HET verdwenen snoer DE EECHERCHEUIK ALS TOONEELSPELER DOOR DEN INDISCHEN ARCHIPEL LETTERKUNDIG bijblad VAN DE Woensdag 13 Maart 1940, No. 17517. 1 - Ze Pas te ISnem B is tante, steeds uw dankbare b.4.p.3. G. de wel dade- III. figuur moderne brengen JOHAN SCHMIDT. of Pers ons. en daar. l poosje alleen mag liggen, tegen niemand zegt, dat ik vroeg opne- vroeg op van een tot dat, Wat kan te r*7 humor j.. is. Er js 'C Het is zoo warm. - Ja. relig het gedierte met ons mede. Overal doordringbaar geboomte, vele tropische planten. Rust Geen mensch dus te zien. In gemoedsrustig als bij hand Muk door ;st ze zich op bed neergooien, zoo moe en gesla gen voelde ze zich. Hij leunde tegen een pilaar en keek naar de drukte. Was het eigenlijk niet beter, dat hij zich maar voor den trein wierp Alleen kon Betty er mogelijk nog beter komen, dan met hem er bij. Waar was hij nog goed voor Een heer kwam haastig aangestapt, zette een citybag bij hem neer en mompelde iets, dat hij niet verstond. PB. Ik schaam me zoo. En ik heb me aangesteld, maar dat was, om me groot te houden. Ik had met bridgen veel verloren. Ik had geld noodig. Ik blijf u steeds dankbaar voor uw misschien ongewilde hulp. Toe, zie me niet voor zóó slecht aan, als ik schijn. Ik hoop U nog eens te kunnen bewijzen, dat ik anders ben.” Een half jaar later had Wim Ran- ders zich door haar bewijzen laten overtuigen. Ze bleken werkelijk steek houdend. Ze was anders. De heer en mevrouw Randersvon Wiesbach bewaren met zorg een bloed koralen snoer als overtuigingsstuk. Ik zeg, in een witte japon, met roode kralen, ’n Keurig kind, zoo te zien. Ik wou naar haar toegaan, maar opeens sprong ze hals over kop van het balcon af. Of ze gek geworden was. Ik gilde van schrik. Dat heb ik gehoord, mevrouw, zei de directeur. Zoo? Tenminste één troost, dat ze je hier nog hooren schreeuwen. Als ik vermoord was, hadt u het zeker ook gehoord? Ik keek over de leuning naar buiten. Het schepsel zou wel half dood op den grond liggen. Maar nie mand te zien! Het is maar één verdieping, vrouw. Voor een jong meisje niet heel hoog, meende n een stoel vallen en het punt een flauwte te krij- Wirn was opgesprongen. Wüt u wat drinken? Aankomst van 'iuta m Vista en jouan ocnmidi te Priok, aan boord van de „Bontekoe”. haagsche courant Hoe wilt u dat doen Gaat u over een kwartiertje maar eens kijken in dat tuinhuisje daar. Enzullen we nu maar afscheid ne men? Morgen ga ik hier vandaan. Naar huis. Als we elkaar in Potsdam nog eens zouden treffen, moogt u me de ernstige vermaningen geven, welke u op het hart hebt. Nu niet. Tct ziens handige ook. Laat eens kijken, komt jouw signalement niet overeen met dat van den beruchten Johnnie Law ’k Zou haast zeggen, dat jij Johnnie Law moet zijn. Meneer, ik zweer u stotterde Dennis Barton. Alsjeblieft geen scènes hier mid den op straatbeet de heer hem toe. Dat geeft maar last met nieuwsgie rige voorbijgangers. Loop door, een meter of vijftig verder staan taxi's. En vertel me alsjeblieft niet, dat het de eerste keer is, dat je zooiets doet. Dat zeggen ze allemaal, stuk voor stuk. Ik ken dat En toch is het zoo, meneer, Den nis Barton kneep de woorden er met moeite uit. Stap in, beval de rechercheur, hem in de taxi duwend. En toen ze za ten, en hij een adres gemompeld had Natuurlijk, natuurlijk, de eerste keer. En thuis een zieke vrouw, hè Hebben ze dat ook niet allemaal een zieke vrouw, en een stuk of wat bloedjes van kinderen Met een krop in de keel zat Dennis naast hem. hinderen heb ik niet, fluisterde hij, maar mijn vrouw is ziek. Doodop, en ze hoest den heelen dag. Ze zou naar buiten moeten. Maar ik b<m werkloos, al twee jaar. We heb ben honger Precies 1 Hetzelfde liedje. Wan neer worden jullie eens wat vinding rijker Het verveelt zoo, altijd dezelf de leugens te moeten hooren Dennis Barton balde machteloos de vuisten. Gaat u mee naar mijn huis, zei hij verbeten, dan kunt u zien, dat mijn vrouw ziek is. Even scheen de rechercheur te aar« zelen. Dan schudde hij het hoofd. Sentimenteele nonsens, zei hij, kan ik niet aan toegeven. Maar Dennis had zijn aarzeling ge zien. Hij pakte hem bij den arm. Doet u het, ik smeek u, ga mee. Overtuig u,-dat ik de waarheid spreek. Goed, besloot de rechercheur na een nieuwe aarzeling, welk adres Hij gaf den chauffeur het gewijzigde adres op. Als je liegt is het des te erger voor jou Toen ze Dennis Barton’s armzalige woonkamer binnenstapten, hoorden ze al het schorre kuchje van Betty. Den- nis’ begeleider keek ontsteld rond in het vertrek, dat er kaal en uitgewoond uitzag. Uit alle hoeken schreeuwde de armoede iemand tegemoet. Er was iets van medegevoel in den blik, waarmee de rechercheur Dennis Barton aankeek. Ik schijn me ver gist te hebben, zei hij zacht, ditmaal heb je blijkbaar de waarheid gespro ken. Ik eh ik verzaak mijn plichtmaar tenslotte heb ik ook een hart. Hij drukte Dennis de hand, en er bleef een vijf shillingstuk in achter. Probeer het nog eens op een eerlijke manier, raadde hij. In de taxi keurde hij taxeerend de citybag. Vijf shilling is het ding toch zeker wel waard. En zoo gemak kelijk ben ik nog nooit aan een koffer met inhoud gekomen, zoo waar als ik Johnnie Law heet 1 me- zoo de directeur. Best mogelijk! In elk geval zijn mijn parels en mijn geld weg! Zorgt u maar, dat ze onmiddellijk gearresteerd wordt. Anders vraag ik schadevergoeding van u. Zoodra Wim kans zag, weg te komen ging hij naar zijn kamer. Hij klopte aan. Wilde niet zoo naar binnen ko men. Geen antwoord, zelfs niet na her haald kloppen. Een beetje ongerust ging hij naar binnen. Er was niemand meer. Over een stoel lag de witte japon en het roode snoer. Zijn kleerenkast stond open, en hij miste zijn grijs fla nellen pak en zijn groen vilten hoed. Dienzelfden avond op de soiree van mevrouw Steinbach zag hij een portret staan, dat hem bekend voorkwam. Na derbij gekomen, herkende hij ’t meisje met de bloedkoralen. Mag ik vragen, wie dat is? hij zijn gastvrouw, het portret mend. Dat? Ken je die nog niet? ze verwonderd. Pas dan maar voor je hart, jongen! Wie is het dan? Wel freule Grete von Wiesbach. Logeert bij haar tante, de gravin Söhneck. Die geeft morgen juist tuinfeest. Ik zal je een invitatie bezor gen. Op zijn kamer teruggekeerd, vond hij zijn grijze costuum. netjes ingepakt, zonder zijn hoed. Met een briefje: „In dank terug. Den hoed houd ik graag als gedachtenis. Niet onderteekend. Hij stopte het briefje weg, toen hij zijn tante hoorde aankomen. Nu is er nóg niets van mijn parels bekend. Wim! jammerde ze. En van die meid ook niet! onze gastheer ons door dit vermaarde maar zeer bouwvallige paleis, waar- van-uit eens de meest representatieve Sultans dit deel van Java beheersch- ten. Dit paleis bezat het zonderlingste interieur. Indische meubelen en voor werpen van schimmige herkomst en daartusschen een vergeelde gravure van wijlen Willem III. Papieren bloe men onder een gebarste stolp, als mede een voorwereldsche hanglamp, gelijk er vroeger in mijn ouderlijk huis werden gebruikt. Bizar, anachronistisch. Tevens een uitzonderlijk mengelmoes van wat in dit gezegende land wordt vervaardigd en wat in het Nederland van vóór vijftig jaren als kunstzinnige gebruiks-attributen werden gebezigd. Er hing over dit alles een mysterieus waas. Een zoodanige atmosfeer omgaf menschen en dingen, dat wij er stil van werden. Toen werd ons de schier vermolmde gevleugelde zegewagen getoond, waarin op hooge feestdagen de Sultan zich ten volke presenteert en waarvan, gedurende het rijden, de vleugbls op-en-neer bewegen. Het zou te ver voeren alles te omschrijven; Als indrukwekkend en interessant zal dit bezoek ons bijblijven. Bij het afscheid bood de troonopvolger mij, als aan denken een zelf-gemaakten wandelstok aan. Daarna weer verder. Door den wón- derschoonen Préanger. Al hadden wij zónder kousen en schoenen en op een vlot naar Holland terug moeten keeren, het zou ons, na de aanschouwing van dit betooverende landschap, niét ge deerd hebben. Er zijn gebieden waar Een seconde later was hij weer in het gewoel verdwenen. Een wanhopige gedachte kwam plots in Dennis Barton op. Voor hij het zelf wist, had hij de citybag opgepakt. Snel keek hij om zich heen. Hij zag slechts menschen, die alleen maar aandacht voor zichzelf hadden. Hij liep vlug verder, voelde zich in den stroom op genomen, die naar den uitgang drong. Een minuut later stond hij op de straat. Nu ben ik een diefging het door zijn hoofd. Het koffertje was zwaar, de heer, die het bij hem had neergezet, zag er chique uit. Mogelijk zaten er waardevolle dingen in. Zon der aarzelen liep hij door. Niemand zou hem verdenken, iedereen liep met kof fers of citybag, iedereen liep haastig. Nog dien hoek om, dan zou hij heele- maal veilig zijn, dan was het wel zeker, dat men hem niet meer zou achter halen. Hij voelde plotseling een hand op zijn schouder. Een rilling ging door zijn lichaam. GesnaptToch gesnapt Zijn eerste gedachte gold Betty. Hoe angstig ze zou zijn, als hij vanavond niet thuiskwam, hoe verschrikkelijk ze het zou vinden, als ze later hoorde, dat hij in de gevangenis zat. Handig gedaanhoorde hij een sarcastische stem naast zich. Werke lijk, zoo gedecideerd zag ik het nooit eerder doen Een slanke heer stond naast hem. Het was niet de eigenaar van het kof fertje. Waarschijnlijk een rechercheur, zooals er zoovele op de stations waren. Stationsdief, hè vervolgde de zelfde sarcastische stem, en een Als u haar tegenkwam, zoudt u haar dan herkennen? Haar japon en dat snoer wel. Maar haar gezicht heb ik niet goed gezien. Wim haalde verlicht adem. Tijdens het tuinfeest zag hij haar met een bejaarde dame langs een stil paadje aankomen. Tot zijn groote ver wondering toonde ze niet de min ste verlegenheid. Hebben we elkaar al niet eens eerder ontmoet vroeg ze lachend. Ja. ik geloof van wel, antwoordde hij stijfjes. Bent u uitgerust U heet immers Randers Mag ik u dan voorstellen aan mijn tante, gravin von Söhneck Tante mijnheer Randers. Zeker een oude kennis van mijn nichtje vroeg de oude dame vriénde lijk. Oud nog niet, mevrouw, ant woordde Wim en nam spoedig met een buiging afscheid. Een eindje verder zette hij zich op een bank neer en dacht na. U zoekt wel de eenzaamheid, mijnheer Randers! hoorde hij na een poosje een bekende stem zeggen. U ook, zou ik zoo meenen, ant woordde hij, opstaande. Omdat ik u moest hebben. Ge vleid Natuurlijk Ten hoogste. Gisteravond uw pak in orde ont vangen Mijn vrijpostigheid neemt u me wel niet al te kwalijk Die klee- ren kwamen me zoo goed van pas. Ik meen u te moeten meedeelen, dat het mijn tante was, op wier ka mer Tóch waar Wat grappigLeuk voor haar, uw tante te zijn. Maar u zult het dan wel heel erg van mij vin den Dus ben ik u uitleg verschuldigd. Als die er voor te vinden is, zei hij stroef. Van uw standpunt misschien niet. Maar van het mijne wèl. Ik wilde een kennisje in het hotel bezoeken. Ze was er niet. Ik kwam een openstaande ka mer vooorbij en zag daar iets op tafel liggen. Ik had het heel hard noodig. U kunt u niet voorstellen, hoe krap ik er voorzat. En opeens werd het me te machtig. Ik nam, wat voor het grijpen lag. Er kwam een dame binnen. Ze zou het allicht met mijn handelwijze niet eens zijn. Er was maar één uit weg. Over het balcon. Griezelig hoog, heuschGelukkig kwam ik goed te recht. En toch was ik verloren geweest als uw deuren niet opengestaan had den Ik kan u niet dankbaar genoeg zijn Weet u, dat tante het aangege ven heeft En als ze u herkent Ze is vanavond ook hier op het feesX U zult me toch niet verraden Ik niet. Ik zou u liever overre den, haar te vertellen, dat het een grap of een vergissing was. Dat was het niet. Ik ga geen leu gens aan uw tante verkoopen. Ik zal u wat anders vertellen. Met dat geld heb ik gisteren bijna duizend mark ge wonnen. Daar kan ik voorloopig mee verder. Ik geef haar dus liever die pa rels terug en het geld er bij. Dan kan ze die nog eens laten slingeren. een vier honderd ftansvloe J^arium t 1 2f»t- Neen, aniusemt1 Qiagen. °P dit gebied afwisselende -1 bijzonder er aan Uit de verte wierp freule von Wies bach een kushandje toe. Den volgenden morgen post hem een briefje. „Waarde Heer Randers, Mag ik U verzoeken, japon en kra len aan mijn tante te sturen, die ze mij achterop zenden zal Ik ben aan die kralen erg gehecht. Tot weerziens en geloof me, tot dan toe, Vreeselijk. Ik voelde me dui- en liet zich op scheen op 1—- - gCTl' Wilt u wat drinken? Neen. Dank u. Als ik maar even stil mocht liggen.- Zal ik iemand bij u sturen? De tsmenier van m’n tante? Neen, neen, niemand! Heusch. als jjf^naar een poosje alleen mag liggen. Als u maar hier ben. Natuurlijk niet! Dank u. Ja.zóó .heerlijk! Hij liet haar alleen en op de gang liep de kamenier van zijn tante hem bijna tegen het lijf- 0, mijnheer, gelukkig! Of u lijk bij mevrouw wilt komen? Zijn tante had haar kamer op de eerste verdieping. Trillend van opwin ding stond ze tegenover den hoteldirec teur, een kelner en het kamermeisje. Zoo’ Ben je daar eindelijk? Waar heb je gezeten, Wim? Ik? Op m’n kamer. Veel te warm, ttn. ’n Mooie boel hier in Wiesbaden! Eén groote dievenbende! Ik ben besto- len! Hier in het hotel, ’t Is ’n roo- vershol! Als mevrouw me even wil toestaan f,. begon de directeur sussend. Ik wou juist met de auto uitgaan. Beneden in de hal bedacht ik me. dat ik mijn parels en tweehonderd mark op tafel had laten liggen Holde, zoo gauw ik kon. terug. Niet eens op de lift ge wacht. Kom buiten adem hier en zie een meisje staan in een witte japon met roode. Wat zegt u tante? vroeg Wim on willekeurig. tas en ‘Pper Geen éénige haar Was zeits bracht ae Dennis Barton sleepte zich moe en lusteloos over het drukke perron voort. Iedereen scheen hier haast te hebben, iedereen repte zich naar de treinen, of naar den uitgang. Tja, er waren nog altijd menschen, die een doel hadden, dacht hij bitter, menschen, die werk ten, geld bezaten, naar huis gingen, waar een gedekte tafel hen wachtte. Op hem wachtte Betty, zijn vrouw, maar ze deed dat al lang niet meer met hoop in het hart. En er was ook al lang geen gedekte tafel meer. Na twee jaar werkloosheid had je wel ge leerd, dat eten „luxe” was, en dat alle pogingen, om weer werk te krijgen, toch op evenzoovele hopelooze misluk kingen uitliepen. Een heelen dag had hij het weer ge probeerd, opnieuwna wekenlang apathisch thuis gehangen te hebben, levend van het «schamele beetje steun, dat ze kregen. Leven, jawel, maar hoe. Betty beulde zich af met een wasch voor anderen, ging nu en dan een dag uit werken, maar haar afge tobd lichaam kon het niet meer verdra gen. Ze hoestte bijna aan één en zoodra ze thuiskwam, moes' Weet u wat de leukste ellende in J? ie is Je te verbeelden, dat je de aeische taal verdienstelijk spreekt, s Je „Djongos” kunt roepen. Het gs e is nog, dat je die taal moet nnen verstaan óókHet schijnt, dat - met deze materie een niet al te gek w geslagen heb. Want ziet, nau- «Jks had mijn heerlijk keelgeluid dPn ng°S gel°eid of schielijk nader en er eenigen tegelijk, om, na de door lXhltgekraaide opdacht (in het Ma- genomBWei Verstaan> in ontvangst genomen te hebben, in een kamer vnr an sma^eteke grinnik-ensembles en> Aardig volkje. Gevoel voor als weinigen, wat geen wonder ie m lnderdaad zoo een en ander land kt 66 *e amuseel'en in het tropen je LT11 b'v- de Platte stoep voor regenJ ?a?er als het hevlg heeft ge had het n j erf is ondergeloopen. Ik aan den Vaderlandsche gevoel alsot ik grachten Walkant van een onzer stads hitjes v Vert°efde en slechts de ste- keer^ lieve straatjeugd man- Die klei n dan die andere geneugten. Die vent e..?eeSlje£ an allerlei slag, lande °uden Gekko met zijn roche- 2evende °epstem> waarbij je op zijn ^at Wensu nt’gende „Gekko” je nog 1 1Ln mag Enfin, te veel om bals na n'_narr- zelfs waar, dat de buitehgewodeie Vüorste*Gng gegeven, Waren R "n interessant en amusant is het v1J hoogl°oPetlde feestelijkheden Wier eph°,°rgekomen' dat een dame, ^and v 8^.Uoot duizend gulden per *alfeii vrd*ende. het zich liet welge- 6techts v° een vr‘iPostiS iemand van den dan honderd pop per maand in sornmiV °er te fceschuivelen En dat honoraringevallen een nog lager tafel zal m met het dubbele aan een hotanm" een’ 'vat dat betreft heeft Piet te ^jlllent'üevende deel van Indië fteerine nr,^D’ ^an v°lmaakte ensce- fodië b gebied ontbreekt aan ^a° ras en \,01 afwisselende typen. Elaagd. Geen herkomst bijzonder ge- tePast? J811 cost^ier behoeft kapPer G™‘ Evenmin een tooneel- lllaar ééni^n Jegisseur heeft daar ook zijn of h! kans' teder is volkomen. naar rol. |yóór ons y .I” ‘“eer dan vriendenjK uier en daar Vnlhousiast óver ons> TonDc_._ Weldra riep het kunst- mgan ons ter plaatse. door middel van water, thee en vruch tensappen verkregen, te illustreeren. Ook kan het gebeuren, dat enkele wel luidende keel-geluiden, als bewijs zijner tevredenheid wat overdadig worden gelanceerd. Maar dat heeft tot resul taat, dat in de eentonigheid van de over-lange trein-reis geen onaangename afwisseling wordt gebracht. Waarbij nog komt, dat, bij ieder station, de onvolprezen Inlandsche bagage-dragers als een woeste bende naar binnen stui ven en, vlug en lenig als dit nijvere volkje is, uit vrees voor concurrentie waarschijnlijk, zich van iederen koffer en doos meester maken, onverschillig aan wien deze nuttige dingen toebe- hooren. Een min bf meer drastische woordenwisseling mag daarvan het ge volg zijn, zéker is. dat op deze wijze voor de noodige beweging wordt zorg gedragen. Aan transpiratie geen ge brek. Eén dier onstuimige gedienstigen liet extatisch mijn koffer uit het net rollen, toen hij, ter herkenning op onze bagage geplakt, onze portretten ont waarde en, na conferentie met ons, het noodig oordeelde een niet malschen sprong achteruit te doen. Ik' dénk, dat hij in ons bijzonder verdachte perso nages vermoedde, want, na een lang ademig „Oéa haastte hij zich wég, zónder den koffer van mijn nek te tillen. BenkoelenMet een gehéél overvuld sloepje moesten wij van de K.P M.- boot midden in zee naar land hob belen. Op grooten afstand werden wij reeds de namen „Tula di Vista en Johan Schmidt” gewaar. En daaronder een aankondiging, welke ons levendig de sup-supper reclame van de film te binnen bracht. Het werd ons benauwd om het hart, hoewel een dergelijke ge waarwording reeds bezig was zich om onze zee-zieke magen te kronkelen. Wat verwachten zij daar wel van ons, hik ten wij, nog niet eens aan wal. Nau welijks uit het sloepje getild, zou dit ons duideltjK worden, n.l. het aller beste, dat de Nederlandsche tooneel- kunst te bieden heeftKrijg daar nu het hartwater niet van Laat men ons nu tot het einde aan gehoord hebbenZelfs, met bloemen en’ toespraken, den voorzitter in de ge legenheid gesteld te hebben zijn rede naarsgaven te ontwikkelen. Mooi Ben koelen, toegang tot het onherbergzame Sumatra, huldeHier weet men ten minste wat komediespelen is. En wat een eerlijke inheemsche bevolking. Met alle geweld werden wij gedwongen onze kostbaarheden, in zooverre die écht waren, op de voorgalerij te laten liggen, teneinde de onbaatzuchtigheid der inheemschen te leeren kennen. En inderdaad, niets ontbrak den volgen-1 derte ons toeknikten, wij aan de Ketouw-rivier. een miniatuur-barkasje gereed, welk zonder toestemming en zonder den sleutel des heeren van Deenen, nimmer had kunnen vertrekken. Wij voeren weg. De geheimzinnige fluisteringen van het oerwoud om gaven ons. Van tak tot tak slingerde -1 on- varens en en vree. volslagen onschuld, gemoedsrustig als bij een gekende rol, liet ik mijn hand door het kabbelende watertje slieren Van geen kwaad bewust Onwetend als een RmdTot, geen drie meter van ons af, twee bóóze oogen boven het opper vlak loerden en snel op mij afkwa- rnenAlleen herinner ik mij den schop, welken de beduusde Sumatiaan mij toediende, zoodat ik achterover in het schuitje tuimelde. „Een krokodil Dat was alles wat Tula kon uit- Ik slikte alleen Wim slenterde langzaam terug naar het gezelschap, waar hij zijn tante in opgewonden gesprek trof met een on bekende dame, die zijn groenen hoed in de hand hield. Tante grabbelde er in rond. Hoe komt u daaraan Ja, dat zijn mijn parels! En die hoed.... Wim, kom toch eens hierIs dat jouw hoed niet Hoe komen mijn parels in jouw hoed in dat prieel Ik zag hem daar toevallig in het voorbijgaan liggen, antwoordde de vreemde dame. Het snoer hing over den rand heen. Hoe hij daar geko men is, kan ik met geen mogelijkheid zeggen. Ik evenmin, beaamde Wim ern stig. Warm, héét, meneertje. Nog nooit heb ik zooveel druppels uit angst-zweet ge boren voelen worden als daar, vanwege het kunstvuur. Mijn debuut, eertijds als slanke jonkman, was er een bib berend vriespuntje bij. Tula, mijn on volprezen wederhelft, zwom letterlijk. Overigens niets dan góéds. Menig pro vinciaal tooneel ten onzent kan niet halen bij dat der sociëteiten in Indië, tegenwoordig. Met den smaak is het evenzoo gesteld, wat bleek, toen wij van een dame vernamen, dat zij „In een smal straatje” hetwelk Dolly En- gers óók door Indië deed slingeren, maar heel matig apprecieerde, omdat) het stuk gedurig ineen koekebak- kerswinkeltje speelt. Op mijn vraag, of zij dan zulk een afkeer van taartjes had, keek zij mij bijna uit haar auto weg en smakte verdrietelijk „Integen deel, meneer, maar het gaat hier om den stand waarin men geboren is.” Tableau Wij vreesden het ergste, want stel u even voor, dat wij o.m. een stuk van Barry vertoond hadden, waarin een zeeman en een zielig oude-vrij- stertje voorkwamen, die, tot overmaat van ramp, hun dialogen te midden van enkele gehavende stoelen ten beste gavenAch, Cheribon, waarom ligt er niet zoo’n tooneel-kleedkamer óók in Holland Vlak aan de zee. Waar bij het zilver van maan en sterren, het gezoem van den krekelHad ik maar, schrijvende, een romanticus op visite Cheribon zal door nog andere her inneringen in onzen geest blijven voortleven. Onder meer door deze ge beurtenis. Nauwelijks was de voorstel ling ten einde of wij ontvingen, door middel van moeder Simons, gastvrije eigenaresse van de overvloedige tafel in het bijzijnde berghotelletje, een in vitatie om den Pangeran in den Kraton zijns vaders te komen bezoeken. De oer-oude Kraton te Cheribon. Merk waardig avontuur. Stel u voor, hiér ten hove genood te worden door een hoteliére. Ondenkbaar. Onnoodig te vertellen, dat wij ons den volgenden morgen naar dit oude vorsten-verolijf spoedden. Voor het eerst in ons, naar wij hopen niet te kort, bestaan be traden wij de Pendopo van een stok ouden Sultan. Helaas, de vorst ont ving niet meer, doch in zijn plaats stond daar diens zoon ons met elegante weiwuienuneiu op te wachten. Na ons een dronk geboden te hebben, geleidde elk woord heiligschennis wordt. Wij togen verder naar Salatiga, naar Se- marang enz., om, o tijdverspilling, naarSumatra geroepen te worden Sumatra Een dagenlange afstand van dit deel van dezen Archipel. Het be stuur van de goudmijnen had ons even goed naar Finland kunnen uitnoodigen. Maar geld verzoet den arbeid, al be weren sommigen, dat artisten van den wind dienen te leven. Bovendien is een Indische treinreis niet te versmaden voor wie de gebrui ken der vele volken onzer tropische aarde van nabij willen gadeslaan. Het is mogelijk, dat een humorloos iemand ten onzent zich ergert indien een aan vallige en ruim-gezegende familie naar Scheveningen trekt, voorzien van kar- biezen met mondvoorraad en sap-spat- tende versnaperingen. Deze nurksen zouden in de tropen van opwinding het leven laten, zoodra zij met Chineezen in éénzelfden coupé hadden plaats ge nomen. Want, niet alleen, dat de ge- heele familie er de zitplaatsen bevolkt, maar deze laat zich blijmoedig verge zellen van al wat in de keuken aan kook-gerei te vinden is, behalve dan nog de mandjes met eetwaren en over dadig stinkende docrian’s. Overigens is de Chinees volstrekt nie^ onbeschei den. Hij klompt met zijn kroost en echtvrouwe stilzwijgend bijeen. Het eenige verzetje, dat het gezelschap zich gunt is, na het veelvuldig en smakkend gebruik van allerlei lekkers, den vloer met schillen en pisangbladen, in gezel schap van gemorste rijst en velerlei persiflages op moderne schilderijen, was drukkend warm. Wim zat op iijn hotelkamer te dut- FandL1 zacht geritsel wekte hem, Half ten’ keek hij om zich heen. Bij de sla?.era0nd een meisje ip het wit met t*fel bloedkoralen om. Blond. Met CCnoogen. Niet ouder dan twintig. 4 vond h». so sorry! Ik wist heusch niet dat j 1 kamer bezet was. deÜ Dat begrijp ik. Toch is het zoo. pe tuindeuren stonden anders 7r>o warm. den morgen. Ja, een goedgevulde beurs lag daar nog, ongeopend. Geen cent ontbrak. Het spreekt dus vanzelf, dat de hotelier, fier en bijna als een opperhoofd, de voorgalerij betrad. Och, u weet dat zoo niet, maar wanneer je nog leeft in den roes der hulde, met door anderen betaalde bloemen rond om, ontgaat die eerlijkheid je.... je eensklaps bemerktlater, als bij ons, hebzuchtigen bestaan men trouwens' aan ieder diner ontwaren. De kunstkring deed ons uitgeleide. Met éére Mijn Maleisch had iedereen tot verbazing gebracht. Zoo kort in Indië en dan al te kunnen bevelen Vroég, vóór de eerste heerlijk-ver- warmende stralen der Indische zon ons verkwikten, vertrokken wij naar Si- mau, hoog in de bergen. Door oer wouden en ravijnen. Over bergtoppen en langs smalle paden. In een vracht auto. Als in een droom. Uren lang. Had ik óóit gedacht in een nanacht door een oerbosch te zullen gaan Echt, zonder decoratieve mislukkingen? Wie reist mag wel eens overdrijven. Hier viel zelfs de fantasie van wijlen Raaf Bouwmeester in het niet. Van dat moment af kan Karl May mij ver tellen hoe laat net is. Heerlijk. Alleen, nog stééds geen tijgers. Slechts allerliefste slangetjes kruisten onze wegen. En hier en daar liet het gesnater der apen zich hooren, die, nieuwsgierig, tusschen het gebla- - Toen kwamen Daar lag het-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 15