HAAGSCHE COURANT LETTERKUNDIG BIJBLAD Als tooneelspeler door den Indischen Archipel LeUterlkiuiimdEg® --II VAN DE Woensdag 27 Maart H940, No. H7528. HU b.4.p.3. JOHAN SCHMIDT. V. «(Slotï stonden stoe- JOHAN KONING, S jongen, waarvan het meerderheid veegde hij zich het zweef van het voor hoofd Wat was dat achter hem? Hef geratel van een motor. Verschrikt draaide hij zich om. Alle duivels Dia zwarte auto had hij al eerder gezien. Werd hij achtervolgd? Met bevende vingers streek hij langs den binnen kant van zijn boord Eigenlijk kin derachtig om zich zoo op te winden. Er kon immers niets gebeuren Juist wilde hij den chauffeur nog maals tot grooter snelheid aansporen, toen hij voelde dat de wagen remde de taxi stond stil. De groote auto, zwarf en dreigend stond nu vlak achter hem. Wie zou er in zitten? Politie? Misschien de speurhonden van Scotland Yard? Hij voelde zich een bezwijming nabij. Maar ook andere wagens stonden stil, vlak bij elkaar. Goddank, het was maar een verkeersopstoppingMaag twee volle minuten duurde het alvo rens de straat weer vrij was. Een pond fooi, als we den treifl halen Bijna gillend had hij het den chauf feur toegeschreeuwd. Maar het kmd ge holpen. Voor een pond riskeert een Londensche chauffeur wel een over treding van de maximum-snelheid. Met een waanzinnige vaart suisde de wagen voort en de zwarte auto was verdwenen. Staffield wilde verlicht adem halen, maar de angst liet hem niet los. Zou die zwarte wagen misschien een anderen, korteren weg hebben genomen om hem aan het station op te vangen? Of wa ren die speurhonden misschien ergens uitgestapt om de politto ssn hek station te waarschuwen? Hij voelde, dat zijn zenuwen hem langzaam de baas werden. Een eigen aardige matheid scheen zijn ledematen te hebben aangegrepen. Met trillende vingers haalde hij zijn horloge te voor schijn. Alles schemerde hem voor de oogen. Met zijn laatste wilskracht dwong hij zijn geest tot gehoorzaamheid. Nog drie minuten. Hij keek naar bui ten. Vauxhall Bridge Road. De omge ving was hem bekend. Met dit tempo zouden ze in anderhalve minuut het station bereiken. Hij zou het halen ai was het ook op het nippertje Zoo had hij het toch immers zelf ge wild? Op het laatste nippertje Een onzinnig remmen deed hem plotseling haast voorover vallen. De wielen sleur den over het asfaltde taxi stond stilstemmen twee mannen in uniform Half bewusteloos, doodsbleek staar de Staffield nwr de beide agenten, die met den chaufteur spraken. Een van de agenten greep het handvat van het por tier het einde, dit was het einde Een korte, scherpe knal sloeg den agent tegemoet, toen hij het portier opende In de Londensche avondbladen kon men het volgende korte berichtje lezen: Op de Vauxhall Bridge wejd een auto, die naar het Victoria Station reed wegens te snel rijden aangehouden. Bij het zien van de politie schoot de passa gier zich dood. Behalve een som gelds en een Fransche pas op naam van „Le noir” werd niets op het lijk gevonden. Eventueele inlichtingen, die kunnen .leiden tot vaststelling van de identiteit, worden ingewacht op kamer 22, Scot land Yard. heeft verrijkt. Wij zien dezen rijkdom met verrukte oogen en het hart staat er wijd voor open. De levensbeschou wing, in dit omvangrijke boek ontwik keld, is als een toegestoken hand aan hen, die in den chaos van het Westen aan een fatale geestelijke ontreddering dreigen ten onder te gaan. Dit boek komt juist op tijd. Het kan redding brengen aan wien in dezen tijd aarzelt of twijfelmoedig is. In de fraaie uiterlijke verzorging, welke dit werk als cultuurserie-boek heeft ontvangen, is deze uitgave geworden tot iets,-dat ieder, voor wien het leven iets meer beteekent dan een aaneenschake ling van feiten, als een kostbaar bezit zal beschouwen. Van dr. Lin Yutang mag men getui gen, hetzelfde wat hij van zijn „mees ters” getuigt, namelijk, dat zijn helder heid van opvatting zoo menschelijk is en toch zoo goddelijk en dat zijn wijs heid zoo volkomen zonder moeite in het licht treedt, omdat zij zoo volkomen na tuurlijk is geweest. De schrijver zal voor altijd in den geest een vriend van iederen lezer worden. Niet zonder geest en satyre vertelt de schrijver in zijn voorrede, dat hij niet beschikt over aca demische dressuur in de philosophic Ik ben niet diepzinnig en niet belezen zegt hij. Ik heb geen college geloopen in de philosophic. Ik heb slechts het boek des levens gelezen en die bekentenis is de sleutel tot het gebeuren van het over- Maar ook zou men het lyrische als een dichterlijk element in zijn philosophic kunnen beschouwen, want er zijn vele bladzijden, waarin een waarlijk dich terlijke geest aan het woord is, die de schoonheid en de vreugde weet te pu ren uit de alledaagsche verschijningen van het lewn. In het eerste hoofdstuk: „Het ontwa ken” blijkt dit reeds, ook in wat daar op als derde afdeeling van dit hoofd stuk volgt: de vagebond als ideaal. Dit is, wat Waldemar Bonsels in zijn „Men- schenwege” heeft gezegd: de ware dich ter is de zwerver in het leven. De wijze schrijver gaat dan na wat de Christe lijke, de Grieksche en de Chineesche opvattingen van het menschdom zijn, om daarna „ons dierlijk erfdeel” te be schouwen. waarop hij stil staat bij de waardigheid van den mensch en bij den oorsprong der menschelijke beschaving. Zoo nu en dan begint een opvoedend element in zijn beschouwingen door te breken. Men gaat steeds meer besef fen, dat het lezen niet alleen een per soonlijk genoegen, maar ook een per soonlijk nut inhoudt. Het genieten van het leven, het genieten van ons tehuis, van de natuur, van de geestesbescha ving, dit alles vormt de stof van vele hoofdstukken, die aan dit boek een geestelijke waarde schenken, welke het ver verheft boven al die vele werken, welke in dit opzicht een vademécum be oogden te zijn, Edward Staffield, kassier van de „Estate Bank” knipte het slot van zijn valies dicht en keek op zijn horloge. Zijn hand beefde even. Nog een goed half uur voordat de trein vertrok. Bin nen tien minuten zou hij een taxi ne men en precies op tijd zou hij aan het station zijn. Hij wilde daar in geen ge val wachten. weldigende succes, dat zijn werk heeft en hebben zal in welke taal ter wereld het ook verschenen is of nog verschij nen zal. Hij heeft er ook de voorkeur aan gegeven om als mensch van onzen tijd te spreken, die aan het mèderne le ven deelneemt, en niet alleeq als Chi nees. Hij heeft ook alleen dat gegeven, wat hij zelf in zijn moderne wezen heeft opgenomen en hij is dus niet louter op getreden als een eerbiedig vertaler of vertolker van oude schrijvers. Maar juist deze omstandigheid doet hem zoo verwant zijn aan den modernen lezer. Hij heeft de distantie opgeheven tus- schen den ouden Chineeschen filosoof, die wijsheden voor alle eeuwen heeft verkondigd en den modernen mensch. Dit is werkelijk een geniale zet geweest van dezen levenswijzen, guitigen en geestigen auteur. Er is geen gebied van den mensche- lijken geest, dat dr. Lin Yutang niet be wandeld heeft. Bewandeld is een zwak woord. Hij heeft het kris-en-kras door kruist, hij is van den hoofdweg op honderd zij- en dwarspaden gegaan en de lezer volgt hem op den voet, hij houdt hem angstvallig in het oog, want zoozeer is de charme van zijn persoon lijkheid reeds op hem ingewerkt, dat hij voor geen geld dezen gids en leids man zou willen verliezen. De schrijver zelf spreekt van „lyrische philosophic”, lyrisch dan te verstaan in den zin van een zeer persoonlijken en eigen kijk. „De betrekking tot God” en „De kunst van denken” zijn de onderwer pen, welke de stof leveren voor de beide laatste hoofdstukken, met als be sluit een actueel pleidooi voor den terugkeer tot het gezonde verstand, op een oogenblik dus waarop men nu niet bepaald kan zeggen, dat Europa wordt geregeerd door den geest der redelijk-, heid. Op aangename wijze met een glim-' lach, die geen oogenblik verveelt worden de levenswijze gedachten in dit boek tot den lezer gebracht. Hij zal, met onrust in het hart begonnen, zich ge leidelijk rustiger gaan voelen; voor het gemoedsleven van den modernen mensch, bevat dit werk een schat van schoonheid en wijsheid. Men behoeft er niet bang voor te zijn, dat de moderne dr. Lin Yutang een oud Chineesch décor heeft misbruikt om zijn gedachten in gang te doen vinden. Hij is de eenvoud en oprechtheid in persoon. Hij maakt, tenslotte, de wijsheid niet tot gemeen goed. Hij stimuleert bij den lezer het zoeken naar wijsheid. Er bestaat een oude spreuk uit den Talmoed: Een mensch blijft wijs, zoolang hij de wijs heid zoekt: zoodra hij in de waan ver keert haar gevonden te hebben, wordt hij een dwaas. Deze oude spreuk moet ook dr. Lin Yutang bekend zijn ge, weest bootslui werpen reeds de touwen los! We gaan, met treurnis in het hart naar Holland terug. Gegróét schoon Insu- linde! Wonderbare eilanden-groep! VaArwèl! Vaarwel, ook gij, kleine vlug ge tiedjak, waarop wij zoo lang en zoo vaak het oog hielden gericht. Vaarwel, ook gij gekko en sjirpende krekels, waarvan de aanwezigheid den stillen nacht weliswaar soms verstoorde, maar die tegelijk de tropische atmosfeer le ven gaf. Vaarwel, godenverblijven, wel ke voor óns slechts bergen zijn’ Zacht aardig volk, vaArwèl! En ook gij, land- genooten, die daar, ver van uw geboor- te-grond, onze vrienden werden, vaar wel en. naar wij vurig hopen, tot weer ziens! Nog heel lang zal de gamalang in onze ooren weerklinken als de we zenlijke roepstem dier onvergetelijke gewesten. charme, waarmede hij zijn stof voor draagt, °en element van oppervlakkig heid te zien. Hij bewijst er slechts mede, dat men filosofische waarheden en stel sels en diepzinnige gedachten evengoed met een glimlach kan voorbrengen dan met het onaandoenlijk masker van den academischen geleerde. Men neemt, al lezende, den glimlach over, waarmede deze „levenswijsheid met een glimlach” ons wordt opgediend. Dr. Lin Yutang zou niet de levens wijze man zijn, die hij is, wanneer hij in zijn voorrede niet openlijk zou heb ben bekend, dat hij niet origineel is. Inderdaad zijn de denkbeelden in zijn boek reeds herhaaldelijk door vele Oostersche en Westersche denkers be dacht en uitgedruktin zooverre brengt zijn werk geen openbaringen. Maar wat wèl een openbaring voor den lezer is, dat is de schoone en bekoorende een voud waarop dr. Lin Yutang zich weet uit te drukken. Dit boek, dat de diepste levenswijsheden bevat, leest men, we zouden haast zeggen, bijna als een roman. Het is nooit te zwaar, nooit dor of langdradig, het boeit den geest en al is het, voorzoover het ons de essence geeft der Chineesche filosofie, niet wat wijlen Borel’s „Schoonheid en Wijs heid uit China” was, de devotie ont breekt er ten eenenmale aan toch is het een werk, dat ons klaar doet zien den ontzaglijken rijkdom waarmede de Chineesche filosofie de menschheid bewoners, waar de priesters, tijdens het tanden-vijlen der huwbaren, de fana tieke en curieuze danspassen der ge kostumeerde offer-aanbieders, hun schilderachtig ceremonieel in extase verrichten, zonder zich om iets of iemand te bekommeren. Des daags trok ken bloem- en vlagrijke stoeten voorbij om het gewijde water uit de tempels te halen. Zinrijk van gewaden en regel maat. De statige, altijd weer opnieuw offers-brengende vrouwen en meisjes, die op haar hoofden de schitterendst decoratief saamgestelde vruchten-ta- bleaux meedroegen. Dat Alles en nóg véél méér zagen wij; de sierlijk uit hout gesneden .koeien, waarin de lijkoverblijfselen ter ver branding worden gelegd, het bouwen der verbrandings-torensde onver- valschte Balineesche kunst Helaas, met Bali is onze tournée ten einde. Prachtig Bali, zij gegróét! De Met het horloge in de hand, welke nu weer rustig en koud was als altijd, ging hij voor het raam zitten en staarde in den nevel. Ginds, als in een wazige verte, zag hij den ouden scheven schoorsteen welke al jaren dreigde om te vallen. Die zou hij nooit meer ziendoch meteen keerden zijn ge dachten weer tot de werkelijkheid terug. Was zijn plan goed? Was het werke lijk zoo volmaakt, dat er beslist niets kon gebeuren? Neen, er kón niets ver keerds gaan, alles was tot in de klein ste détails goed doordacht. De verval- schingen en gefingeerde boekingen wa ren zoo zorgvuldig geschied, dat alleen een uitgebreid onderzoek deze aan het licht zouden kunnen brengen. Dan was hij al lang ergens in veilig heid. Met opzet had hij een Bank-holi day voor zijn vlucht uitgekozen. Nu was het Zaterdag en vóór Dinsdag was er geen ontdekking te vreezen. Groote bedragen had hij gedurende de afgeloopen weken naar het continent gezonden, naar een plaats, waar hij er ten allen tijde, zonder zijn identiteit te bewijzen, de beschikking over kon hebben. Slechts een betrekkelijk klein bedrag aan contanten had hij bij zich. Werkelijk hij kon tevreden zijn er kón niets gebeuren En als het nu toch het geval was? Zijn hand voelde in zijn zak naar een klein, hard voorwerp. Ook daarvoor had hij gezorgd De tien minuten waren om. Juist greep hij zijn overjas en zijn koffer, toen plotseling het rinkelen van de tele foon hem verschrikt deed opzien. Even aarzelde hij en greep toen re soluut den hoorn. Na een kort gesprek legde hij hem geërgerd weer neer. Een kennis vroeg of hij dien avond kwam bridgen Belachelijk, zooals hij geschrokken was. Een ontdekking was immers uit gesloten Zouden zijn zenuwen hem parten gaan spelen? Onzin Straks was hij toch in veiligheid Op straat keek hij op zijn horloge. Drommels, vijf minuten waren met dit vervloekte oponthoud verloren gegaan. Vijf minuten, welke misschien niet meer waren in te halen. Waarom wilde hij ook op het nippertje aan het sta tion zijn Ha Daar stond een taxi. Naar Victoria Station beval hij den chauffeur. Ik heb weinig tijd. In den wagen zette hij zijn hoed af en leunde achterover. Hij had het warm gekregen. Dat ellendige oponthoud met die telefoon Hij keek op zijn horloge. Hemel Als hij den trein niet haalde Stom, dat hij tot de laatste minuut had gewacht. Hij tikte tegen de tusschen- ruit en beduidde den chauffeur, dat hij vlugger moest tijden. Met zijn zakdoek Mangkoe en diens echtgenoote naar vo ren en nu ving het défilé der genoo- digden aan. Achter elkaar, twee aan twee, werden de nog onbekenden aan het vorstelijk paar voorgesteld, dat, na een handdruk, met iedereen eenige hartelijke woorden wisselde. Daarna verspreidden de gasten zich, terwijl ontelbare bedienden verkoelen de dranken en versnaperingen presen teerden. Het hoogtepunt kwam echter nog, toen Serimpi’s, allen prinsessen van den bloede, onbeschrijfelijk fijnzinnige dansen uitvoerden. Heldensagen. Maar zoo intens stijlvol van houding en ge baar, dat dit evenement een openba ring genoemd mag worden. Zulk een dans doet ons I eerst den waren oor sprong van de dansplastiek geheel doorgronden. Helaas, deze manifesta tie duurde ons veel te kort. Doch het gevolg daarvan was, dat wij in de ge legenheid werden gesteld een groot deel van het Kraton-interieur te be zichtigen. Met een onyergetelijken in druk rijker keerden wij huiswaarts. Een nieuwe verrassing wachtte ons daar den volgenden morgen. De Kar- tonagoro, regent aan het hof van den Soesoehoenan, met wien wij eenige da gen tevoren bij dr. Smit kennis moch ten maken, noodde ons ter rijsttafel. Weer een gebeurtenis van belang. Een echt-Javaansche rijsttafel bij een Ja- vaanschen grootwaardigheidsbekleeder van een zoo vooraanstaande positie te kunnen nuttigen, leek ons al heel ge denkwaardig toe. Zelden heb ik een voudiger mensch ontmoet. Te midden der familie, met de gastvrouwe als hoofdpersoon, hebben wij ons om den disch geschaardEen disch, onver- valscht Javaansch, geanimeerd, leer zaam en ongekunsteld. Ik begreep, hoe wel wat laat, dat een tooneelspeler on eindig veel te leeren heeft om te on dervinden, dat juist het eenvoudig- ware de kern van iedere werkelijkheid blijft.’ Geen zweem van zwaarwichtig heid. Zelfs deed de Kartonagoro alles om ons op de hoogte van de verschil lende ceremonieele beteekenissen der kleeding-veranderingen te brengen, on uitputtelijk in zijn verklaringen. Het was er gezellig als soms in eigen huis. Bij ons heengaan werden wij door de geheele familie plechtstatig uitgeleide gedaanom, Als geschenk, een zeer mooi beeld te ontvangen, omdat wij dit toevallig dien middag met bewon dering hadden bekeken Het was den Kartonagoro, daar hij zooveel van tooneelspel hield, een eer, werd nog nadrukkelijk bij het afscheid gezegd, met zijn uitleggingen ons van dienst te kunnen zijn. „Het tooneelspel der menschen bedekt veeltijds onedele be weegredenen” luidde zijn uitspraak, toen hij ons bij zijn aoto-met-pajong de hand drukteIk denk nog vaak aan deze wijsheid Nadat wij bijna geheel Java door- reisd hadden, traden- wij nog weer te Soerabaja, Tjepoe, Blitar, La wang enz. enz. op, om eindelijk naar Celebes scheep te gaan. Ook te Makasser en Pare-Pare, dat zoo verdacht dicht aan het oord der Toradja’s grenst, hadden wij weer het aangename publiek, waar van geheel Indië het monopolie bezit. Makasser kan zich op een schitterende sociëteit beroemen. Een outillage als men niet zou gelooven. Een complete schouwburg als waarop wij hier, he laas, slechts zelden kunnen wijzen. Van Pare-Pare kan dit niet gezegd de muziek geëindigd was, kwamen de worden, daarvoor is het plaatsje veel denheid, van vorm en aankleeding. Ik vrees, dat wij wel nimmermeer zulk een uitvoerige verzameling van inheem- sche tooneel- en danskunst te zien zul len krijgen. Het is jammer, bij dergelijke gele genheden zoo goed als geen Europeanen aan te treffen, want dit Is, uit folklo ristisch oogpunt te zien, een verzuim, hetwelk velen zal spijten. Voor ons is Soerabaja de meest eigenaardige en levende stad op Java. Wij traden er bij herhaling in den stadstuin op, stonden ook daar voor de „Nirom” en reisden tot heel vèr in den omtrek. Wij doorkruisten het Tengergebergte, enlast not least, droomden wij een nacht aan den voet van de grootste Hindoe-schepping, den Boroboedoer. Wie zal het loflied dichten op dit wonderbare oouwwerk, als achter de facade het eerste morgenlicht door den schemer dringt? Ik ben er zeker van, dat ge allen, die tropisch Nederland van zeer nabij kent, in gedachte en vol weemoedige herinneringen aan dien voet vertoeft. Van Malang uit hebben wij de zand zee en dus den Bromo bereikt. Voor een deel te paardEn wat voor een paard! Ik wéét niet of u weleens aan een paardenbuik gehangen hebt? Nim mer heb ik mijn vrouw zulke prettige oogenblikken bezorgd, dan toen ik met zadel en al rond het niet te mollige lijf van mijn telganger zwaaide en vlak boven een plas aan den buikriem spar telde! Laat zij blij wezen, dat ik mij krampachtig boven het drabbige vocht wist te handhaven, anders had mijn tooneelkunst het loodje gelegd, tenzij ik tot de acrobatiek was overgegaan. 'Van toen-af-aan werd het mij duidelijk waarom het paard door de auto is weg gewerkt. Gelukkig werden mijn haat-gevoelens snel bekoeld, aangezien wij weldra op „Het eiland der Demonen” moesten op treden. Bali! Dit woord drukt reeds alles uit wat een Indiëganger, als clou van zijn reizen, voor schoons te wach ten zal staan. Alvorens echter dit vermaarde eiland te betreden, zouden wij eerst op het nabije Lombok een voorstelling geven. Lombok, Mataram, Radja’s! Wat al her inneringen bleven aan onze schoolja ren verbonden! Ik beken dan ook, dat wij met diep ontzag ons schip verlieten en. met ongekende nieuwsgierigheid, raakten wij Lombok’s grond. Door het sociëteits-bestuur ontvangen, werden wij al dadelijk naar den lust-tuin van de vroegere Radja’s van Lombok gere den. Mataram! Hier was het dus waar omtrent de geschiedenis breedvoerig verhaalt. Op deze plaats hadden dus de vorsten gezeten, uitkijkende naar de hoog-opgaande terras-vormige galerijen en naar het gestoei der uitverkorenen, die het klaterende water in beweging brachten. Wat verder, meer in de desa, bevon den wij ons, o heilige naiviteit, plots bij het bassin der „heilige palingen”, daar, waar de vrouwen, als offeranden, stukken steen in kinder kleertjes hullen, opdat haar moederschap gezegend zij. Nog denzelfden nacht na de voor stelling moeten wij vertrekken. Dién nacht varende tusschen Lombok en Bali, was het ondoenlijk te slapen. De tropische maan-nacht omhulde ons te zeer met den klaren schijn der ver beelding. Heel vroeg kwamen wij te Boeleleng, Bali’s eerste havenplaats, aan. En van dit moment af wisten wij waarom Bali het laatste Paradijs wordt genoemd. Wij speelden des avonds in de Soos van Singaradja, nadat onze gastheer ons ontelbare bijzonderheden had ge toond: de trotsche poeri-poorten, stijl binnenwaarts opgaand en zonder af sluiting. De Balineesche tempels en op merkelijke kunst-gewrochten van dit uitzonderlijke volk. Van Singaradja naar Den Passer, via Kintimani, over de hoogvlakten en langs onheilspellende bergmeeren. Te Den Passer beleefden wij de nach telijke offerfeesten, het wijden van den grond. Offers, hoog opgetast, in onzegbare veelheid en kleurcombinaties rezen voor ons op. Trance-dansers en danseressen bewo gen zich mediteerend om ons heen. Nimmer schijnt er een einde te ko men aan deze geestdriftige eere-dien- sten. Elders toefden wij eveneens des nachts op de enorme erven der desa- te klein. Maar grappig. Zonder weer ga. Opeengehoopt zaten er pl.m. 40 menschen bijeen in een vertrek, dat nauwelijks aan twintig menschen ruimte bood. Dat het „tooneel” nét groot genoeg was om naast elkaar te staan, belette ons niet onze uiterste best te doen. Hoe mooi goede schouw burgen ook kunnen wezen, niets weegt op tegen zulke kostelijke avonturen. Daar zit sportiviteit in, want nooit is een publiek zoo dankbaar als in afge legen oorden, waar nauwelijks de stem der beschaving doordringt. Van Celebes naar Borneo. Bandjer- massin. Weer een en, zoo mogelijk, nóg móóier gebouw. Zonderling Een ultra modern theater temidden van de rijke natuur en waarlangs de rivier „zin gende” voortschuift In eindelooze ver latenheid, maar grootsch strekt zich rondom het eeuwig vochtige landschap uit. Wij hebben ons, liggende in een prachtig gedecoreerde prauw, op de „zingende rivier” laten drijven, een naam dien deze stroom aan het tegen elkaar opkruiende water dankt het welk een eigenaardig zangerig geluid veroorzaakt. Dat Borneo zeer uitge strekt is, weet ieder, maar dat men. om van het eene einde naar het an dere te komen eerst naar Java terug moet, zal wel weinigen bekend zijn. Althans, zoo verging het ons, toen wij vernamen, dat om Pontianak, aan de andere zijde van Borneo te berei ken, een zeereis van ruim een week gemoeid zou zijn. Dus eerst naar Java terug en vervolgens naar Pontianak. Voorspoedig is anders. Maar in Indié komt alles terecht, dus ook de tijd. Op Bandjermasin ontdekte ik, dat mijn Maleisch zoover gevorderd was, dat ik, zelfs ongewild, op mijn wenken be diend zou worden. Want toen ik op het tooneel, tijdens een blijmoedige één-acter, vertwijfelend SjongenH” had uitgeroepen storm den op dit ongewenschte oogenblik een aantal getinte dienaren het tooneel op, ten aanschouwe van het publiek. De knapen hadden „Djongos! djongos!” verstaan en vol ijver dit koddige in termezzo veroorzaakt. De grootste moeilijkheid was ze er weer af te wer ken, vanwege mijn gramaticaal Ma leisch. Zoo een tournée is boordevol grap pige voorvallen. Bovendien leerzaam ten opzichte eener rechtspraak wan neer een tooneelspeler te eigenhandig te werk is gegaan. Een voorbeeld. In de batak-landen had tijdens een vecht partij tusschen de coulissen de eene tooneelspeler den ander om zeep ge bracht.'Een hebbelijkheid welke bij óns alleen in „Abalino, de groote bandiet’ met applaus wordt begroet. In no time spoedde de dader zich naar den rech ter, daar hij er zeker van was uit zelf verdediging gehandeld te hebben. Het spreekt vanzelf, dat de familie van den verslagene deze voorbarigheid niet waardeerde en fluks een stevige aan klacht tegen den overlaat indiende. De „Groote Rapat” wikte en Woog en kwam tot deze uitspraak: De dader moest een biggetje van vijf pop slach ten en onder het aanbieden van ver ontschuldiging dit bij de familie van het slachtoffer deponeeren. Echter óók deze familie werd tot dezelfde straf veroordeeld, maar moest, daar de dader ongehuwd was, de doode babi diéns vader aanbieden. Ten overvloede werd de beklagenswaardige familie nog veroordeeld drie pop aan dién gelukki gen vader te betalen, aangezien de co- mediant zaliger zoo brütaAl was ge weest éigen rechter te willen spelen. Met deze toelage kon de vader van den dader tevreden zijn en ik vermoed dat hij, met talrijken oogst gezegend, hoopvol de toekomst tegemoet kan zien Wederom te Soerabaja teruggekeerd, bezochten wij de „Pasar Malem”. Zel den gebeurt het, dat men zooveel ver schillende nationale dans- en tooneel- feesten te aanschouwen krijgt. Een ver zameling van al wat op Java en op dit gebied bijeen gebracht had kunnen worden. Zoo was er de „Re-ok”, het open- luchtspookspel met het angstaanja gende tijger-monster de „Ketoprak” het parodische volkstooneel, scherp van satyre. Natuurlijk de „Wajong Wong” en de „Wajang Golek”, de meest zuiver-in- heemsche goden-spelen door menschen of poppen uitgebeeld. Te veel qm op te noemen. Buitengewoon van verschei- „Levenswijsheid met een glimlach”, door dr. Lin Yutang. Zuid-Holl. Uitgevers Mij., alhier. Dr. Lin Yutang is de schrijver o.m. van „Mijn land en mijn volk” waarvan wij reeds eerder op deze plaats hebben getuigd, dat het tot een der nobelste boeken van dezen tijd gerekend mag worden, geschréven door een superieur mensch, die zich een diep inzicht heeft verworven, niet alleen in het leven van Zijn eigen volk, dat hij kent en liefheeft met zijn deugden en gebreken als wei nigen, maar ook in het leven der ge heele menschheid. Dit nieuwe boek van hem gaat ver buiten de grenzen, welke hij voor zijn vorige werk heeft moeten^ trekken. De Amerikaansche uitgave, dr. Lin Yutang .verblijft in New-York had direct een zeer groot succes, maar daarmede moet men voorzichtig zijn, want de Amerikaan, hoe nuchter hij ook staat aangeschreven, wordt gauw sentimenteel in zaken van gods dienst en Oostersche wijsheid en de vrees was gerechtvaardigd, dat de schrijver zelf een tikje veramerikani seren zou. In zijn nieuwe boek is aj*rvan, gelukkig, niets gebleken. Men u toch wel zeer verkeerd doen in de De merkwaardigste grootere en klei- gere „kotta’s”, de aanduiding „dorp of stad” hebben wij in Indië niet ver nomen welke wij hebben bezocht, zijn Solo en Djocja geweest. Vooral door de eeuwenoude tradities, welke evenzeer in de gebruiken en gewoon ten als in de kleederdracht der bevol king kenbaar zijn. Zoowel te Solo als te Djocja worden zeer eigendommelijke plechtigheden in eere gehouden, terwijl jn de vorstenverblijven het historisch ritueel blijft gehandhaafd. Boffers als wij zijn, zouden wij dat spoedig gewaar worden. Juist te Ba tavia teruggekeerd, bereikte ons uit Solo en van bevriende zijde de uitnoo- diging, daar bekend was geworden, dat wij dien kant uitkwamen, aldaar te komen logeeren. Door toedoen van on zen gastheer, dr. Taco Smit, die als Controleur met het Rijksbestuur voort durend contact heeft, werden wij ge ïnviteerd bij den Mangkoe Negoro ter receptie te verschijnen. Deze vorst zou l een paar dagen later naar Holland af reizen, teneinde bij het huwelijk van 'Prinses Juliana en Prins Bernhard aanwewg te kunnen zijn. Een onvergetelijk schouwspel wacht te ons. Lange rijen auto’s voerden de gasten' aan. De vorstelijke Pendopo werd gevuld met heeren regeerings- ambtenaren en genoodigden, in gezel schap hunner respectievelijke dames. Kleurige beweegelijkheid, rijke toilet ten, waartusschen zich de statige figu ren der Javaansche aristocratie bewo gen. De Rijks-groote, wij zouden zeg gen: éérste minister, ontving de gasten met onnavolgbare hoffelijkheid. Als steeds en overal groepte de inheem- sche bevolking buiten den Kraton te zamen, zonder eenig gerucht en met serene aandacht Twee orkesten, één Gamelang (het huis-orkest van den Mangkoe) en één van gemengd Euro- peesche herkomst, waren aan weerszij den van de Pendopo opgesteld. Plotse ling werd aangekondigd: „Zijn Vorste lijke Hoogheid”. Nu splitsten de groe pen aanwezigen zich en begaven zich naar beide kanten van de Pendopo, zoodat een breed middenpad open kwam. Op dit moment zette de muziek in en wij waren toen getuigen van een opmerkelijk voorval. Tegelijkertijd dat het „Wilhelmus” weerklonk, bracht de uitmuntende Gamelang de gebruike lijke Hymne ten gehoore, met resul taat dat tweeërlei nationale volks- hymnen door elkaar gespeeld werden. Een wonderlijk-muzikale combinatie, welke óók op hetzelfde oogenblik een einde nam. Deze manifestatie bleek volkomen en régie te wezen. Bij de eerste tonen verscheen Gouverneur Treur met den zelfbestuurder, gevolgd door diens gade, de Ratoe Timoer, als mede vele familieleden, vrouwelijk deel de Vormde. Op het enorme tapijt len gereed, waarop achtereenvolgens de Mangkoe, de Gouverneur en de Ra toe Timoer met gevolg plaats namen. Een sprookjesachtige aanblik, die sta tige en volkomen beheerschte voor naamheid. De aantrekkelijkheid van het geheel werd nog verhoogd doordat allen, met uitzondering van den Man koe, die in uniform was, met nationale kleederdrachten getooid waren. Nadat ANGST it

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 15