Louis de Vries dood van IN MEMORIAM LOUIS DE VRIES Bij den w I i De Mensch en deTooneelspeler I I KJ II f I i I het dramatische Een groot karakterspeler Een stem uit de doofstommen- wereld LETTERKUNDIG BIJBLAD VAN DE HAAGSCHE COURANT VAN WOENSDAG 13 MAART 1940'. De romanticus van Ir Nadat er sedert kort eenige verbetering was gekomen in den gezondheidstoestand van Louis de Vries, die de laatste jaren te wenschen had gelaten, een verbetering die van dien aard gedacht werd, dat men reeds hier en daar plannen durfde rrlaken voor de viering van zijn veertigjarig tooneeljubileum in het aanstaande winter seizoen, kwam Zondag plotseling uit Nice, waar hij voor herstel vertoefde, het bericht van zijn dood. Een groot kunstenaar en een trouw, goedhartig mensch werd uit ons midden weggenomen. Iedereen kende hem, van de plan ken, van het podium, uit de courant of uit het leven, want hij hield ervan met menschen, die hij op z’n weg ont moette, een praatje te maken. Met hart en ziel heeft hij het tooneel in een lang en moeilijk leven gediend. z?Lnt geheW' i h hij Als Napoleon in „Madame Sans Gene". Vries, rust JOHAN Als de Bode in Vondel’s „Gysbrecht van Aemstel". Judas modemen clown, begrijpend kon. Abraham Sender Lehmann, eenderorj. roerendste creaties onder de rond rollen die Louis de Vries heeft vertolkt van de slijperij, de vrienden van hef tooneel nog eens naar vader De Vries gegaan, naar den vader die om dien tijd al grootvader was. Want Louis dj Vries was getrouwd en had kinderen,, De Tooneelschool had niet vaak let. lingen, die trouw de lessen volgden ook al waren ze echtgenoot en vader. Een jaar lang werkte hij met schier bovenmenschelijke inspanning aan de Tooneelschooltoen kreeg hij zijn eer. ste engagement bij het gezelschap vaj den Tivoli-Schouwburg te Rotterdam. Als Hendrik de Vierde, een volmaakte Pirandello-schepping, vierde hij vele triomfen. Louis de Vries in „Judas-lsh-Karioth" van prof. J. Walch. trad» ma»» zij» D» i d» va» ïtijd hêt met i»' van hi» deern0»® der all^ begrijpende liefde. Een mensch^ het leven mensch is met de tr om kunstenaar te kunnen zü® tooneel. Daarin lag loopende genres, terwijl hij verkracht zijner sterke i- en mensch van alle tijden, JucUhr,. II En evenwel was het denkbeeld van bewuste imitatie hem verre. Het ging hem eenvoudig zooals het allen begin nenden kunstenaars gaat, die van-zelf zich laten gaan in de richting van een voorbeeld, dat voor hen de meest ver rukkende manifestatie der kunst be ne oordeel. Maar dat moet op de Too neelschool gebeuren De oude heer De Vries beslist an ders. Hij, de doof-stomme, heeft van ’t tooneel nooit ten volle kunnen genie ten en wat je hóórt over het tooneel, dat wil dan zeggen, wat hem door de vingertaal der oude trouwe vrienden van zijn huis werd uitgedrukt, dat was nooit veel bijzonders. Louis blijft op de fabriek, luidt het vaderlijk bevel. Louis moppert niet, hij vindt het al lang goed. Hij komt vooruit, hij ver dient en goeden boterham en er blijft genoeg geld over om naar decomedie te gaan Bovendien, hij spéélt, soms twee avonden in één week. Zijn debuut ,,De man met het ijzeren Masker” was phenomenaal. Op het dilettanten-too- neel werd hij een ster. Louis Bouwmeester kwam eens kij ken naar dien tooneelspelenden dia- .mantslijperToen zijn de vrienden der bloeiperioden van het romantische tooneel mee te maken en aan hetgeen hij in dien tijd creëerde, denkt men nu nóg, al staat men tegenover de ro mantiek altijd nog een tikje arg wanend, met eerbied en bewondering terug. Glansrollen van Louis de Vries? De tooneelvriend noemt er direct een lange reeks. De ouderen herinneren „An- 4- Hij heeft ’t tooneel gediend in schier tal loos vele stukken, die als meesterwer ken leven blijven, niet in stukken, die nauwelijks één seizoen op het repertoire blijven en waarover men het volgende jaar geen sterveling meer spreken hoort. Louis de Vries was een goed, een braaf, trouwhartig mensch. Het is hem in het leven lang niet altijd meegeloopen en over zijn expressieven kop zijn heel wat stormen heengetrokken. Ze hebben hem niet gedeerd; hij wist zich in het bezit van iets, wat niemand schenden kon. Hij was, met het gaan der jaren, niet een verbitterd mensch geworden, ofschoon de omstandigheden, waaronder hij werken moest, hem vaak deerlijk dwars hebben gezeten. Hij werkte zich boven elke moeilijkheid uit, niet heftig, maar gelijkmatig, in vast vertrouwen. Hij was niet met een groote dosis schoolgeleerdheid de wereld der open baarheid binnengekomen, maar met de macht zijner intuïtie heeft hij wonde ren verricht. Hij was een scherp opmer ker in het dagelijksch levert; hij stelde niet door middel van een logischen ge dachtenschakel de feiten vast, hij voelde ze aan, bij intuïtie. Hij bestudeerde de menschen niet, hij doorzag ze en psycho logisch tastte hij zelden mis. Bij zijn tooneelcreaties is deze macht van zijn intuïtie van onschatbare waarde geble ken. De Vries zou, gelooven we, niet precies hebben kunnen beredeneeren, waaróm hij een rol speelde, zooals hij haar speelde en niet anders. Cerebraal waren z’n creaties nooit; hij heeft ze met het hart gegrepen en met de oerkracht van zijn speeltalent bracht hij ze op de planken. Hij was een gemoedsmensch, een ge- voelsmensch en zijn sterk ontwikkeld gevoelsleven kende de beperkingen niet van „scholen” en genres. Hij heeft met even groot succes in romantische, natu ralistische en symbolische stukken ge speeld; men heeft wel eens gemeend, dat min of meer pathetische rollen voor hem de beste waren. Wat een dwaling! Hij heeft van de rol van het kleermakerij e in Shaw’s „Androcles en de Leeuw”, een stuk, dat niemand een „gevoelig stuk” zal noemen, integendeel, een moei lijk verstandsstuk van de eerste orde, een onvergefelijke en onverbeterlijke creatie gegeven en de macht, welke hem hiertoe in staat stelde, had hij toch niet aan bronnen van geest en verstand ont leend. Eigenlijk zou men zijn gansche tooneelloopbaan één schoone openbaring kunnen noemen van de wondere macht der intuïtie. Want een beredeneerde ver klaring op zielkundige gronden zou men de Vries niet moeten vragen. Hij zou u vriendelijk aangekeken hebben en ge zegd hebben: Ach, dat voél ik zoo. Of hij Uriel Acosta, Sender Lehmann, Sero in „De Schoone Slaapster”, Voer man Henschel of Androcles, Pancras Duif of Simson of Judas-Ish Karioth speelde, dan mankeerde aan zijn creatie geen haar, maar literair-psychologisch zou hij zijn rol niet hebben kunnen ont leden. Hij boeide niet door wijsheid en vernuft, hij ontroerde door ziel en temperament. Men krijgt wel eens den indruk, dat de officieele heeren-van-de- kunst uit dien tijd hem dat kwalijk hebben genomen. Niet waar, een ge- voelsmensch, een gemoedsmensch in de zen tijd wordt niet voor vól aangezien! Als het verstand oppermachtig heerscht, komt de gevoelsmensch in een hoekje te staan. Zoo is het ook Louis de Vries ver gaan. Toen is een kentering ingetreden. Het publiek gaf meer en meer blijk, dat het niet buiten het hoogdramatisch ka- rakterspel kón. Het werd beu van het wèloverwogen, scherpzinnig-uitgeplozen, nauwkeurig in lijn en kleur bestudeerde spel, waaraan ziel in den regel ontbrak, om van temperament maar te zwijgen. Ik kom wel weer aan het werk, zei de Vries in die dagen, ik wacht m’n tijd af. En die zal komen. Louis de Vries heeft twee tournée’s door Nederl.-Oost-Indië gemaakt, in 1914’15 en in 1915’16 en twee jaar geleden fourneerde hij in West-Indië. Zijn succes is overal zeer groot geweest. De Vries had onverdeeld de sympathie van het Indische publiek, dat, toen het in Holland al geen „bon ton” meer was voor de spontane daad op gevoelvolle wijze z’n bewondering te uiten, op hartelijke wijze van zijn waar deer ing voor de Vries’ werk blijken gaf. Zijn groote creaties kregen in Indië de volle maat der waardeering, waarop ze recht hadden en, buiten de artistieke appreciatie om, had men .ook eerbied voor de wijze, waarop hij als tooneel- directeur zijn gezelschap leidde en het werk organiseerde. i menschelijkheid in zat, kon luj I aan, onverschillig van welken tijd, Welk een mooi besteed tooneelleved rijk aan successen! En waar al niet! h Holland, in Indië, in Afrika. Wat heeft hij eep energie ontwikkeld op zijn vent zwerftochten alsof er geen reis-v® moeienissen bestonden, zie, die bew® derenswaardige kracht van handelt, moest toch wel blijvend gevoed worde, door die onuitputtelijke bron van liefct in hem voor de kunst van het tooneel Hij heeft het zich-zelf nooit gemat kelijk gemaakt; op een eere-avond voor hem speelde hij bij voorkeur zijn moei lijkste rol. In 1907 was voor hem een eere-avond in Amsterdam georganiseerd en hij had er de zware rol, maar een prachtige speelrol voor gekozen, van Jacob Biegler in Sudermann’s Stein unter Steinen. In dien tijd hadden zijn rollen in Voerman Henschel, in Het Juk, in De Leeuw en de Muis, in Recht op Liefde, in Schakels niet te vergeten, hem reeds groote successen gebracht en later, toen het tooneel zoogezegd ver nieuwd werd, toen Royaards en Ver- kade hun reorganisatiewerk begonnen, toonde de Vries aan de jonge intellec- tueele kunstenaars dat hij evengoed een modern psychologisch-gecompliceerde Bij zijn laatste tournée naar West-Indië zond hij ons brieven en in formeerde steeds naar den toestand onzer ver eeniging. Een groot vriend der doofstom men is van ons heenge gaan. Zijn nagedachte nis zal bij ons steeds in hoog aanzien worden gehouden. Louis de zacht die i» wellicht b Steen zijn groote successen in too- J aie intu»11 den 'ade^ reikte ons de tijding van Louis de Vries’ dood. Geboren tooneelspeler als hij was, wist hij met ons om te gaan. Hij was onze taal, de gebaren taal, volkomen machtig, daar hij uit een doof stomme familie is ge sproten. Zijn ouders, zijn broer en zusters zijn allen doofstom. Een hoogere macht heeft Louis de Vries bestemd tot roem. En hij wist dezen roem te dragen met alle vormen van nederigheid. Men kan Louis de Vries vergelijken met den be kenden filmspeler Lon Chaney, die ook uit een doofstommenfamilie stamt. Hij had zich toen reeds vrij gemaakt van den invloed van Louis Bouwmees ter, hij gaf zich in de volle kracht van zijn sterke persoonlijkheid. Hij maakte zich vele vrienden in Indië, men houdt daar, onder de tropenzon, van eenvou dige, zuiver-voelende, bescheiden en stérke menschen. Zijn kunstopvattingen stamden op gezonden bodem, zijn kunst idealen waren niet gecompliceerd. Hij behoorde allerminst tot de pose-artisten van de zwoele milieux, welke in dien tijd in Holland voor een oogenblik vat op een deel niet het beste deel van ons publiek kregen. Men waardeerde dat dubbel in Indië, waar men vaak, juist op het gebied der ‘kunstuitingen, zooveel gezondere opvattingen huldigt. Zijn voorstellingen waren druk bezocht, hij speelde er ook bij voorkeur Bern stein, de Familie Lehmann ging er ver scheidene malen, van Ju^as Ish Karioth bracht hij openluchtvoorstellingen, die artistiek op hoog peil stonden. Waar hij speelde, was hij een graag geziene gast bij de beste families; zijn streven had de belangstelling van den Landvoogd en den moreelen steun van leden van den Raad van Indië. Men kan gerust zeggen, dat na hem in Indië géén tooneeldirec- teur, zoozeer de algemeene achting en waardeering heeft genoten als Louis de Vries. Die eerlijke, open figuur, dien hartelijken, rond-Hollandschen kerel met hart en temperament, die niet van geniepiger, achterklap hield, kwam men tegemoet met toegestoken hand. Zijn 1214-jarig jubileum vierde Louis de Vries bij het „Nederlandsch” kort voor zijn vertrek naar Indië. Hij jubi leerde toen in de kleermakersrol in Shaw’s „Androkles en de Leeuw”. Zoo als hij dat er af bracht, schreef Walch destijds, dat heeft velen verrast. De sterke speelrollen van Bernstein von den ten onzent nooit beter vertolking, dat wist men wel, maar dat hij ook een machtig acteur zich zou toonen in een zinrijk en clownesk stuk als drokles”, dat wist men toén nog niet. Er waren er, die Louis de Vries na Bouwmeester eenvoudig niet anders wilden zien dan als „Louis de Tweede”, maar men diende toch eens te begrij pen, dat Louis de Vries met zijn oer- krachtig speeltalent, ontvankelijk was gebleken voor de moderne gevoelens en gedachten. Dat ook het tooneel van het heden, voor zoover het waarachtige kunst is, in Louis de Vries een niet ge noeg te waardeeren kracht bezat. Ze ker, hij is begonnen als een volgeling van Louis Bouwmeester. Een volgeling door dik en dun. Wat die andere Louis deed, dat dronk hij in met zoo diepe innige bewondering, hij nam het zoo in zich op als het ideaal van tooneel- speelkunst, dat zijn spel aanvankelijk den indruk maakte van een copie. In alles, zelfs in zijn gebreken was hij een Louis de Tweede Zijn tweede engagement vond Louis de Vries bij van Lier, zijn derde bij het Haarlemsch Tooneel onder wijlen den grooten Louis. In den schouwburg van van Lier en bij Bouwmeester heef; hij leerjaren doorgemaakt, die tot de onvergetelijke jaren van zijn leven be- hooren. Hij praatte altijd dankbaar over hetgeen hij in dien tijd had kunnen „opsteken”. Toen Bouwmeester naar Indië ging, zette hij nog met eenige andere acteurs de zaak voort als „Am- sterdamsch Tooneelgezelschap”, maat kort daarop vinden we hem terug bij de gebroeders van Lier. Er breekt een I tijdvak aan van groote triomfen, hetl is de tijd van zijn groote creaties, die' hem bij het publiek bekend en geliefd I maakten, de veelzijdigheid van zijnras talent, de wond’re macht zijner fijï intuïtie stellen hem in staat groot wei. te doen in het romantische én in het klassieke genre. zich nog heel goed de rol waarin de Vries debuteerde, bij ’t gezelschap van Jan Mulder, in den Tivoli-schouwburg in Rotterdam. Dat was in de rol van den hertog van Alva in Sardou’s „Patrie”. Kort daarop speelde hij reeds de rebbe in „Vriend Frits”. Dan volgen zijn creaties in „Uriël Acosta”, „Fedora”, „Marguérite Gauthier”, psychologisch-gecompliceerde rol kon spelen dan een rol van het dra- ken-repertoire. Als er maar zuivere hij élke rol I vMvciövuHiig van wtincu 'zijn „Despoot”, bij zijn 30-jarig juH-| leum gespeeld, was er een nieuw be-’ wijs van. De veelzijdigheid van zijn t*- lent verbond hem met twee generaties- Hij speelde in den volksschouwburg even groot talent Rose Kate als in den Stadsschouwburg op het Leidsche Pie® I Bernard Shaw’s Androcles en de Leeu» en Hijdie de klappen krijgt. speelde met zuivere intuïtie en innig I menschelijkheid en voldeed aan »e i zwaarste opgaven in het lyrisch-roina^ I tische en in het moderne genre. I figuur stond allerminst buiten het i zen van dezen tijd. Hij was de groo- vertegenwoordiger van machtige ties in ons nationaal tooneel-leven, voor den modernen mensch was kunst van even groote beteekenw. macht van zijn talent ging boven vormwisselingen uit en de kuns welke periode ook werd toch a zuiverst door hen gediend, die nige menschelijkheid creëeren nen-uit, die de deernis en den kennen en de schoone extase Het bestuur van de Al gemeene Kederlandsche doofstommenvereeni- ging „Guyot” schrijft ons: Louis de Vries is over leden. Deze tijding trof ons met groote ontroe ring. Louis de Vries was onze groote vriend en beschermer, zooals er maar weinigen zijn, die zich het lot der doofstommen hebben aangetrokken. Geen wonder dus, dat zijn verscheiden voor ons een gevoelig verlies be- teekent. De Algemeene Neder- landsche doofstommen- vereeniging „Guyot” ge noot zijn bijzondere be scherming. Ondanks zijn drukke werkzaamheden had hij steeds belang stelling in ons werk. In de jaren, toen de ver- eeniging nog in de kin derschoenen stond, hielp hij daadwerkelijk mede de vereeniging op nog hechter basis te vesti gen. Dat dit Louis de Vries gelukt is, bewijst zeker wel het feit, dat deze vereeniging ver leden jaar onder groote belangstelling zijn 55- teekent; dichters en schilders doen evenzoo. Doch bij het groeien en be wust worden der persoonlijkheid valt dan geleidelijk wel af al wat oneigen is. Dit is ook bij Louis de Vries zoo ge gaan en zoo hij, toch niet ten on rechte, de opvolger van Bouwmeester mocht worden genoemd, dan was dat omdat er in hem deels dezelfde eigen schappen waren bijvoorbeeld heroï sche kracht, de macht om een tooneel waarvan hij onmiddellijk het mid delpunt wordt te beheerschen en te vullen het gróót-menschelijke ook van zijn persoonlijkheid Ja, inderdaad, het wezenlijke in Louis de Vries was zijn vermogen „de menschelijkheid der tragisch-ver- worpenen te beelden”. Zijn Lehmann was een schitterende creatie waarvan men telkens opnieuw onder den in druk kwam. Louis de Vries had het voorrecht een jarig bestaan vierde. Verscheidene functies bekleedde hij in onze vereeniging, eerst als secretaris, later als ad viseur. Bij het 50-jarig bestaan der vereeniging hield Louis de Vries de feest rede (zoowel voor hoo renden als voor doof stommen) in de aula van het Koloniaal Insti tuut en presideerde de feestvergadering. De grootste daad in zijn leven heeft hij verricht door voor ons bij het gemeentebestuur het verzoek te richten om de doofstommen te hel pen aan eigen vereeni- gingslokalen. Dit is hem tezamen met anderen gelukt. En juist op den dag, waarop de doof stommen in een gezel lige bijeenkomst waren ter viering van het vijf jarig bestaan van ons vereenigingsgebouw be- „Frou Frou”, „Tosca", „Haar thuis”, „Medea”, „Silvia Silombra”, „Simson”, „De Dief’, „Israël”, „Oedipus”, „Ham let”, „De Schoone Slaapster”, „De fa milie Lehmann”, „De Wandelende Jood”, „Pancras Duif”, „Androcles”, „De Koopman van Venetië”, „De Rech ter van Zalomea”. „De Kroeg”, „Hij, die de klappen krijgt”, „Narciss” en- zoovoort, enzoovoort. We noemen maar op, al naar gelang ze ons invallen. De reeks is gemakkelijk uit te breiden. In 1901 wij releveerden het reeds debuteerde De Vries, in Rotterdam, als de Hertog van Alva in Patrie. Maar ook vóór zijn debuut op het tooneel speelde hij al en hij was als jongen altijd trouw overal waar too neel gespeeld werd en waar hij komen kon. Dat laatste was niet altijd het ge makkelijkste van zijn „voorstudies”. Als één uit een gezin van zeven, zijn ouders waren doofstom zat de kleine Louis niet altijd dik in z’n weekgeld en entrée’s konden er maar zelden van af. Toen hij de lagere school had afgeloopen, kwam hij al spoedig op een diamantslijperij, maar zoo groot waren de verdiensten ook daar niet, dan dat hij zich de weelde van eenige betaalde schouwburgplaat sen per week kon veroorlooven. Zoo gingen er in zijn jongensjaren wel eens weken en maanden voorbij waar in hij van het tooneel niets anders zag als de kleurige affiches op de gemeen telijke aanplakborden. Het lot is hem al vroeg gunstig. Op een keer vindt hij op straat een en- trée-biljet voor een liefdadigheidsvoor stelling van „Marguerite Gauthier”. Hij is met dat entrée-kaartje „de we reld van de kunst” binnengekomen. Als men hem op de fabriek overtuigd heeft, dat het gevonden kaartje nog geldig is, gaat hij, arm jongetje, dat zich de wereld te rijk voelt, naar de liefdadigheidsvoorstelling. Wat hij daar ziet op dien avond, ziet hij nog maan den daarna. De knechten op de slij perij staan paf: dat jongetje laat ons zien wat hij gezien heeft, zeggen ze be- wondereifd. Op den dag dat een onbe kende een entrée-biljet verloor, vond het Nederlandsch tooneel een zijner grootste spelersin den dop. Men had schik in zijn geestdrift voor de planken, de knechts, zelf dol op „de comedie” stelden hem in de gelegen heid nog eens een keertje weer te gaan. Als de kleine Louis ’s avonds naar den schouwburg ging, speelde hij den volgenden dag het stuk voor hen, voor de knechts, op het plaatsje, in het schaftuur. Wat een actie, zeiden ze onder elkaar enen hij bezit be paald een lyrisch geluid Een heer lijke, gave, lyrische stem heeft De Vries altijd behouden. Een stem die ontroerend week en schoon-beheerscht van kracht kon zijn, ontwikkeld in alle registers. De kleine Louis wordt een figuur op de diamantslijperij. De kostbare ruwe steen van zijn talent wordt er in de hand genomen, bekeken, beschouwd van allen kant De moeite van het slijpen ten volle waard^is het algemee- ■asy..*».;''

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 16