HAAGSCHE COURANT den van Twee IJmuider treilers bestookt De ondergang trawler „Protinus” Schepen niet geraakt Maandag 1 April 1940. STADSNIEUWS BINNENLAND van door visschers niet Duitsche vliegtuigen ontzien Nederlandsche Worting uitputting gestorven De kapitein K. Wijker en de matroos S. Buis door bom van Duitsch vliegtuig op de brug gedood, de tremmer G. Overlevenden Engelschen onderzeeër gered Een reddingboot, waaraan zeer veel ontbrak en de stoker J. Piers SCHANDELIJK VERZUIM No. 17532 VIERDE BLAD. Hartelijke verzorging. De verwaarloosde sloep. van Visschers verbitterd. Begrafenis in zee. De redding. GENOOTSCHAP NEDERLAND- ENGELAND De economische verhouding Nederland-België duister. steeds blijven nog Wij laten de geredden thans zelf aan het woord. Hier is het relaas tweede machinist E. G. ons hedenmiddag deed. „Ik had de wacht. De tremmer kwam mij waarschuwen, dat er een vliegtuig in de buurt was. Veel bijzonders be hoefde dat niet te beteekenen. Zoo vaak immers bleken er in oorlogstijd vlieg tuigen over onze schepen te gaan, om meestal even snel te verdwijnen. Dit maal zou het anders worden, want voor het toestel nog over ons heen was ge vlogen, hoorde ik een geratel als van machinegeweren. Heel zeker ben ik er echter niet van; in elk geval werd nie mand getroffen en kogelgaten waren er op den scheepswand ook niet te vinden. dat de Glazemaker pen. Hij liet een extra-driekleur om hoog hijschen, om bij den bestuurder van het vliegtuig alle twijfel omtrent de nationaliteit van de boot weg te ne men. Hierop werd de „I. S. Groen’’ verder met rust gelaten. Met de vreugde over den goeden af loop van dezen aanval aanvaardde ook de „I. S. Groen” de thuisreis. Ongeveer veertig uur later was ook deze boot in IJmuiden aan. Het relaas van den tweeden machinist. den vloog den stoom om oor en. Brand brak er niet uit, maar om het zekere voor het onzekere te nemen, trachtten wij meteen onze eenige reddingssloep, die plaats bood aan 16 mannen, te laten zakken. Ik ging nog naar de brug om te kijken, of ik nog iets voor den kapi tein kon doen, maar mijn sombere voor gevoelens waren juist. Ik snelde terug naar kooi, greep er mijn oliejas, drie flesschen melk, en drie sinaasappelen. In één ren ging het weer naar boven om bij de sloep te helpen. Maar die wilde niet. De kapitein vertelde ons, dat hij ons den geheelen dag al had gade geslagen, en door zijn periscoop had waargenomen, dat wij de twee lijken over boord hadden ge zet. Hij kon echter niet eerder aan de oppervlakte komen in verband Maar de machine keerde terug. Het was een Duitscher: wij konden dui delijk het hakenkruis zien. Twee maal vloog hij over het achterschip en liet bommen van ongeveer 30 c.m. lengte vallen. Maar Goddank, zij vielen in zee. Tweemaal scheer de de machine vervolgens over het voorschip, wederom werden projec tielen geworpen, ook deze misten hun doel. Opnieuw kwam de Duit scher terug en ditmaal was het raak. Twee ontploffingen vlak ach ter elkaar, hadden de brug, waar op onze kapitein en de matroos Buis stonden, volkomen versplin terd. Er was niets meer van over. De lichten op het schip gingen uit, en de verschansing bleek boven de waterlijn zwaar gescheurd. De zwerftocht begint. Toen begon onze zwerftocht. Er trok een mis op en weer hoorden wij het geronk van het vliegtuig. De weers omstandigheden hielden ons echter voor hen verborgen. In het begin was er nog goede moed, ondanks de pijnlijke gewaarwording, dat het kleine beetje aanwezige water brak was, en de scheepsbeschuit muf. Kompas of zeilen waren niet te vin den. Vuurpijlen waren er niet. Wij roeiden op goed geluk en hielden ons daarmee eenigszins warm. Een paar van onze mannen kregen ech ter dikke polsen tengevolge van de koude en konden daardoor niet meer meekomen. Het beetje voed sel en drinken moesten wij rantsoe- neeren. Den eenen dag moesten wij het met zijn allen met één flesch melk stellen, den anderen elk met een schijfje sinaasappel want hoe meer je van het water dronk, des te erger werd de dorst. Proppen voor de sloep moesten inderhaast worden gesneden. De houten proppen die dienen om de gaten, welke altijd in zoo’n sloep zijn aangebracht, te stoppen waren zoek en moesten opnieuw- worden ge sneden. Dat kostte dus weer tijd. Tot overmaat van ramp werkten de davids ook niet. Na tal van zenuwachtige po gingen kwam de sloep eindelijk met een smak in het water terecht. Daar zaten we met zijn tienen in de sloep. Even bleven we nog in de buurt van de „Protinus”, hopend nog een keer aan boord te kunnen terugkomen, om nog meer te redden. Het vliegtuig keer de echter terug en daaruit moesten we opmaken, dat de heeren in de lucht allerminst van ons plan gediend waren. Niet lang daarna verdween het achter schip van de „Protinus” in de diepte, en trok de heele schuit met zich mede. Vast te stellen hoe het daaronder was, was niet meer mogelijk. Den man nen die zich nog in hun kooien bevon- De namen van de geredden. De kapitein K. Wijker en de ma troos S. Buis, zijn op de brug door een bom op slag gedood. De trem mer G. Worting en de stoker J. Piers zijn in de reddingboot van uitputting gestorven. De volgende opvarenden zijn geredH. Ban- nink, eerste machinist, te Haarlem; E. G. Glazenmaker, tweede machi nist, Haarlem; A. de Graaf, scheepsmast, Egmond aan Zee W. Visser, kok, Egmond aan Zee H. Stam, matroos, Egmond aan Zee A. Groen, matroos, Egmond aan Zee A. Plug, matroos, hier ter stede; J. Blok, matroos, IJmui den. Allen maken het naar omstan digheden redelijk wel, hoewel de toestand van Stam nog als ernstig moet worden beschouwd. Acht Nederlandsche zeelieden, de- overlevenden van de uit twaalf koppen bestaand hebbende beman ning van den Nederlandschen trei- ler „Protinus”, die door een Duitsch vliegtuig, in de Noordzee tot zinken werd gebracht, liggen thans in een ziekenhuis in een havenstad aan de Schotsche Oostkust. Vijf dagen heb ben de mannen op de Noordzee rondgedobberd in een open boot, bijna zonder voedsel, en water, tot zij eindelijk opgepikt werden door een Engelsche onderzeeboot, die nog eenige dagen op zee bleef, alvorens de schipbreukelingen aan wal kon den worden gebracht. De aanwezigheid hiervan zou den mannen in staat hebben gesteld zich te oriënteeren, waardoor de kans op een spoedige redding aanmerkelijk grooter geweest zou zijn en waardoor tevens twee menschenlevens behouden zouden zijn gebleven. De acht mannen gaven ons de ver zekering, te weten, dat zich in de na bijheid van de plek, waar het schip is gezonken andere visschersschepen be- vorden. Met behulp van een compas hédden zij in elk geval kunnen trach ten daarheen te roeien Het is te ho pen, dat zij, die hiervoor de verant woordelijkheid dragen, de les van de ze scheepsramp ter harte zullen ne men. De Nederlandsche zeeman trot seert thans zoodanige gevaren, dat hij recht heeft op de allerbeste verzorging. met de aanwezigheid van vijande lijke vliegtuigen. Wat die mannen van de „Unity” voor onze zeelui hebben gedaan, is fabelachtig geweest. De ruimte in zoo’n onderzeeboot is al zoo be perkt, maar de mannen stonden hun bedden af, tal van matrozen legden zich op den grond te rusten en een paar anderen hadden zelfs geen plaats om na afloop van hun dienst languit te gaan liggen en bleven ook toen staan. uit te glijden het liep goed af. warme thee en rum Wat moesten we doen? Als er ooit nog redding zou opdagen zouden zij alleen de levenden oppikken en boven dien: Bannink, Wisker en Stam begon nen ook al geel te worden en zeiden ook heelemaal niets meer. Tweeden Paaschdag, half drie, hebben wij de twee kameraden over boord laten zak ken. De kringen in het water schenen ons nu ook ons eigen voorland toe. Drie uur later, om half zes, zagen wij ineens een onderzeeboot Wat was dat voor gezicht? onder braken wij den verteller. Zijn buurman, de eerste machinist, valt hem in de rede: „Wat dat voor een gezicht was? Dat kan je niet beschrij ven, zegt hij. Het is alsof je een klap in je gezicht krijgt. En toch zou je bijna naar hem willen toeloopen”. De afdeeling Den Haag van het ge nootschap NederlandEngeland heeft Zaterdagmiddag den deken van St. Paul’s, dr. Walter Robert Matthews, die een reis van enkele dagen door ons land maakt, een receptie geboden in Hotel Des Indes. Dr. Matthews, die weldra weer naar Londen terugkeert, hield bij deze ge legenheid een causerie over enkele on derwerpen van actueel belarfg. Hij vond tegenover zich in een der groote salons een zeer talrijk gezel- De te Brussel gehouden bijeenkomst Aan het slot van de Ned.-Belgische bijeenkomst te Brussel heeft toen als nog gelegenheid werd gegeven tot de bat de heer F. van Cauwelaert het be toog van de hem voorafgaande spre kers, prof. Gelissen en prof. Heymans, onderstreept door te zeggen, dat het hoog tijd is dat Nederland en België de economische samenwerking tusschen beide landen op het programma van hun staatszaken plaatsen. Bij acclamatie is daarna een motie der organisatoren aangenomen, welke ter kennis van beide Regeeringen zal worden gebracht. De motie verklaart het gewenscht dat de practische vraagstukken der economische samen werking tusschen de beide landen door van Regeeringswege aan te wijzen in stanties zullen worden bestudeerd. Machinegeweervuur ,J. S. Groen”. Aan boord van de „I. S. Groen”, IJm. 130, werd men, terwijl de boot lag te steken, Donderdagavond om kwart over zes verrast, doordat drie Duitsche vliegtuigen, laag vliegend, op den trawler af kwamen. Het is zeer wel mogelijk, dat het dezelfde machi nes waren, welke bij den aanval op de „Vikingbank” betrokken waren. De bemanning verkeerde in een hevigen schrik, toen een der vliegtuigen, dat zeer laag over de „I. S. Groen” scheer de, met een machinegeweer een kort salvo voor den boeg loste. Schipper Visser liet onmiddellijk de boot stop- De Duit- visch te schap belangstellenden o.w. de Britsche gezant, sir Neville Bland met zijn echtgenoote. De deken, in zijn ambtskleedij lange zwarte jas en korte pantalon met slobkousen was een opvallende verschijning. Generaal-majoor van Oorschot, voor zitter van de Haagsche afdeeling, ver welkomde dr. Matthews, die de tweede deken van Londen is, wien het genoot schap het voorrecht had in zijn midden te ontvangen. Aan het bezoek van de ken Ingl bewaren zij, die hem ont moetten. de aangenaamste herinnerin gen, want en dit was niet overeen komstig de verwachting dr. Inge toonde zich een bijzonder opgewekt en joviaal man, vroolijk en geestig. Dr. Matthews hield hierna zijn cau serie, waarin hij eenige indrukken weergaf van de Britsche hoofdstad in oorlogsomstandigheden en speciaal van de verduistering en evacuatie. De moeilijkheden der evacuatie on dervond deken aan den lijve, toen hem de zorg was opgedragen voor de over- brengst van het jongenskoor van SL Paul’s naar Norfolk. De verduistering brengt talrijke on vermoede problemen met zich, maar aan den anderen kant is het verwon derlijk, hoe snel men zich toch weer aan geheel nieuwe omstandigheden weet aan te passen. Er is een geest van groote vastbera denheid in het volk, een stemming, niet geschikt voor uitbundige mani festaties, maar wel van een geaard heid, welke groote beproevingen moge lijk maakt. Het geestelijk leven houdt met deze gesteldheid uiteraard het nauwste ver band en na hieromtrent nog enkele op merkingen te hebben gemaakt, beëin- Matthews zijn eenvoudige Een paar dagen bleven de acht ge redden aan boord van de „Unity”. De onderzeeboot had opdrachten van de admiraliteit, en die moesten allereerst worden uitgevoerd. Dat bracht hen nog vlak bij de territoriale wateren van Duitschland. Verschillende malen moest de „Unity” tot den bodem van de zee duiken, teneinde haar aanwezig heid niet aan vijandelijke vliegtuigen kenbaar te maken. Tijdens de tea. Dr. W. R. Matthews in gesprek niet den Engelschen gezant, Sir Nevile Bland. RECEPTIE VOOR DR. WALTER ROBERT MATTHEWS. Van de beproevingen en de ontberin gen van de bemanning treffen we uit voerig felaas aan in het „Algemeen Handelblad” van een correspondent die Zaterdagmiddag deze Nederlanders in het hospitaal heeft bezocht en die nog heel wat weken van goede verzorging en rust noodig zullen hebben, aleer zij den dramatischen tocht, waaraan zij zijn blootgesteld, te boven zullen zijn gekomen. Wij lezen voorts ’t volgende: Het relaas van de „Protinus” het 26ste Nederlandsche schip dat in den oorlog ter zee ten onder is gegaan, is in drie phasen met voldoende duide lijkheid vermeld. 18 Maart: de „Protinus” vertrekt uit IJmuiden met een bemanning van twaalf koppen met bestemming de Dog- gersbank. 20 Maart: 6 uur ’s avonds: een Duitsch vliegtuig cirkelt over het schip, dat op zeven plaatsen de Nederlandsche drie kleur duidelijk toont. Twee keer aan voor- en achterschip geschilderd, voorts een Nederlandsche vlag in den mast, de driekleur op de brug en nog een keer om de brug geschilderd, vervolgens achter in de bezaan, terwijl tenslotte op verschillende plaatsen met forsche letters het woord Holland was geschil derd. 20 Maart 6.30 uur ’s avonds: de „Pro tinus” zinkt, getroffen door twee bom men en met het schip verdwijnen de eerste twee slachtoffers, de kapitein Klaas Wijker en de matroos S. Buis die door een voltreffer onmiddellijk werden gedood. Voor de tien geredden was dit echter nog maar het begin. Een zwerftocht van 120 uur door koude, storm en sneeuw vlagen volgde, die nog aan twee ande ren, J. Piers en G. Worting (resp. sto ker tremmer) het leven kostte. Dat de acht anderen nog in leven zijn „het is een wonder, dat ze dat alles hebben doorstaan” zeide de dokter in het ziekenhuis, waar wij hen heden op zochten. „Ik heb gehuild, mijnheer, toen ik dien onderzeeër zag een oogenblik, niet meer. Toen spanden wij ons met de laatste krachten in, om het werk voor de Engelsche matrozen zoo ge makkelijk mogelijk te maken. Vooral met Stam was het moeilijk. Hij was verstijfd en kón zich nauwelijks be wegen. Toen onze sloep op handreikens afstand van de onderzeeboot was ge komen, moesten wij hem gewoon over den rand van de sloep duwen. Een paar matrozen van de onderzeeboot grepen zijn handen vast hij hing daar tusschen de twee schepen als een leven de brug. Even hielden wij nog ons hart vast de matrozen, die op het gladde dek van hun schip nauwelijks houvast hadden, dreigden Maar goddank Daarna was er en in bed. vele gezinnen bleef nog ongerust heid heerschen, vooral over de sche pen, welke op de thuisreis zijn en welke gisteren werden verwacht. Ge lukkig kon men met de schepen in radioverbinding blijven en vernemen, hoe het aan boord gesteld was. Aan boord van de thuisvarende „Caroline” IJm. 26 werd b.v. Zaterdagavond mee gedeeld, dat men niets bijzonders had beleefd op de reis, Honderdtwintig uur is lang, mijnheer, het is alsof er nooit een einde aan komt. Met twee van ons begon het er niet al te best uit te zien. Zij zeiden niets meer zagen vreeselijk geel en wilden alleen maar drinken van dat brakke water. Toch moesten wij ook aan de andere mannen denken, die nog wel moed hielden. Op Goeden Vrijdag was het mis met Worting. Pols en hart deden niets meer. Het was afgeloopen. Op Eersten Paaschdag was het met Piers gedaan. De schipper van den omstreeks 12 uur Zaterdagmiddag te IJmuiden aan gekomen treiler „Vikingbank” IJm. 183 rapporteerde, dat zijn schip Donder dagmiddag j.l. om vijf uur door Duit sche vliegtuigen is gebombardeerd. Een eskader van zes Duitsche bommen werpers vlogen over het schip. Drie machines zetten hun reis voort. De an dere drie onderbraken hun tocht en wierpen in totaal vijf bommen naar de IJm. 183. Geen der bommen raak ten echter het schip. Alle leden van de bemanning.zijn veilig. De IJm. 183 zette onmiddellijk na het gebeurde koers naar IJmuiden. Hier zal worden onderzocht, of het bombardement in derdaad geen schade aan het schip heeft toegebracht. Tevens rapporteerde de schipper van de „Vikingbank”, dat hij bericht had ontvangen van den schipper van de „I. S. Groen”,. IJm. 130, dat ook dit schip door Duitsche vliegtuigen was aangevallen, eveneens zonder schade op te loopen. De 352 bruto ton Vakbond voor tandtechnicL Tijdens het vierde congres van den vakbond van tandtechnici, dat Zater dag in hotel Noord-Brabant te Utrecht werd gehouden, werd met algemeene stemmen besloten over te gaan tot op richting van een eigen werkloozenkas, alsmede aansluiting bij de Nederland sche vakcentrale, met rangschikking onder de groep hoofd arbeiders. Onveilig gebied wegens schietoefenin- genn aan de kust tusschen Zand- voort en Noordwijk. Ter kennis wordt gebracht, dat in verband met schietoefeningen der artil lerie op Woensdag 3 April en Vrijdag 5 April a.s. het strand, het achterge- legen duinterrein, zoomede de zee tot drie kilometer uit de kust, op genoem de dagen tot 3 uur n.m. onveilig zullen rijn en wel tusschen de strandpalen fi? en 76. digde dr aanspraak. Generaal-majoor van Oorschot dankte hem, waarna het gezelschap een goede en uitgebreide thee ging ge nieten, tefwijl velen de gelegenheid be nutten om met den deken persoonlijk kennis te maken. Men schrijft ons uit IJmuiden Omtrent de beweegredenen van de Duitsche vliegers tast men natuurhjK volkomen in het schers koopen nog IJmuiden en hebben er dus groot be lang bij, dat onze schepen varen. Of dat echter thans nog net geval zal zijn, mag sterk worden oe- twijfeld. De schrik zit er bij de vis schers al in om het gebeurde met de „Protinus”, maar nu zullen ze zeker willen afwachten, of de Regeering bij de Duitsche autoriteiten wat zal be reiken. Voor dit onmenschelijk op treden bestaat geen enkele veront schuldiging. Sinds het uitbreken van den oorlog hebben onze visschers schepen niet in Engeland gemarkt. Van eenig agressief optreden van onze vis schers tegen Duitschers is nimmer sprake geweest. Integendeel, onze vis schers zullen hulp verleenen aan ieder, die in nood verkeert. Men is hier dan ook zeer bitter gestemd, dat het redden van Duitsche vliegers door onze visschers op deze wijze wordt beloond. Ook de loggers zullen nu wel niet gaan varen, want de opvarenden dezer schepen zijn zelfs bevreesd al te ver te gaan bij de visscherij. Zoo ziet het tr voor onze visschersplaatsen weer don ker uit. Was men te IJmuiden verblijd over het binnenkomen van de bovengenoem de stoomtrawlers, niet minder was men ift visscherskringen verheugd over het binnenkomen van de „Maria van Hat- tum” IJm. I van de reederij De Mare- zaten. Dat schip had al 16 dagen reis en men begon zich al ongerust te maken over het lot van het schip en de opvarenden. In vele gezinnen bleef nog ongerust- Wie het verhaal leest, gedaan door den tweeden machinist van den tot zinken gebrachten Nederlandschen trei ler „Protinus” uit IJmuiden, zal met ontsteltenis kennis nemen van de ver klaring omtrent de reddingboot van dit schip „de reddingboot bleek slecht in orde te zijn de proppen voor de spuigaten waren zoekwij moesten nieuwe snijden de katrollen van de reddingboot werkten niet, men kon haar wenden noch keeren met een smak kwam zij op het water terecht, half met water gevuld tot onzen schrik bevonden wij ons in een boot, welke slecht in orde bleek te zijn het drinkwater was brak, de scheepsbe schuiten waren muf, de dollen en de riemen waren rot” Hoe ter wereld is zóó iets mogelijk?! En dan in dezen tijd, nu elk schip en eiken schepeling op zee voort durend de grootste gevaren dreigen mijnen, torpedo’s, luchtbombardemen- ten, beschieting Men zou denken, dat reederij, schip per en bemanning zich om het hardst zullen beijveren om te zorgen, dat alles, wat tot redding van menschen levens in geval van nood kan dienen, zoo volmaakt in orde is als men het slechts kan verlangen, en dat de op varenden zich daarvan terdege over tuigen alvorens hun leven aan schip en zee toe te vertrouwen. Doch het blijkt nu, dat er op dit punt een ontstellende zorgeloosheid kan bestaan en dat op onverantwoor delijke wijze met menschenlevens wordt gespeeld. Hoe zit het eigenlijk met onze scheepvaartinspectie Rust op haar niet de taak, toezicht te houden op de reddingsmiddelen van onze uitvarende schepen, een toezicht, dat in dezen tijd van buitengewoon groot belang is Wat hier aan den dag is gekomen, lijkt onbestaanbaar en wij vertrouwen, dat met energie een onderzoek zal worden ingesteld naar de verantwoor delijkheden in dit geval en dat boven al krachtige maatregelen zullen wor den genomen om een herhaling van dezen schandelijken toestand te voor komen. Onze moedige zeelieden zijn toch reeds, helaas, aan allerlei vreeselijke ge varen bloot gesteld- Daartegenover mag niets worden verzuimd, dat kan strek ken om hun levens te redden. De berichten over beschieting, door Duitsche vliegtuigen, van verschillen de uitdrukkelijk als Nederland sche gekenmerkte visschersschepen, moeten hier te lande wel een verbit terde stemming teweeg brengen. Het zal moeilijk zijn, den neutralen Neder lander te overtuigen van dringende oor- logsnoodzaak in dergelijke gevallen. Te schrijnender is dit bestoken van onze treilers als men daartegenover stelt het feit, dat Nederlandsche vis schers op zee de inzittenden van een verongelukt Duitsch vliegtuig hebben gered. Een daad van menschelijk- heidMaar hoe onmenschelijk is daartegenover het hierboven gesigna leerde optreden tegen onze visschers Het is voor ons neutrale land een harde pil om te slikken. metende stoom- treiler „Vikingbank” behoort toe aan de Nationale Stoomvisscherij te IJmui den. De „I. J. Groen” meet 195 bruto ton en behoort toe aan de stoomvis scherij „Eendracht”. Bange «ogenblikken. De opvarenden van beide schepen hebben eenige bange «ogenblikken be leefd, toen zij in het Noorden van de Noordzee stoomden op één tot twee uur afstand van elkaar. De radiotele fonie had al het bericht gebracht, dat beide schepen door Duitsche vliegtui gen waren beschoten en het bleek thans, dat de „Vikingbank” ternau wernood den dans is ontsprongen. Des te pijnlijker is het te consta- teeren, dat degenen, die de verant woordelijkheid voor den staat, waarin de reddingsloep bij het ver trek uit IJmuiden verkeerde, dra gen, niet meer zorg aan dat détail hadden besteed. Het drinkwater in de sloep, aldus vertelden de man nen ons unaniem, was brak en zeker in geen vier maanden ver- verscht. Er was geen zeil, geen vuurpijl en geen compas. Bom-aanval op de „Viking bank”. Het was Donderdagmiddag half zes. De „Vikingbank” was stoomend naar Zuidelijker vis^hgronden, toen plotse ling vier of vijf Duitsche vliegtuigen naderden. Eén er van kwam recht op den trawler toe en begon zijn bommen naar de „Vikingbank” uit te werpen. De hevig opgeschrikte berr.’anning koos een goed heenkomen, want het was hun duidelijk, dat het vliegtuig hun boot in den grond wilde schieten, niettegenstaande op alle mogelijke plaatsen de bekende kenteekenen dui delijk waren aangebracht. Drie bom men explodeerden op eenigen afstand van het schip. Dat liep dus goed af. Maar de vierde bom kwam vlak bij het schip in zee terecht. De opvarenden dachten niet anders, dan dat hun schip was geraakt en er ontstond een groote paniek, welke wel te verklaren is. als men weet, dat de trawler ongeveer een meter omhoog werd gelicht. Toen men van den schrik was bekomen, bleek ook ditmaal de trawler niet te zijn geraakt. Tot aller groote gerust stelling werden de aanvallen niet her haald, vermoedelijk orrjdat het vlieg tuig al zijn bommen kwijt was. Maar geheel zonder gevolgen was deze aanval toch niet gebleven. Welis waar was geen der opvarenden getrof fen, maar het bleek, dat de ketel ont zet was, vermoedelijk als gevolg van den schok. Zoo spoedig mogelijk werd de thuis reis aanvaard, nadat per radio-telefoon melding van den aanval was gemaakt. op de Eindelijk kwam het oogenblik, dat de mannen ergens in Schotland aan wal konden worden gezet, en dat me dische zorg aan hen kon worden be steed. Deze zorgen zijn vele, en ge schiedde op de meest hartelijke en des kundige wijze. Wij zelf hebben er ons vandaag van op de hoogte kunnen stel len hoe de Schotten vol zorg zijn om deze mannen de wonden en het leed zoo spoedig mogelijk te doen vergeten. Ook van buitenaf blijkt deze harte lijkheid. Een 85-jarige dame, die van het gebeurde had gehoord, stuurde vandaag spontaan een groote kist si naasappelen. De bewijzen van genegen heid, die de mannen hier ondervin den, zijn waarlijk ontroerend. 4 - w

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1940 | | pagina 13