Een zwerftocht door de Maginotlinie over Vice-admiraal Quant slagkruisers 11 BAAGSCHE COURANT VAN VRIJDAG 22 MAART 1940 3.75 SCHIEDAM KM BOLL DUNLOP L. 4 M gt -xjggga De Egyptische zaakgelastigde vertrokken Een krachtige en parate Nederlandsche Marine De geest aan het front is uitstekend DERDE BLAD, PAGINA 1. Een rede voor de Phohi 01 Lte Mis in de Maginotlinie weidt opgedragen. De Maginotlinie in teekening gebracht. Weerkundige Waarnemingen if Hedenmorgen is Z.Exc. Khalil Bey, Egyptisch zaakgelastigde hier te lande, vertrokken naar zijn nieuwe standplaats in Japan, alwaar hij tot gezant van zijn land benoemd is. Het vertrek van de Egyptische legatie in de Surinamestraat. Met bijgaand artikel publicee- ren wij het eerste van een serie van drie, welke onze Parijsche correspondent heeft geschre ven naar aanleiding van een onlangs gebracht bezoek, toe gestaan door de Fransche mili taire autoriteiten, aan de Maginotlinie Onderaardsche steden, die eiken stormloop weerstaan MAGINOTLINIE -'c'' 1 -ww //Sr 'P Barometer 762| m.iru u de versterking onneembaar Per treintje door de linie. 16.000 Met bekwamen spoed. De commandant. In deze onderaardsche stad is de commandant als de kapitein op zijn schip, waarmede trouwens een derge lijke stelling vergeleken wordt in de officieeele terminologie: zoo heet b.v. de bezetting de equipage. Die com mandant, die met zijn officieren de t 4 4 4 4 4 4 4 4 I 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 V 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 Zonsopgang: 23 Maart 5.57 u. Zonsondergang: 23 Maart 6.18 n. Lantarens aan: 23 Maart tot 5.28 ut v.m., 23 Maart 6.47 u. nam. Hoogwater te Scheveningen. 23 Maart ’s morgens 1.40 u., nam. 2 u. Morgen geen schietoefeningen op het strand. Barometerstand van hedenmiddag 12 uur tons zijn. O: O ife op de OudeBoll PER LITERKRUIK Verwachting tot den avond van 23 Mrtf Wind: zwak tot matig, Westelijk tob Zuidelijk, overwegend droog, iets zachter dan gisteren, half tot zwaar bewolkte lucht koketterie had gehad zijn beste uniform aan te trekken om zijn gasten te ont vangen vergeet niet, dat we op een paar kilometer van de Duitschers stonden is, zooals de Franschen dat zoo typisch uitdrukken, „un seigneur”: rijzige postuur, oogen van staal, wei nig gebaren, maar expressief. Een energieke stem, die gewend is te be velen, maar die ook zacht genuan ceerd kan zijn, waneer hij het heeft over zijn jongens, van wie sommigen gedurende een volle week het daglicht niet zien, anderen, die sinds meer dan zes maanden de onmiddellijke nabijheid van het fort niet verlaten hebben. Een man, die ons ontving met de hoofsche wellevendheid van een kasteelheer op zijn slot en ons zijn onmetelijke onder aardsche woning toonde met de rus tige zelfverzekerde voldoening van een goed administrateur om ons tenslotte als een volmaakt gastheer ten disch te nooden in de bijna luxueus ingerich te officiercantine. Om hem heen offi cieren, jonge kerels nog, die leven met hun manschappen, boven hen, zeker, want de discipline is streng, maar ook mèt hen, want ze zijn menschen geble ven. We hebben bevelen hooren geven om kanonnen te richten, maar nooit was de stem onaangenaam snijdend en even stipt werden de orders toch uit gevoerd. Menschen zijn ze gebleven, van de hoogste tot de laagste, men schen met eigen individualiteit en geen automaten. En die geest is het, die minstens evenveel als de tallooze ka nonnen maakt. Wanneer dit voorstel nu met bekwa men spoed wet wordt, is de eerste stap gezet op den weg, welke voor Indië binnen enkele jaren leiden kan naar een toestand van veiligheid, welke menschelijkerwijs gesproken als vol doende moet worden beschouwd om de verdere ontwikkeling der gebiedsdeelen onder Nederlandsche vlag met gerust heid ter hand te nemen. Op het „met bekwamen spoed” dient de nadruk te worden gelegd. Het moet den buitenlander wel eens voor komen, dat de staatsregeling van het Nederlandsche rijk, hetwelk zich over zooveel werelddeelen uitstrekt, te veel is ingesteld op normale omstandighe den van rust en vrede, zoodat door de Regeering genomen beslissingen niet uitgevoerd kunnen worden met de snel heid, welke past bij abnormale omstan digheden, als wij nu meemaken. De meeste onderdanen hebben een afkeer van „over één nacht ijs gaan”. Als iets geld kost, slapen we er nog eens een nachtje over. Bedachtzaam heid is een uitstekende eigenschap, maarzij moet niet ontaarden in een achter de feiten aanloopen, in een niet bijtijds verzetten van de bakens, als het getij verloopt. Men kan niet anders dan sterk den indruk krijgen, dat de bakens van onze maritieme verdediging nog liggen voor het tij, dat reeds verloopen is. Het laatste vlootplan, het z.g. vlootplan- Deckers, werd in 1930 opgesteld, in een tijd, toen de Volkenbondsgedachte en de idee der collectieve veiligheid nog hoogtij vierden. Wat is er na 1930 niet al gebeurd. In 1931 begon het oorlogsgeweld in Mandsjoerije, in 1935 verdween Abes- synië van de kaart, in 1937 werd Oos tenrijk, in 1938 Tsjecho-Slowakije een deel van het Duitsche rijk, in 1939 maakten we het geval Albanië, het geval Polen en daarna den strijd in Finland mee. Men behoeft werkelijk geen zwart kijker te zijn om te beseffen, dat deze generatie helaas een tijd moet door maken, waarin wapengeweld als mid del van de internationale politiek niet heeft afgedaan, zooals de onderfeeke- Het moreel van den Fran schen soldaat Gedurende onze omzwerving aan het front zijn we ontvangen door generaals en kolonels, werden we begeleid door majoors en kapiteins en luitenants, hebben we rechts en links, zooals het toeval dat meebracht, een praatje ge maakt met soldaten en we meenen daaruit de conclusie te mogen trekken, dat het moreel van den Franschen sol daat samengesteld is uit verschillende bijzondere elementen. Een Franschman- in-oorlog is overtuigd van de rol, welke hij persoonlijk in dit treurspel speelt, hij beredeneert en beoordeelt den oor log, alsof hij er niet alleen een onder geschikte handelende persoonlijkheid, maar ook de scheidsrechter van was. Landbouwer van afkomst en „lands man” in den allerletterlijksten zin van het woord, is de bodem voor hem iets heiligs en als idealist houdt hij ervan zijn vaderland te verheffen tot het symbool van een klaar-omschreven hZaak”. Critisch aangelegd reageert hij op een tegenslag, maar na een succes laat hij zich niet verblinden door het Welslagen, doch analyseert hij ook de Kinder goede kanten ervan. tons schepen zou half en oneconomisch werk zijn. Men krijgt alsdan geen waar voor zijn geld; men bereikt niet wat men wil .bereiken. Het is eeen scheepsbouw kundig rekensommetje, waarbij vol strekt geen gewichtige „onweegbare” factoren, maar alleen gezond verstand te pas komt. De wereld wemelt thans van zware kruisers (met 20.3 c.m. geschut), van lichte kruisers (met geschut van 15 c.m.), van jagers, kortom van wat men gewend is „licht materieel” te noemen. Voor iedere groote zeemogendheid is een expeditie, waarvoor men alleen „licht materieel” heeft af te zonderen, een „secondair” geval, waardoor men de eigen positie in de wereld, welke berust op de macht, vertegenwoordigd door groote schepen met zwaar ge schut en dik pantser (de z.g. capitale schepen) niet noemenswaard verzwakt. Willen wij veiligheid voor Neder- landsch-Indië, dan moet een expeditie naar onze gebiedsdeelen niet meer zijn een „secundaire operatie”, maar een onderneming, waarbij belangrijke dee- len van de primaire macht, van de slagvloot moeten worden ingezet en ge riskeerd. Die slagvloot gaat slechts bij zeer enkele der groote zeemogendheden uit boven een tiental eenheden. De geo grafische positie van ons eilandenrijk Insulinde maakt een expeditie, die niet! gedekt wordt door een driemaal groote tere macht dan die van het verdedigen» de eskader, tot een vrijwel hopeloozö onderneming. Met één veeg van de tafel Een stad onder de aarde. Diezelfde geestesgesteldheid hebben *ij overal teruggevonden en dat is iets Wonderbaarlijks, wanneer men dat Combineeren wij dus in de schepen, waaruit ons zeegaand eskader bestaat slagkracht (dus zwaar geschut), incas- seeringsvermogen (dus sterk pantser)’ en beweeglijkheid (dus groote snelheid) dan is dat eskader de besliste meerdere van elke combinatie van zware of lichte kruisers, die, welke zeemogendheid ook, onverhoopt naar onzen archipel zou wil len zenden. Door de daad van het aan bouwen van slagkruisers worden als het ware alle zware kruisers met 20 c.m.- geschut en alle lichtere kruisers, flot- tieljeleiders, jagers, enz. kortom al het z.g. lichte materiaal van welke zeemacht ter wereld ook, met één veeg van de tête naars van het Kellogg-pact van 1929 in gemoede geloofden. De maritieme weermacht, die in 1930 voldoende geacht werd om „den eersten stoot” op te vangen, kan in 1940 niet meer voldoende zijn. In 1923 bracht een commissie van maritieme deskundigen een plan voor vlootversterking door lichte kruisers, jagers en onderzeebooten. Waarom willen diezelfde marine-deskundigen nu plotseling zware schepen, snelle slagschepen of extra bepantserde slag kruisers? Het antwoord is heel eenvoudig. Om dat de vlootcommissie van 1920 op dracht had van de toenmalige regee ring voorstellen te doen voor een vloot van klein materieel. Die opdracht sloot dus bij voorbaat groot materieel uit, omdat de toenmalige regeering meen de deze beperking te kunnen verant woorden in verband met de toen heen* schende politieke omstandigheden. Dat was in het verleden. We leven nu echter in het heden en moeten zor gen voor de toekomst. Het heden ziet er helaas gansch anders uit, dan men in 1923 verwachtte en ook dan men in 1935 (toen in Nederland een commis- sie-Kan aan het werk toog) hoopte, dat de toekomst er uit zou zien. zware leven van den frontsoldaat, die zooveel moet ontberen, van hetgeen het leven mooi en aangenaam maakt, moet leiden. Daar in die stelling, welke wij bezochten, leven 1500 man een kluize naarsbestaan. Omringd door eindelooze bosschen is onder een heuvel een ves ting gebouwd, welke desnoods jaren lang een zelfstandig bestaan leven kan Het is een heele stad onder de aarde, een stad met een eigen electrische cen trale en diverse nood-centrales, een stad met een waterleiding en een ziekenhuis, een stad met kilometers lange tramrails, met restaurants en kapellen, met ontspanningslokalen en slaapgelegenheden, maar helaas ook een stad met moordende kanonnen en mitrailleurs van het lichtste en zwaar ste kaliber, met boordevolle amunitie- kamers, een stad vol jong leven en be weging, waarin gruwelijke tegen stelling wetenschappelijk over leven en dood wordt beslist Veel hadden we al gehoord en ge lezen over de Maginot-linie met haar geweldige permanente verdedigings werken, wier spervuren al het tus- schenliggende terrein bestrijken en die van voren en opzij geflankeerd wor den door kleinere forten en blokhuizen en veldversterkingen, doch elke be schrijving zinkt in het niet bij de wer kelijkheid. Daar, aan Frankrijk’s Oost grens is een muur gebouwd van staal en beton, waar elke indringer zich dood tegen loopt. Metersdik is er het beton, tientallen tot honderd meters toe is de laag aarde, welke dit alles overdekt. „De Duitscher weet het en hij weet veel en dat is maar goed ook,” verklaarde ons de commandant, „maar hij weet niet allesen dat is ook goed”, besloot hij met een fijn lachje. Wat de Duitscher b.v. niet zal weten of indien hij het weet, niet begrijpen zal, omdat het zoo absoluut in tegen strijd is met het Duitsche karakter, dat is de geest, welke er heerscht. Aanschaffing 16.000 schepen zou half werk een soort electrisch nummerbord de aanwijzingen af, welke door de officie ren in de centrale vuurleiding gegeven worden. Drie minuten ongeveer, nadat de alarmschel in zop’n koepel of zoo’n blokhuis of kazemat gerinkeld heeft, zijn de stukken tot vuren gereed en al de bewegingen uitgevoerd, welke suc cessievelijk door het electrische num merbord zijn aangegeven. Met mathe matische zekerheid weet men dan, dat de granaat op zooveel kilometer af stand op die en die plaats zal ontplof fen. Mocht na het eerste schot blij ken, dat het schot te kort of te ver gericht is, dan telefoneeren de uit kijkposten, die dag en nacht scherp de wacht houden in gecamoufleerde ob- servatietorens en de streek door en door kennende, elke verandering in het natuurbeeld waarnemen en on middellijk op hun kaarten aanteeke- nen naar de centrale vuurleiding, waar de gemaakte berekeningen ge corrigeerd en naar de verschillende batterijen worden doorgezonden. Zijn deze eenmaal zuiver op het doel inge steld, dan daalt er een moordende stortvloed van vuur en staal op neer, terwijl natuurlijk voor het laden van het zeer zware geschut een iets lan gere tusschenpoos vereischt wordt. Wonderbaarlijk is in die geschutkoepels het mechanisme, dat door één enkelen druk van een vinger in beweging wordt gebracht. Wanneer men over zoo’n versterkte stelling heen zou wan delen, dan zou het zeer goed mogelijk zijn, bovenop zoo’n koepel te staan zonder het te merken. Maar plotseling rijst dan uit den grond op een ge vaarte van staal en beton. Slechts de dreigende loop van het geschut steekt naar buiten en wanneer dit zijn moor- Niet te voet hebben wij die onder aardsche stad doorkruist, in plaats van enkele uren hadden wij er dan enkele dagen voor noodig gehad. Op het centrale punt stond een electrisch treintje klaar, zoo’n treintje, waarmee je rondrijdt op tentoonstellingen en in zwierende vaart werden wij over de rails voortgesleept achter het met vlag gen versierde locomotiefje. Vier en een halve kilometer lang strekte zich van het centrale punt naar de eene zijde en vijf en een halve kilometer naar de andere zijde de tunnel uit, ongeacht natuurlijk de tallooze zijsporen, welke naar verschillende richtingen gaan. Machtige liften in dubbele kokers op gesteld, stijgen van de laagste naar de hoogste verdiepingen, brengen in mi- nimumtijd nieuwe munitievoorraden uit de arsenalen daar beneden naar de geschutskoepels daar boven. Daar in die koepels wordt de sensatie op een schip te vertoeven wel het sterkste: zooals aan boord de bedieningsman- schappen het doel niet bespeuren kun nen en de kanonnen richten volgens de aanwijzingen uit de centrale vuur- kamer, zoo lezen ook hier de door staal en beton beschermde manschappen van alhier v.m. 8 v.m. 12 u. 762| m.m.; thermometer re-p. uurs De gep. vice-admiraal L. J. Quant heeft onlangs voor den Phohi-micro- foon gesproken tot Nederlandsch-Indië over de slagkruisers. Deze rede is al daar uitstekend doorgekomen en ook heruitgezonden in het programma van de Nirom. In deze rede heeft de gep. vice-admiraal het volgende gezegd on der den titel: „Een krachtige en parate Nederlandsche marine”. De dag van 5 Februari 1940 zal met gulden letters in het boek der historie van Indië worden opgeteekend, schreef een der Indische bladen na ontvangst van het bericht, dat in den Nederland- schen ministerraad besloten was een wetsvoorstel in te dienen voor den aanbouw van drie slagkruisers van 27.000 ton met bijbehoorend licht ma terieel voor de Koninklijke marine. 10 gr. en 11 gr. Celsius Barometer na hedenmiddag 12 stationnair. dende lading heeft gelost, daalt weer die massa onder den beschermenden grond. Tonnen en tonnen gewicht zijn het, die hier rijzen en dalen, gehoor zamend aan den simpelen handdruk van één enkelen soldaat Wandelend en rijdend door die on deraardsche stad, kwamen we langs de chambrée’s, waar de manschappen slapen in hangmatten zoo’n stelling is teen schip, nietwaar langs zie kenzalen, waar de bedden alle netjes gedekt, maar gelukkig ongebruikt wa ren, langs operatiekamers, waar de drie doktoren den tijd doorbrengen met duimen draaien en op zijn hoogst nu en dan een patiënt met kiespijn ontvangen. We wandelden door gangen, waar een ping-pong-tafel ruime be langstelling bleek te genieten, we brachten een bezoek aan een der keu kens, waar op de electrische kachels enorme stukken rundvleesch aange naam pruttelden, ginds hoorden we een vleug dansmuziek overwaaien uit een radiotoestel, verderop stonden we plotseling in een kapelletje met een altaar en bidstoelen, waar de verschil lende in deze versterking gemobili seerde priesters geestelijken troost brengen aan hun kameraden. Een enorme zaalhet is de filtreer-inrich- ting, werkende als een reusachtig col lectief gasmasker, waar bij een gas aanval de vergiftigde lucht gezuiverd wordt. Dan weer soldaten en onder- officierscantines, vroolijk en geestig beschilderd door artistieke militairen en zoo ingericht, dat ze in een hand omdraaien omgezet kunnen worden in een bioscoopzaal voor de filmvoorstel lingen, welke tweemaal in de week ge organiseerd worden. (Nadruk verboden). ÏVan onzen specialen verslaggever.) Ergens in Frankrijk, Maart. „Mevrouw, het is mij een voorrecht in u de eerste vrouw te begroeten, die in de Maginotlinie wordt toegelaten. Wilt u zoo vriendelijk zijn deze enkele bloemen, welke niet langs de helling van onze versterkingen gegroeid zijn, als een hulde van mij en mijn staf te aanvaarden.” Deze korte toespraak werd honderd meter onder den grond op enkele kilometers afstand van de Siegfriedlinie door den commandant van een der belangrijkste verdedigings werken van de Maginotlinie, welke wij gedurende onze eerste frontreis bezocht hebben, gehouden. We hebben veel, buitengewoon veel gezien gedurende die dagen, welke wij aan het front doorbrachten forten en blokhuizen, loopgraven en prikkel draadversperringen, tankvallen en duizenden kanonnen en mitrailleurs, maar niets heeft ons zoo getroffen als dat gebaar van dien commandant Lei dend het strenge en sobere bestaan van kluizenaars, op kilometers afstand van steden en dorpen, levend tusschen be ton en staal en slechts zelden in de glorie van het zonnelicht, terwijl een paar duizend meter afstand Duitsche kanonnen staan opgesteld en elk oogenblik kunnen losbranden, had den zij er toch aan gedacht de vrou welijke collega, die van ons jouma- listengroepje deel uitmaakte, een bloe- I menhulde te brengen. Dat was een geste, zooals Rostand die beschrijft de „panache” van Cyrano, „La rose a l’oreille” van Flambard, den ouden Napoleons-grenadier, een gebaar, dat elegant en ridderlijk is niet alleen, maar dat tegelijk in deze omstandig heden getuigt van kalme onverschrok kenheid, van onverstoorbare koelbloe digheid, van enorm vertrouwen ook. Voor ons symboliseert dit gebaar, dat zoo op en top Fransch is, den geheelen geest aan het front Een soldaat, die zenuwachtig, bekommerd en gedemo raliseerd is, die genoeg heeft van het zware leven in de vuurlinie, die door gemis aan contact met het huiselijk leven zijn menschelijkheid verliest denkt er heusch niet aan minstens twintig kilometer af te leggen om een bloemenruiker te koopen. Die soldaten, die officieren hebben dat wel gedaan de stemming is er goed, de stemming is overal goed niet alleen materieel, maar ook moreel is het Fransche leger lot de tanden toe gewapend. Het aanschaffen van ONOERGRONDSCHE' SPOORWEOVERBI HO. TUSSCHEN OE FORTEN TCLIROOH. LUNEN INRICHTING VOOR. LUCHT- VERVERSCHIN© k nest

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 9