TOEVOEGING
KUNST EN LETTEREN
door W. C. SICKESZ
I PESCATORI DI PERLE
LIEDERENAVOND
HAAGSCHE COURANT VAN MAANDAG 18 MAART 1940.
TWEEDE BLAD, PAGINA 3.
Bij de Opéra Italiana
(SCHRIJVER VAN „QUO VADIS?”)
PATROON:
WAAROM DE GRENS OVER
DE GEHEELE LINIE NIET
HOOGER GESTELD?
WA T MEN AANNEEMT ALS
TOT DE KOSTPRIJSBERE
KENING TE BEHOOREN
BOEKHOUDER:
BOEKHOUDER:
h) Vaste lasten.
Dte huldiging van Luigi Fort. Een lauwerkrans en een schilderij
werden den zanger aangeboden. Links de heer van Dorth, president-
commissaris van de Italiaansche Opera.
PATROON
Reginald Bourlier en
André Rodenhuis
wij
nog.
Luigi Fort jubileert.
CS
CONCURREEREN EN
KOSTPRIJSBEREKENING
ieder
een
Alles de schuld van die dwaze en
moordende concurrentie, die weer
het gevolg is van overproductie, of
beter gezegd van onderconsumptie.
Veelal wordt er zelfs in het geheel
niet gerekend, doch slechts „zaken
gedaan”, om toch maar omzet te heb
ben. Daar waar wel gerekend wordt,
gaat men in tijden van moordende con-
je concurrent mee te sleepen, en daar
mede het geheele economische leven
te ontwrichten.
met
in
sleurd, dan zou hij voortaan tenminste
weten, dat zijn machines-installatie
regelmatig up-to-date kan blijven en
dus door die dwaze concurrentie niet
getroffen wordt.
van
tal
hoofd speelde, werd in deze hulde betrok
ken. In Debussy’s „La Mer est plus belle”
scheen het“ contact tusschen beide kunste
naars evert zoek.
schrijven doen we alleen, zoodra er
voldoende overblijft om te kunnen
afschrijven zoo luidt althans de
redeneering.
Concurreeren ik bedoel het soort
moordende concurrentie, dat wij in
tijden van malaise kennen wil dus
zeggen„in het gunstigste geval reke
ning houden met alleen die factoren
der kostprijsberekening, die we zelf
moeten betalen, met gelden dus die
uit onze kas verdwijnen, maar verder
n i e t.”
Gezien nu het feit, dat handel drij
ven in zulke perioden gelijk gezegd
beteekent„den prijs noteeren, die
ook je concurrent noteert”, sleep dus
de e e n e slechte rekenaar den ande
ren, die heelemaal niet rekent, mee,
en daaruit ontstaan die slechte balans
en dus verliescijfers.
Nu zijn wij allemaal vooral wij
Nederlanders groote voorstanders
van onze vrijheidals men daaraan
maar niet torntmaar dat beteekent
dus ook de vrijheid om je eigen zaak
naar den drommel te helpen plus
Weer een slecht jaar, mijnheer,
zelfs de afschrijvingen zijn weer niet
verdiend!
een
HoL
De winst- en verliesrekening toont wederom
wettelijk vastgestelde afschrijvingen,
zeer fraai batig saldo, vanzelfsprekend na aftrek der
Nogmaals: vrije concurrentie goed
doch laat men de factoren, die bere
kend moeten worden, omdat ze be
taald (gestort in een fonds) moeten
worden, aanvullen met de jaarlijksche
afschrijvingen. De vrijheid der onder
nemers, om dies-ondanks met geld te
blijven smijten, blijft toch ook dan
bestaan, alleen de „gemeenschap” zal
er dan minder schade van ondervin
den. Onze economische organisatie zal
er solider en dus krachtiger door blij
ven, en wordt de goedwil'ende onder
nemer op het verkeerde pad meege-
currentie dikwijls als volgt te werk.
Berekend wordt alles, wat men zelf
ook moét betalen, als
a) Grondstoffen.
b) Verpakkingsmateriaal.
c) Arbeidsloon.
d) Sociale lasten.
e) Brandstof, water electriciteit.
f) Vrachten.
g) Vastgestelde verkoopkosten.
met
nog
zal
Opera
Toch handhaaf ik mijn meening, dat
dat de weg is om tot een goede gp-
lossing van alle bestaande moeilijk
heden te komen en dus tot een spoe-
digen en duurzamen vrede.
Als nu concurreeren in slechte
tijden beteekent: gaan tot de grens
van datgene, wat betaald moet en dus
berekend moet worden, waarom die
grens dan niet over de geheele linie
hooger te stellen door het opnemen
der „afschrijvingen” in den kostprijs
verplicht te stellen, terwijl er wellicht
ook een tijd zal komen, dat men even
eens er het nut van zal gaan inzien,
KUNSTENAARSCENTRUM VOOR
GEESTELIJKE WEERBAARHEID.
Zaterdagmiddag kwam te Amsterdam
het kunstenaarscentrum voor geestelijke
weerbaarheid in jaarvergadering bijeen.
De voorzitter, dr. G. Stuiveling, her
dacht in zijn openingswoord het overleden
bestuurslid, ir. J. van Loghem en consta
teerde, dat, ondanks de moeilijke tijdsom
standigheden, het centrum zich volkomen
handhaaft.
De secretaris van het organisatie-bureau
bracht het jaarverslag uit, waaruit een
stijging van het ledental gedurende 1939
bleek. De financieele toestand is verbeterd.
Het tekort van het begin van het vereeni-
gingsjaar is gewijzigd in een batig saldo.
Nadat décharge was verleend is een
statuut aangenomen. De grondslag van het
centrum luidt dientengevolge er bestaat
een kunstenaarscentrum voor geestelijke
weerbaarheid, verder genoemd het cen
trum, dat zich ten doel stelt de krachten
gezamelijk en persoonlijk in te zetten
tegen het geloof, dat het geweld een toe
laatbare methode zou zijn bij de beslech
ting van geschillen.
Het centrum is ervan overtuigd, dat het
geweld de waarden en voorwaarden der
beschaving aantast en in toenemende mate
het bestaan dezer beschaving bedreigt.
Het centrum wenscht het cultureele ver
antwoordelijkheidsgevoel en de saamhoo-
righeid der kunstenaars te bevorderen. Be
sloten werd tot de uitgave van een reeks
van acht „Geschriften voor geestelijke
weerbaarheid”. Aan deze reeks werken
o.a. mede mevrouw Henriëtte Roland
Holst, Gerard Walschap, Bertus van Lier,
Willy Haak, Otto van Tusschenbroek.
Tot leden van het besturend comité wer
den benoemd dr. G. Stuiveling, voorzitter.
Jan H. de Groot. A. Viruly. Frans Huys-
mans, Jelle Troelstra, Albert van Raalte,
Paul Huf, Jan Musch, Jan Wils.
Het organisatiebureau wordt gevormd
door de heeren J. Pront, D. van der Zee
en L. J. A. van Dijk, secretaris. Den afge
treden secretaris, den heer R. F. van Heus
den, werd bij monde van den heer Troel
stra veel dank gebracht.
In samenwerking met den pianist A n-
dré Rodenhuis heeft de baritonzanger
Reginald Bourlier een liederen
avond in de zaal Diligentia gegeven.
Zijn programma bestond uit een twin
tigtal liederen van Fransche en Belgische
componisten. Fauré, Debussy, de Guide
en de Bourguignon, ziedaar hun namen.
Met de vertolking hiervan heeft de zan
ger nogal gemengde indrukken gewekt.
Bourlier beschikt over een sympathiek
klinkende lyrische bariton, waarvan het
timbre in het medium en in mezzoforte
gebruikt klankcharme bezit. In hoogere
ligging verliest het orgaan spoedig aan
glans en timbre-schoonheid en vindt het
Hieronder volgt een beschouwing,
gewijd aan het kostprijsberekenings-
en concurrentie-vraagstuk, bezien in
tijden van crisis, zooals die achter ons
liggen, en wellicht na beëindiging van
dezen oorlog weer te wachten zijn.
Nooit wordt er slechter en slordiger
gerekend, dan juist in tijden van ma
laise en crisis, dus als ten gevolge van
overproductie (onder-consumptie) een
moordende concurrentie-strijd gevoerd
wordt tusschen al die ondernemingen,
die een tekort aan afzet hebben, en
dientengevolge eveneens een tekort
aan voortbrengingsmogelijkheid. Er
moet dus omzet gecreëerd worden, en
als die er dan niet langs normalen weg
komt, dan tracht men dezen maar te
forceeren.
Dit forceeren probeert iedere onder
nemer'op zijn beurt te doen, doch dit
kan het gebruik of de consumptie
slechts dan stimuleeren, als zulks op
de juiste wijze geschiedt.
Hoe vindt nu dat forceeren van den
omzet plaats
De aangewezen weg zou zijn het
lanceeren van nieuwe, zoo mogelijk
„betere”, artikelen, of een goed ge
organiseerde reclamecampagne, waar
bij men moet bedenken, dat de „cost”
veelal voor de „baet” uitgaat, althans
als de financiën zulks toelaten. Doch
vele ondernemers volgen deze wegen
niet. Zij kennen doorgaans slechts één
methode, namelijk die van „concur
reeren”, dus „de prijzen omlaag”.
Dat dit prijsver lagen gewoonlijk, niet
plaats vindt na deugdelijke bestudee-
ring der kostprijsberekening, wordt
jammer genoeg maar al te zeer aan
getoond door de talrijke balansen, die
in zulke perioden verliezen aantoonen.
Een algemeen voorkomend verschijn
sel in tijden van malaise is dan ook de
balans, welke geen winst aantoont,
doch ook de balans, waaruit blijkt,
dat er niet voldoende winst gemaakt is
om te kunnen afschrijven.
Lezer, let op die vet gedrukte woor
den, want die zal ik nader toelichten.
De ondernemer gaat in tijden van
malaise veelal van dezen gedachten
gang uit„Mijn kosten gaan toch door,
dus ik moet „omzet” hebben, of, zoo
als hij dat noemt„voedsel voor zijn
machines”.
Als verkoopprijs wordt in zulke
tijden maar al te dikwijls genomen
i,de prijs, waarvoor zijn concurrenten
verkoopen, want daar kan hij naar
hij meent niet boven gaan”.
Of die concurrent nu al of niet
rekening met den „kostprijs van zijn
product” gehouden heeft, of wellicht
zelfs geheel foutief heeft gerekend,
doet niets ter zake, ook niet dat juist
met die verschillende factoren, die de
kostprijsberekening uitmaken, zeer in
het bijzonder de factor „algemeene
bedrijfskosten” (vaste lasten) dikwijls
de kromste sprongen gemaakt worden.
Dat op de hier beschreven wijze
reeds een groote en goede stap ge
nomen zou zijn in de richting van het
uitbannen van ongewenschte toestan
den in den handel, en het bedrijfs
leven, zal hier wel duidelijk gebleken
zijn.
om ook een vaste bedrijfswinst in de
calculatie verplicht te stellen.
Als dat voor alle ondernemingen
geldt, dan maakt het toch immers niets
uit, dan behoudt een ieder toch zijn
vrijheid om te concurreeren, echter
op een iets hooger niveau.
Hoe dat te bereiken zou zijn? Wel,
wat de afschrijvingen betreft, op de
manier, die door mij voorgesteld is in
mijn „Quo Vadis?”-plannen, n.l. door
wettelijk verplichte afschrijving. Ziet
de ondernemer geen kans om de af-
schrijvingsgelden zelf jaarlijks te
reserveeren en terzijde te leggen, tot
het oogenblik, dat hij zijn machines
of gebouwen zal moeten vernieuwen,
welnu, laat men deze dan jaarlijks in
een fonds doen storten.
Wat de verplichte winst betreft, laat
ik daarop nog niet verder ingaan. Dit
onderdeel gaat buiten de „Quo
Vadis?’’-plannen om en zal bij toepas
sing daarvan vermoedelijk niet eens
noodig zijn. Het wordt door mij voor
het oogenblik slechts als theoretische
wenschelijkheid naar voren gebracht,
Past men dan te zelfder tijd plan
A van „Quo Vadis toe, dan weten
we tenminste, dat dat verplichte
vernieuwen der fabrieksgebouwen en
machines op tijd geschiedt, werk zal ,frnrnrpi TWTZN T«WT
geven voor de werkloozen en wel- yl HllH||MMl'llyfl k |\1
vaart zal brengen in de maatschap- AtIBjIZ 141Z 141414*41411
pij, waardoor bovendien ieder mo
tief tot overdreven concurrentie komt
te vervallen.
slot van de eerste acte betrad de heer
van Dorth als vertegenwoordiger van
het bestuur der Opera Italiana het too-
neel, waar hij te midden van solisten en
koristen den jubilaris toesprak. Spreker
bracht de entrée van Luigi Fort bij
het gezelschap der Opera Italiana, nu tien
jaar geleden als piepjonge tenor in her
innering. Dat is een zanger met een stem,
waarvan groote verwachtingen mogen
worden gekoesterd, zoo werd algemeen
n# zijn eerste optreden gezegd. Die ver
wachtingen aldus spreker hebt n
geheel in vervulling doen gaan. Een
schare van vrienden en belangstellenden
hebt gij om u heen verzameld, zooals
weinig anderen. Ook uit hun naam over
handigde spreker den jubileerenden zan-
Uit hetgeen hier geschreven staat
blijkt dus wel, hoe nuttig het in vele
gevallen zou zijn, indien gelijk
met de „Quo Vadis ?”-plannen, zeer
in het bijzonder plan A, beoogd
wordt door een wettelijk voorge
schreven afschrijvingsstelsel de on
dernemer genoodzaakt zou worden,
alle afschrijvingen niet langer uit de
winst te bestrijden, indien deze
gemaakt wordt, doch de af
schrijving als een onmisbaren factor
der kostprijsberekening te beschou
wen. Door zulk een wettelijke bepa
ling zou hij tegen zijn eigen onver
standige koopmanspraktijken en
dus practisch gesproken tegen zich
zelf in bescherming genomen wor
den, zoomede zijn goedwillende con
current, die van zulke praktijken ook
de dupe zou dreigen te worden.
bij uitzetting dikwijls niet meer de juiste
resonansverhoudingen
De stem, die naar het ons wil voorko
men, wat haar vorming betreft, niet op
één, grondslag gevend, principe is inge
steld, mist datgene, dat de prestaties van
alle grootmeesters der zangkunst ken
merkt. n’.l. een vaste lijn, een in alle ge
luidssterkten en nuanceeringen nauw slui
tend legato. Bourlier tracht in hoofdzaak
sfeer te wekken door een overmatig ge
bruik van een uitgesponnen mezza voce.
dat door onvoldoenden ademsteun, reeds
bij de aanvangshoogte klankloos en vlak
begint te worden en dat meermalen ont
aardt in een soort van overgeslagen dun
fausset dat in den kunstzang, behalve voor
komische doeleinden, dient te worden ver
meden. Zuiverheidsafwijkingen blijven bij
deze manier van zingen niet uit. De eigen
lijke tusschenschakeerlngen hoort men in
deze stem te weinig.
Wat het artistieke gedeelte van zijn ver
tolkingen betreft, dit was vol van voor
treffelijke intenties. De uit het lyrische
oeuvre van Fauré en Debussy gekozen lie
deren bleken zijn op zuiver Latijnsche
kunst ingesteld talent, zeer goed te liggen
en hij slaagde er, ondanks vocale tekort
komingen, meermalen in sfeer en stem
ming in de zaal te wekken, al kan niet
worden ontkend, dat in de goed bedoelde
voordracht nog steeds een min of meer
uiterlijk element domineert, dat een al-
geheele overgave, een volkomen psycholo
gisch zich vereenzelvigen met de dieper
liggende geestelijke waarden, datgene
wat volgens Mahler achter de noten staat
bemoeilijkt. Gaarne constateeren wij
echter, sinds vroeger optreden hier ter
stede in dit opzicht aanmerkelijken voor
uitgang.
Vooral na de pauze was er veel in des
zangers weergave van een zestal Debussy’s
en vijf aantrekkelijke liederen van de
Guide en de Bourguignon, dat sterk in de
goede richting wees.
Bourlier had een doorslaand succes bij
een publiek, dat in de zaal slechts weinig
plaatsen onbezet had gelaten en welks
geestdriftig applaus den zanger een paar
toegiften afdwong, waarvan wij Danse Ma
cabre van Saint Saëns en een Sérénade
melancholique van Rhené Baton noteerden.
Een schat van bloemen werd na afslui
ting der onderscheiden liederengroepen
podiumwaarts gedragen. Ook des zangers
kunstzinnige begeleider, die alles uit het
Zouden de afschrijvingen wel alge
meen in de kostprijsberekening opge
nomen worden, dan zou dit den ver
koopprijs toch slechts op dusdanige
geringe wijze beïnvloeden, dat de al
gemeene kosten van levensonderhoud
daarvan geen merkbaren invloed zou
den ondervinden, zoodat ook uit dien
hoofde een wettelijk voor te schrij
ven en dus verplichte afschrijving
niet achterwege zou behoeven te
blijven.
t De factor h. de „vaste lasten”, daar
mede wordt gelijk reeds gezegd
dikwijls wonderlijk omgesprongen, en
onder het motto „ik moet toch omzet
hebben”, wordt deze veelal geheel of
ten deele verwaarloosd, (neer althans
verwaarloosd dan te verantwoorden is,
met alle nare gevolgen van dien op
de balans.
Doch de factoren
1) Afschrijving.
j) Winst
worden beide maar al te dikwijls ge
heel overboord gegooid, of, beter ge
zegd, daar wordt veelal niet eens meer
mee gerekend.
Men hoeft dit niet te betalen, zoo
luidt de redeneering, en dus wordt het
niet berekend. Trouwens, winst ma
ken we als er wat „overblijft”, en af-
Dan zullen wij van 't jaar niet alleen een mooi
dividend kunnen uitkeeren, doch ook zal het „wel-
standsfonds” der arbeiders weer dusdanig versterkt
kunnen worden, dat zij in den vorm van een „wel-
standsuitkeering" ook dit jaar wederom mede de
vruchten zullen plukken van de welvaart der onder
neming.
De gemeenschap zal van dit alles
waarlijk geen nadeel ondervinden,
want men zal toch zeker nooit kun
nen beweren, dat deze gebaat is bij
een moordende concurrentie als in
de crisisjaren gevoerd werd, als ge
volg waarvan er in vele onder
nemingen in plaats van geld
verdiend, verloren wordt, tal van
bedrijven economisch zeer zwak ko
men te staan en er geen voldoende
dividenden of winsten worden uit
gekeerd. zoodat dus de geldcirculatie
en de koopkracht te gering blijven en
de belastingpenningen onvoldoende
naar de staatskas vloeien.
Zou een dusdanig wettelijk ver
plicht afschrijvingssysteem voorloopig
nog niet internationaal dooi; te voe
ren zijn, dan zou voor die bedrijven,
die in het buitenland te concurreeren
hebben tegen ondernemingen, die
blijkbaar offerte gemaakt zouden
hebben zonder met afschrijving te
rekenen, voor dat deel van hun omzet
een uitzondering gemaakt kunnen
worden. Dit kan even goed georgani
seerd worden als het stelsel van
accijns-reductie bij uitvoer van met
accijns belaste goederen. Doch laat
men goed begrijpen, indien zou blij
ken, gelijk door mij verwacht wordt,
dat de toepassing der „Quo Vadis ?”-
plannen in het algemeen een gunsti-
gen invloed op de bedrijfsresultaten
van die ook voor export werkende
ondernemingen zou uitoefenen, een
stelsel als hierboven genoemd, van
„afschrijvings-reductie” voor export-
leveringen overbodig zou zijn, omdat
het niet juist zou zijn bij de toepas
sing der „Quo Vadis ?"-plannen wel
de groote daaruit voortspruitende
voordeelen, doch niet een klein per
centage nadealen te willen aan
vaarden.
leiden en dat de heer Gino Bianchi
Ros a hem aan den dirigeerlessenaar zou
vervangen. Deze heeft zich hoogst ver
dienstelijk van de hem plotseling opge
legde ongewone taak gekweten en het ge
heel met talent en routine geleid. De
voorstelling kon dan ook een normaal
verloop hebben. De jubilaris had als
altijd zijn hoogtepunten in het in de
eerste acte met den bariton gezongen duo
en de daaropvolgende scène. Het duo
moest wordert herhaald en de aria ont
kwam nauwelijks aan een bis. Aan het
Deze artikelen-serie zal door uit-
stedigheid enkele weken onderbroken
worden. Daarna zal een artikel gepu
bliceerd worden, getiteld „De oplos
sing van het groote economische we
reldprobleem”.
Daarin zullen op voor ieder* begrij
pelijke wijze en toegelicht met eenige
eenvoudige en sprekende voorbeelden,
aangetoond worden de economische
fouten, die in de jaren 19191929 ge
maakt zijn en die geleid hebben tot
de wereldcrisis, welke laatste weer
geculmineerd is in dezen tweeden
wereldoorlog.
Het aantoonen en opsommen dezer
fouten beteekent tezelfdertijd het
aangeven van de middelen, waarmede
het mogelijk zal zijn, een herhaling
van zulk een crisis en haar gevolgen
te voorkomen.
Met nieuwe, nog duidelijker argu
menten, zal daarbij de juistheid der
„Quo Vadis ?”-plannen worden aan
getoond, zoomedf de noodzakelijkheid
om deze in de toekomst toe te passen
als een der voornaamste maatregelen,
die de wereld tot groote welvaart en
duurzamen vrede zullen kunnen
voeren.
Dat een spoedige vrede dringend
noodzakelijk is en ook dat een derge
lijke verbetering spoedig haar in
trede doet, zal een ieder wel meer en
meer duidelijk worden.
De algemeene wereldtoestand wordt
er n.l. niet beter op. Uiterst précair
laat deze zich zelfs op dit oogenblik
in het Noorden aanzien en daaruit
kunnen tal van ernstige gevolgen,
waarvan de grootte en draagwijdte
niet te overzien zijn, voortvloeien.
Mijn waarschuwing, toch vooral
spoedig volle aandacht aan mijn
„Quo Vadis ?”-arbeid te schenken en
met die plannen in handen een
vredespoging te doen, is jammer ge
noeg in de lucht geslagen.
Met twee elkaar snel opvolgende opvoe
ringen van Bizet’s „Parelvisschers” ne
men de Italianen, ditmaal na een zeer
jtort verblijf in de residentie, van ons af
scheid. De eerste van deze voorstellingen
had gisteravond plaats in het Gebouw
voor een zoo goed als uitverkocht huis,
pe tweede volgt hedenavond. Tevens
v'erd op feestelijke wijze het feit her
dacht, dat de hier zoo populair geworden
voortreffelijke lyrische tenor Luigi
fort tien jaar aan het in Nederland
gasteerende gezelschap der Opera
Italiana is verbonden geweest. Begrijpe
lijkerwijze stond hij den geheelen avond
jn het centrum der belangstelling.
Over het werk zelf valt weinig nieuws
te zeggen. Vergelijkingen met ’s compo
nisten meesterwerk Carmen zijn uit den
booze, al hebben hem ook in de Parel
visschers zijn melodische gave, zijn uit
gesproken zin voor orkestraal coloriet,
zijn talent voor het opbouwen van wel
luidende massale ensembles niet in den
steek gelaten. De opvoering wordt ge
dragen door de drie hoofdpersonen op
het tooneel, de priesteres Leila (sopraan)
en het vriendenpaar Nadir en Zurga,
resp. tenor en bariton, wier duo in de
eerste acte beroemd is geworden. Ditmaal
werden deze drie domineerende hoofd
figuren voorgesteld door Diana M i-
celli, den jubilaris en den bariton
gcipione Colombo, die zich hier
onlangs als Marcello in Bohème introdu
ceerde.
Even voor het begin van de eerste acte
trad een „régisseur parlant au public”
naar voren met de mededeeling, dat
maestro de Vecchi tengevolge van
ziekte verhinderd was de voorstelling te
met zijn rijke stemmiddelen inzonderheid
na de pauze als Zurga, opperhoofd der
Parelvisschers, in de z.g. tentscène impo
neerde en dat Carlo Ulivi, die van
Nurabad een waardige figuur maakte, ook
vocaal zeer goed voldeed.
De mooie, melodieuze koren klonken
over het geheel genomen slagvaardig en
beschaafd en het orkest deed als altijd
zijn instrumentale plicht.
Het ballet onder leiding van Yvonne
G e o r g i maakte een aesthetischen in
druk en verhoogde de uiterlijke attractie
van de tooneelen waarin het optrad.
Het publiek was den geheelen avond
in geestdriftstemming.
waaraan ik wil toevoegen, dat ik van
oordeel ben, dat ook dit practisch uit
voerbaar zhl blijken te zijn, indien de
wenschelijkheid der toepassing t.z.t.
mocht blijken.
Doch ook handhaaf ik mijn mee
ning, dat het onverantwoordelijk is
van alle „leiders” dezer wereld, om
dezen oorlog nog één dag langer te
rekken. Waarvoor Waarom strijdt
men Niemand weet hetalthans
niet voor een doel, dat practisch te
bereiken is, zonder opnieuw tot toe
standen te vervallen als die, waarvan
men 20 jaar geleden ook getuige is
geweest. Doch wel beginnen zich met
den dag meer de gevaren te dempn-
streeren, die oorspronkelijk niet te
zien waren, doch waarvoor ik ge
waarschuwd heb. De bolsjewistische
dreiging, een verschuiving van
Duitschland naar eveneens volslagen
staatssocialisme en een schuldenlast
op heel Europa waarvan vermoe
delijk alleen Amerika zal profiteeren,
doch die bij langen duur van den
oorlog consequenties mee zal bren
gen, die voor Europa of althans som
mige Europeesche landen, fataal zul
len worden zijn daar slechts enkele
van. Maar we weten het waar
schuwen wil zeggenaan doovemans
deur kloppen tothet te laat is.
ger een krans. Bloemen en cadeaux, waar
onder des zangers geschilderd portret,
werden van alle kanten aangedragen.
Spreker eindigde zijn toespraak
de hoop uit te spreken, dat Fort
menig seizoen zijn medewerking
geven aan de opvoeringen der
Italiana.
De jubilaris antwoordde
„Dank u allen. Tot weerziens
land.”
Van de opvoering noteeren
dat Diana Micelli vocaal haar beste
momenten had in haar soloscène in de
tweede acte, dat Scipione Colombo
-.-.i. j