HAAGSCHE COURANT
den
van
Twee IJmuider treilers
bestookt
De ondergang
trawler „Protinus”
Schepen niet
geraakt
Maandag 1 April 1940.
STADSNIEUWS
BINNENLAND
van
door
visschers niet
Duitsche vliegtuigen
ontzien Nederlandsche
Worting
uitputting gestorven
De kapitein K. Wijker en de matroos S. Buis door
bom van Duitsch vliegtuig op de brug gedood,
de tremmer G.
Overlevenden
Engelschen onderzeeër
gered
Een reddingboot, waaraan
zeer veel ontbrak
en de stoker J. Piers
SCHANDELIJK
VERZUIM
No. 17532
VIERDE BLAD.
Hartelijke verzorging.
De verwaarloosde sloep.
van
Visschers verbitterd.
Begrafenis in zee.
De redding.
GENOOTSCHAP NEDERLAND-
ENGELAND
De economische verhouding
Nederland-België
duister.
steeds
blijven
nog
Wij laten de geredden thans zelf aan
het woord. Hier is het relaas
tweede machinist E. G.
ons hedenmiddag deed.
„Ik had de wacht. De tremmer kwam
mij waarschuwen, dat er een vliegtuig
in de buurt was. Veel bijzonders be
hoefde dat niet te beteekenen. Zoo vaak
immers bleken er in oorlogstijd vlieg
tuigen over onze schepen te gaan, om
meestal even snel te verdwijnen. Dit
maal zou het anders worden, want voor
het toestel nog over ons heen was ge
vlogen, hoorde ik een geratel als van
machinegeweren. Heel zeker ben ik er
echter niet van; in elk geval werd nie
mand getroffen en kogelgaten waren er
op den scheepswand ook niet te vinden.
dat de
Glazemaker
pen. Hij liet een extra-driekleur om
hoog hijschen, om bij den bestuurder
van het vliegtuig alle twijfel omtrent
de nationaliteit van de boot weg te ne
men. Hierop werd de „I. S. Groen’’
verder met rust gelaten.
Met de vreugde over den goeden af
loop van dezen aanval aanvaardde ook
de „I. S. Groen” de thuisreis. Ongeveer
veertig uur later was ook deze boot in
IJmuiden aan.
Het relaas van den tweeden
machinist.
den vloog den stoom om oor en. Brand
brak er niet uit, maar om het zekere
voor het onzekere te nemen, trachtten
wij meteen onze eenige reddingssloep,
die plaats bood aan 16 mannen, te laten
zakken. Ik ging nog naar de brug om
te kijken, of ik nog iets voor den kapi
tein kon doen, maar mijn sombere voor
gevoelens waren juist. Ik snelde terug
naar kooi, greep er mijn oliejas, drie
flesschen melk, en drie sinaasappelen.
In één ren ging het weer naar boven
om bij de sloep te helpen. Maar die
wilde niet.
De kapitein vertelde ons, dat hij
ons den geheelen dag al had gade
geslagen, en door zijn periscoop
had waargenomen, dat wij de
twee lijken over boord hadden ge
zet. Hij kon echter niet eerder aan
de oppervlakte komen in verband
Maar de machine keerde terug. Het
was een Duitscher: wij konden dui
delijk het hakenkruis zien. Twee
maal vloog hij over het achterschip
en liet bommen van ongeveer 30
c.m. lengte vallen. Maar Goddank,
zij vielen in zee. Tweemaal scheer
de de machine vervolgens over het
voorschip, wederom werden projec
tielen geworpen, ook deze misten
hun doel. Opnieuw kwam de Duit
scher terug en ditmaal was het
raak. Twee ontploffingen vlak ach
ter elkaar, hadden de brug, waar
op onze kapitein en de matroos
Buis stonden, volkomen versplin
terd. Er was niets meer van over.
De lichten op het schip gingen uit,
en de verschansing bleek boven de
waterlijn zwaar gescheurd.
De zwerftocht begint.
Toen begon onze zwerftocht. Er trok
een mis op en weer hoorden wij het
geronk van het vliegtuig. De weers
omstandigheden hielden ons echter
voor hen verborgen. In het begin
was er nog goede moed, ondanks
de pijnlijke gewaarwording, dat het
kleine beetje aanwezige water brak
was, en de scheepsbeschuit muf.
Kompas of zeilen waren niet te vin
den. Vuurpijlen waren er niet. Wij
roeiden op goed geluk en hielden
ons daarmee eenigszins warm. Een
paar van onze mannen kregen ech
ter dikke polsen tengevolge van de
koude en konden daardoor niet
meer meekomen. Het beetje voed
sel en drinken moesten wij rantsoe-
neeren. Den eenen dag moesten wij
het met zijn allen met één flesch
melk stellen, den anderen elk met
een schijfje sinaasappel want hoe
meer je van het water dronk, des
te erger werd de dorst.
Proppen voor de sloep moesten
inderhaast worden gesneden.
De houten proppen die dienen om
de gaten, welke altijd in zoo’n sloep
zijn aangebracht, te stoppen waren
zoek en moesten opnieuw- worden ge
sneden. Dat kostte dus weer tijd. Tot
overmaat van ramp werkten de davids
ook niet. Na tal van zenuwachtige po
gingen kwam de sloep eindelijk met
een smak in het water terecht. Daar
zaten we met zijn tienen in de sloep.
Even bleven we nog in de buurt van
de „Protinus”, hopend nog een keer
aan boord te kunnen terugkomen, om
nog meer te redden. Het vliegtuig keer
de echter terug en daaruit moesten we
opmaken, dat de heeren in de lucht
allerminst van ons plan gediend waren.
Niet lang daarna verdween het achter
schip van de „Protinus” in de diepte,
en trok de heele schuit met zich mede.
Vast te stellen hoe het daaronder
was, was niet meer mogelijk. Den man
nen die zich nog in hun kooien bevon-
De namen van de geredden.
De kapitein K. Wijker en de ma
troos S. Buis, zijn op de brug door
een bom op slag gedood. De trem
mer G. Worting en de stoker J.
Piers zijn in de reddingboot van
uitputting gestorven. De volgende
opvarenden zijn geredH. Ban-
nink, eerste machinist, te Haarlem;
E. G. Glazenmaker, tweede machi
nist, Haarlem; A. de Graaf,
scheepsmast, Egmond aan Zee
W. Visser, kok, Egmond aan Zee
H. Stam, matroos, Egmond aan
Zee A. Groen, matroos, Egmond
aan Zee A. Plug, matroos, hier
ter stede; J. Blok, matroos, IJmui
den. Allen maken het naar omstan
digheden redelijk wel, hoewel de
toestand van Stam nog als ernstig
moet worden beschouwd.
Acht Nederlandsche zeelieden, de-
overlevenden van de uit twaalf
koppen bestaand hebbende beman
ning van den Nederlandschen trei-
ler „Protinus”, die door een Duitsch
vliegtuig, in de Noordzee tot zinken
werd gebracht, liggen thans in een
ziekenhuis in een havenstad aan de
Schotsche Oostkust. Vijf dagen heb
ben de mannen op de Noordzee
rondgedobberd in een open boot,
bijna zonder voedsel, en water, tot
zij eindelijk opgepikt werden door
een Engelsche onderzeeboot, die nog
eenige dagen op zee bleef, alvorens
de schipbreukelingen aan wal kon
den worden gebracht.
De aanwezigheid hiervan zou den
mannen in staat hebben gesteld zich te
oriënteeren, waardoor de kans op een
spoedige redding aanmerkelijk grooter
geweest zou zijn en waardoor tevens
twee menschenlevens behouden zouden
zijn gebleven.
De acht mannen gaven ons de ver
zekering, te weten, dat zich in de na
bijheid van de plek, waar het schip is
gezonken andere visschersschepen be-
vorden. Met behulp van een compas
hédden zij in elk geval kunnen trach
ten daarheen te roeien Het is te ho
pen, dat zij, die hiervoor de verant
woordelijkheid dragen, de les van de
ze scheepsramp ter harte zullen ne
men. De Nederlandsche zeeman trot
seert thans zoodanige gevaren, dat hij
recht heeft op de allerbeste verzorging.
met de aanwezigheid van vijande
lijke vliegtuigen.
Wat die mannen van de „Unity”
voor onze zeelui hebben gedaan, is
fabelachtig geweest. De ruimte in
zoo’n onderzeeboot is al zoo be
perkt, maar de mannen stonden
hun bedden af, tal van matrozen
legden zich op den grond te rusten
en een paar anderen hadden zelfs
geen plaats om na afloop van hun
dienst languit te gaan liggen en
bleven ook toen staan.
uit te glijden
het liep goed af.
warme thee en rum
Wat moesten we doen? Als er ooit
nog redding zou opdagen zouden zij
alleen de levenden oppikken en boven
dien: Bannink, Wisker en Stam begon
nen ook al geel te worden en zeiden
ook heelemaal niets meer. Tweeden
Paaschdag, half drie, hebben wij de
twee kameraden over boord laten zak
ken. De kringen in het water schenen
ons nu ook ons eigen voorland toe.
Drie uur later, om half zes, zagen wij
ineens een onderzeeboot
Wat was dat voor gezicht? onder
braken wij den verteller.
Zijn buurman, de eerste machinist,
valt hem in de rede: „Wat dat voor een
gezicht was? Dat kan je niet beschrij
ven, zegt hij. Het is alsof je een klap
in je gezicht krijgt. En toch zou je bijna
naar hem willen toeloopen”.
De afdeeling Den Haag van het ge
nootschap NederlandEngeland heeft
Zaterdagmiddag den deken van St.
Paul’s, dr. Walter Robert Matthews,
die een reis van enkele dagen door ons
land maakt, een receptie geboden in
Hotel Des Indes.
Dr. Matthews, die weldra weer naar
Londen terugkeert, hield bij deze ge
legenheid een causerie over enkele on
derwerpen van actueel belarfg.
Hij vond tegenover zich in een der
groote salons een zeer talrijk gezel-
De te Brussel gehouden bijeenkomst
Aan het slot van de Ned.-Belgische
bijeenkomst te Brussel heeft toen als
nog gelegenheid werd gegeven tot de
bat de heer F. van Cauwelaert het be
toog van de hem voorafgaande spre
kers, prof. Gelissen en prof. Heymans,
onderstreept door te zeggen, dat het
hoog tijd is dat Nederland en België de
economische samenwerking tusschen
beide landen op het programma van
hun staatszaken plaatsen.
Bij acclamatie is daarna een motie
der organisatoren aangenomen, welke
ter kennis van beide Regeeringen zal
worden gebracht. De motie verklaart
het gewenscht dat de practische
vraagstukken der economische samen
werking tusschen de beide landen door
van Regeeringswege aan te wijzen in
stanties zullen worden bestudeerd.
Machinegeweervuur
,J. S. Groen”.
Aan boord van de „I. S. Groen”,
IJm. 130, werd men, terwijl de boot
lag te steken, Donderdagavond om
kwart over zes verrast, doordat drie
Duitsche vliegtuigen, laag vliegend, op
den trawler af kwamen. Het is zeer
wel mogelijk, dat het dezelfde machi
nes waren, welke bij den aanval op de
„Vikingbank” betrokken waren. De
bemanning verkeerde in een hevigen
schrik, toen een der vliegtuigen, dat
zeer laag over de „I. S. Groen” scheer
de, met een machinegeweer een kort
salvo voor den boeg loste. Schipper
Visser liet onmiddellijk de boot stop-
De Duit-
visch te
schap belangstellenden o.w. de Britsche
gezant, sir Neville Bland met zijn
echtgenoote.
De deken, in zijn ambtskleedij
lange zwarte jas en korte pantalon
met slobkousen was een opvallende
verschijning.
Generaal-majoor van Oorschot, voor
zitter van de Haagsche afdeeling, ver
welkomde dr. Matthews, die de tweede
deken van Londen is, wien het genoot
schap het voorrecht had in zijn midden
te ontvangen. Aan het bezoek van de
ken Ingl bewaren zij, die hem ont
moetten. de aangenaamste herinnerin
gen, want en dit was niet overeen
komstig de verwachting dr. Inge
toonde zich een bijzonder opgewekt en
joviaal man, vroolijk en geestig.
Dr. Matthews hield hierna zijn cau
serie, waarin hij eenige indrukken
weergaf van de Britsche hoofdstad in
oorlogsomstandigheden en speciaal van
de verduistering en evacuatie.
De moeilijkheden der evacuatie on
dervond deken aan den lijve, toen hem
de zorg was opgedragen voor de over-
brengst van het jongenskoor van SL
Paul’s naar Norfolk.
De verduistering brengt talrijke on
vermoede problemen met zich, maar
aan den anderen kant is het verwon
derlijk, hoe snel men zich toch weer
aan geheel nieuwe omstandigheden
weet aan te passen.
Er is een geest van groote vastbera
denheid in het volk, een stemming,
niet geschikt voor uitbundige mani
festaties, maar wel van een geaard
heid, welke groote beproevingen moge
lijk maakt.
Het geestelijk leven houdt met deze
gesteldheid uiteraard het nauwste ver
band en na hieromtrent nog enkele op
merkingen te hebben gemaakt, beëin-
Matthews zijn eenvoudige
Een paar dagen bleven de acht ge
redden aan boord van de „Unity”. De
onderzeeboot had opdrachten van de
admiraliteit, en die moesten allereerst
worden uitgevoerd. Dat bracht hen
nog vlak bij de territoriale wateren
van Duitschland. Verschillende malen
moest de „Unity” tot den bodem van
de zee duiken, teneinde haar aanwezig
heid niet aan vijandelijke vliegtuigen
kenbaar te maken.
Tijdens de tea. Dr. W. R. Matthews in gesprek niet den Engelschen
gezant, Sir Nevile Bland.
RECEPTIE VOOR DR. WALTER
ROBERT MATTHEWS.
Van de beproevingen en de ontberin
gen van de bemanning treffen we uit
voerig felaas aan in het „Algemeen
Handelblad” van een correspondent die
Zaterdagmiddag deze Nederlanders in
het hospitaal heeft bezocht en die nog
heel wat weken van goede verzorging
en rust noodig zullen hebben, aleer zij
den dramatischen tocht, waaraan zij
zijn blootgesteld, te boven zullen zijn
gekomen. Wij lezen voorts ’t volgende:
Het relaas van de „Protinus” het
26ste Nederlandsche schip dat in den
oorlog ter zee ten onder is gegaan,
is in drie phasen met voldoende duide
lijkheid vermeld.
18 Maart: de „Protinus” vertrekt uit
IJmuiden met een bemanning van
twaalf koppen met bestemming de Dog-
gersbank.
20 Maart: 6 uur ’s avonds: een Duitsch
vliegtuig cirkelt over het schip, dat op
zeven plaatsen de Nederlandsche drie
kleur duidelijk toont. Twee keer aan
voor- en achterschip geschilderd, voorts
een Nederlandsche vlag in den mast,
de driekleur op de brug en nog een
keer om de brug geschilderd, vervolgens
achter in de bezaan, terwijl tenslotte
op verschillende plaatsen met forsche
letters het woord Holland was geschil
derd.
20 Maart 6.30 uur ’s avonds: de „Pro
tinus” zinkt, getroffen door twee bom
men en met het schip verdwijnen de
eerste twee slachtoffers, de kapitein
Klaas Wijker en de matroos S. Buis die
door een voltreffer onmiddellijk werden
gedood.
Voor de tien geredden was dit echter
nog maar het begin. Een zwerftocht van
120 uur door koude, storm en sneeuw
vlagen volgde, die nog aan twee ande
ren, J. Piers en G. Worting (resp. sto
ker tremmer) het leven kostte.
Dat de acht anderen nog in leven zijn
„het is een wonder, dat ze dat alles
hebben doorstaan” zeide de dokter in
het ziekenhuis, waar wij hen heden op
zochten.
„Ik heb gehuild, mijnheer, toen ik
dien onderzeeër zag een oogenblik,
niet meer. Toen spanden wij ons met
de laatste krachten in, om het werk
voor de Engelsche matrozen zoo ge
makkelijk mogelijk te maken. Vooral
met Stam was het moeilijk. Hij was
verstijfd en kón zich nauwelijks be
wegen. Toen onze sloep op handreikens
afstand van de onderzeeboot was ge
komen, moesten wij hem gewoon over
den rand van de sloep duwen. Een
paar matrozen van de onderzeeboot
grepen zijn handen vast hij hing daar
tusschen de twee schepen als een leven
de brug. Even hielden wij nog ons hart
vast de matrozen, die op het gladde
dek van hun schip nauwelijks houvast
hadden, dreigden
Maar goddank
Daarna was er
en in bed.
vele gezinnen bleef nog ongerust
heid heerschen, vooral over de sche
pen, welke op de thuisreis zijn en
welke gisteren werden verwacht. Ge
lukkig kon men met de schepen in
radioverbinding blijven en vernemen,
hoe het aan boord gesteld was. Aan
boord van de thuisvarende „Caroline”
IJm. 26 werd b.v. Zaterdagavond mee
gedeeld, dat men niets bijzonders had
beleefd op de reis,
Honderdtwintig uur is lang, mijnheer,
het is alsof er nooit een einde aan komt.
Met twee van ons begon het er niet al
te best uit te zien. Zij zeiden niets meer
zagen vreeselijk geel en wilden alleen
maar drinken van dat brakke water.
Toch moesten wij ook aan de andere
mannen denken, die nog wel moed
hielden. Op Goeden Vrijdag was het
mis met Worting. Pols en hart deden
niets meer. Het was afgeloopen.
Op Eersten Paaschdag was het met
Piers gedaan.
De schipper van den omstreeks 12
uur Zaterdagmiddag te IJmuiden aan
gekomen treiler „Vikingbank” IJm. 183
rapporteerde, dat zijn schip Donder
dagmiddag j.l. om vijf uur door Duit
sche vliegtuigen is gebombardeerd.
Een eskader van zes Duitsche bommen
werpers vlogen over het schip. Drie
machines zetten hun reis voort. De an
dere drie onderbraken hun tocht en
wierpen in totaal vijf bommen naar
de IJm. 183. Geen der bommen raak
ten echter het schip. Alle leden van
de bemanning.zijn veilig. De IJm. 183
zette onmiddellijk na het gebeurde
koers naar IJmuiden. Hier zal worden
onderzocht, of het bombardement in
derdaad geen schade aan het schip
heeft toegebracht.
Tevens rapporteerde de schipper
van de „Vikingbank”, dat hij bericht
had ontvangen van den schipper van
de „I. S. Groen”,. IJm. 130, dat ook
dit schip door Duitsche vliegtuigen
was aangevallen, eveneens zonder
schade op te loopen.
De 352 bruto ton
Vakbond voor tandtechnicL
Tijdens het vierde congres van den
vakbond van tandtechnici, dat Zater
dag in hotel Noord-Brabant te Utrecht
werd gehouden, werd met algemeene
stemmen besloten over te gaan tot op
richting van een eigen werkloozenkas,
alsmede aansluiting bij de Nederland
sche vakcentrale, met rangschikking
onder de groep hoofd arbeiders.
Onveilig gebied wegens schietoefenin-
genn aan de kust tusschen Zand-
voort en Noordwijk.
Ter kennis wordt gebracht, dat in
verband met schietoefeningen der artil
lerie op Woensdag 3 April en Vrijdag
5 April a.s. het strand, het achterge-
legen duinterrein, zoomede de zee tot
drie kilometer uit de kust, op genoem
de dagen tot 3 uur n.m. onveilig zullen
rijn en wel tusschen de strandpalen
fi? en 76.
digde dr
aanspraak.
Generaal-majoor van Oorschot
dankte hem, waarna het gezelschap
een goede en uitgebreide thee ging ge
nieten, tefwijl velen de gelegenheid be
nutten om met den deken persoonlijk
kennis te maken.
Men schrijft ons uit IJmuiden
Omtrent de beweegredenen van de
Duitsche vliegers tast men natuurhjK
volkomen in het
schers koopen nog
IJmuiden en hebben er dus groot be
lang bij, dat onze schepen
varen. Of dat echter thans nog net
geval zal zijn, mag sterk worden oe-
twijfeld. De schrik zit er bij de vis
schers al in om het gebeurde met de
„Protinus”, maar nu zullen ze zeker
willen afwachten, of de Regeering bij
de Duitsche autoriteiten wat zal be
reiken. Voor dit onmenschelijk op
treden bestaat geen enkele veront
schuldiging. Sinds het uitbreken van
den oorlog hebben onze visschers
schepen niet in Engeland gemarkt. Van
eenig agressief optreden van onze vis
schers tegen Duitschers is nimmer
sprake geweest. Integendeel, onze vis
schers zullen hulp verleenen aan
ieder, die in nood verkeert. Men is
hier dan ook zeer bitter gestemd, dat
het redden van Duitsche vliegers door
onze visschers op deze wijze wordt
beloond.
Ook de loggers zullen nu wel niet
gaan varen, want de opvarenden dezer
schepen zijn zelfs bevreesd al te ver te
gaan bij de visscherij. Zoo ziet het tr
voor onze visschersplaatsen weer don
ker uit.
Was men te IJmuiden verblijd over
het binnenkomen van de bovengenoem
de stoomtrawlers, niet minder was men
ift visscherskringen verheugd over het
binnenkomen van de „Maria van Hat-
tum” IJm. I van de reederij De Mare-
zaten. Dat schip had al 16 dagen reis
en men begon zich al ongerust te
maken over het lot van het schip en
de opvarenden.
In vele gezinnen bleef nog ongerust-
Wie het verhaal leest, gedaan door
den tweeden machinist van den tot
zinken gebrachten Nederlandschen trei
ler „Protinus” uit IJmuiden, zal met
ontsteltenis kennis nemen van de ver
klaring omtrent de reddingboot van
dit schip „de reddingboot bleek slecht
in orde te zijn de proppen voor de
spuigaten waren zoekwij moesten
nieuwe snijden de katrollen van de
reddingboot werkten niet, men kon
haar wenden noch keeren met een
smak kwam zij op het water terecht,
half met water gevuld tot onzen
schrik bevonden wij ons in een boot,
welke slecht in orde bleek te zijn het
drinkwater was brak, de scheepsbe
schuiten waren muf, de dollen en de
riemen waren rot”
Hoe ter wereld is zóó iets mogelijk?!
En dan in dezen tijd, nu elk schip
en eiken schepeling op zee voort
durend de grootste gevaren dreigen
mijnen, torpedo’s, luchtbombardemen-
ten, beschieting
Men zou denken, dat reederij, schip
per en bemanning zich om het hardst
zullen beijveren om te zorgen, dat
alles, wat tot redding van menschen
levens in geval van nood kan dienen,
zoo volmaakt in orde is als men het
slechts kan verlangen, en dat de op
varenden zich daarvan terdege over
tuigen alvorens hun leven aan schip
en zee toe te vertrouwen.
Doch het blijkt nu, dat er op dit
punt een ontstellende zorgeloosheid
kan bestaan en dat op onverantwoor
delijke wijze met menschenlevens wordt
gespeeld.
Hoe zit het eigenlijk met onze
scheepvaartinspectie Rust op haar
niet de taak, toezicht te houden op de
reddingsmiddelen van onze uitvarende
schepen, een toezicht, dat in dezen tijd
van buitengewoon groot belang is
Wat hier aan den dag is gekomen,
lijkt onbestaanbaar en wij vertrouwen,
dat met energie een onderzoek zal
worden ingesteld naar de verantwoor
delijkheden in dit geval en dat boven
al krachtige maatregelen zullen wor
den genomen om een herhaling van
dezen schandelijken toestand te voor
komen.
Onze moedige zeelieden zijn toch
reeds, helaas, aan allerlei vreeselijke ge
varen bloot gesteld- Daartegenover mag
niets worden verzuimd, dat kan strek
ken om hun levens te redden.
De berichten over beschieting, door
Duitsche vliegtuigen, van verschillen
de uitdrukkelijk als Nederland
sche gekenmerkte visschersschepen,
moeten hier te lande wel een verbit
terde stemming teweeg brengen. Het
zal moeilijk zijn, den neutralen Neder
lander te overtuigen van dringende oor-
logsnoodzaak in dergelijke gevallen.
Te schrijnender is dit bestoken van
onze treilers als men daartegenover
stelt het feit, dat Nederlandsche vis
schers op zee de inzittenden van een
verongelukt Duitsch vliegtuig hebben
gered. Een daad van menschelijk-
heidMaar hoe onmenschelijk is
daartegenover het hierboven gesigna
leerde optreden tegen onze visschers
Het is voor ons neutrale land een
harde pil om te slikken.
metende stoom-
treiler „Vikingbank” behoort toe aan
de Nationale Stoomvisscherij te IJmui
den. De „I. J. Groen” meet 195 bruto
ton en behoort toe aan de stoomvis
scherij „Eendracht”.
Bange «ogenblikken.
De opvarenden van beide schepen
hebben eenige bange «ogenblikken be
leefd, toen zij in het Noorden van de
Noordzee stoomden op één tot twee
uur afstand van elkaar. De radiotele
fonie had al het bericht gebracht, dat
beide schepen door Duitsche vliegtui
gen waren beschoten en het bleek
thans, dat de „Vikingbank” ternau
wernood den dans is ontsprongen.
Des te pijnlijker is het te consta-
teeren, dat degenen, die de verant
woordelijkheid voor den staat,
waarin de reddingsloep bij het ver
trek uit IJmuiden verkeerde, dra
gen, niet meer zorg aan dat détail
hadden besteed. Het drinkwater in
de sloep, aldus vertelden de man
nen ons unaniem, was brak en
zeker in geen vier maanden ver-
verscht. Er was geen zeil, geen
vuurpijl en geen compas.
Bom-aanval op de „Viking
bank”.
Het was Donderdagmiddag half zes.
De „Vikingbank” was stoomend naar
Zuidelijker vis^hgronden, toen plotse
ling vier of vijf Duitsche vliegtuigen
naderden. Eén er van kwam recht op
den trawler toe en begon zijn bommen
naar de „Vikingbank” uit te werpen.
De hevig opgeschrikte berr.’anning koos
een goed heenkomen, want het was
hun duidelijk, dat het vliegtuig hun
boot in den grond wilde schieten,
niettegenstaande op alle mogelijke
plaatsen de bekende kenteekenen dui
delijk waren aangebracht. Drie bom
men explodeerden op eenigen afstand
van het schip. Dat liep dus goed af.
Maar de vierde bom kwam vlak bij
het schip in zee terecht. De opvarenden
dachten niet anders, dan dat hun schip
was geraakt en er ontstond een groote
paniek, welke wel te verklaren is. als
men weet, dat de trawler ongeveer
een meter omhoog werd gelicht. Toen
men van den schrik was bekomen,
bleek ook ditmaal de trawler niet te
zijn geraakt. Tot aller groote gerust
stelling werden de aanvallen niet her
haald, vermoedelijk orrjdat het vlieg
tuig al zijn bommen kwijt was.
Maar geheel zonder gevolgen was
deze aanval toch niet gebleven. Welis
waar was geen der opvarenden getrof
fen, maar het bleek, dat de ketel ont
zet was, vermoedelijk als gevolg van
den schok.
Zoo spoedig mogelijk werd de thuis
reis aanvaard, nadat per radio-telefoon
melding van den aanval was gemaakt.
op de
Eindelijk kwam het oogenblik, dat
de mannen ergens in Schotland aan
wal konden worden gezet, en dat me
dische zorg aan hen kon worden be
steed. Deze zorgen zijn vele, en ge
schiedde op de meest hartelijke en des
kundige wijze. Wij zelf hebben er ons
vandaag van op de hoogte kunnen stel
len hoe de Schotten vol zorg zijn om
deze mannen de wonden en het leed
zoo spoedig mogelijk te doen vergeten.
Ook van buitenaf blijkt deze harte
lijkheid. Een 85-jarige dame, die van
het gebeurde had gehoord, stuurde
vandaag spontaan een groote kist si
naasappelen. De bewijzen van genegen
heid, die de mannen hier ondervin
den, zijn waarlijk ontroerend.
4
-
w