaan op
het spel wordt gezet, onmiddeliijK
en voorgoed een einde kome.
Ook op dit punt evenals op
de andere hierboven behandelde
punten schijnt flink aanpakken
dringend geboden.
Ligt het niet op den weg van
onze Volks vertegenwoordiging,
met terzijdestelling van partijpo
litieke steekspelen, de Regeering
verantwoording te vragen voor
haar beleid in deze zóó belang
rijke zaken, waarbij het om de
hoogste belangen van ons volk
gaat?
Onze teekenaar, P. V3n der
Hem, geeft in zijn plaat" van deze
week (zie elders in dit nummer)
op zijn wijze uiting aan het zeer
gunstige oordeel, dat in verschil
lende buitenlandsche bladen is
uitgesproken over onze landsver
dediging, nadat de vertegenwoor
digers van die bladen in een tocht
door ons land, aan grenzen en
kusten, zich persoonlijk van den
staat van deze verdediging en van
den geest onder onze militairen
op de hoogte hebben kunnen stel
len; natuurlijk voor zoover tegen
die kennismaking geen bezwaren
bestonden uit een oogpunt van
landsbelang. Hun oordeel stemt
overeen met dat van de Neder
landsche journalisten
schillende richtingen, die
eens met eigen oogen
zich van onze verdedigingswer
ken naar twee kanten en van den
geest onder de soldaten op de
hoogte hebben kunnen stellen.
Ongetwijfeld geeft dit ons volk
een gevoel van geruststelling. In
de eerste plaats omdat ieder be
seft, dat een krachtige en parate
landsverdediging, zoowel naar den
land- als naar den zeekant, een on
afwijsbare voorwaarde is voor het
vertrouwen van de oorlogvoe
rende partijen in onze eerlijke
neutraliteit en in onzen beslisten
wil om deze te handhaven, gelij
kelijk naar beide zijden; dit ver
trouwen op zijn beurt is voor
waarde voor het ontzien van ons
grondgebied door de oorlogvoe
renden, in die n zin, dat géén
van hen uit andere dan strategi
sche overwegingen belang kan
hebben bij een aanranding van
ons grondgebied, waardoor dus
onze kansen om buiten den oorlog
te blijven aanmerkelijk worden
vergroot.
In de tweede plaats omdat het.
ook door buitenlanders volmondig
erkende, feit, dat onze landsver
dediging in orde en paraat en
vooral ook in verband met de na
tuurlijke gesteldheid van ons land
geenszins te onderschatten is. een
belangrijke factor in ons voordeel
moet zijn indien de ééne of de
andere oorlogvoerende partij te
eenigertijd mocht overwegen, met
strategische bedoelingen ons ge
bied te schenden. Ook dit ver
hoogt onze veiligheid stellig in
niet geringe mate.
In de derde plaats is de weten
schap, dat onze landsverdediging
naar verhouding krachtig en pa
raat is, zoowel wat de natuurlijke
als de kunstmatige verdedigings
middelen betreft alsook den moe
digen wil van onze militairen, een
oorzaak van geruststelling met
het oog op de mogelijkheid, dat
vroeger of later ons gebied en
daarmee ons vrije volksbestaan
aan den éénen of aan den ande
ren kant zou worden aangerand
Wij weten en men weet dit ook
in het buitenland dait tegen
zoo’n daad van geweld krachtig
verzet zou worden geboden.
Dat wij in militair opzicht pa
raat zijn, moet dus iederen op
rechten Nederlander hoe groot
ook zijn afkeer is van het afschu
welijke wapengeweld tot ëro°'
te voldoening stemmen, ja to
groote dankbaarheid; dankbaar
heid bovenal jegens de mannen
die dit alles hebben tot stan
gebracht, georganiseerd. ®elel
en jegens allen, van den hoogs
tot den laagste, bij land-, zee" e
luchtmacht, die dag en nacht °vt
ons waken en gereed zijn om ons
met inzet vaj| hun leven te
schermen. oen taak, die voor zee
velen van hen het brengen ya
zware persoonlijke offers be,e
kent zelfs in (voor ons) vre e
tijd.
Maar is het voldoende,
de militaire landsverdediging
orde is?
De handhaving van de neu.5. -
teit, de zorg voor onze bevo
als de ontwikkeling van een
licht zeer langdurigen oorlog.
lande
eco-
doen
is.
‘Spa
hedenmiddag 12
Een kwart kilo voor vier weken
No. 17514.
Een groep van de leden der ambulance
in den tuin: Eerste rij van links naar
rechts de chirurgen C. H. Rering, F.
H. Meihuizen (leider), A. H. M. Colacje
Belmonte; tweede rij de tolk A. de
Ruyter en de chirurgen J. F. v. d. Belt,
J. Feddcma en H. Smitskamp.
Heden heeft in het gebouw van het
hoofdbestuur van het Roode Kruis aan
de Princessegracht alhier een lunch
plaats gevonden van chirurgen van de
Nederlandsche ambulance naar Fin
land en de leden der ambulanee-com-
missie van het Ned. Roode Kruis.
Met ingang van Vrijdag 15 Maart
a.s. zullen weder peulvruchten (capu-
cijners, grauwe erwten, witte boonen,
tuinboonen, bruine boonen, en andere
gekleurde boonen) wordL-n gedistri
bueerd. De te distribueeren hoeveel
heid zal gelijk zijn aan die van de
eerste distributie-periode, n.l. een
kwart kilogram per hoofd van de be
volking voor een tijdvak van vier
weken.
Nader zal worden bekend gemaakt,
welke bon van de Rijksdistributiekaart
met ingang van 15 Maart a.s. op het
koopen van de genoemde hoeveelheid
peulvruchten recht geeft.
Aangezien gebleken is, dat zich met
betrekking tot tuinboonen het misver
stand voordoet, dat deze niet onder de
distributieregeling zouden vallen,
wordt er de aandacht op gevestigd, dat
deze niet bestemd zijn voor mensche-
lijke consumptie, en uitsluitend mogen
worden gekocht, afgeleverd en ver
voerd met inachtneming van de ter
zake bestaande distributiemaatregelen.
Het publiek zal derhalve eerst met in
gang van 15 Maart weder tuinboonen
mogen koopen. met dien verstande, dat
per kwart kilogram een exemplaar
van de nader aan te wijzen bon der
Rijksdistributiekaart bij den winkelier
moet worden ingeleverd.
vnovipiuian vciuanu aiaau.
Barometer alhier v.m. 8. 767} m m.,
v m 12 u 767} m.m.; thermometer resp.
5} gr. en 7 gr. Celsius
Barometer na hedenmiddag 12 uur.
stationnair.
Verwachting tot den avond van 10 Mrt.j
Voor het Noorden: Wind: matig tot krach
tig, Westelijk tot Zuidwestelijk; halfbe-
wolkt tot betrokken lucht, later kans op
eenige regen, weinig verandering in
temperatuur.
Voor het Zuiden: Wind: zwak tot matig.
Westelijk tot Zuidelijk: nevelig tot licht-
of halfbewolkte lucht, droog en vrij zacht
weer.
Het gebied van hoogen luchtdruk, dat
gisteren over Frankrijk was gelegen,
heeft zich vooral over Centraal-Europa
uitgebreid.
Tusschen de Noorsche kust en Groen
land blijft de depressie-activiteit aanhou
den.
Tengevolge van de dalingen van den
luchtdruk over Zuid-Noorwegen en De
nemarken eenerzijds, en de stijgingen over
Frankrijk anderzijds is over onze om
geving het luchtdrukverval toegenomen,
en wordt thans wat warmere lucht aan-
gevoerd, zoodat de temperatuur vergele-
- ken bij gistermorgen vrij veel steeg. Het
verdringen van de koude lucht ging in
het Noord-Oosten van ons land gepaard
met kleine hoeveelheden neerslag.
Het lagedrukgebied bij de Azoren kreeg
versterking uit het Westen.
In Centraal-Europa blijft het koud. Uit
Hongarije wordt een laagste temperatuur
van -17 graden gemeld, overigens is de
vorst er meest matig. Ook in Italië mel
den veel stations temperaturen onder het
vriespunt.
Zonsopgang: 10 Maart 6.27 u.; 11
Maart 6.24 u.
Zonsondergang: 10 Maart 5.55
u.; 11 Maart 5.57 u.
Lantarens aan: 10 Maart tot 5.57
u. v.m.; 10 Maart 6.25 u. nam.; 11 Maart
tot 5.55 u. v.m.; 11 Maart 6.27 u. nam.
Hoogwater te Scheveningen.
10 Maart 's morgens 3.40 u.; nam. 4 u.;
11 Maart ’s morgens 4.20 u.; nam. 4.40 u.
Maandag geen schietoefeningen op het
strand.
Barometer alhier v.m.
7 gr. Celsius,
na
Ot I ÈJ
o rS