HAAGSCHE COURANT
LETTERKUNDIG BIJBLAD
Als tooneelspeler door den
Indischen Archipel
LeUterlkiuiimdEg®
--II
VAN DE
Woensdag 27 Maart H940, No. H7528.
HU
b.4.p.3.
JOHAN SCHMIDT.
V.
«(Slotï
stonden stoe-
JOHAN KONING,
S jongen,
waarvan het
meerderheid
veegde hij zich het zweef van het voor
hoofd Wat was dat achter hem? Hef
geratel van een motor. Verschrikt
draaide hij zich om. Alle duivels Dia
zwarte auto had hij al eerder gezien.
Werd hij achtervolgd? Met bevende
vingers streek hij langs den binnen
kant van zijn boord Eigenlijk kin
derachtig om zich zoo op te winden.
Er kon immers niets gebeuren
Juist wilde hij den chauffeur nog
maals tot grooter snelheid aansporen,
toen hij voelde dat de wagen remde
de taxi stond stil. De groote auto, zwarf
en dreigend stond nu vlak achter hem.
Wie zou er in zitten? Politie? Misschien
de speurhonden van Scotland Yard?
Hij voelde zich een bezwijming nabij.
Maar ook andere wagens stonden
stil, vlak bij elkaar. Goddank, het was
maar een verkeersopstoppingMaag
twee volle minuten duurde het alvo
rens de straat weer vrij was.
Een pond fooi, als we den treifl
halen
Bijna gillend had hij het den chauf
feur toegeschreeuwd. Maar het kmd ge
holpen. Voor een pond riskeert een
Londensche chauffeur wel een over
treding van de maximum-snelheid.
Met een waanzinnige vaart suisde de
wagen voort en de zwarte auto was
verdwenen.
Staffield wilde verlicht adem halen,
maar de angst liet hem niet los. Zou die
zwarte wagen misschien een anderen,
korteren weg hebben genomen om hem
aan het station op te vangen? Of wa
ren die speurhonden misschien ergens
uitgestapt om de politto ssn hek station
te waarschuwen?
Hij voelde, dat zijn zenuwen hem
langzaam de baas werden. Een eigen
aardige matheid scheen zijn ledematen
te hebben aangegrepen. Met trillende
vingers haalde hij zijn horloge te voor
schijn. Alles schemerde hem voor de
oogen. Met zijn laatste wilskracht
dwong hij zijn geest tot gehoorzaamheid.
Nog drie minuten. Hij keek naar bui
ten. Vauxhall Bridge Road. De omge
ving was hem bekend. Met dit tempo
zouden ze in anderhalve minuut het
station bereiken. Hij zou het halen ai
was het ook op het nippertje
Zoo had hij het toch immers zelf ge
wild? Op het laatste nippertje Een
onzinnig remmen deed hem plotseling
haast voorover vallen. De wielen sleur
den over het asfaltde taxi stond
stilstemmen twee mannen in
uniform
Half bewusteloos, doodsbleek staar
de Staffield nwr de beide agenten, die
met den chaufteur spraken. Een van de
agenten greep het handvat van het por
tier het einde, dit was het einde
Een korte, scherpe knal sloeg den
agent tegemoet, toen hij het portier
opende
In de Londensche avondbladen kon
men het volgende korte berichtje lezen:
Op de Vauxhall Bridge wejd een
auto, die naar het Victoria Station reed
wegens te snel rijden aangehouden. Bij
het zien van de politie schoot de passa
gier zich dood. Behalve een som gelds
en een Fransche pas op naam van „Le
noir” werd niets op het lijk gevonden.
Eventueele inlichtingen, die kunnen
.leiden tot vaststelling van de identiteit,
worden ingewacht op kamer 22, Scot
land Yard.
heeft verrijkt. Wij zien dezen rijkdom
met verrukte oogen en het hart staat
er wijd voor open. De levensbeschou
wing, in dit omvangrijke boek ontwik
keld, is als een toegestoken hand aan
hen, die in den chaos van het Westen
aan een fatale geestelijke ontreddering
dreigen ten onder te gaan. Dit boek
komt juist op tijd.
Het kan redding brengen aan wien
in dezen tijd aarzelt of twijfelmoedig is.
In de fraaie uiterlijke verzorging, welke
dit werk als cultuurserie-boek heeft
ontvangen, is deze uitgave geworden tot
iets,-dat ieder, voor wien het leven iets
meer beteekent dan een aaneenschake
ling van feiten, als een kostbaar bezit
zal beschouwen.
Van dr. Lin Yutang mag men getui
gen, hetzelfde wat hij van zijn „mees
ters” getuigt, namelijk, dat zijn helder
heid van opvatting zoo menschelijk is
en toch zoo goddelijk en dat zijn wijs
heid zoo volkomen zonder moeite in het
licht treedt, omdat zij zoo volkomen na
tuurlijk is geweest. De schrijver zal
voor altijd in den geest een vriend van
iederen lezer worden. Niet zonder geest
en satyre vertelt de schrijver in zijn
voorrede, dat hij niet beschikt over aca
demische dressuur in de philosophic Ik
ben niet diepzinnig en niet belezen zegt
hij. Ik heb geen college geloopen in de
philosophic. Ik heb slechts het boek des
levens gelezen en die bekentenis is de
sleutel tot het gebeuren van het over-
Maar ook zou men het lyrische als een
dichterlijk element in zijn philosophic
kunnen beschouwen, want er zijn vele
bladzijden, waarin een waarlijk dich
terlijke geest aan het woord is, die de
schoonheid en de vreugde weet te pu
ren uit de alledaagsche verschijningen
van het lewn.
In het eerste hoofdstuk: „Het ontwa
ken” blijkt dit reeds, ook in wat daar
op als derde afdeeling van dit hoofd
stuk volgt: de vagebond als ideaal. Dit
is, wat Waldemar Bonsels in zijn „Men-
schenwege” heeft gezegd: de ware dich
ter is de zwerver in het leven. De wijze
schrijver gaat dan na wat de Christe
lijke, de Grieksche en de Chineesche
opvattingen van het menschdom zijn,
om daarna „ons dierlijk erfdeel” te be
schouwen. waarop hij stil staat bij de
waardigheid van den mensch en bij den
oorsprong der menschelijke beschaving.
Zoo nu en dan begint een opvoedend
element in zijn beschouwingen door te
breken. Men gaat steeds meer besef
fen, dat het lezen niet alleen een per
soonlijk genoegen, maar ook een per
soonlijk nut inhoudt. Het genieten van
het leven, het genieten van ons tehuis,
van de natuur, van de geestesbescha
ving, dit alles vormt de stof van vele
hoofdstukken, die aan dit boek een
geestelijke waarde schenken, welke het
ver verheft boven al die vele werken,
welke in dit opzicht een vademécum be
oogden te zijn,
Edward Staffield, kassier van de
„Estate Bank” knipte het slot van zijn
valies dicht en keek op zijn horloge.
Zijn hand beefde even. Nog een goed
half uur voordat de trein vertrok. Bin
nen tien minuten zou hij een taxi ne
men en precies op tijd zou hij aan het
station zijn. Hij wilde daar in geen ge
val wachten.
weldigende succes, dat zijn werk heeft
en hebben zal in welke taal ter wereld
het ook verschenen is of nog verschij
nen zal. Hij heeft er ook de voorkeur
aan gegeven om als mensch van onzen
tijd te spreken, die aan het mèderne le
ven deelneemt, en niet alleeq als Chi
nees. Hij heeft ook alleen dat gegeven,
wat hij zelf in zijn moderne wezen heeft
opgenomen en hij is dus niet louter op
getreden als een eerbiedig vertaler of
vertolker van oude schrijvers. Maar
juist deze omstandigheid doet hem zoo
verwant zijn aan den modernen lezer.
Hij heeft de distantie opgeheven tus-
schen den ouden Chineeschen filosoof,
die wijsheden voor alle eeuwen heeft
verkondigd en den modernen mensch.
Dit is werkelijk een geniale zet geweest
van dezen levenswijzen, guitigen en
geestigen auteur.
Er is geen gebied van den mensche-
lijken geest, dat dr. Lin Yutang niet be
wandeld heeft. Bewandeld is een zwak
woord. Hij heeft het kris-en-kras door
kruist, hij is van den hoofdweg op
honderd zij- en dwarspaden gegaan en
de lezer volgt hem op den voet, hij
houdt hem angstvallig in het oog, want
zoozeer is de charme van zijn persoon
lijkheid reeds op hem ingewerkt, dat
hij voor geen geld dezen gids en leids
man zou willen verliezen. De schrijver
zelf spreekt van „lyrische philosophic”,
lyrisch dan te verstaan in den zin van
een zeer persoonlijken en eigen kijk.
„De betrekking tot God” en „De
kunst van denken” zijn de onderwer
pen, welke de stof leveren voor de
beide laatste hoofdstukken, met als be
sluit een actueel pleidooi voor den
terugkeer tot het gezonde verstand, op
een oogenblik dus waarop men nu niet
bepaald kan zeggen, dat Europa wordt
geregeerd door den geest der redelijk-,
heid.
Op aangename wijze met een glim-'
lach, die geen oogenblik verveelt
worden de levenswijze gedachten in dit
boek tot den lezer gebracht. Hij zal, met
onrust in het hart begonnen, zich ge
leidelijk rustiger gaan voelen; voor het
gemoedsleven van den modernen
mensch, bevat dit werk een schat van
schoonheid en wijsheid. Men behoeft er
niet bang voor te zijn, dat de moderne
dr. Lin Yutang een oud Chineesch décor
heeft misbruikt om zijn gedachten in
gang te doen vinden. Hij is de eenvoud
en oprechtheid in persoon. Hij maakt,
tenslotte, de wijsheid niet tot gemeen
goed. Hij stimuleert bij den lezer het
zoeken naar wijsheid. Er bestaat een
oude spreuk uit den Talmoed: Een
mensch blijft wijs, zoolang hij de wijs
heid zoekt: zoodra hij in de waan ver
keert haar gevonden te hebben, wordt
hij een dwaas. Deze oude spreuk moet
ook dr. Lin Yutang bekend zijn ge,
weest
bootslui werpen reeds de touwen los!
We gaan, met treurnis in het hart naar
Holland terug. Gegróét schoon Insu-
linde! Wonderbare eilanden-groep!
VaArwèl! Vaarwel, ook gij, kleine vlug
ge tiedjak, waarop wij zoo lang en zoo
vaak het oog hielden gericht. Vaarwel,
ook gij gekko en sjirpende krekels,
waarvan de aanwezigheid den stillen
nacht weliswaar soms verstoorde, maar
die tegelijk de tropische atmosfeer le
ven gaf. Vaarwel, godenverblijven, wel
ke voor óns slechts bergen zijn’ Zacht
aardig volk, vaArwèl! En ook gij, land-
genooten, die daar, ver van uw geboor-
te-grond, onze vrienden werden, vaar
wel en. naar wij vurig hopen, tot weer
ziens! Nog heel lang zal de gamalang
in onze ooren weerklinken als de we
zenlijke roepstem dier onvergetelijke
gewesten.
charme, waarmede hij zijn stof voor
draagt, °en element van oppervlakkig
heid te zien. Hij bewijst er slechts mede,
dat men filosofische waarheden en stel
sels en diepzinnige gedachten evengoed
met een glimlach kan voorbrengen dan
met het onaandoenlijk masker van den
academischen geleerde. Men neemt, al
lezende, den glimlach over, waarmede
deze „levenswijsheid met een glimlach”
ons wordt opgediend.
Dr. Lin Yutang zou niet de levens
wijze man zijn, die hij is, wanneer hij
in zijn voorrede niet openlijk zou heb
ben bekend, dat hij niet origineel is.
Inderdaad zijn de denkbeelden in zijn
boek reeds herhaaldelijk door vele
Oostersche en Westersche denkers be
dacht en uitgedruktin zooverre brengt
zijn werk geen openbaringen. Maar wat
wèl een openbaring voor den lezer is,
dat is de schoone en bekoorende een
voud waarop dr. Lin Yutang zich weet
uit te drukken. Dit boek, dat de diepste
levenswijsheden bevat, leest men, we
zouden haast zeggen, bijna als een
roman. Het is nooit te zwaar, nooit dor
of langdradig, het boeit den geest en
al is het, voorzoover het ons de essence
geeft der Chineesche filosofie, niet wat
wijlen Borel’s „Schoonheid en Wijs
heid uit China” was, de devotie ont
breekt er ten eenenmale aan toch
is het een werk, dat ons klaar doet zien
den ontzaglijken rijkdom waarmede de
Chineesche filosofie de menschheid
bewoners, waar de priesters, tijdens het
tanden-vijlen der huwbaren, de fana
tieke en curieuze danspassen der ge
kostumeerde offer-aanbieders, hun
schilderachtig ceremonieel in extase
verrichten, zonder zich om iets of
iemand te bekommeren. Des daags trok
ken bloem- en vlagrijke stoeten voorbij
om het gewijde water uit de tempels
te halen. Zinrijk van gewaden en regel
maat. De statige, altijd weer opnieuw
offers-brengende vrouwen en meisjes,
die op haar hoofden de schitterendst
decoratief saamgestelde vruchten-ta-
bleaux meedroegen.
Dat Alles en nóg véél méér zagen wij;
de sierlijk uit hout gesneden .koeien,
waarin de lijkoverblijfselen ter ver
branding worden gelegd, het bouwen
der verbrandings-torensde onver-
valschte Balineesche kunst
Helaas, met Bali is onze tournée ten
einde. Prachtig Bali, zij gegróét! De
Met het horloge in de hand, welke nu
weer rustig en koud was als altijd, ging
hij voor het raam zitten en staarde in
den nevel. Ginds, als in een wazige
verte, zag hij den ouden scheven
schoorsteen welke al jaren dreigde om
te vallen. Die zou hij nooit meer
ziendoch meteen keerden zijn ge
dachten weer tot de werkelijkheid
terug.
Was zijn plan goed? Was het werke
lijk zoo volmaakt, dat er beslist niets
kon gebeuren? Neen, er kón niets ver
keerds gaan, alles was tot in de klein
ste détails goed doordacht. De verval-
schingen en gefingeerde boekingen wa
ren zoo zorgvuldig geschied, dat alleen
een uitgebreid onderzoek deze aan het
licht zouden kunnen brengen.
Dan was hij al lang ergens in veilig
heid. Met opzet had hij een Bank-holi
day voor zijn vlucht uitgekozen. Nu
was het Zaterdag en vóór Dinsdag was
er geen ontdekking te vreezen.
Groote bedragen had hij gedurende
de afgeloopen weken naar het continent
gezonden, naar een plaats, waar hij er
ten allen tijde, zonder zijn identiteit te
bewijzen, de beschikking over kon
hebben. Slechts een betrekkelijk klein
bedrag aan contanten had hij bij zich.
Werkelijk hij kon tevreden zijn er
kón niets gebeuren
En als het nu toch het geval was?
Zijn hand voelde in zijn zak naar een
klein, hard voorwerp. Ook daarvoor
had hij gezorgd
De tien minuten waren om. Juist
greep hij zijn overjas en zijn koffer,
toen plotseling het rinkelen van de tele
foon hem verschrikt deed opzien.
Even aarzelde hij en greep toen re
soluut den hoorn. Na een kort gesprek
legde hij hem geërgerd weer neer. Een
kennis vroeg of hij dien avond kwam
bridgen
Belachelijk, zooals hij geschrokken
was. Een ontdekking was immers uit
gesloten Zouden zijn zenuwen hem
parten gaan spelen? Onzin Straks was
hij toch in veiligheid
Op straat keek hij op zijn horloge.
Drommels, vijf minuten waren met dit
vervloekte oponthoud verloren gegaan.
Vijf minuten, welke misschien niet
meer waren in te halen. Waarom wilde
hij ook op het nippertje aan het sta
tion zijn
Ha Daar stond een taxi.
Naar Victoria Station beval hij
den chauffeur. Ik heb weinig tijd.
In den wagen zette hij zijn hoed af
en leunde achterover. Hij had het warm
gekregen. Dat ellendige oponthoud met
die telefoon Hij keek op zijn horloge.
Hemel Als hij den trein niet haalde
Stom, dat hij tot de laatste minuut had
gewacht. Hij tikte tegen de tusschen-
ruit en beduidde den chauffeur, dat hij
vlugger moest tijden. Met zijn zakdoek
Mangkoe en diens echtgenoote naar vo
ren en nu ving het défilé der genoo-
digden aan. Achter elkaar, twee aan
twee, werden de nog onbekenden aan
het vorstelijk paar voorgesteld, dat,
na een handdruk, met iedereen eenige
hartelijke woorden wisselde.
Daarna verspreidden de gasten zich,
terwijl ontelbare bedienden verkoelen
de dranken en versnaperingen presen
teerden.
Het hoogtepunt kwam echter nog,
toen Serimpi’s, allen prinsessen van
den bloede, onbeschrijfelijk fijnzinnige
dansen uitvoerden. Heldensagen. Maar
zoo intens stijlvol van houding en ge
baar, dat dit evenement een openba
ring genoemd mag worden. Zulk een
dans doet ons I eerst den waren oor
sprong van de dansplastiek geheel
doorgronden. Helaas, deze manifesta
tie duurde ons veel te kort. Doch het
gevolg daarvan was, dat wij in de ge
legenheid werden gesteld een groot
deel van het Kraton-interieur te be
zichtigen. Met een onyergetelijken in
druk rijker keerden wij huiswaarts.
Een nieuwe verrassing wachtte ons
daar den volgenden morgen. De Kar-
tonagoro, regent aan het hof van den
Soesoehoenan, met wien wij eenige da
gen tevoren bij dr. Smit kennis moch
ten maken, noodde ons ter rijsttafel.
Weer een gebeurtenis van belang. Een
echt-Javaansche rijsttafel bij een Ja-
vaanschen grootwaardigheidsbekleeder
van een zoo vooraanstaande positie te
kunnen nuttigen, leek ons al heel ge
denkwaardig toe. Zelden heb ik een
voudiger mensch ontmoet. Te midden
der familie, met de gastvrouwe als
hoofdpersoon, hebben wij ons om den
disch geschaardEen disch, onver-
valscht Javaansch, geanimeerd, leer
zaam en ongekunsteld. Ik begreep, hoe
wel wat laat, dat een tooneelspeler on
eindig veel te leeren heeft om te on
dervinden, dat juist het eenvoudig-
ware de kern van iedere werkelijkheid
blijft.’ Geen zweem van zwaarwichtig
heid. Zelfs deed de Kartonagoro alles
om ons op de hoogte van de verschil
lende ceremonieele beteekenissen der
kleeding-veranderingen te brengen, on
uitputtelijk in zijn verklaringen. Het
was er gezellig als soms in eigen huis.
Bij ons heengaan werden wij door de
geheele familie plechtstatig uitgeleide
gedaanom, Als geschenk, een zeer
mooi beeld te ontvangen, omdat wij
dit toevallig dien middag met bewon
dering hadden bekeken Het was
den Kartonagoro, daar hij zooveel van
tooneelspel hield, een eer, werd nog
nadrukkelijk bij het afscheid gezegd,
met zijn uitleggingen ons van dienst
te kunnen zijn. „Het tooneelspel der
menschen bedekt veeltijds onedele be
weegredenen” luidde zijn uitspraak,
toen hij ons bij zijn aoto-met-pajong
de hand drukteIk denk nog vaak
aan deze wijsheid
Nadat wij bijna geheel Java door-
reisd hadden, traden- wij nog weer te
Soerabaja, Tjepoe, Blitar, La wang enz.
enz. op, om eindelijk naar Celebes
scheep te gaan. Ook te Makasser en
Pare-Pare, dat zoo verdacht dicht aan
het oord der Toradja’s grenst, hadden
wij weer het aangename publiek, waar
van geheel Indië het monopolie bezit.
Makasser kan zich op een schitterende
sociëteit beroemen. Een outillage als
men niet zou gelooven. Een complete
schouwburg als waarop wij hier, he
laas, slechts zelden kunnen wijzen.
Van Pare-Pare kan dit niet gezegd
de muziek geëindigd was, kwamen de worden, daarvoor is het plaatsje veel
denheid, van vorm en aankleeding. Ik
vrees, dat wij wel nimmermeer zulk
een uitvoerige verzameling van inheem-
sche tooneel- en danskunst te zien zul
len krijgen.
Het is jammer, bij dergelijke gele
genheden zoo goed als geen Europeanen
aan te treffen, want dit Is, uit folklo
ristisch oogpunt te zien, een verzuim,
hetwelk velen zal spijten.
Voor ons is Soerabaja de meest
eigenaardige en levende stad op Java.
Wij traden er bij herhaling in den
stadstuin op, stonden ook daar voor de
„Nirom” en reisden tot heel vèr in den
omtrek.
Wij doorkruisten het Tengergebergte,
enlast not least, droomden wij een
nacht aan den voet van de grootste
Hindoe-schepping, den Boroboedoer.
Wie zal het loflied dichten op dit
wonderbare oouwwerk, als achter de
facade het eerste morgenlicht door den
schemer dringt?
Ik ben er zeker van, dat ge allen,
die tropisch Nederland van zeer nabij
kent, in gedachte en vol weemoedige
herinneringen aan dien voet vertoeft.
Van Malang uit hebben wij de zand
zee en dus den Bromo bereikt. Voor
een deel te paardEn wat voor een
paard! Ik wéét niet of u weleens aan
een paardenbuik gehangen hebt? Nim
mer heb ik mijn vrouw zulke prettige
oogenblikken bezorgd, dan toen ik met
zadel en al rond het niet te mollige lijf
van mijn telganger zwaaide en vlak
boven een plas aan den buikriem spar
telde! Laat zij blij wezen, dat ik mij
krampachtig boven het drabbige vocht
wist te handhaven, anders had mijn
tooneelkunst het loodje gelegd, tenzij
ik tot de acrobatiek was overgegaan.
'Van toen-af-aan werd het mij duidelijk
waarom het paard door de auto is weg
gewerkt.
Gelukkig werden mijn haat-gevoelens
snel bekoeld, aangezien wij weldra op
„Het eiland der Demonen” moesten op
treden. Bali! Dit woord drukt reeds
alles uit wat een Indiëganger, als clou
van zijn reizen, voor schoons te wach
ten zal staan.
Alvorens echter dit vermaarde eiland
te betreden, zouden wij eerst op het
nabije Lombok een voorstelling geven.
Lombok, Mataram, Radja’s! Wat al her
inneringen bleven aan onze schoolja
ren verbonden! Ik beken dan ook, dat
wij met diep ontzag ons schip verlieten
en. met ongekende nieuwsgierigheid,
raakten wij Lombok’s grond. Door het
sociëteits-bestuur ontvangen, werden
wij al dadelijk naar den lust-tuin van
de vroegere Radja’s van Lombok gere
den. Mataram! Hier was het dus waar
omtrent de geschiedenis breedvoerig
verhaalt. Op deze plaats hadden dus
de vorsten gezeten, uitkijkende naar de
hoog-opgaande terras-vormige galerijen
en naar het gestoei der uitverkorenen,
die het klaterende water in beweging
brachten.
Wat verder, meer in de desa, bevon
den wij ons, o heilige naiviteit, plots
bij het bassin der „heilige palingen”,
daar, waar de vrouwen, als offeranden,
stukken steen in kinder kleertjes hullen,
opdat haar moederschap gezegend zij.
Nog denzelfden nacht na de voor
stelling moeten wij vertrekken. Dién
nacht varende tusschen Lombok en
Bali, was het ondoenlijk te slapen.
De tropische maan-nacht omhulde ons
te zeer met den klaren schijn der ver
beelding.
Heel vroeg kwamen wij te Boeleleng,
Bali’s eerste havenplaats, aan. En van
dit moment af wisten wij waarom Bali
het laatste Paradijs wordt genoemd.
Wij speelden des avonds in de Soos
van Singaradja, nadat onze gastheer
ons ontelbare bijzonderheden had ge
toond: de trotsche poeri-poorten, stijl
binnenwaarts opgaand en zonder af
sluiting. De Balineesche tempels en op
merkelijke kunst-gewrochten van dit
uitzonderlijke volk.
Van Singaradja naar Den Passer, via
Kintimani, over de hoogvlakten en
langs onheilspellende bergmeeren.
Te Den Passer beleefden wij de nach
telijke offerfeesten, het wijden van den
grond.
Offers, hoog opgetast, in onzegbare
veelheid en kleurcombinaties rezen
voor ons op.
Trance-dansers en danseressen bewo
gen zich mediteerend om ons heen.
Nimmer schijnt er een einde te ko
men aan deze geestdriftige eere-dien-
sten. Elders toefden wij eveneens des
nachts op de enorme erven der desa-
te klein. Maar grappig. Zonder weer
ga. Opeengehoopt zaten er pl.m. 40
menschen bijeen in een vertrek, dat
nauwelijks aan twintig menschen
ruimte bood. Dat het „tooneel” nét
groot genoeg was om naast elkaar te
staan, belette ons niet onze uiterste
best te doen. Hoe mooi goede schouw
burgen ook kunnen wezen, niets weegt
op tegen zulke kostelijke avonturen.
Daar zit sportiviteit in, want nooit is
een publiek zoo dankbaar als in afge
legen oorden, waar nauwelijks de stem
der beschaving doordringt.
Van Celebes naar Borneo. Bandjer-
massin. Weer een en, zoo mogelijk, nóg
móóier gebouw. Zonderling Een ultra
modern theater temidden van de rijke
natuur en waarlangs de rivier „zin
gende” voortschuift In eindelooze ver
latenheid, maar grootsch strekt zich
rondom het eeuwig vochtige landschap
uit. Wij hebben ons, liggende in een
prachtig gedecoreerde prauw, op de
„zingende rivier” laten drijven, een
naam dien deze stroom aan het tegen
elkaar opkruiende water dankt het
welk een eigenaardig zangerig geluid
veroorzaakt. Dat Borneo zeer uitge
strekt is, weet ieder, maar dat men.
om van het eene einde naar het an
dere te komen eerst naar Java terug
moet, zal wel weinigen bekend zijn.
Althans, zoo verging het ons, toen wij
vernamen, dat om Pontianak, aan
de andere zijde van Borneo te berei
ken, een zeereis van ruim een week
gemoeid zou zijn. Dus eerst naar Java
terug en vervolgens naar Pontianak.
Voorspoedig is anders. Maar in Indié
komt alles terecht, dus ook de tijd. Op
Bandjermasin ontdekte ik, dat mijn
Maleisch zoover gevorderd was, dat
ik, zelfs ongewild, op mijn wenken be
diend zou worden. Want toen ik op
het tooneel, tijdens een blijmoedige
één-acter, vertwijfelend
SjongenH” had uitgeroepen storm
den op dit ongewenschte oogenblik een
aantal getinte dienaren het tooneel op,
ten aanschouwe van het publiek. De
knapen hadden „Djongos! djongos!”
verstaan en vol ijver dit koddige in
termezzo veroorzaakt. De grootste
moeilijkheid was ze er weer af te wer
ken, vanwege mijn gramaticaal Ma
leisch.
Zoo een tournée is boordevol grap
pige voorvallen. Bovendien leerzaam
ten opzichte eener rechtspraak wan
neer een tooneelspeler te eigenhandig
te werk is gegaan. Een voorbeeld. In
de batak-landen had tijdens een vecht
partij tusschen de coulissen de eene
tooneelspeler den ander om zeep ge
bracht.'Een hebbelijkheid welke bij óns
alleen in „Abalino, de groote bandiet’
met applaus wordt begroet. In no time
spoedde de dader zich naar den rech
ter, daar hij er zeker van was uit zelf
verdediging gehandeld te hebben. Het
spreekt vanzelf, dat de familie van den
verslagene deze voorbarigheid niet
waardeerde en fluks een stevige aan
klacht tegen den overlaat indiende.
De „Groote Rapat” wikte en Woog en
kwam tot deze uitspraak: De dader
moest een biggetje van vijf pop slach
ten en onder het aanbieden van ver
ontschuldiging dit bij de familie van
het slachtoffer deponeeren. Echter
óók deze familie werd tot dezelfde
straf veroordeeld, maar moest, daar de
dader ongehuwd was, de doode babi
diéns vader aanbieden. Ten overvloede
werd de beklagenswaardige familie nog
veroordeeld drie pop aan dién gelukki
gen vader te betalen, aangezien de co-
mediant zaliger zoo brütaAl was ge
weest éigen rechter te willen spelen.
Met deze toelage kon de vader van
den dader tevreden zijn en ik vermoed
dat hij, met talrijken oogst gezegend,
hoopvol de toekomst tegemoet kan
zien
Wederom te Soerabaja teruggekeerd,
bezochten wij de „Pasar Malem”. Zel
den gebeurt het, dat men zooveel ver
schillende nationale dans- en tooneel-
feesten te aanschouwen krijgt. Een ver
zameling van al wat op Java en op dit
gebied bijeen gebracht had kunnen
worden.
Zoo was er de „Re-ok”, het open-
luchtspookspel met het angstaanja
gende tijger-monster de „Ketoprak” het
parodische volkstooneel, scherp van
satyre.
Natuurlijk de „Wajong Wong” en de
„Wajang Golek”, de meest zuiver-in-
heemsche goden-spelen door menschen
of poppen uitgebeeld. Te veel qm op te
noemen. Buitengewoon van verschei-
„Levenswijsheid met een glimlach”,
door dr. Lin Yutang. Zuid-Holl.
Uitgevers Mij., alhier.
Dr. Lin Yutang is de schrijver o.m.
van „Mijn land en mijn volk” waarvan
wij reeds eerder op deze plaats hebben
getuigd, dat het tot een der nobelste
boeken van dezen tijd gerekend mag
worden, geschréven door een superieur
mensch, die zich een diep inzicht heeft
verworven, niet alleen in het leven van
Zijn eigen volk, dat hij kent en liefheeft
met zijn deugden en gebreken als wei
nigen, maar ook in het leven der ge
heele menschheid. Dit nieuwe boek van
hem gaat ver buiten de grenzen, welke
hij voor zijn vorige werk heeft moeten^
trekken. De Amerikaansche uitgave,
dr. Lin Yutang .verblijft in New-York
had direct een zeer groot succes,
maar daarmede moet men voorzichtig
zijn, want de Amerikaan, hoe nuchter
hij ook staat aangeschreven, wordt
gauw sentimenteel in zaken van gods
dienst en Oostersche wijsheid en de
vrees was gerechtvaardigd, dat de
schrijver zelf een tikje veramerikani
seren zou. In zijn nieuwe boek is
aj*rvan, gelukkig, niets gebleken. Men
u toch wel zeer verkeerd doen in de
De merkwaardigste grootere en klei-
gere „kotta’s”, de aanduiding „dorp
of stad” hebben wij in Indië niet ver
nomen welke wij hebben bezocht,
zijn Solo en Djocja geweest. Vooral
door de eeuwenoude tradities, welke
evenzeer in de gebruiken en gewoon
ten als in de kleederdracht der bevol
king kenbaar zijn. Zoowel te Solo als
te Djocja worden zeer eigendommelijke
plechtigheden in eere gehouden, terwijl
jn de vorstenverblijven het historisch
ritueel blijft gehandhaafd.
Boffers als wij zijn, zouden wij dat
spoedig gewaar worden. Juist te Ba
tavia teruggekeerd, bereikte ons uit
Solo en van bevriende zijde de uitnoo-
diging, daar bekend was geworden, dat
wij dien kant uitkwamen, aldaar te
komen logeeren. Door toedoen van on
zen gastheer, dr. Taco Smit, die als
Controleur met het Rijksbestuur voort
durend contact heeft, werden wij ge
ïnviteerd bij den Mangkoe Negoro ter
receptie te verschijnen. Deze vorst zou
l een paar dagen later naar Holland af
reizen, teneinde bij het huwelijk van
'Prinses Juliana en Prins Bernhard
aanwewg te kunnen zijn.
Een onvergetelijk schouwspel wacht
te ons. Lange rijen auto’s voerden de
gasten' aan. De vorstelijke Pendopo
werd gevuld met heeren regeerings-
ambtenaren en genoodigden, in gezel
schap hunner respectievelijke dames.
Kleurige beweegelijkheid, rijke toilet
ten, waartusschen zich de statige figu
ren der Javaansche aristocratie bewo
gen. De Rijks-groote, wij zouden zeg
gen: éérste minister, ontving de gasten
met onnavolgbare hoffelijkheid. Als
steeds en overal groepte de inheem-
sche bevolking buiten den Kraton te
zamen, zonder eenig gerucht en met
serene aandacht Twee orkesten, één
Gamelang (het huis-orkest van den
Mangkoe) en één van gemengd Euro-
peesche herkomst, waren aan weerszij
den van de Pendopo opgesteld. Plotse
ling werd aangekondigd: „Zijn Vorste
lijke Hoogheid”. Nu splitsten de groe
pen aanwezigen zich en begaven zich
naar beide kanten van de Pendopo,
zoodat een breed middenpad open
kwam. Op dit moment zette de muziek
in en wij waren toen getuigen van een
opmerkelijk voorval. Tegelijkertijd dat
het „Wilhelmus” weerklonk, bracht de
uitmuntende Gamelang de gebruike
lijke Hymne ten gehoore, met resul
taat dat tweeërlei nationale volks-
hymnen door elkaar gespeeld werden.
Een wonderlijk-muzikale combinatie,
welke óók op hetzelfde oogenblik een
einde nam. Deze manifestatie bleek
volkomen en régie te wezen. Bij de
eerste tonen verscheen Gouverneur
Treur met den zelfbestuurder, gevolgd
door diens gade, de Ratoe Timoer, als
mede vele familieleden,
vrouwelijk deel de
Vormde.
Op het enorme tapijt
len gereed, waarop achtereenvolgens
de Mangkoe, de Gouverneur en de Ra
toe Timoer met gevolg plaats namen.
Een sprookjesachtige aanblik, die sta
tige en volkomen beheerschte voor
naamheid. De aantrekkelijkheid van
het geheel werd nog verhoogd doordat
allen, met uitzondering van den Man
koe, die in uniform was, met nationale
kleederdrachten getooid waren. Nadat
ANGST
it