TOEVOEGING KUNST EN LETTEREN door W. C. SICKESZ I PESCATORI DI PERLE LIEDERENAVOND HAAGSCHE COURANT VAN MAANDAG 18 MAART 1940. TWEEDE BLAD, PAGINA 3. Bij de Opéra Italiana (SCHRIJVER VAN „QUO VADIS?”) PATROON: WAAROM DE GRENS OVER DE GEHEELE LINIE NIET HOOGER GESTELD? WA T MEN AANNEEMT ALS TOT DE KOSTPRIJSBERE KENING TE BEHOOREN BOEKHOUDER: BOEKHOUDER: h) Vaste lasten. Dte huldiging van Luigi Fort. Een lauwerkrans en een schilderij werden den zanger aangeboden. Links de heer van Dorth, president- commissaris van de Italiaansche Opera. PATROON Reginald Bourlier en André Rodenhuis wij nog. Luigi Fort jubileert. CS CONCURREEREN EN KOSTPRIJSBEREKENING ieder een Alles de schuld van die dwaze en moordende concurrentie, die weer het gevolg is van overproductie, of beter gezegd van onderconsumptie. Veelal wordt er zelfs in het geheel niet gerekend, doch slechts „zaken gedaan”, om toch maar omzet te heb ben. Daar waar wel gerekend wordt, gaat men in tijden van moordende con- je concurrent mee te sleepen, en daar mede het geheele economische leven te ontwrichten. met in sleurd, dan zou hij voortaan tenminste weten, dat zijn machines-installatie regelmatig up-to-date kan blijven en dus door die dwaze concurrentie niet getroffen wordt. van tal hoofd speelde, werd in deze hulde betrok ken. In Debussy’s „La Mer est plus belle” scheen het“ contact tusschen beide kunste naars evert zoek. schrijven doen we alleen, zoodra er voldoende overblijft om te kunnen afschrijven zoo luidt althans de redeneering. Concurreeren ik bedoel het soort moordende concurrentie, dat wij in tijden van malaise kennen wil dus zeggen„in het gunstigste geval reke ning houden met alleen die factoren der kostprijsberekening, die we zelf moeten betalen, met gelden dus die uit onze kas verdwijnen, maar verder n i e t.” Gezien nu het feit, dat handel drij ven in zulke perioden gelijk gezegd beteekent„den prijs noteeren, die ook je concurrent noteert”, sleep dus de e e n e slechte rekenaar den ande ren, die heelemaal niet rekent, mee, en daaruit ontstaan die slechte balans en dus verliescijfers. Nu zijn wij allemaal vooral wij Nederlanders groote voorstanders van onze vrijheidals men daaraan maar niet torntmaar dat beteekent dus ook de vrijheid om je eigen zaak naar den drommel te helpen plus Weer een slecht jaar, mijnheer, zelfs de afschrijvingen zijn weer niet verdiend! een HoL De winst- en verliesrekening toont wederom wettelijk vastgestelde afschrijvingen, zeer fraai batig saldo, vanzelfsprekend na aftrek der Nogmaals: vrije concurrentie goed doch laat men de factoren, die bere kend moeten worden, omdat ze be taald (gestort in een fonds) moeten worden, aanvullen met de jaarlijksche afschrijvingen. De vrijheid der onder nemers, om dies-ondanks met geld te blijven smijten, blijft toch ook dan bestaan, alleen de „gemeenschap” zal er dan minder schade van ondervin den. Onze economische organisatie zal er solider en dus krachtiger door blij ven, en wordt de goedwil'ende onder nemer op het verkeerde pad meege- currentie dikwijls als volgt te werk. Berekend wordt alles, wat men zelf ook moét betalen, als a) Grondstoffen. b) Verpakkingsmateriaal. c) Arbeidsloon. d) Sociale lasten. e) Brandstof, water electriciteit. f) Vrachten. g) Vastgestelde verkoopkosten. met nog zal Opera Toch handhaaf ik mijn meening, dat dat de weg is om tot een goede gp- lossing van alle bestaande moeilijk heden te komen en dus tot een spoe- digen en duurzamen vrede. Als nu concurreeren in slechte tijden beteekent: gaan tot de grens van datgene, wat betaald moet en dus berekend moet worden, waarom die grens dan niet over de geheele linie hooger te stellen door het opnemen der „afschrijvingen” in den kostprijs verplicht te stellen, terwijl er wellicht ook een tijd zal komen, dat men even eens er het nut van zal gaan inzien, KUNSTENAARSCENTRUM VOOR GEESTELIJKE WEERBAARHEID. Zaterdagmiddag kwam te Amsterdam het kunstenaarscentrum voor geestelijke weerbaarheid in jaarvergadering bijeen. De voorzitter, dr. G. Stuiveling, her dacht in zijn openingswoord het overleden bestuurslid, ir. J. van Loghem en consta teerde, dat, ondanks de moeilijke tijdsom standigheden, het centrum zich volkomen handhaaft. De secretaris van het organisatie-bureau bracht het jaarverslag uit, waaruit een stijging van het ledental gedurende 1939 bleek. De financieele toestand is verbeterd. Het tekort van het begin van het vereeni- gingsjaar is gewijzigd in een batig saldo. Nadat décharge was verleend is een statuut aangenomen. De grondslag van het centrum luidt dientengevolge er bestaat een kunstenaarscentrum voor geestelijke weerbaarheid, verder genoemd het cen trum, dat zich ten doel stelt de krachten gezamelijk en persoonlijk in te zetten tegen het geloof, dat het geweld een toe laatbare methode zou zijn bij de beslech ting van geschillen. Het centrum is ervan overtuigd, dat het geweld de waarden en voorwaarden der beschaving aantast en in toenemende mate het bestaan dezer beschaving bedreigt. Het centrum wenscht het cultureele ver antwoordelijkheidsgevoel en de saamhoo- righeid der kunstenaars te bevorderen. Be sloten werd tot de uitgave van een reeks van acht „Geschriften voor geestelijke weerbaarheid”. Aan deze reeks werken o.a. mede mevrouw Henriëtte Roland Holst, Gerard Walschap, Bertus van Lier, Willy Haak, Otto van Tusschenbroek. Tot leden van het besturend comité wer den benoemd dr. G. Stuiveling, voorzitter. Jan H. de Groot. A. Viruly. Frans Huys- mans, Jelle Troelstra, Albert van Raalte, Paul Huf, Jan Musch, Jan Wils. Het organisatiebureau wordt gevormd door de heeren J. Pront, D. van der Zee en L. J. A. van Dijk, secretaris. Den afge treden secretaris, den heer R. F. van Heus den, werd bij monde van den heer Troel stra veel dank gebracht. In samenwerking met den pianist A n- dré Rodenhuis heeft de baritonzanger Reginald Bourlier een liederen avond in de zaal Diligentia gegeven. Zijn programma bestond uit een twin tigtal liederen van Fransche en Belgische componisten. Fauré, Debussy, de Guide en de Bourguignon, ziedaar hun namen. Met de vertolking hiervan heeft de zan ger nogal gemengde indrukken gewekt. Bourlier beschikt over een sympathiek klinkende lyrische bariton, waarvan het timbre in het medium en in mezzoforte gebruikt klankcharme bezit. In hoogere ligging verliest het orgaan spoedig aan glans en timbre-schoonheid en vindt het Hieronder volgt een beschouwing, gewijd aan het kostprijsberekenings- en concurrentie-vraagstuk, bezien in tijden van crisis, zooals die achter ons liggen, en wellicht na beëindiging van dezen oorlog weer te wachten zijn. Nooit wordt er slechter en slordiger gerekend, dan juist in tijden van ma laise en crisis, dus als ten gevolge van overproductie (onder-consumptie) een moordende concurrentie-strijd gevoerd wordt tusschen al die ondernemingen, die een tekort aan afzet hebben, en dientengevolge eveneens een tekort aan voortbrengingsmogelijkheid. Er moet dus omzet gecreëerd worden, en als die er dan niet langs normalen weg komt, dan tracht men dezen maar te forceeren. Dit forceeren probeert iedere onder nemer'op zijn beurt te doen, doch dit kan het gebruik of de consumptie slechts dan stimuleeren, als zulks op de juiste wijze geschiedt. Hoe vindt nu dat forceeren van den omzet plaats De aangewezen weg zou zijn het lanceeren van nieuwe, zoo mogelijk „betere”, artikelen, of een goed ge organiseerde reclamecampagne, waar bij men moet bedenken, dat de „cost” veelal voor de „baet” uitgaat, althans als de financiën zulks toelaten. Doch vele ondernemers volgen deze wegen niet. Zij kennen doorgaans slechts één methode, namelijk die van „concur reeren”, dus „de prijzen omlaag”. Dat dit prijsver lagen gewoonlijk, niet plaats vindt na deugdelijke bestudee- ring der kostprijsberekening, wordt jammer genoeg maar al te zeer aan getoond door de talrijke balansen, die in zulke perioden verliezen aantoonen. Een algemeen voorkomend verschijn sel in tijden van malaise is dan ook de balans, welke geen winst aantoont, doch ook de balans, waaruit blijkt, dat er niet voldoende winst gemaakt is om te kunnen afschrijven. Lezer, let op die vet gedrukte woor den, want die zal ik nader toelichten. De ondernemer gaat in tijden van malaise veelal van dezen gedachten gang uit„Mijn kosten gaan toch door, dus ik moet „omzet” hebben, of, zoo als hij dat noemt„voedsel voor zijn machines”. Als verkoopprijs wordt in zulke tijden maar al te dikwijls genomen i,de prijs, waarvoor zijn concurrenten verkoopen, want daar kan hij naar hij meent niet boven gaan”. Of die concurrent nu al of niet rekening met den „kostprijs van zijn product” gehouden heeft, of wellicht zelfs geheel foutief heeft gerekend, doet niets ter zake, ook niet dat juist met die verschillende factoren, die de kostprijsberekening uitmaken, zeer in het bijzonder de factor „algemeene bedrijfskosten” (vaste lasten) dikwijls de kromste sprongen gemaakt worden. Dat op de hier beschreven wijze reeds een groote en goede stap ge nomen zou zijn in de richting van het uitbannen van ongewenschte toestan den in den handel, en het bedrijfs leven, zal hier wel duidelijk gebleken zijn. om ook een vaste bedrijfswinst in de calculatie verplicht te stellen. Als dat voor alle ondernemingen geldt, dan maakt het toch immers niets uit, dan behoudt een ieder toch zijn vrijheid om te concurreeren, echter op een iets hooger niveau. Hoe dat te bereiken zou zijn? Wel, wat de afschrijvingen betreft, op de manier, die door mij voorgesteld is in mijn „Quo Vadis?”-plannen, n.l. door wettelijk verplichte afschrijving. Ziet de ondernemer geen kans om de af- schrijvingsgelden zelf jaarlijks te reserveeren en terzijde te leggen, tot het oogenblik, dat hij zijn machines of gebouwen zal moeten vernieuwen, welnu, laat men deze dan jaarlijks in een fonds doen storten. Wat de verplichte winst betreft, laat ik daarop nog niet verder ingaan. Dit onderdeel gaat buiten de „Quo Vadis?’’-plannen om en zal bij toepas sing daarvan vermoedelijk niet eens noodig zijn. Het wordt door mij voor het oogenblik slechts als theoretische wenschelijkheid naar voren gebracht, Past men dan te zelfder tijd plan A van „Quo Vadis toe, dan weten we tenminste, dat dat verplichte vernieuwen der fabrieksgebouwen en machines op tijd geschiedt, werk zal ,frnrnrpi TWTZN T«WT geven voor de werkloozen en wel- yl HllH||MMl'llyfl k |\1 vaart zal brengen in de maatschap- AtIBjIZ 141Z 141414*41411 pij, waardoor bovendien ieder mo tief tot overdreven concurrentie komt te vervallen. slot van de eerste acte betrad de heer van Dorth als vertegenwoordiger van het bestuur der Opera Italiana het too- neel, waar hij te midden van solisten en koristen den jubilaris toesprak. Spreker bracht de entrée van Luigi Fort bij het gezelschap der Opera Italiana, nu tien jaar geleden als piepjonge tenor in her innering. Dat is een zanger met een stem, waarvan groote verwachtingen mogen worden gekoesterd, zoo werd algemeen n# zijn eerste optreden gezegd. Die ver wachtingen aldus spreker hebt n geheel in vervulling doen gaan. Een schare van vrienden en belangstellenden hebt gij om u heen verzameld, zooals weinig anderen. Ook uit hun naam over handigde spreker den jubileerenden zan- Uit hetgeen hier geschreven staat blijkt dus wel, hoe nuttig het in vele gevallen zou zijn, indien gelijk met de „Quo Vadis ?”-plannen, zeer in het bijzonder plan A, beoogd wordt door een wettelijk voorge schreven afschrijvingsstelsel de on dernemer genoodzaakt zou worden, alle afschrijvingen niet langer uit de winst te bestrijden, indien deze gemaakt wordt, doch de af schrijving als een onmisbaren factor der kostprijsberekening te beschou wen. Door zulk een wettelijke bepa ling zou hij tegen zijn eigen onver standige koopmanspraktijken en dus practisch gesproken tegen zich zelf in bescherming genomen wor den, zoomede zijn goedwillende con current, die van zulke praktijken ook de dupe zou dreigen te worden. bij uitzetting dikwijls niet meer de juiste resonansverhoudingen De stem, die naar het ons wil voorko men, wat haar vorming betreft, niet op één, grondslag gevend, principe is inge steld, mist datgene, dat de prestaties van alle grootmeesters der zangkunst ken merkt. n’.l. een vaste lijn, een in alle ge luidssterkten en nuanceeringen nauw slui tend legato. Bourlier tracht in hoofdzaak sfeer te wekken door een overmatig ge bruik van een uitgesponnen mezza voce. dat door onvoldoenden ademsteun, reeds bij de aanvangshoogte klankloos en vlak begint te worden en dat meermalen ont aardt in een soort van overgeslagen dun fausset dat in den kunstzang, behalve voor komische doeleinden, dient te worden ver meden. Zuiverheidsafwijkingen blijven bij deze manier van zingen niet uit. De eigen lijke tusschenschakeerlngen hoort men in deze stem te weinig. Wat het artistieke gedeelte van zijn ver tolkingen betreft, dit was vol van voor treffelijke intenties. De uit het lyrische oeuvre van Fauré en Debussy gekozen lie deren bleken zijn op zuiver Latijnsche kunst ingesteld talent, zeer goed te liggen en hij slaagde er, ondanks vocale tekort komingen, meermalen in sfeer en stem ming in de zaal te wekken, al kan niet worden ontkend, dat in de goed bedoelde voordracht nog steeds een min of meer uiterlijk element domineert, dat een al- geheele overgave, een volkomen psycholo gisch zich vereenzelvigen met de dieper liggende geestelijke waarden, datgene wat volgens Mahler achter de noten staat bemoeilijkt. Gaarne constateeren wij echter, sinds vroeger optreden hier ter stede in dit opzicht aanmerkelijken voor uitgang. Vooral na de pauze was er veel in des zangers weergave van een zestal Debussy’s en vijf aantrekkelijke liederen van de Guide en de Bourguignon, dat sterk in de goede richting wees. Bourlier had een doorslaand succes bij een publiek, dat in de zaal slechts weinig plaatsen onbezet had gelaten en welks geestdriftig applaus den zanger een paar toegiften afdwong, waarvan wij Danse Ma cabre van Saint Saëns en een Sérénade melancholique van Rhené Baton noteerden. Een schat van bloemen werd na afslui ting der onderscheiden liederengroepen podiumwaarts gedragen. Ook des zangers kunstzinnige begeleider, die alles uit het Zouden de afschrijvingen wel alge meen in de kostprijsberekening opge nomen worden, dan zou dit den ver koopprijs toch slechts op dusdanige geringe wijze beïnvloeden, dat de al gemeene kosten van levensonderhoud daarvan geen merkbaren invloed zou den ondervinden, zoodat ook uit dien hoofde een wettelijk voor te schrij ven en dus verplichte afschrijving niet achterwege zou behoeven te blijven. t De factor h. de „vaste lasten”, daar mede wordt gelijk reeds gezegd dikwijls wonderlijk omgesprongen, en onder het motto „ik moet toch omzet hebben”, wordt deze veelal geheel of ten deele verwaarloosd, (neer althans verwaarloosd dan te verantwoorden is, met alle nare gevolgen van dien op de balans. Doch de factoren 1) Afschrijving. j) Winst worden beide maar al te dikwijls ge heel overboord gegooid, of, beter ge zegd, daar wordt veelal niet eens meer mee gerekend. Men hoeft dit niet te betalen, zoo luidt de redeneering, en dus wordt het niet berekend. Trouwens, winst ma ken we als er wat „overblijft”, en af- Dan zullen wij van 't jaar niet alleen een mooi dividend kunnen uitkeeren, doch ook zal het „wel- standsfonds” der arbeiders weer dusdanig versterkt kunnen worden, dat zij in den vorm van een „wel- standsuitkeering" ook dit jaar wederom mede de vruchten zullen plukken van de welvaart der onder neming. De gemeenschap zal van dit alles waarlijk geen nadeel ondervinden, want men zal toch zeker nooit kun nen beweren, dat deze gebaat is bij een moordende concurrentie als in de crisisjaren gevoerd werd, als ge volg waarvan er in vele onder nemingen in plaats van geld verdiend, verloren wordt, tal van bedrijven economisch zeer zwak ko men te staan en er geen voldoende dividenden of winsten worden uit gekeerd. zoodat dus de geldcirculatie en de koopkracht te gering blijven en de belastingpenningen onvoldoende naar de staatskas vloeien. Zou een dusdanig wettelijk ver plicht afschrijvingssysteem voorloopig nog niet internationaal dooi; te voe ren zijn, dan zou voor die bedrijven, die in het buitenland te concurreeren hebben tegen ondernemingen, die blijkbaar offerte gemaakt zouden hebben zonder met afschrijving te rekenen, voor dat deel van hun omzet een uitzondering gemaakt kunnen worden. Dit kan even goed georgani seerd worden als het stelsel van accijns-reductie bij uitvoer van met accijns belaste goederen. Doch laat men goed begrijpen, indien zou blij ken, gelijk door mij verwacht wordt, dat de toepassing der „Quo Vadis ?”- plannen in het algemeen een gunsti- gen invloed op de bedrijfsresultaten van die ook voor export werkende ondernemingen zou uitoefenen, een stelsel als hierboven genoemd, van „afschrijvings-reductie” voor export- leveringen overbodig zou zijn, omdat het niet juist zou zijn bij de toepas sing der „Quo Vadis ?"-plannen wel de groote daaruit voortspruitende voordeelen, doch niet een klein per centage nadealen te willen aan vaarden. leiden en dat de heer Gino Bianchi Ros a hem aan den dirigeerlessenaar zou vervangen. Deze heeft zich hoogst ver dienstelijk van de hem plotseling opge legde ongewone taak gekweten en het ge heel met talent en routine geleid. De voorstelling kon dan ook een normaal verloop hebben. De jubilaris had als altijd zijn hoogtepunten in het in de eerste acte met den bariton gezongen duo en de daaropvolgende scène. Het duo moest wordert herhaald en de aria ont kwam nauwelijks aan een bis. Aan het Deze artikelen-serie zal door uit- stedigheid enkele weken onderbroken worden. Daarna zal een artikel gepu bliceerd worden, getiteld „De oplos sing van het groote economische we reldprobleem”. Daarin zullen op voor ieder* begrij pelijke wijze en toegelicht met eenige eenvoudige en sprekende voorbeelden, aangetoond worden de economische fouten, die in de jaren 19191929 ge maakt zijn en die geleid hebben tot de wereldcrisis, welke laatste weer geculmineerd is in dezen tweeden wereldoorlog. Het aantoonen en opsommen dezer fouten beteekent tezelfdertijd het aangeven van de middelen, waarmede het mogelijk zal zijn, een herhaling van zulk een crisis en haar gevolgen te voorkomen. Met nieuwe, nog duidelijker argu menten, zal daarbij de juistheid der „Quo Vadis ?”-plannen worden aan getoond, zoomedf de noodzakelijkheid om deze in de toekomst toe te passen als een der voornaamste maatregelen, die de wereld tot groote welvaart en duurzamen vrede zullen kunnen voeren. Dat een spoedige vrede dringend noodzakelijk is en ook dat een derge lijke verbetering spoedig haar in trede doet, zal een ieder wel meer en meer duidelijk worden. De algemeene wereldtoestand wordt er n.l. niet beter op. Uiterst précair laat deze zich zelfs op dit oogenblik in het Noorden aanzien en daaruit kunnen tal van ernstige gevolgen, waarvan de grootte en draagwijdte niet te overzien zijn, voortvloeien. Mijn waarschuwing, toch vooral spoedig volle aandacht aan mijn „Quo Vadis ?”-arbeid te schenken en met die plannen in handen een vredespoging te doen, is jammer ge noeg in de lucht geslagen. Met twee elkaar snel opvolgende opvoe ringen van Bizet’s „Parelvisschers” ne men de Italianen, ditmaal na een zeer jtort verblijf in de residentie, van ons af scheid. De eerste van deze voorstellingen had gisteravond plaats in het Gebouw voor een zoo goed als uitverkocht huis, pe tweede volgt hedenavond. Tevens v'erd op feestelijke wijze het feit her dacht, dat de hier zoo populair geworden voortreffelijke lyrische tenor Luigi fort tien jaar aan het in Nederland gasteerende gezelschap der Opera Italiana is verbonden geweest. Begrijpe lijkerwijze stond hij den geheelen avond jn het centrum der belangstelling. Over het werk zelf valt weinig nieuws te zeggen. Vergelijkingen met ’s compo nisten meesterwerk Carmen zijn uit den booze, al hebben hem ook in de Parel visschers zijn melodische gave, zijn uit gesproken zin voor orkestraal coloriet, zijn talent voor het opbouwen van wel luidende massale ensembles niet in den steek gelaten. De opvoering wordt ge dragen door de drie hoofdpersonen op het tooneel, de priesteres Leila (sopraan) en het vriendenpaar Nadir en Zurga, resp. tenor en bariton, wier duo in de eerste acte beroemd is geworden. Ditmaal werden deze drie domineerende hoofd figuren voorgesteld door Diana M i- celli, den jubilaris en den bariton gcipione Colombo, die zich hier onlangs als Marcello in Bohème introdu ceerde. Even voor het begin van de eerste acte trad een „régisseur parlant au public” naar voren met de mededeeling, dat maestro de Vecchi tengevolge van ziekte verhinderd was de voorstelling te met zijn rijke stemmiddelen inzonderheid na de pauze als Zurga, opperhoofd der Parelvisschers, in de z.g. tentscène impo neerde en dat Carlo Ulivi, die van Nurabad een waardige figuur maakte, ook vocaal zeer goed voldeed. De mooie, melodieuze koren klonken over het geheel genomen slagvaardig en beschaafd en het orkest deed als altijd zijn instrumentale plicht. Het ballet onder leiding van Yvonne G e o r g i maakte een aesthetischen in druk en verhoogde de uiterlijke attractie van de tooneelen waarin het optrad. Het publiek was den geheelen avond in geestdriftstemming. waaraan ik wil toevoegen, dat ik van oordeel ben, dat ook dit practisch uit voerbaar zhl blijken te zijn, indien de wenschelijkheid der toepassing t.z.t. mocht blijken. Doch ook handhaaf ik mijn mee ning, dat het onverantwoordelijk is van alle „leiders” dezer wereld, om dezen oorlog nog één dag langer te rekken. Waarvoor Waarom strijdt men Niemand weet hetalthans niet voor een doel, dat practisch te bereiken is, zonder opnieuw tot toe standen te vervallen als die, waarvan men 20 jaar geleden ook getuige is geweest. Doch wel beginnen zich met den dag meer de gevaren te dempn- streeren, die oorspronkelijk niet te zien waren, doch waarvoor ik ge waarschuwd heb. De bolsjewistische dreiging, een verschuiving van Duitschland naar eveneens volslagen staatssocialisme en een schuldenlast op heel Europa waarvan vermoe delijk alleen Amerika zal profiteeren, doch die bij langen duur van den oorlog consequenties mee zal bren gen, die voor Europa of althans som mige Europeesche landen, fataal zul len worden zijn daar slechts enkele van. Maar we weten het waar schuwen wil zeggenaan doovemans deur kloppen tothet te laat is. ger een krans. Bloemen en cadeaux, waar onder des zangers geschilderd portret, werden van alle kanten aangedragen. Spreker eindigde zijn toespraak de hoop uit te spreken, dat Fort menig seizoen zijn medewerking geven aan de opvoeringen der Italiana. De jubilaris antwoordde „Dank u allen. Tot weerziens land.” Van de opvoering noteeren dat Diana Micelli vocaal haar beste momenten had in haar soloscène in de tweede acte, dat Scipione Colombo -.-.i. j

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 7