HET verdwenen snoer
DE EECHERCHEUIK
ALS TOONEELSPELER DOOR
DEN INDISCHEN ARCHIPEL
LETTERKUNDIG bijblad
VAN DE
Woensdag 13 Maart 1940, No. 17517. 1 -
Ze
Pas te ISnem
B is
tante,
steeds uw dankbare
b.4.p.3.
G.
de
wel
dade-
III.
figuur
moderne
brengen
JOHAN SCHMIDT.
of
Pers
ons.
en daar.
l poosje alleen mag liggen,
tegen niemand zegt, dat ik
vroeg
opne-
vroeg
op
van
een
tot
dat,
Wat
kan
te r*7
humor j..
is. Er js
'C Het is zoo warm.
- Ja.
relig
het gedierte met ons mede. Overal
doordringbaar geboomte,
vele tropische planten. Rust
Geen mensch dus te zien. In
gemoedsrustig als bij
hand
Muk door
;st ze zich
op bed neergooien, zoo moe en gesla
gen voelde ze zich.
Hij leunde tegen een pilaar en keek
naar de drukte. Was het eigenlijk niet
beter, dat hij zich maar voor den trein
wierp Alleen kon Betty er mogelijk
nog beter komen, dan met hem er bij.
Waar was hij nog goed voor
Een heer kwam haastig aangestapt,
zette een citybag bij hem neer en
mompelde iets, dat hij niet verstond.
PB. Ik schaam me zoo. En ik heb me
aangesteld, maar dat was, om me groot
te houden. Ik had met bridgen veel
verloren. Ik had geld noodig. Ik blijf
u steeds dankbaar voor uw misschien
ongewilde hulp. Toe, zie me niet voor
zóó slecht aan, als ik schijn. Ik hoop
U nog eens te kunnen bewijzen, dat ik
anders ben.”
Een half jaar later had Wim Ran-
ders zich door haar bewijzen laten
overtuigen. Ze bleken werkelijk steek
houdend. Ze was anders.
De heer en mevrouw Randersvon
Wiesbach bewaren met zorg een bloed
koralen snoer als overtuigingsstuk.
Ik zeg, in een witte japon, met
roode kralen, ’n Keurig kind, zoo te
zien. Ik wou naar haar toegaan, maar
opeens sprong ze hals over kop van het
balcon af. Of ze gek geworden was. Ik
gilde van schrik.
Dat heb ik gehoord, mevrouw, zei
de directeur.
Zoo? Tenminste één troost, dat ze
je hier nog hooren schreeuwen. Als ik
vermoord was, hadt u het zeker ook
gehoord? Ik keek over de leuning
naar buiten. Het schepsel zou wel half
dood op den grond liggen. Maar nie
mand te zien!
Het is maar één verdieping,
vrouw. Voor een jong meisje niet
heel hoog, meende
n een stoel vallen en
het punt een flauwte te krij-
Wirn was opgesprongen.
Wüt u wat drinken?
Aankomst van 'iuta m Vista en jouan ocnmidi te Priok, aan boord van de
„Bontekoe”.
haagsche courant
Hoe wilt u dat doen
Gaat u over een kwartiertje maar
eens kijken in dat tuinhuisje daar.
Enzullen we nu maar afscheid ne
men? Morgen ga ik hier vandaan. Naar
huis. Als we elkaar in Potsdam nog
eens zouden treffen, moogt u me de
ernstige vermaningen geven, welke u
op het hart hebt. Nu niet. Tct ziens
handige ook. Laat eens kijken, komt
jouw signalement niet overeen met dat
van den beruchten Johnnie Law
’k Zou haast zeggen, dat jij Johnnie
Law moet zijn.
Meneer, ik zweer u stotterde
Dennis Barton.
Alsjeblieft geen scènes hier mid
den op straatbeet de heer hem toe.
Dat geeft maar last met nieuwsgie
rige voorbijgangers. Loop door, een
meter of vijftig verder staan taxi's. En
vertel me alsjeblieft niet, dat het de
eerste keer is, dat je zooiets doet. Dat
zeggen ze allemaal, stuk voor stuk. Ik
ken dat
En toch is het zoo, meneer, Den
nis Barton kneep de woorden er met
moeite uit.
Stap in, beval de rechercheur,
hem in de taxi duwend. En toen ze za
ten, en hij een adres gemompeld had
Natuurlijk, natuurlijk, de eerste
keer. En thuis een zieke vrouw, hè
Hebben ze dat ook niet allemaal
een zieke vrouw, en een stuk of wat
bloedjes van kinderen
Met een krop in de keel zat Dennis
naast hem. hinderen heb ik niet,
fluisterde hij, maar mijn vrouw is
ziek. Doodop, en ze hoest den heelen
dag. Ze zou naar buiten moeten. Maar
ik b<m werkloos, al twee jaar. We heb
ben honger
Precies 1 Hetzelfde liedje. Wan
neer worden jullie eens wat vinding
rijker Het verveelt zoo, altijd dezelf
de leugens te moeten hooren
Dennis Barton balde machteloos de
vuisten. Gaat u mee naar mijn huis,
zei hij verbeten, dan kunt u zien,
dat mijn vrouw ziek is.
Even scheen de rechercheur te aar«
zelen. Dan schudde hij het hoofd.
Sentimenteele nonsens, zei hij, kan
ik niet aan toegeven.
Maar Dennis had zijn aarzeling ge
zien. Hij pakte hem bij den arm.
Doet u het, ik smeek u, ga mee.
Overtuig u,-dat ik de waarheid spreek.
Goed, besloot de rechercheur na
een nieuwe aarzeling, welk adres
Hij gaf den chauffeur het gewijzigde
adres op. Als je liegt is het des te
erger voor jou
Toen ze Dennis Barton’s armzalige
woonkamer binnenstapten, hoorden ze
al het schorre kuchje van Betty. Den-
nis’ begeleider keek ontsteld rond in
het vertrek, dat er kaal en uitgewoond
uitzag. Uit alle hoeken schreeuwde de
armoede iemand tegemoet.
Er was iets van medegevoel in den
blik, waarmee de rechercheur Dennis
Barton aankeek. Ik schijn me ver
gist te hebben, zei hij zacht, ditmaal
heb je blijkbaar de waarheid gespro
ken. Ik eh ik verzaak mijn
plichtmaar tenslotte heb ik ook een
hart.
Hij drukte Dennis de hand, en er
bleef een vijf shillingstuk in achter.
Probeer het nog eens op een eerlijke
manier, raadde hij.
In de taxi keurde hij taxeerend de
citybag. Vijf shilling is het ding
toch zeker wel waard. En zoo gemak
kelijk ben ik nog nooit aan een koffer
met inhoud gekomen, zoo waar als ik
Johnnie Law heet 1
me-
zoo
de directeur.
Best mogelijk! In elk geval zijn mijn
parels en mijn geld weg! Zorgt u maar,
dat ze onmiddellijk gearresteerd wordt.
Anders vraag ik schadevergoeding
van u.
Zoodra Wim kans zag, weg te komen
ging hij naar zijn kamer. Hij klopte
aan. Wilde niet zoo naar binnen ko
men. Geen antwoord, zelfs niet na her
haald kloppen. Een beetje ongerust
ging hij naar binnen. Er was niemand
meer. Over een stoel lag de witte japon
en het roode snoer. Zijn kleerenkast
stond open, en hij miste zijn grijs fla
nellen pak en zijn groen vilten hoed.
Dienzelfden avond op de soiree van
mevrouw Steinbach zag hij een portret
staan, dat hem bekend voorkwam. Na
derbij gekomen, herkende hij ’t meisje
met de bloedkoralen.
Mag ik vragen, wie dat is?
hij zijn gastvrouw, het portret
mend.
Dat? Ken je die nog niet?
ze verwonderd. Pas dan maar
voor je hart, jongen!
Wie is het dan?
Wel freule Grete von Wiesbach.
Logeert bij haar tante, de gravin
Söhneck. Die geeft morgen juist
tuinfeest. Ik zal je een invitatie bezor
gen.
Op zijn kamer teruggekeerd, vond hij
zijn grijze costuum. netjes ingepakt,
zonder zijn hoed. Met een briefje: „In
dank terug. Den hoed houd ik graag als
gedachtenis. Niet onderteekend.
Hij stopte het briefje weg, toen hij
zijn tante hoorde aankomen.
Nu is er nóg niets van mijn parels
bekend. Wim! jammerde ze. En van
die meid ook niet!
onze gastheer ons door dit vermaarde
maar zeer bouwvallige paleis, waar-
van-uit eens de meest representatieve
Sultans dit deel van Java beheersch-
ten. Dit paleis bezat het zonderlingste
interieur. Indische meubelen en voor
werpen van schimmige herkomst en
daartusschen een vergeelde gravure
van wijlen Willem III. Papieren bloe
men onder een gebarste stolp, als
mede een voorwereldsche hanglamp,
gelijk er vroeger in mijn ouderlijk huis
werden gebruikt. Bizar, anachronistisch.
Tevens een uitzonderlijk mengelmoes
van wat in dit gezegende land wordt
vervaardigd en wat in het Nederland
van vóór vijftig jaren als kunstzinnige
gebruiks-attributen werden gebezigd.
Er hing over dit alles een mysterieus
waas. Een zoodanige atmosfeer omgaf
menschen en dingen, dat wij er stil
van werden. Toen werd ons de schier
vermolmde gevleugelde zegewagen
getoond, waarin op hooge feestdagen
de Sultan zich ten volke presenteert en
waarvan, gedurende het rijden, de
vleugbls op-en-neer bewegen. Het zou
te ver voeren alles te omschrijven; Als
indrukwekkend en interessant zal dit
bezoek ons bijblijven. Bij het afscheid
bood de troonopvolger mij, als aan
denken een zelf-gemaakten wandelstok
aan.
Daarna weer verder. Door den wón-
derschoonen Préanger. Al hadden wij
zónder kousen en schoenen en op een
vlot naar Holland terug moeten keeren,
het zou ons, na de aanschouwing van
dit betooverende landschap, niét ge
deerd hebben. Er zijn gebieden waar
Een seconde later was hij weer in het
gewoel verdwenen.
Een wanhopige gedachte kwam plots
in Dennis Barton op. Voor hij het zelf
wist, had hij de citybag opgepakt. Snel
keek hij om zich heen. Hij zag slechts
menschen, die alleen maar aandacht
voor zichzelf hadden. Hij liep vlug
verder, voelde zich in den stroom op
genomen, die naar den uitgang drong.
Een minuut later stond hij op de straat.
Nu ben ik een diefging het
door zijn hoofd. Het koffertje was
zwaar, de heer, die het bij hem had
neergezet, zag er chique uit. Mogelijk
zaten er waardevolle dingen in. Zon
der aarzelen liep hij door. Niemand zou
hem verdenken, iedereen liep met kof
fers of citybag, iedereen liep haastig.
Nog dien hoek om, dan zou hij heele-
maal veilig zijn, dan was het wel zeker,
dat men hem niet meer zou achter
halen.
Hij voelde plotseling een hand op
zijn schouder. Een rilling ging door zijn
lichaam. GesnaptToch gesnapt
Zijn eerste gedachte gold Betty. Hoe
angstig ze zou zijn, als hij vanavond
niet thuiskwam, hoe verschrikkelijk
ze het zou vinden, als ze later hoorde,
dat hij in de gevangenis zat.
Handig gedaanhoorde hij een
sarcastische stem naast zich. Werke
lijk, zoo gedecideerd zag ik het nooit
eerder doen
Een slanke heer stond naast hem.
Het was niet de eigenaar van het kof
fertje. Waarschijnlijk een rechercheur,
zooals er zoovele op de stations waren.
Stationsdief, hè vervolgde de
zelfde sarcastische stem, en een
Als u haar tegenkwam,
zoudt u haar dan herkennen?
Haar japon en dat snoer wel. Maar
haar gezicht heb ik niet goed gezien.
Wim haalde verlicht adem.
Tijdens het tuinfeest zag hij haar
met een bejaarde dame langs een stil
paadje aankomen. Tot zijn groote ver
wondering toonde ze niet de min
ste verlegenheid.
Hebben we elkaar al niet eens
eerder ontmoet vroeg ze lachend.
Ja. ik geloof van wel, antwoordde
hij stijfjes.
Bent u uitgerust U heet immers
Randers Mag ik u dan voorstellen
aan mijn tante, gravin von Söhneck
Tante mijnheer Randers.
Zeker een oude kennis van mijn
nichtje vroeg de oude dame vriénde
lijk.
Oud nog niet, mevrouw, ant
woordde Wim en nam spoedig met een
buiging afscheid. Een eindje verder
zette hij zich op een bank neer en
dacht na.
U zoekt wel de eenzaamheid,
mijnheer Randers! hoorde hij na een
poosje een bekende stem zeggen.
U ook, zou ik zoo meenen, ant
woordde hij, opstaande.
Omdat ik u moest hebben. Ge
vleid
Natuurlijk Ten hoogste.
Gisteravond uw pak in orde ont
vangen Mijn vrijpostigheid neemt u
me wel niet al te kwalijk Die klee-
ren kwamen me zoo goed van pas.
Ik meen u te moeten meedeelen,
dat het mijn tante was, op wier ka
mer
Tóch waar Wat grappigLeuk
voor haar, uw tante te zijn. Maar u
zult het dan wel heel erg van mij vin
den Dus ben ik u uitleg verschuldigd.
Als die er voor te vinden is, zei
hij stroef.
Van uw standpunt misschien niet.
Maar van het mijne wèl. Ik wilde een
kennisje in het hotel bezoeken. Ze was
er niet. Ik kwam een openstaande ka
mer vooorbij en zag daar iets op tafel
liggen. Ik had het heel hard noodig.
U kunt u niet voorstellen, hoe krap ik
er voorzat. En opeens werd het me te
machtig. Ik nam, wat voor het grijpen
lag. Er kwam een dame binnen. Ze
zou het allicht met mijn handelwijze
niet eens zijn. Er was maar één uit
weg. Over het balcon. Griezelig hoog,
heuschGelukkig kwam ik goed te
recht. En toch was ik verloren geweest
als uw deuren niet opengestaan had
den Ik kan u niet dankbaar genoeg
zijn
Weet u, dat tante het aangege
ven heeft En als ze u herkent Ze is
vanavond ook hier op het feesX
U zult me toch niet verraden
Ik niet. Ik zou u liever overre
den, haar te vertellen, dat het een grap
of een vergissing was.
Dat was het niet. Ik ga geen leu
gens aan uw tante verkoopen. Ik zal
u wat anders vertellen. Met dat geld
heb ik gisteren bijna duizend mark ge
wonnen. Daar kan ik voorloopig mee
verder. Ik geef haar dus liever die pa
rels terug en het geld er bij. Dan kan
ze die nog eens laten slingeren.
een
vier honderd
ftansvloe
J^arium t
1 2f»t- Neen,
aniusemt1
Qiagen.
°P dit gebied
afwisselende
-1 bijzonder
er aan
Uit de verte wierp freule von Wies
bach een kushandje toe.
Den volgenden morgen
post hem een briefje.
„Waarde Heer Randers,
Mag ik U verzoeken, japon en kra
len aan mijn tante te sturen, die ze
mij achterop zenden zal Ik ben aan
die kralen erg gehecht.
Tot weerziens en geloof me, tot
dan toe,
Vreeselijk. Ik voelde me dui-
en
liet zich op
scheen op 1—- -
gCTl' Wilt u wat drinken?
Neen. Dank u. Als ik maar even
stil mocht liggen.-
Zal ik iemand bij u sturen? De
tsmenier van m’n tante?
Neen, neen, niemand! Heusch. als
jjf^naar een poosje alleen mag liggen.
Als u maar
hier ben.
Natuurlijk niet!
Dank u. Ja.zóó .heerlijk!
Hij liet haar alleen en op de gang
liep de kamenier van zijn tante hem
bijna tegen het lijf-
0, mijnheer, gelukkig! Of u
lijk bij mevrouw wilt komen?
Zijn tante had haar kamer op de
eerste verdieping. Trillend van opwin
ding stond ze tegenover den hoteldirec
teur, een kelner en het kamermeisje.
Zoo’ Ben je daar eindelijk? Waar
heb je gezeten, Wim?
Ik? Op m’n kamer. Veel te warm,
ttn.
’n Mooie boel hier in Wiesbaden!
Eén groote dievenbende! Ik ben besto-
len! Hier in het hotel, ’t Is ’n roo-
vershol!
Als mevrouw me even wil toestaan
f,. begon de directeur sussend.
Ik wou juist met de auto uitgaan.
Beneden in de hal bedacht ik me. dat ik
mijn parels en tweehonderd mark op
tafel had laten liggen Holde, zoo gauw
ik kon. terug. Niet eens op de lift ge
wacht. Kom buiten adem hier en zie
een meisje staan in een witte japon
met roode.
Wat zegt u tante? vroeg Wim on
willekeurig.
tas en
‘Pper Geen
éénige
haar
Was
zeits
bracht ae
Dennis Barton sleepte zich moe en
lusteloos over het drukke perron voort.
Iedereen scheen hier haast te hebben,
iedereen repte zich naar de treinen,
of naar den uitgang. Tja, er waren nog
altijd menschen, die een doel hadden,
dacht hij bitter, menschen, die werk
ten, geld bezaten, naar huis gingen,
waar een gedekte tafel hen wachtte.
Op hem wachtte Betty, zijn vrouw,
maar ze deed dat al lang niet meer
met hoop in het hart. En er was ook
al lang geen gedekte tafel meer. Na
twee jaar werkloosheid had je wel ge
leerd, dat eten „luxe” was, en dat alle
pogingen, om weer werk te krijgen,
toch op evenzoovele hopelooze misluk
kingen uitliepen.
Een heelen dag had hij het weer ge
probeerd, opnieuwna wekenlang
apathisch thuis gehangen te hebben,
levend van het «schamele beetje steun,
dat ze kregen. Leven, jawel, maar
hoe. Betty beulde zich af met een
wasch voor anderen, ging nu en dan
een dag uit werken, maar haar afge
tobd lichaam kon het niet meer verdra
gen. Ze hoestte bijna aan één
en zoodra ze thuiskwam, moes'
Weet u wat de leukste ellende in
J? ie is Je te verbeelden, dat je de
aeische taal verdienstelijk spreekt,
s Je „Djongos” kunt roepen. Het
gs e is nog, dat je die taal moet
nnen verstaan óókHet schijnt, dat
- met deze materie een niet al te gek
w geslagen heb. Want ziet, nau-
«Jks had mijn heerlijk keelgeluid
dPn ng°S gel°eid of schielijk nader
en er eenigen tegelijk, om, na de door
lXhltgekraaide opdacht (in het Ma-
genomBWei Verstaan> in ontvangst
genomen te hebben, in een kamer
vnr an sma^eteke grinnik-ensembles
en> Aardig volkje. Gevoel voor
als weinigen, wat geen wonder
ie m lnderdaad zoo een en ander
land kt 66 *e amuseel'en in het tropen
je LT11 b'v- de Platte stoep voor
regenJ ?a?er als het hevlg heeft ge
had het n j erf is ondergeloopen. Ik
aan den Vaderlandsche gevoel alsot ik
grachten Walkant van een onzer stads
hitjes v Vert°efde en slechts de ste-
keer^ lieve straatjeugd man-
Die klei n dan die andere geneugten.
Die vent e..?eeSlje£ an allerlei slag,
lande °uden Gekko met zijn roche-
2evende °epstem> waarbij je op zijn
^at Wensu nt’gende „Gekko” je nog
1 1Ln mag Enfin, te veel om
bals na n'_narr- zelfs waar, dat de
buitehgewodeie Vüorste*Gng gegeven,
Waren R "n interessant en amusant
is het v1J hoogl°oPetlde feestelijkheden
Wier eph°,°rgekomen' dat een dame,
^and v 8^.Uoot duizend gulden per
*alfeii vrd*ende. het zich liet welge-
6techts v° een vr‘iPostiS iemand van
den dan honderd pop per maand
in sornmiV °er te fceschuivelen En dat
honoraringevallen een nog lager
tafel zal m met het dubbele aan een
hotanm" een’ 'vat dat betreft heeft
Piet te ^jlllent'üevende deel van Indië
fteerine nr,^D’ ^an v°lmaakte ensce-
fodië b gebied ontbreekt aan
^a° ras en \,01 afwisselende typen.
Elaagd. Geen herkomst bijzonder ge-
tePast? J811 cost^ier behoeft
kapPer G™‘ Evenmin een tooneel-
lllaar ééni^n Jegisseur heeft daar ook
zijn of h! kans' teder is volkomen.
naar rol.
|yóór ons y .I” ‘“eer dan vriendenjK
uier en daar Vnlhousiast óver ons>
TonDc_._ Weldra riep het kunst-
mgan ons ter plaatse.
door middel van water, thee en vruch
tensappen verkregen, te illustreeren.
Ook kan het gebeuren, dat enkele wel
luidende keel-geluiden, als bewijs zijner
tevredenheid wat overdadig worden
gelanceerd. Maar dat heeft tot resul
taat, dat in de eentonigheid van de
over-lange trein-reis geen onaangename
afwisseling wordt gebracht. Waarbij
nog komt, dat, bij ieder station, de
onvolprezen Inlandsche bagage-dragers
als een woeste bende naar binnen stui
ven en, vlug en lenig als dit nijvere
volkje is, uit vrees voor concurrentie
waarschijnlijk, zich van iederen koffer
en doos meester maken, onverschillig
aan wien deze nuttige dingen toebe-
hooren. Een min bf meer drastische
woordenwisseling mag daarvan het ge
volg zijn, zéker is. dat op deze wijze
voor de noodige beweging wordt zorg
gedragen. Aan transpiratie geen ge
brek. Eén dier onstuimige gedienstigen
liet extatisch mijn koffer uit het net
rollen, toen hij, ter herkenning op onze
bagage geplakt, onze portretten ont
waarde en, na conferentie met ons, het
noodig oordeelde een niet malschen
sprong achteruit te doen. Ik' dénk, dat
hij in ons bijzonder verdachte perso
nages vermoedde, want, na een lang
ademig „Oéa haastte hij zich wég,
zónder den koffer van mijn nek te
tillen.
BenkoelenMet een gehéél overvuld
sloepje moesten wij van de K.P M.-
boot midden in zee naar land hob
belen. Op grooten afstand werden wij
reeds de namen „Tula di Vista en
Johan Schmidt” gewaar. En daaronder
een aankondiging, welke ons levendig
de sup-supper reclame van de film te
binnen bracht. Het werd ons benauwd
om het hart, hoewel een dergelijke ge
waarwording reeds bezig was zich om
onze zee-zieke magen te kronkelen. Wat
verwachten zij daar wel van ons, hik
ten wij, nog niet eens aan wal. Nau
welijks uit het sloepje getild, zou dit
ons duideltjK worden, n.l. het aller
beste, dat de Nederlandsche tooneel-
kunst te bieden heeftKrijg daar nu
het hartwater niet van
Laat men ons nu tot het einde aan
gehoord hebbenZelfs, met bloemen
en’ toespraken, den voorzitter in de ge
legenheid gesteld te hebben zijn rede
naarsgaven te ontwikkelen. Mooi Ben
koelen, toegang tot het onherbergzame
Sumatra, huldeHier weet men ten
minste wat komediespelen is. En wat
een eerlijke inheemsche bevolking.
Met alle geweld werden wij gedwongen
onze kostbaarheden, in zooverre die
écht waren, op de voorgalerij te laten
liggen, teneinde de onbaatzuchtigheid
der inheemschen te leeren kennen. En
inderdaad, niets ontbrak den volgen-1
derte ons toeknikten,
wij aan de Ketouw-rivier.
een miniatuur-barkasje gereed,
welk zonder toestemming en zonder
den sleutel des heeren van Deenen,
nimmer had kunnen vertrekken.
Wij voeren weg. De geheimzinnige
fluisteringen van het oerwoud om
gaven ons. Van tak tot tak slingerde
-1 on-
varens en
en vree.
volslagen
onschuld, gemoedsrustig als bij een
gekende rol, liet ik mijn hand door
het kabbelende watertje slieren Van
geen kwaad bewust Onwetend als een
RmdTot, geen drie meter van ons
af, twee bóóze oogen boven het opper
vlak loerden en snel op mij afkwa-
rnenAlleen herinner ik mij den
schop, welken de beduusde Sumatiaan
mij toediende, zoodat ik achterover in
het schuitje tuimelde. „Een krokodil
Dat was alles wat Tula kon uit-
Ik slikte alleen
Wim slenterde langzaam terug naar
het gezelschap, waar hij zijn tante in
opgewonden gesprek trof met een on
bekende dame, die zijn groenen hoed
in de hand hield. Tante grabbelde er
in rond.
Hoe komt u daaraan Ja, dat zijn
mijn parels! En die hoed.... Wim,
kom toch eens hierIs dat jouw hoed
niet Hoe komen mijn parels in jouw
hoed in dat prieel
Ik zag hem daar toevallig in het
voorbijgaan liggen, antwoordde de
vreemde dame. Het snoer hing over
den rand heen. Hoe hij daar geko
men is, kan ik met geen mogelijkheid
zeggen.
Ik evenmin, beaamde Wim ern
stig.
Warm, héét, meneertje. Nog nooit heb
ik zooveel druppels uit angst-zweet ge
boren voelen worden als daar, vanwege
het kunstvuur. Mijn debuut, eertijds
als slanke jonkman, was er een bib
berend vriespuntje bij. Tula, mijn on
volprezen wederhelft, zwom letterlijk.
Overigens niets dan góéds. Menig pro
vinciaal tooneel ten onzent kan niet
halen bij dat der sociëteiten in Indië,
tegenwoordig. Met den smaak is het
evenzoo gesteld, wat bleek, toen wij
van een dame vernamen, dat zij „In
een smal straatje” hetwelk Dolly En-
gers óók door Indië deed slingeren,
maar heel matig apprecieerde, omdat)
het stuk gedurig ineen koekebak-
kerswinkeltje speelt. Op mijn vraag,
of zij dan zulk een afkeer van taartjes
had, keek zij mij bijna uit haar auto
weg en smakte verdrietelijk „Integen
deel, meneer, maar het gaat hier om
den stand waarin men geboren is.”
Tableau Wij vreesden het ergste, want
stel u even voor, dat wij o.m. een stuk
van Barry vertoond hadden, waarin
een zeeman en een zielig oude-vrij-
stertje voorkwamen, die, tot overmaat
van ramp, hun dialogen te midden van
enkele gehavende stoelen ten beste
gavenAch, Cheribon, waarom ligt
er niet zoo’n tooneel-kleedkamer óók
in Holland Vlak aan de zee. Waar bij
het zilver van maan en sterren, het
gezoem van den krekelHad ik
maar, schrijvende, een romanticus op
visite
Cheribon zal door nog andere her
inneringen in onzen geest blijven
voortleven. Onder meer door deze ge
beurtenis. Nauwelijks was de voorstel
ling ten einde of wij ontvingen, door
middel van moeder Simons, gastvrije
eigenaresse van de overvloedige tafel
in het bijzijnde berghotelletje, een in
vitatie om den Pangeran in den Kraton
zijns vaders te komen bezoeken. De
oer-oude Kraton te Cheribon. Merk
waardig avontuur. Stel u voor, hiér ten
hove genood te worden door een
hoteliére. Ondenkbaar. Onnoodig te
vertellen, dat wij ons den volgenden
morgen naar dit oude vorsten-verolijf
spoedden. Voor het eerst in ons, naar
wij hopen niet te kort, bestaan be
traden wij de Pendopo van een stok
ouden Sultan. Helaas, de vorst ont
ving niet meer, doch in zijn plaats
stond daar diens zoon ons met elegante
weiwuienuneiu op te wachten. Na ons
een dronk geboden te hebben, geleidde
elk woord heiligschennis wordt. Wij
togen verder naar Salatiga, naar Se-
marang enz., om, o tijdverspilling,
naarSumatra geroepen te worden
Sumatra Een dagenlange afstand van
dit deel van dezen Archipel. Het be
stuur van de goudmijnen had ons even
goed naar Finland kunnen uitnoodigen.
Maar geld verzoet den arbeid, al be
weren sommigen, dat artisten van den
wind dienen te leven.
Bovendien is een Indische treinreis
niet te versmaden voor wie de gebrui
ken der vele volken onzer tropische
aarde van nabij willen gadeslaan. Het
is mogelijk, dat een humorloos iemand
ten onzent zich ergert indien een aan
vallige en ruim-gezegende familie naar
Scheveningen trekt, voorzien van kar-
biezen met mondvoorraad en sap-spat-
tende versnaperingen. Deze nurksen
zouden in de tropen van opwinding het
leven laten, zoodra zij met Chineezen
in éénzelfden coupé hadden plaats ge
nomen. Want, niet alleen, dat de ge-
heele familie er de zitplaatsen bevolkt,
maar deze laat zich blijmoedig verge
zellen van al wat in de keuken aan
kook-gerei te vinden is, behalve dan
nog de mandjes met eetwaren en over
dadig stinkende docrian’s. Overigens
is de Chinees volstrekt nie^ onbeschei
den. Hij klompt met zijn kroost en
echtvrouwe stilzwijgend bijeen. Het
eenige verzetje, dat het gezelschap zich
gunt is, na het veelvuldig en smakkend
gebruik van allerlei lekkers, den vloer
met schillen en pisangbladen, in gezel
schap van gemorste rijst en velerlei
persiflages op moderne schilderijen,
was drukkend warm. Wim
zat op iijn hotelkamer te dut-
FandL1 zacht geritsel wekte hem, Half
ten’ keek hij om zich heen. Bij de
sla?.era0nd een meisje ip het wit met
t*fel bloedkoralen om. Blond. Met
CCnoogen. Niet ouder dan twintig.
4 vond h».
so sorry! Ik wist heusch niet dat
j 1 kamer bezet was.
deÜ Dat begrijp ik. Toch is het zoo.
pe tuindeuren stonden anders
7r>o warm.
den morgen. Ja, een goedgevulde
beurs lag daar nog, ongeopend. Geen
cent ontbrak. Het spreekt dus vanzelf,
dat de hotelier, fier en bijna als een
opperhoofd, de voorgalerij betrad. Och,
u weet dat zoo niet, maar wanneer je
nog leeft in den roes der hulde, met
door anderen betaalde bloemen rond
om, ontgaat die eerlijkheid je....
je eensklaps bemerktlater,
als bij ons, hebzuchtigen bestaan
men trouwens' aan ieder diner
ontwaren.
De kunstkring deed ons uitgeleide.
Met éére Mijn Maleisch had iedereen
tot verbazing gebracht. Zoo kort in
Indië en dan al te kunnen bevelen
Vroég, vóór de eerste heerlijk-ver-
warmende stralen der Indische zon ons
verkwikten, vertrokken wij naar Si-
mau, hoog in de bergen. Door oer
wouden en ravijnen. Over bergtoppen
en langs smalle paden. In een vracht
auto. Als in een droom. Uren lang.
Had ik óóit gedacht in een nanacht
door een oerbosch te zullen gaan
Echt, zonder decoratieve mislukkingen?
Wie reist mag wel eens overdrijven.
Hier viel zelfs de fantasie van wijlen
Raaf Bouwmeester in het niet. Van
dat moment af kan Karl May mij ver
tellen hoe laat net is.
Heerlijk. Alleen, nog stééds geen
tijgers. Slechts allerliefste slangetjes
kruisten onze wegen. En hier en daar
liet het gesnater der apen zich hooren,
die, nieuwsgierig, tusschen het gebla-
- Toen kwamen
Daar lag
het-